donderdag, mei 10, 2012

Onderweg: Lussac en Affodil

Met terugwerkende kracht. In de gietende regen rij ik van Poullaouen Bretagne naar Bellegarde-en-Diois Drôme.

Van de regen naar de zon? Dwars door Frankrijk, nu niet van Noord naar Zuid maar van West naar Oost: Lorient, Nantes, Cholet, Poitiers... dobberend langs, liefst de niet te betalen autowegen (pas de péage). Voorbij Poitiers, zoekend naar een stop- en overnachtingsplaats en dat wordt een parkeerplaats met platanen (France, hoe kan het anders) in Lussac-les-Châteaux....

's Morgens zon, wat rond kijkend ontdekt ik een groot meer waar ik nog mooier had kunnen overnachten. Lussac blijkt ook meer te bieden, archeologisch, natuur en ook met wolven heeft het een ver verleden. Maar ik, de vluchtige reiziger moet verder, vanavond wil ik in Bellegarde zijn; nog zowat 500 kilometer te gaan, en af en toe stoppen en rondsnuffelen in de berm wil ik zeker wel doen.
Een stevige plant, waar ik zelf niet voor moet rond snuffelen, staat in deze streek overdadig en prominent bloeiend overal in de wegbermen. Asphodelus albus noemt deze indrukwekkende plant, die je eerder op een Afrikaanse steppe verwacht, dan als onkruid langs Franse wegen.

En zelfs onze edelachtbare Dodoens had er al verhaal over. ‘Dit gewas wordt bij de Grieken Asphodelos genoemd, in het Latijn Asphodelus en daarvan komt de bedorven Nederduitse naam affodille, de Latijnen noemen het ook Albucum of Albucus en Hastula regia. De steel met de bloemen heet in het Grieks Anthericos. Plinius schrijft ook dat de steel die de bloem draagt Anthericus heet, maar dat de wortels, dat zijn de bollen of klisters, Asphodelus genoemd pleeg te zijn’.
Dodonaeus ‘De gewoonste soort die we voor de echte Asphodelus houden hebben we Asphodelus major of Asphodelus albus major genoemd, dat is grote affodillen of grote witte affodillen'.

Volgens Theophrastus kan de bol gegeten worden net als de zaden. Uit de bollen wordt een slijm gehaald dat als een lijm gebruikt wordt door de boekbinders en schoenmakers. De melige wortelknol was bij Pythagoras een geliefd voedsel, met kaasjeskruid en vijgen leverde ze een goede maaltijd. De zetmeelrijke wortels bracht een inwoner van Duitsland in de vorige eeuw op de gedachte om een paar ton in te voeren voor consumptie. Waarschijnlijk vanwege de smaak werd dit experiment een fiasco. Bij de Grieken en Romeinen was het gewas ook in gebruik als medische plant, tegen slangenbeten en bij vrouwenziektes.


http://ser.lussac.free.fr/lussac.html

Geen opmerkingen: