donderdag, juni 25, 2015

In de bergen: Lac de l'Eychauda en col des Grangettes

 Na 2 uur klimmen tegen een natuurlijk stuwmuur op, komen we bij Lac de l'Eychauda. Een bergmeer op 2500 meter hoogte tussen toppen van 3000 meter. Het is middag en dus is dit de ideale plaats om te picknikken, gewoon brood en kaas in ons veel-sterren restaurant. De achtster, ook een plantje heeft ons de weg gewezen. Smeltende sneeuwvelden aan de overkant voeden het meer. In Juni zijn de bergen op hun mooist, veel water, witte sneeuw, bruine rotsen en blauw van water en lucht. Romantisch, lieflijk om naar te kijken en te fotograferen maar ruig en vermoeiend om in te wandelen en in te leven.

We kunnen vandaag een toer (boucle) maken. Voorbij het meer kunnen we naar de col des Grangettes 2684 meter . Altijd weer spannend.......hoe is de andere kant van de kam? En deze keer ziet het er echt spannend uit. Ruwe, gespleten, gekartelde rotsen gebarsten tot grind en gruis. Het pad onzichtbaar, verborgen onder sneeuw en gruis. Dat we naar beneden moeten is het enig zekere, al is recht naar beneden nooit het juiste spoor. Tussen de rotsen zigzaggend afdalend, proberen we het pad op te sporen of markeringen te vinden. Plantjes zijn hier niet veel te vinden en daarbij heb ik al genoeg werk met mezelf. Soms moeten we afklimmen in plaats van afwandelen. En daarbij ben ik ook nog de gids en moet ik dus zorgen dat ook de anderen heelhuids beneden geraken.

Speuren, enkele meters aangetrapt gruis....is dat een menselijk of een dierlijk spoor?  Mensensporen kan ik volgen, gemzensporen niet. Hoe gems ik ook wil zijn, knikkende knieën en krakende gewrichten verraden mijn mens zijn en mijn ouderdom. Leef-tijd is het hier anders wel en genieten doen we des te meer als we rotsen en glijdend gruis achter ons laten en gras en bergplantjes aan onze voeten voelen. Bergnagelkruid, zonneroosjes, rozenkransjes, alpenvrouwenmantel, de klassiekers die ik al honderen keren gezien heb maar die mij gelukkig nog altijd in vervoering kunnen brengen. Geneeskrachtig ook, maar dat ze er gewoon zijn is gezond genoeg voor mij.

Over achtster / Dryas octopetala
De Duitse naam Silberwürz, zilverwortel en de oude Nederlandse naam zilverkruid verwijzen naar de kleur van het blad. In de noordelijke landen werd de plant naar de sneeuwhoenders genoemd, omdat die zich met het blad en de vrucht voeden.
Drys is een oude naam voor eik, het blad maar dan vele maatjes kleiner, heeft de typische vorm van het eikenblad. Het tweede deel van de naam octopetala en de Nederlandse naam Achtster, verwijst naar de acht bloemblaadjes.
In de tuin is Dryas octopetala goed te kweken. De plantjes vragen een zonnige en goed gedraineerde grond. De bloei kan soms uitbundig zijn, maar er kunnen ook jaren zijn dat er weinig bloemen verschijnen. Je kan daar weinig aan doen; het is vooral een kwestie van de juiste temperatuur en regen op het juiste moment. Ook in de natuur zie je van jaar tot jaar grote verschillen in bloei. Vermeerderen kan door zaaien, maar als je eenmaal een plant in de tuin hebt, kun je gewortelde uitlopers af nemen of je kunt de planten vermeerderen door ze te stekken.
Het is niet echt een bekende medicinale plant, maar de naam Thé suisse, verwijst wel naar zijn sporadisch gebruik als drank. Er zijn ook looistoffen en flavonoïden in het blad gevonden, zoals er ook in de Chinese thee zitten. En waarschijnlijk hebben ze daardoor ook een anti-oxidantwerking en bij het drinken van grotere hoeveelheden ook een stoppende werking.

On commence par stationner devant Chambran, un superbe petit hameau de montagne entièrement en pierres et bois, flanqué de sa petite chapelle. Démarrage sur la piste qui sort du hameau et court dans le Vallon de Chambran. Après les parcs à brebis et une cascade à gauche on commence à apercevoir le verrou de Coste du Laou derrière lequel nous trouverons le lac de l'Eychauda.
La piste se termine à la cabane pour laisser place à un sentier qui se met à monter plus franchement dansles rochers du haut du Vallon de Chambran.
Pendant la montée vers le lac un petit coup d'oeil en arrière nous fait découvrir au loin les communes de Pelvoux et Vallouise.En regardant vers le bas on peut voir le sentier en lacets que nous venons de parcourir depuis le fond du vallon.
Nous arrivons enfin au verrou de Coste du Laou pour découvrir le Lac de l'Eychauda (2514 m) dans son écrin rocheux fermé au nord par la Crête des Grangettes (2844 m).
Nous contournons le lac par la droite pour monter au Col des Grangettes (2684 m) verrouillé à l'est par le Roc de la Montagnolle.
La vue depuis le Col des Grangettes est un superbe spectacle : sous nos pieds le Lac de l'Eychauda prolongé par la vallée de Pelvoux,à droite (donc à l'ouest) le glacier de Séguret Foran sous la Pointe des Arcas (3479 m) et le Dôme de Monêtier (3404 m).

dinsdag, juni 23, 2015

In de Alpen. Zeldzaamheden op de Crêtes de Vars: edelweiss, berardia en génépi

Onze Alpenbende heeft iets met rood. Twee jaar geleden volgden we de rode bollen op het steile en deels door storm verwoeste pad naar Le Derochoir. Vorig jaar waren er de rode vlagjes naar Col deCoux (zie Herba 75). Ook vandaag wagen we ons weer aan rood, deze keer aan de rode wegaanduiding van de trial die hier vorige week doorging. Die markering komt overeen met de Tour de Crêtes de Vars maar in de tegengestelde richting. Onze gids belooft ons massa’s edelweiss Leontopodium alpinum en génépi, dus daar kunnen we niet nee tegen zeggen.

Op stap
De vertrekplaats ligt iets van onze berghut weg, dus moeten we eerst nog een eindje rijden met de
wagen. Dat moet langs smalle weggetjes met hier en daar brokstukken van de rotsen op en vernielde
wegmarkeringen langs de weg. Niet bepaald een geruststellende start van de dag … in de bergen
verplaats ik me liever met mijn twee voeten dan op vier wielen.
We rijden tot aan de parking van de refuge Basse Rua en moeten daarvoor zelfs door een
dierenafsluiting rijden. De horizontaal gespannen draad blijkt bij nader inzien een soort antenne die
dwars over de weg hangt en gaat gelukkig langzaam open als we die met de neus van onze auto raken.

Op het infobord kunnen we ons tochtverloop bekijken: Parking refuge Basse Rua – 1731 m, Col de la
Coulette – 2362 m, Crêtes de Vars 2600 m, Col de la Scie – 2376 m, Parking refuge Basse Rua – 1731
m. We kunnen steeds de rode tekens van de trial volgen en daarnaast geven ook gele bollen nog eens
het pad aan tot aan de Col de la Coulette.
De gids wijst ons de kam waar we normaal gezien binnen enkele uren op zullen wandelen. Dit lijkt
ons vóór de start ongeloofwaardig want die bevindt zich nog torenhoog boven ons. Zullen we daar
echt vandaag nog geraken? Uit mijn rugzak komt de fijne geur van vers brood als belofte voor de
middag. Tegen die tijd zijn we al een heel stuk dichter bij de kam … of dat zou toch zo moeten zijn.

De eerste flora van de dag
We starten in het bos waar de berendruif Arctostaphylos uva-ursi een frisse indruk en intro geeft op
een brede keiweg tussen veel groen van alpenweegbree Plantago alpina, bolrapunzel Phyteuma
orbiculare, ruige weegbree Plantago media, kranskartelblad Pedicualaris verticillata, esparcette
Onobrychis viciifolia en brilkruid Biscutella laevigata. Op het pad plots ook een strook
paardenbloemen Taraxacum officinale. Die troffen we deze week nog niet veel aan, ook zo voor de
absintalsem Artemisia absinthium, die we hier deze week voor het eerst zien.

Door het bos lopen is nu zeker wel een zaligheid want de zon laat haar van haar felste kant zien en
voelen. Het bos levert ons een rode eekhoorn Sciurus vulgaris op. Het diertje vlucht vliegensvlug tot
boven in een boom maar we hebben het schuwe diertje op zijn vluchtroute wel heel goed kunnen
volgen. Ook vliegen Muscidae - Brachycera vliegen vliegensvlug, maar dan wel rondom ons heen. Ze
zijn met velen maar hun aanwezigheid wordt door ons niet erg op prijs gesteld.
Als we de boomgrens voorbij zijn, valt de zon op ons hoofd en dat tijdens het klimmen. Maar als we
even later halt houden in de schaduw om wat uit te blazen, krijg ik het al snel koud en moet een fleece
redding brengen. Nauwelijks te geloven dat het verschil in temperatuursgevoel in zo’n korte
tijdsspanne zo groot kan zijn. Pauze betekent ook altijd wat tijd om de flora in de nabije omgeving
nauwkeuriger te verkennen. Zo vinden we een soort kleine valeriaan Valeriana, steenbreek spec.
Saxifraga spec., zoals de altijdgroene steenbreek Saxifraga paniculata, en een piepklein walstrootje
Galium.

We klimmen verder naar de pas, die blijkbaar geen naam heeft maar wel een bijzonder mooi panorama
biedt. In dat panorama ligt aan de horizon de Col de Coulette op ons te wachten. We stappen er in
haarspeldbochten door de alpenweide heen. Bij de tweede bocht ontdekken we de eerste edelweissjes.
Ze staan hier eigenlijk niet echt in hun biotoop maar daar malen we niet om. Ze zijn prachtig met hun
witfluwelen bloemblaadjes. Bij deze is de gids al één van zijn beloftes nagekomen. Op naar de
volgende zeldzame plant.
De klim naar de col is lang en geleidelijk. Telkens we een bocht nemen, zien we meer blauwe lucht en
minder groen. We naderen de horizon langs paden omzoomd met achtster Dryas octopale,
kogelbloemen Globularia, Polygonum viviparum, rozenkransjes Antenaria dioica en één vanilleorchis
Nigritella. Verder is de weide wellicht ondermijnd door marmottengangen want overal zijn nestgaten
te zien.

Even pauzeren, dan weer doorbijten
Hier in de weide zijn er heel wat minder vliegen maar ze geven niet op. Eénmaal de col bereikt zijn ze
weer even massaal aanwezig, net als een groep joelende kinderen op bergvakantie. We bekijken even
hun spel maar zoeken dan toch een plaatsje aan de andere kant van de col voor de middagpauze. Het is
er rustiger en vooral ook warmer want hier is minder wind. Nu kan ik na de geur, ook genieten van de
smaak van het meergranenbroodje uit mijn rugzak. Na de picknick blijven we lang genieten van de
omgeving.
Als we onze tocht verder zetten en beginnen aan de klim naar de kam, komt plots een heel felle wind
opzetten. We moeten onze petten goed over onze oren trekken en krijgen het nauwelijks warm ook al
is het stevig klimmen. Op een eerste plateau zien we de bladeren van de kortstelige wegdistel Berardia
subacaulis, nog zo’n zeldzaamheid in de bergen. Na wat speurwerk vinden we ook een exemplaar in
bloei. Deze laaggroeiende plant uit de distelfamilie heeft sterk behaarde grijsgroene bladeren en een
gele bloem. Het is pas de tweede keer ooit dat ik die plant zie. De eerste keer dateert nog uit het
analoge fototijdperk, toch al even geleden. Ondanks de vrij penibele omstandigheden - zeer steile
groeiplaats én de fameuze rukwind - proberen we de Berardia toch op de digitale plaat vast te leggen.

We wandelen verder in een zeer ruig landschap, op rotsige, smalle paden tussen enorme stenen
blokken die door erosie allerlei vormen aangenomen hebben. Met wat fantasie kunnen we er wel wat
figuren of beelden in zien en lijkt het wel of we door een openluchtmuseum wandelen. We moeten
echter alle aandacht bij het pad houden want het is vrij belangrijk dat we onze voeten precies op de
juiste plaats kunnen neerzetten, hindernissen kunnen overbruggen en niet al te dicht bij de rotsrand
lopen. Na dit moeilijke stuk is het even wachten tot we weer allemaal samen zijn. Hierboven is het
meer dan genieten van het zalige landschap en de opvallende stilte. Als ik wat op adem ben gekomen,
is het weer tijd om de directe omgeving af te speuren. Een bergvenkel Meum athamanticum ruikt naar
kervel Anthriscus en een vale gier Gyps fulvus zweeft langzaam over de kam heen. Een perfect plaatje.

De finish in zicht
Nu we echt op de kam zijn, loopt het wat gemakkelijker. We blijven nog een beetje in de linkerflank
van de berg lopen maar af en toe krijgen we rechts een opening in de rotsen waardoor we de refuge en
de parking onder ons zien. Deze morgen stonden we daar beneden nog vol ongeloof naar deze hoogte
te kijken ... . Nu voelen we ons stiekem een beetje trots dat het ons gelukt is om het onwaarschijnlijke
van deze morgen toch te bereiken. ‘Le moment suprême’ komt echter als de génépi zich laat zien. In
de kloven staat hij heerlijk geel te pronken in de zon. Het is de gletsjergénépi Artemisia glacialis met
zijn gele bolletjes als bloeiwijze. Deze soort is niet zo aromatisch als de zwarte alsem Artemisia génépi
die we enkele dagen geleden zagen maar dat kan de pret niet bederven. De plantenliefhebbers onder
ons zijn weer in de zevende hemel.
Naast de onooglijk kleine plantjes zijn er nog steeds de enorme rotskunstwerken. De erosie speelt met
harde en zachte steen en weer kan de fantasie aan het werk.
De kam is zeer afwisselend, rechts eerder ruw en stenig, links neigt die al naar alpenweide en dus
groener. Dat maakt dat er langs beide zijden een verschillende flora is, rechts nog wat verloren
viooltjes Viola spec., links gaat de groene weide zelfs over in bosstrookjes. We horen de nog steeds
felle wind door de bomen fluiten en de geur van hars die daarbij vrijkomt, doet ons goed. Zonder dat
we er erg in hebben, komen we zo op Col de Scie. Er staat een mast met zonnepanelen, wellicht voor
de trial van vorige week. Hier begint onze afdaling best aangenaam met lange haarspeldbochten op
een zacht bospad en in een tapijt van dennennaalden. Een bospad met weinig onderbegroeiing dat
zorgt voor wat rust in het herboristenhoofd.

Na het bos is de achtster Dryas octopetala aanvankelijk weer volop aanwezig maar langzamerhand
neemt de diversiteit aan planten in de alpenweide weer toe met alle kleuren die we ons kunnen
voorstellen. De warme zon zorgt voor heerlijke geuren als we bloemenveldjes passeren. Hierboven
staat de Turkse lelie Lilium martagon nog in knop. De wilde akelei Aquilegia vulgaris is op
verschillende plaatsen te bewonderen. Toch knap hoe die bloem opgebouwd is. Ze ziet er telkens
anders uit, afhankelijk van welke kant je ze bekijkt. Ook de donkere akelei Aquilegia atrata, een
witgekleurde bosooievaarsbek Geranium sylvaticum en gele gentianen Gentiana lutea langs de rand
laten zich zien. Tijdens het afdalen, blijven we hopen op een bloeiende Turkse lelie maar we bereiken
de parking zonder dat deze hoop ingelost wordt.
Met de frisse herinneringen aan de Berardia, edelweiss en génépi, komen we veilig en wel weer bij de
auto’s aan.

donderdag, juni 18, 2015

Rozenblaadjeshoning

Rozenblaadjes hebben we allemaal al wel eens geroken, maar heb je ze al ooit gegeten? Stevige rozenblaadjes vooral van de rimpelroos getrokken in honing, zijn goed te eten als zoet, aromatisch broodbeleg, in muesli, in allerlei nagerechten of als geur- en smaakstof in koek of cake.

Rose Petal Honey 
Rosa rugosa / Rimpelroos bij Domaine du Bonsoy
What you’ll need… a small jar enough rose petals to fill the jar gently honey to fill the jar. Once your rose petals have been cleared of any insects, place them into your jar. Put in enough roses that you gently fill the jar but they aren’t completely crammed in there. (Unless they are dusty there is no need to wash the rose petals. In fact your honey will be stronger in flavor if you don’t rinse them.) Next fill the jar with honey.
 I like to gently warm the honey to make sure it has a syrup-like consistency. Being slightly warmed and more fluid helps it to better infuse the petals.  I often add the honey in two steps. First I fill the rose petal jar with honey and stir it well to release air bubbles. Then I add more honey to fill the jar again. I recommend waiting at least three days before you eat the honey. The honey will pull out the moisture from the roses, infusing it with their perfumed flavor. There is no need to strain the petals and we keep our rose petal honey on the counter. If you live in a warmer climate you may want to keep it in the fridge. This honey will keep for a long time.

Rozengelei of siroop
Een zeer eenvoudige rozensiroop kun je maken door een laagje bloemblaadjes van de rimpelroos om en om de bestrooien met suiker, ongeveer 1 week in een glazen bokaal op kamertemperatuur te laten trekken en dan uit te zeven. Je krijgt dan een zeer aromatische, wel nogal vloeibare siroop, die een licht ontsmettende en samentrekkende werking heeft en dus tegen keelpijn en heesheid werkzaam is. Maar natuurlijk kan hij ook als lekkernij op pannenkoeken of in nagerechten gebruikt worden.

Over rozen en rimpelroos Rosa rugosa
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rosa-canina
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/39984-rosa-is-een-roos.html


woensdag, juni 10, 2015

Prostaatverzachtende wilgenroosjes

Al enkele weken aan het wachten op de eerste bloeiende basterdwederikken of te wel kleinbloemige wilgenroosjes. Vandaag in de toontuinen van Hoegaarden de eerste bloeienden gezien en geoogst. En dus kunnen we opnieuw tinctuur en extract maken om gezwollen prostaatklieren te verzachten.


Epilobium hirsutum
Epilobium parviflorum Schreber  Small Flowered Willow Herb. Recent biological testing by Ducrey and Hartmann proved that the tannins Oenothein A and Oenothein B are extremely potent inhibitors of 5-a-reductase ( which metabolises testosterone into dihydrotestosterone ) and aromatase ( which converts testosterone into 17-B-estradiol ).In the case of Aromatase Oenothein A showed an inhibition of 70 % at 50 uM during in vitro testing. Against 5-a-reductase Oenothein A had a 50 % reduction at only 1.24 uM and Oenothein B a 50 % reduction at 0.44 uM. Finasteride shows the same result at 5 nM. This leads to the conclusion that Oenothein B is a potent 5-a-reductase inhibitor

 A German research study confirmed that epilobium contains the active beta-sistosterol, a plant hormone that is the active component in Saw Palmetto - a known and proven 5-AR inhibitor.

 But why is the Aromatase inhibiting function of Oenothein B so important? The inhibition of DHT increases the conversion of Testosterone into Estrogen with the help of Aromatase. . A decrease in DHT allows free testosterone to be converted to Estrogen because the DHT has been shut off. A 90 % block of DHT increases the free Testosterone by up to 30 %. Estrogen in men itself inhibits the production of gonadotropin-releasing hormone (GnRH), luteinizing hormone (LH) and follicle-stimulating hormone (FSH). As estrogen increases and testosterone decreases many men become prone to gynocomastia, increased body fat and body hair and much lower sex drive. The only way to avoid this is taking an aromatase inhibiter. Oenothein B does provide you with the best of both worlds. A very effective 5-AR and Aromatase inhibition in one product without any side effects.

 Aan Maria Treben komt de eer toe, ons bewust gemaakt te hebben van deze Epilobiumsoorten. Planten die lange tijd totaal in de vergetelheid geraakt waren. De basterdwederik soms ook kleinbloemig wilgenroosje genoemd telt wel een tiental verschillende soorten. Het onderscheid tussen deze soorten is moeilijk te maken en er zijn aanwijzingen, dat de kleinbloemige Epilobiumsoorten zoals Epilobium parviflorum, Epilobium montanum, Epilobium roseum en Epilobium palustre, medisch gezien het meest werkzaam zijn. Ondertussen blijken ook alle andere Epilobium en Chamaenerionsoorten werkzaam te zijn. Sinds het grote succes van de boeken van Treben werden de kruiden in vele gevallen puur empirisch gebruikt, hetgeen interessante successen heeft opgeleverd.
Ondertussen zijn er verschillende klinische onderzoeken gepubliceerd, die bevestigen dat Epilobium-thee of het in capsules geleverde totale extract van de plant, daadwerkelijk een werkzaam en beslist onschadelijk middel is, met een breed werkingsspectrum voor prostaatadenoom en ziekten, die eruit voortkomen.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epilobium-basterdwederik





dinsdag, juni 09, 2015

Een mooie tuin met heermoes

Herboristjes in spé. Afsluiting van het eerste jaar in de mooie, volle tuin van Yves. Een Bacchusprieeltje met klimmende wijndruiven en geelbladige hop: bier en wijn broederlijk verenigd, een forsbloeiende Russische rabarber, pioenrozen, santolina met olijfgeur, waterdrieblad...... Een hellingtuin vol met een overvloed van stevige struiken en toch hadden de herboristen nog het meeste belangstelling voor een braakliggend stukje tuin overwoekerd met 'mooie' heermoes. Er werd ijverig geoogst en de eigenaar zag dat het goed was. Heermoes Equisetum arvensis vervelend voor de grond maar gezond voor onze gewrichten en voor de hele verpakking van ons lichaam. Morgen dus tinctuur maken, drogen en tot poeder vermalen, met honing mengen of verwerken met wat zout en andere kruiden om soep, rijst en ander voedsel te aromatiseren.

Heermoes, akkerpaardenstaart, Equisetum arvense
Dioscorides maakte reeds melding van heermoes als wondhelend, bloedstelpend en urinedrijvend middel. Galenus deed in de 2de eeuw voor Christus de uitspraak dat heermoes: 'pezen kan helen, zelfs als ze doormidden zijn gesneden'. In de middeleeuwen lijkt het gebruik weg te deemsteren, Hildegard von Bingen bevond het kruid onbruikbaar voor medische doeleinden. Culpeper beschrijft in de 17de eeuw de paardenstaart als middel tegen uit- en inwendige bloedingen, als heler van verse wonden en hulpmiddel bij huidproblemen. Kneipp, de grondlegger van de hydrothérapie, herontdekte de plant als veelzijdig geneeskruid, te gebruiken in zitbaden en als warme omslagen.

De plant Hippuris zou adstringerend werken, haar sap bloedvloeiingen van de baarmoeder stillen. Met wijn gedronken verdrijft ze de plas, eigenschappen die het volksmedicijn nog aan Equisetum toeschrijft. Daartegen is er niets meer te vinden van het gebruik als hoest- en wondmiddel wat Dioscorides van Hippuris opgeeft. Overigens gebruikt hij ook een hetera hippuris, een andere hippuris die ook als een Equisetum herkend is. Plinius noemt die door de Grieken genoemde plant equisaetum of paardenhaar. In een nieuwe aarden pot gekookt verteert (extinguit) het de milt van de hardlopers, haar kracht om bloed te stellen is zo groot dat het genoeg is om haar in de hand te houden. Wat hij verder over het gewas zegt komt niet overeen met de vermeldingen van Dioscorides.

Opvallend is dat ook Marcellus Empiricus de herba hippuris als middel voor miltziektes noemt.
In de 12de eeuw wordt het cauda equi genoemd door Albertus Magnus. Zijn bron schijnt het ‘Kanon’ van de Arabische arts Avicenna te zijn. Hij vermeldt ook de bloedstelpende eigenschappen.
H. Bock beschrijft vooral de kleine, klein Schaffthew of Katssenschwentz en beschrijft er twee vormen van, de steriele en bloeiende. Ook het gebruik om te poetsen was in zijn tijd gebruikelijk en verder zijn bloedstelpende eigenschappen. In latere tijden is ze dus vooral bij Kneipp bekend geworden. Die roemt haar bij plasmogelijkheden als enig en onvervangbaar, bij bloedingen verhaalt hij wat Dioscorides een 2000 jaar al zei. In de Pfalz werd het bij vingerzeer, panaritium, gebruikt.

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/92520-heermoes-veelzijdig-geneeskrachtig.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/equisetum-arvense-heermoes

vrijdag, juni 05, 2015

Kamille levensverlengend?

Echte kamille bloeit langs wegen en velden. Bloemen plukken brengt me helemaal terug naar mijn jeugd. Naar de korenvelden, naar het Moriske van 60 jaar geleden. De geur van gisteren. 
Wie had ooit gedacht dat het vervelend onkruid van toen, een levensverlengende werking zou kunnen hebben.
Dat moet blijken uit de epidemiologische studie van Bret Howrey University of Texas. Howrey bestudeerde Mexicaanse Amerikanen, en ontdekte dat in ieder geval onder Mexicaanse vrouwen het gebruik van kamillethee een forse levensverlengende werking lijkt te hebben.

In kamille, wetenschappelijke namen: Matricaria chamomilla en Matricaria recutita zitten onder meer terpenoiden zoals alpha-bisabolol, maar ook apigenin-analogen en azulenes. Die mix van stoffen heeft een rustgevende werking, waardoor je beter kunt slapen. Bovendien gaan mensen die kamillethee drinken minder tobben en piekeren, [J Clin Psychopharmacol. 2009 Aug;29(4):378-82.] en verzacht kamille depressies. [Altern Ther Health Med. 2012 Sep-Oct;18(5):44-9.]
Tegelijkertijd hebben de bestanddelen van kamille in cel- en dierstudies ook een gezondheidsbevorderende werking. Alpha-bisabolol en de apigenin-analogen in kamille remmen bijvoorbeeld kankercellen. [Biochem Biophys Res Commun. 2004 Mar 12;315(3):589-94.] [Mol Cell Pharmacol. 2009 Jan 1;1(3):138.]
In een uitstekende overzichtsstudie noemde de voedingswetenschapper Janmejai Srivastava kamille "a herbal medicine of the past with bright future". [Mol Med Rep. 2010 Nov 1;3(6):895-901.]

Studie
In zijn onderzoek analyseerde Bret Howrey de gegevens van 1677 Mexicaanse 65-plussers, die allemaal woonden in Zuidelijke staten van de VS. Van hen dronk 14 procent wel eens kamillethee. De gegevens waren verzameld in de periode 2000-2007.

Resultaten
De sterftekans van de Mexicanen die kamillethee dronken was 29 procent lager dan die van de groep als geheel, ontdekte Howry. Onder de vrouwen verminderde het drinken van kamillethee de sterftekans met 33 procent, onder de mannen was het effect van kamille niet statistisch significant. Dat zou wel eens kunnen komen omdat de mannen beduidend minder kamillethee dronken dan de vrouwen, vermoedt Howrey.
"The question soliciting information on chamomile use asked about any use in the last 12 months but did not specifically request information regarding duration of use or frequency", schrijft de onderzoeker. "Thus, it is plausible that even if men reported use of chamomile they may have used it sporadically or at lower doses than women."

Conclusie
"Chamomile use among Mexican Americans was associated with a reduction in all-cause mortality", concludeert Howrey. "The exact pathway for a reduction in mortality is unknown and represents an important area for future research. Studies with improved granularity in the measure of chamomile use in dosage and duration will lead to a better understanding of the role of chamomile in reduced mortality."
Bron:Gerontologist. 2015 Apr 29. pii: gnv051.

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/60342-kamille-recepten-van-vroeger.html
http://dier-en-natuur.infonu.nl/natuur/74002-kamille-botanisch-en-farmacologisch-bekeken.html

Genitaliëngeur?

Soms hebben heel gewone struiken of bomen zo hun geheime kantjes. Oude gebruiken, medicinale toepassingen, magische krachten of vreemde geuren. De Viburnums zijn zo'n plantengeslacht die, als brave sierstruiken onze tuinen bevolken, maar waarvan de bloemen heel verschillende, intrigerende geuren verspreiden. Geuren met een geschiedenis.
Er zijn soorten met een zwaar zoete, tropische geur, anderen verspreiden een vluchtig fris, bijna citroenachtig aroma en verder zijn er ook Viburnums die ons neusorgaan met een stinkende zwavelgeur teisteren.

Nog merkwaardiger was mijn ontdekking dat sommige van die geuren, van zoet tot zuur, in verband gebracht werden met de geur van de genitaliën. En dan ook genitaliënbloem genoemd werden. Bloemen die een vaginale geur verspreiden en dan ook nog bij menstruatieklachten gebruikt worden. Is dat geen ouderwetse signatuurleer!

In de randen van bossen, maar ook in zelfstandige struwelen en hagen vind je nu de  bloeiende Gelderse roos, Viburnum opulus, zijn platte bloeiwijzen bestaan uit twee typen witte bloemen. De bloeiwijzen zijn tuilen. De grote bloemen aan de buitenrand zijn geslachtsloos en dienen om  hele bloeiwijze meer aantrekkelijk te maken voor bestuivers. Mijn moment om net zoals vliegjes even te snuffelen aan de grote steriele en aan de zeer kleine fertiele bloemen. De grote bloemen zijn geurloos alleen de kleine lijken een subtiele zoetzure geur te verspreiden, maar om daar vaginale geur in te herkennen moet een mens wel veel fantasie hebben. Of moeten de bloemen ouder zijn? Of verwelkt zijn?

In een klassiek boek over seksuele voorlichting uit 1929, Het volkomen huwelijk van Dr. Th. van de Velde, het standaard voorlichtingsboek uit die tijd. Het enige boek ook dat mijn ouders bezaten en dat ik als kind zowat 60 jaar geleden ontdekte in de linnenkast, diep verborgen onder een stapel dekens. In dat zedige boek schrijft Van de Velde over het clitoraal smegma, een zachte vetmassa, die door de daar aanwezige smeerklieren wordt bereid. Hij beschrijft de geur die van aangenaam naar zeer onaangenaam kan overgaan. En... vergelijkt de geur met viburnumbloesem in zijn tuin. 'Zijne pas ontloken bloesems hebben een reuk, die aan dien van vrouwelijke genitalia herinnert. Het valt mij telkens op dat mannen met blijkbare voorliefde aan deze bloesem ruiken....’. En hij schrijft er bij dat zelf zeer onervaren mannen, het graag ruiken.Worden deze bloesems ouder, zegt hij, dan verandert hun reuk meer en meer, om ten slotte het zeer onaangename ranzig-scherp-zoutige kenmerk aan te nemen, dat ons gynaecologen maar al te zeer bekend is.

Ja, planten en wat mensen, herboristen of anderen er van maken, blijft me verbazen.

http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/58256-viburnum-met-vaginale-geur.html

Recept:
In de fytotherapie wordt voornamelijk de schors gebruikt in de vorm van tinctuur als krampwerend en pijnstillend middel bij menstruatieklachten. Tinctuur Viburnum opulus: verse geschilde schors 50 gram 3 tot 6 weken laten trekken in 250cc ethanol van 60°. Uitzeven, in bruine flesjes en donker bewaren. Dosering 3 maal daags 10 tot 20 druppels als pijnstillend middel gebruiken, niet langer dan enkele dagen.