Posts tonen met het label Opleiding. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Opleiding. Alle posts tonen

zondag, maart 14, 2021

Herboristenweekend bij Bonsoy. Over valeriaan.

Tijdens onze kruiden-tweedaagse bij Bonsoy vonden we ook vrij veel valeriaanplanten. Niet verwonderlijk, in vochtige, voedselrijke grond voelt de echte valeriaan zich goed thuis. In deze periode van het jaar beginnen de eerste blaadjes van de planten bovengronds te komen en worden ze ook voor ons zichtbaar. Al blijft het toch wel snuffelen op de grond om die jonge blaadjes te detecteren. Moeilijk maar ook wel boeiend. Een spoorzoeken dat veel voldoening geeft. 

Deze Valeriana officinalis behoort zonder meer tot de top twintig van de geneeskrachtige plant. Ook dat officinalis, zeg maar een officiële plant die in de officine, de apotheek gebruikt wordt, verwijst al naar de waarde van dit kruid. Niet verwonderlijk dus dat ook chemici en farmacologen regelmatig in de wortel gepeuterd hebben.

Als stamplant van de valeriaan, die als geneeskruid wordt gebruikt volgens de verschillende artsenijboeken, geldt Valeriana officinalis L. De plant behoort tot de familie der Valerianaceae, waarvan er wereldwijd zowat 400 soorten bestaan, verdeeld over 15 geslachten. Bekende andere familieleden zijn Centranthus ruber, ook wel rode valeriaan genoemd, een bekende sierplant in tuinen en Valerianella olitoria of veldsla, dat als groente wordt gegeten.
De Valeriana officinalis volgens Linnaeus is een zeer complexe verzamelsoort, die binnen de soort een groot aantal ondersoorten en variëteiten herbergt, die, hoewel ze morfologisch, geografisch en in chromosomenaantal duidelijk kunnen verschillen, vaak uiterst moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Volgens sommige systematici dient een aantal ervan als afzonderlijke soorten te worden beschouwd. In Nederland en België komt voornamelijk een octoploïde vorm voor (2n = 56).

Groeiplaats van Valeriaan

Valeriana officinalis is een overblijvende plant die oorspronkelijk afkomstig is uit Noord Rusland en zich van daaruit verspreid heeft over geheel Midden en West-Europa, Klein Azië, Siberië en Japan. De plant behoort ook tot de Indische plantenwereld en is ingevoerd in Zuid Afrika en Noord Amerika. Hij groeit zowel op droge als op vochtige bodem, in moerassen en op bergen. De enorme verspreiding moet wellicht worden toegeschreven aan het lichte pluizige zaad, dat gemakkelijk door de wind wordt meegenomen. Hoewel de valeriaan tenslotte overal groeit, geeft ze toch de voorkeur aan vochtige moerassige grond.

Teelt en oogst van valeriaan

snuffelen naar kleine plantjes langs de Maas
De plant wordt zowel in het wild verzameld als gekweekt. De valeriaan die hedendaags in de handel wordt gebracht is voornamelijk geteeld. Overal waar valeriaan als geneeskruid toepassing vindt, wordt gebruik gemaakt van de wortel: Valerianae radix. Deze valeriaanwortel bestaat uit een wortelstok, de eigenlijke wortels en de uitlopers. De wortelstok of de stengelvoet is het belangrijkste deel. In het 2e jaar groeit daar ook de bloeistengel uit.
De oogsttijd is voornamelijk september en oktober, hoewel er ook kwekers zijn die het hele jaar door oogsten afhankelijk van de vraag naar het geneeskruid.
Tijdens en na het drogen verandert de kleur van de wortel van wit tot donkerbruin, waarbij dan tevens de bekende voor valeriaan zo specifieke onaangename geur ontstaat. Naarmate sneller wordt gedroogd (bv. via vriesdrogen) blijft de wortel lichter van kleur. Vroeger meende men dat de donkerste wortel ook de meest geneeskrachtige was (Van Dorssen, 1935).

Valeriaanzuren

Omdat de sterke, vreemde geur van Valeriaan nogal opvallend is, zeker als hij gedroogd is, heeft men de werking vooral willen toeschrijven aan de geurstoffen, de vluchtige olie. Daarom hebben wetenschappers in hun zoektocht naar stoffen met een kalmerende werking veel analyses gedaan op de olie van de plant. De stoffen die werden gevonden, zoals isovaleriaanzure bornylesters, valereenzuur en valeranon hadden wel degelijk een sedatieve en spasmolytische werking bij kikkers en konijnen, alleen waren er maar minimale hoeveelheden hiervan in de plant aanwezig.

Valepotriaten
Naast vluchtige oliestoffen komen er ook kleine hoeveelheden alkaloïden voor, zoals methylpyrrylketon en valerianine, die sedatief zijn. Interessant is ook dat een ander alkaloïde actinidine, geen kalmerende maar juist een opwindende werking heeft... op katten. Al heel lang is bekend dat katachtigen opgewonden geraken al ze Valeriaan reuken.
In de jaren zestig van de vorige eeuw werden door Schultz en medewerkers nieuwe kalmerende stoffen gevonden in Valeriana wallichii, een valeriaansoort uit de Himalaya en in Centranthus ruber, de rode valeriaan, die bij ons als sierplant verkocht word, maar die ook verwilderd op muurtjes groeit. Deze nieuwe verbindingen noemden zij valepotriaten, afgeleid van valeriana-epoxy-tri-esters. Het zijn nogal instabiele verbindingen, die onder invloed van warmte, zuren en alcali gemakkelijk kunnen afbreken, wat mogelijk de reden is dat ze zo laat ontdekt werden. Deze verschillende verbindingen hebben natuurlijk ook allemaal en eigen naam gekregen, waarvan de belangrijksten valtraat, didrovaltraat en isovaltraat zijn.
Interessant is ook dat bij het gebruik van die geïsoleerde verbindingen een hoge dosering niet méér kalmerende werking gaf, maar soms zelfs een verminderde werking.

Samengevat

Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de werking van valeriaan niet terug te brengen is tot één stofje maar dat waarschijnlijk een complex van bestanddelen en zelfs de geur de werking bepalen. Om al de stoffen nog eens op te sommen:
  • valepotriaten hebben een duidelijk sederende activiteit
  • etherische olie lijkt minder actief, maar kunnen toch mede de werking richten, mogelijk ook door het ruiken zelf.
  • afbraakstoffen van de valepotriaten vertonen soms ook een sedatieve werking, dus als er geen valepotriaten aanwezig zijn in tinctuur of thee kunnen ook die stoffen de werking mede veroorzaken.
Ouder wetenschappelijk onderzoek
  • Bounthanh, C., C. Bergmann, J.P. Beek, M. Haag-Berrurier en R. Anton (1981)Planta Med. 41, 21-28
  • Van Dorssen, Chr. J, (1935) Radix Valerianae, Dissertatie, Utrecht
  • Von Eickstedt, K.W. en S. Rahman (1969) Arzneim.-Forsch. 19, 316-3-19
  • Hegnauer, R. (1966) Pharm. Acta Helv. 41, 577-587
  • Hegnauer, R. (1973) Chemotaxonomie der Pflanzen, Band VI, Birkhauser Verlag, Bazel-Stuttgart, blz. 638-657
  • Van Meer, J.H. en R.P. Labadie (1980) in: Plantaardige geneesmiddelen in de gezondheidszorg, (Labadie, R.P. Editor) Bohn, Scheltema en Holkema,Utrecht, blz. 156-163
  • Meijers, T. (1957) Een onderzoek van het Linneon Valeriana officinalis L. in Nederland, Dissertatie, Leiden
  • Schultz, O.E. en K. Eckstein (1962) Arzneim.-Forsch. 12, 12-15, ibid.12,1005-1012
  • Stoll, A., E. Seebeck en D. Stauffacher (1957) Helv. Chim. Acta 46, 1205
  • Thies, P.W. en S. Funke (1966) Tetrahedron Lett. 11, 1155-1170
  • Thies, P.W. (1971) in: Pharmacognosy and Phytochemistry (Wagner, H. en L. Hörhammer, Eds) Springer Verlag, Berlijn, Heidelberg, New York blz.41-63
  • Wagner, H. en K. Jurcic (1979) Planta Med. 37, 84-86
  • Wagner, H., K. Jurcic en R. Schaette (1980) Planta Med.38, 358-365

maandag, maart 08, 2010

Herboristen Opleiding in de Ardennen

Het tweede weekend van de opleiding in Natoye is net voorbij. Lekker koud was het wel, dus konden we ook gezellig samen rond de houtkachel kruipen. Het was de bedoeling dat we ook wat knoppen zouden plukken om gemmo-middelen te maken. Dat is ook gelukt al waren de knoppen, door de koude winter en het koude weekend, nog niet echt zwaar opgezwollen. We plukten de eerste dag onder andere wat stevige eikenknoppen en mini-meidoornknopjes. De aromatische populierknoppen konden we vreemd genoeg niet vinden, gelukkig waren die de volgende dag in de vallei bij de beek volop voorradig. Een geduldwerkje is het wel om al die kleine, maar wel sterk geneeskrachtige dingetjes te oogsten. We maken er een soort tinctuur van, de zogenoemde glycerine-maceraten, de knoppen worden in een mengsel van alcohol, glycerine en water gelegd en moeten dan enkele weken trekken.

Op zondag sloten we af met een kleine wandeling bij het klimmassief van Durnal. Niet in de rotsen maar met neus en vingers op de begane koude grond. Het is een puzzel-hobby van mij om de bijna vergane plantenresten van vorig jaar te herkennen. Sint janskruid, of tenminste de hypericumsoorten met hun roestbruine stengels zijn meestal makkelijk te herkennen, ze noemen ook niet voor niks hertshooi, hard hooi, overwinteren dus goed zonder te verteren. Wat hier ook herkenbaar was, zijn de Guldenroedes.

Gemakkelijker zijn de vele varens die ook groen blijven in de winter, vooral de kleine soorten zijn goed herkenbaar omdat ze allemaal nogal verschillend blad hebben. Massaal en mooi stonden er de Eikvarens en de Steenbreekvarens, maar ook een varentje met wat bobbelig blad dat ik ken van mijn Franse verblijfplaats in de Drôme, maar op zijn naam kon ik nu niet komen. Ja, ik word ook een dagje ouder, of zitten mijn hersens proppensvol?  Misschien moet ik in de toekomst maar zelf nieuwe plantennamen verzinnen, de bobbelige varen bijvoorbeeld. Al is een nieuwe naam nu niet nodig want ondertussen weet ik weer dat het de Schubvaren is. Zijn Latijnse naam is Ceterach officinarum, dat officinarum verwijst naar zijn medicinaal verleden. Het werd toegepast als middel tegen milt- en leverklachten. De Engelse benaming is Common spleenwort. Maar ook het Steenbreekvarentje is in de Italiaanse volksgeneeskunde gekend om zijn verzachtende, slijmoplossende maar ook menstruatiebevorderende werking. Weer genoeg info om serieus in de war te geraken. Toch zou ik deze varentjes maar niet medisch gebruiken al was het maar omdat ze vrij zeldzaam zijn in onze streken en de werking verder weinig wetenschappelijk onderbouwd is.

Eikvaren en kruidig wandelen in Wéris | Reizen en recreatie: Reisverhalen
Geneeskracht van knoppen: gemmotherapie | Mens en gezondheid: Alternatief

 Journal of Ethnobiology and Ethnomedicine Ethnophytotherapeutical research in the high Molise region (Central-Southern Italy): "Asplenium trichomanes L
The plant has been reported as demulcent, expectorant and laxative [69], but also to promote menstruation [70]. Caution is nevertheless advisable, because many ferns contain carcinogens [71]. Since the species, according to Gastaldo [22], contains active compounds similar to those of A. capillus-veneris, the use for regulating menstruation [72,73] could be due to similar sterols."

Ons verblijf in Natoye: Het BuitenShuis