woensdag, juli 04, 2018

Herinnering aan Bellegarde


'ons' huis
Vitex voor het huis
Tijdens onze kruidenstage in de Franse Drôme bezoeken we ook nog eens het dorp Bellegarde. 
De plaats waar we verschillende jaren gewoond hebben.

Het huis en 'mijn' planten zijn er nog steeds. De monnikenpeper voor het huis groeit er goed in de warmte van de asfalt. Deze mythische plant trekt zich blijkbaar niks aan van uitlaatgassen en motorenherrie. Herinnering is hier alom aanwezig. We wandelen achter het huis de trap op naar de schamele resten van het oude dorp. Bloeiende bezembrem en bosjes wilde tijm geuren ons tegemoet. Boven zijn de resten van een lang geleden aangelegd labyrint nog net zichtbaar. We wandelen over de kam met zicht op de oude kruidentuin, plukken bloeiende wilde lavendel en via een geitenpad komen we in het gehucht Le Passol uit. De oude populieren met de hun geur van wierook heb ik hier leren waarderen. Terug in Bellegarde dalen we af in de verwildering van de kruidentuin. Veel planten zijn verdwenen maar de oude getrouwen alant, alsem, bonenkruid en muskaatsalie houden meer dan stand. We dompelen ons onder in de geur van heimwee, plukken wild om ons heen alsof we de hele tuin mee willen dragen en verlaten volgeladen van geur en geestkracht ons oude dorp. Het ga je goed Belle Garde.

In het oude dorp van Bellegarde

Over het oude gebruik van de monikkenpeper / Vitex agnus-castus

Het cultische gebruik van Vitex was in de antieke oudheid wijdverbreid. Zo bericht Pausanias" in de 2de eeuw over een aan Asklepios, de Griekse god van de geneeskunst, gewijde tempel waarin zich als zinnebeeld van de geneeskracht van de struik, een uit vitexhout vervaardigd godenbeeld bevond. Maar ook de medische toepassing ging met magische voorstellingen gepaard. Zo schrijft Dioscorides dat de takken, als men ze in de hand houdt, een bescherming vormen tegen aanvallen door wolven. Homerus noemt de struik lugos, wilgenteen en beschouwde hem eveneens als onheil bezwerend en als kuisheidssymbool. Volgens de Griekse mythologie werd de godin Hera onder een Agnus castusstruik geboren. Hera werd door het volk als 'hoedster van het huwelijk' vereerd.
De Vestaalse Maagden in Rome droegen twijgen van Vitex als kuisheidssymbool. De omstreeks 330 in Pergamum geboren Oribasius, de latere arts en vriend van keizer Julianus Apostata, voert in zijn omvangrijke werk Sunagogai iatrichai - Verzamelingen met een medische inhoud  "Agnifoliae semen" op onder de "officinale middelen".

Kuislam.
In de elfde eeuw ontwikkelde zich aan de hand van de Latijnse naam Agnus castus de Duitse benaming Keuschlamm (kuislam), die voor het eerst wordt aangetroffen bij Albertus Magnus. In de eerste Duitstalige Naturgeschichte van Konrad von Megenberg (14de eeuw), wordt de plant Kauschlamp genoemd. Andere volksnamen zijn: Keuschstrauch, kuischboom of kuisheidsplant in het Nederlands en chastetree in het Engels. De in de antieke oudheid heersende opvatting die tot uitdrukking kwam in het feest ter ere van Demeter werd door het christendom overgenomen. Zo werd bij de inkleding van novices de weg naar het klooster met bloemen van Agnus castus bestrooid, een gebruik dat thans nog in enkele streken van Italië in zwang schijnt te zijn. De naar peper geurende en smakende vruchten werden in Zuid-Europa als specerij gebruikt.

Monniken peper
Deze naam is een, op het eerste zicht contradictorische combinatie. Een peper voor de monniken, is dat niet stimulerend? Het wordt begrijpelijk als je de peperachtige smaak van de rijpe vruchten ervaart. De benamingen mönchspfeffer, mönchssamen en pfefferbaum wijzen duidelijk op het gebruik van de peperachtige vruchten in de kloosterkeuken. De in de vorige eeuw hier en daar gebruikelijke naam gewürzmülle slaat niet alleen op de kruidige zaden, maar ook op de witviltige takken en onderkant van de bladeren, die eruitzien alsof ze met meel  (mulle) bestoven zijn. De bladeren hebben eveneens een scherpe smaak en werden af en toe in plaats van hop bij het brouwen gebruikt.

Geen opmerkingen: