Posts tonen met het label bergen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bergen. Alle posts tonen

dinsdag, juni 25, 2019

Met de bende in de bergen

Route: Parking Col Croix de fer 2067m → Col Lazard 2525m → Gite de l’Etendard 2441m → Lac Bramant (tussen de refuge en Col Nord) → Col Nord des Lacs 2533m → Le Tévaroz 2330m → Plan Rouet 2000m → Sur la Tourbière 2055m → Lac Potron en Lac Guichard → Parking Col Croix de fer 2067m

Voor alles is er een eerste keer ...
Dit is een unicum in het leven van onze bende, twee keer dezelfde tocht op een paar dagen tijd. Ja, Gîte de l’Etendard staat deze week voor de tweede keer op onze agenda. Daar is echter een goeie reden voor, vorige zaterdag deden we deze tocht namelijk in guur weer en regen. We hopen vandaag op betere omstandigheden en die zien er bij het vertrek toch veel belovend uit.
We starten op onze ondertussen vertrouwde parking: dotterbloemen in beek en een witte kwikstaart op het dak van het café. Eerst onze portie zetelliften en grindpaden afwerken. Klein hoefblad, monnikskapboterbloem, vrouwenmantel, alpenviooltje en bergnagelkruid fleuren het brokkelig pad op. Gele berganemonen en witte krokussen volgen de oevers van het riviertje. De grindweg is zo dominant dat we soms het ‘echte’ pad missen. Vandaag kunnen we het juiste spoor beter volgen dan zaterdag. Toen hadden we niet zoveel tijd om te zoeken, we moesten vooral verder door de regen. Maar ook vandaag komen we soms tot de vaststelling dat een pad op de grindweg uitkomt waarvan we een afslag eerder blijkbaar gemist hebben.

Er is veel volk op pad – alsof ‘iedereen’ vandaag naar boven wil. We zijn bij de ‘laatsten’ die vertrekken maar we kunnen er nog enkele voorbijsteken. De zon is er maar er is ook veel wind. Op de plaats waar het pad weer op de grindweg komt - en waar het zaterdag echt goed begon te regenen - zie ik nu een hagedisje. We houden hier een langere pauze. Het is hier ook zalig zitten op ons zelf gefantaseerd topje. De wind doet deugd – ik voel me letterlijk ‘uitwaaien’.

Net als we verder willen gaan, waait de hoed van Maurice weg. In een reflex ga ik er achteraan, zelfs in het
sneeuwveld, maar hij blijft verder rollen. Even denk ik dat het een verloren zaak is maar dan blijft de hoed toch liggen. Een strooien hoed in de sneeuw, eigenlijk wel een mooi beeld maar ik neem geen foto want ik wil het risico niet lopen dat hij opnieuw wegwaait en ik er opnieuw achteraan moet. En toegegeven, ik ben toch wel een  beetje buiten adem na die ren.
Eénmaal de hoed weer op het passende hoofd klimmen we in de sneeuw en tegen de wind in naar Col Lazard. Net hetzelfde als zaterdag, alleen zijn vandaag veel mensen ons al voor geweest. We ‘ploeteren’ door de sneeuw (wat na onze tocht van gisteren geen probleem meer kan zijn) en komen op Col Lazard om direct door te stappen naar de refuge. Tijd voor de middagpauze, een biobiertje met de naam ‘Guide’ en een groepsfoto.

Langs de meren
Omdat het weer heel goed meezit, beslissen we om een extra lus te maken rond de twee meren. Het Grand Lac, is afgedamd als stuwmeer. Het is nog steeds ondergesneeuwd, alleen de randen van lichtblauw verraden de aanwezigheid van het meer. Door die sneeuw is de start van het pad wat moeilijk te vinden maar Maurice is en blijft de beste padvinder. We gaan over de dam van het eerste meer en kunnen de in de zon glinsterende ijsschotsjes zo uit het water halen, een mooi lichtspel.

Wat verder ligt nog iets te schitteren
in de zon. In een grote plas ijswater
zwemmen een vijftal grote kikkers
tussen ‘pollen’ kikkerdril. De blaasjes
van het kikkerdril weerkaatsen in het
zonlicht en zijn precies kleine lampjes.

Op het smeltwater, tussen het sneeuwveld en het lac is het opletten geblazen. Hier wegglijden betekent een ijskoude douche. Het landschap is hier wel bijzonder met die ijsmeren, sneeuw en bergen. Aan de overkant zien we een ‘glijspoor’ met op het einde een grote rotsblok. Die is dus letterlijk als een blok naar beneden
gedonderd.

Omdat Maurice last heeft van pijnlijke voeten laten we het tweede meer voor een andere keer en lopen we op een dun brugje tussen de twee meren door naar de andere kant, richting Col Nord des Lacs. Ook langs deze kant overbruggen we nog veel sneeuwveldjes. De sneeuw is zacht en ‘smeltklaar’ waardoor we met z’n allen eens goed kunnen ‘doorzakken’. De putten naast de rotsen zijn soms wel heel erg diep maar iedereen komt veilig op Col Nord aan. Hier weer even een rustpauze waar sommigen een platte rustpauze van maken.

Maurice stelt voor om af te dalen in de sneeuw. Dat heeft voordelen. Het is minder pijnlijk voor de voeten én het is heel plezierig. We dalen 200m al stappend en glijdend tot aan Le Tévaroz. Bij het glijden is het eerst wat zoeken naar de juiste balans maar dan gewoon de sneeuw en de helling zijn werk laten doen ... en het gaat snel. Toch wel een bijzonder gevoel om op die manier de berg af te komen. Het is een perfecte landing, net op de juiste plek op het pad. Een steenmanneke toont ons dat we goed zitten en we gaan verder met een natte broek. Gelukkig schijnt de zon in onze rug, dat bevordert het droogproces.

Een afdaling in stenige ondergrond met voorjaarsanemonen, een bleke variant van klokjesgentiaan, bergvaleriaan, huislook in bloei en geel kartelblad en dan weer het grindpad, de zetelliften en een bloedneus....
We sluiten de dag weer af aan het Lac Potron en Lac Guichard. Waterdrieblad staat nu in bloei, de bronlibellen zijn allemaal ontpopt, alleen hier en daar vinden we nog hun ‘omhulsel’. Naast de orchissen, alpenereprijs, trollius en tormentil van vorige zaterdag zie ik nu ook moerasviooltje, buxusvleugeltjesbloem, bergvenkel en bloeiresten van beenbreek.

Het zicht op ‘onze’ drie topjes (Les Aiguilles d’Arves) is vandaag in David Hamilton-sfeer. Hopelijk betekent dit niet dat het morgen weer regent.

woensdag, juni 29, 2016

Bergen, Adonis en de bende van Maurice

In de Alpen. De hele dag wandelen, dus veel te beleven maar geen tijd om te schrijven. Vandaag vertrekken we in het bergdorpje Fouillouse richting col en lac de Vallonnet 2600 meter . Fouillouse mooi bergdorp op zowat 1900 meter hoogte. We komen hier vooral om stevige bergtochten te maken maar bij begin en eind van de tocht en ook wel eens tussendoor besteden Hilde en ik toch wat tijd aan de planten. Hoe kan het ook anders.

Bij het binnenwandelen van het dorp stuitten we al direct op een zeer zeldzaam, bijna uitgestorven akkeronkruidje, het Kooltje Vuur. Zijn Latijnse naam is niks minder dan Adonis en ja de felrode bloemetjes vlammen ons vurig tegemoet. Het eenjarig plantje is niet alleen, rood en vurig maar ook giftig. Zoals een echte adonis?

In de oude kruidenboeken oa bij Lobelius, worden ze Bruinettekens genoemd. In Latijn Flos Adonis. Deze plant is genoemd in Latijn van de jonge herbaristen Flos Adonis en schijnt te zijn Phlox van Theophrastus vanwege de vurige kleur van de bloemen die dezelfde Theophrastus stelt onder de vroege zomerbloemen in het 7de kapittel en is Anemone tenuifolia van Cordus en Eranthemum Gesneri en Dodonaei. De gehele plant is scherpachtig van smaak waarom dat veel geleerden van Montpellier die liever wilden stellen onder de soorten van Anemone dan te heten Eranthemum. Welke opinie ook versterkt wordt door de overeenkomsten genomen uit de Theriaco Nicandri als dat dit kruid voortgekomen is van het bloed van Adonis en Anemone heten dat ook Ovidius doet in Metamorfosen.

‘Cùm flos de sanguine concolor ortus,
Qualem quae ento celant sub cortice granum
Punica ferre solent.
Nimia levitate caducum
Excutiunt ipsum, qui perflant omnia venti’.
Waar ge mag zien dat de Anemone en de gewone naam Herba venti bedekt zijn.’

Zulke teksten debiteer ik zeker niet tijdens zo'n stevige klimtocht naar een col. Je ademhaling heb je dan eerder nodig om boven te geraken. Over de rest van de tocht hopelijk een volgende keer.

donderdag, juni 25, 2015

In de bergen: Lac de l'Eychauda en col des Grangettes

 Na 2 uur klimmen tegen een natuurlijk stuwmuur op, komen we bij Lac de l'Eychauda. Een bergmeer op 2500 meter hoogte tussen toppen van 3000 meter. Het is middag en dus is dit de ideale plaats om te picknikken, gewoon brood en kaas in ons veel-sterren restaurant. De achtster, ook een plantje heeft ons de weg gewezen. Smeltende sneeuwvelden aan de overkant voeden het meer. In Juni zijn de bergen op hun mooist, veel water, witte sneeuw, bruine rotsen en blauw van water en lucht. Romantisch, lieflijk om naar te kijken en te fotograferen maar ruig en vermoeiend om in te wandelen en in te leven.

We kunnen vandaag een toer (boucle) maken. Voorbij het meer kunnen we naar de col des Grangettes 2684 meter . Altijd weer spannend.......hoe is de andere kant van de kam? En deze keer ziet het er echt spannend uit. Ruwe, gespleten, gekartelde rotsen gebarsten tot grind en gruis. Het pad onzichtbaar, verborgen onder sneeuw en gruis. Dat we naar beneden moeten is het enig zekere, al is recht naar beneden nooit het juiste spoor. Tussen de rotsen zigzaggend afdalend, proberen we het pad op te sporen of markeringen te vinden. Plantjes zijn hier niet veel te vinden en daarbij heb ik al genoeg werk met mezelf. Soms moeten we afklimmen in plaats van afwandelen. En daarbij ben ik ook nog de gids en moet ik dus zorgen dat ook de anderen heelhuids beneden geraken.

Speuren, enkele meters aangetrapt gruis....is dat een menselijk of een dierlijk spoor?  Mensensporen kan ik volgen, gemzensporen niet. Hoe gems ik ook wil zijn, knikkende knieën en krakende gewrichten verraden mijn mens zijn en mijn ouderdom. Leef-tijd is het hier anders wel en genieten doen we des te meer als we rotsen en glijdend gruis achter ons laten en gras en bergplantjes aan onze voeten voelen. Bergnagelkruid, zonneroosjes, rozenkransjes, alpenvrouwenmantel, de klassiekers die ik al honderen keren gezien heb maar die mij gelukkig nog altijd in vervoering kunnen brengen. Geneeskrachtig ook, maar dat ze er gewoon zijn is gezond genoeg voor mij.

Over achtster / Dryas octopetala
De Duitse naam Silberwürz, zilverwortel en de oude Nederlandse naam zilverkruid verwijzen naar de kleur van het blad. In de noordelijke landen werd de plant naar de sneeuwhoenders genoemd, omdat die zich met het blad en de vrucht voeden.
Drys is een oude naam voor eik, het blad maar dan vele maatjes kleiner, heeft de typische vorm van het eikenblad. Het tweede deel van de naam octopetala en de Nederlandse naam Achtster, verwijst naar de acht bloemblaadjes.
In de tuin is Dryas octopetala goed te kweken. De plantjes vragen een zonnige en goed gedraineerde grond. De bloei kan soms uitbundig zijn, maar er kunnen ook jaren zijn dat er weinig bloemen verschijnen. Je kan daar weinig aan doen; het is vooral een kwestie van de juiste temperatuur en regen op het juiste moment. Ook in de natuur zie je van jaar tot jaar grote verschillen in bloei. Vermeerderen kan door zaaien, maar als je eenmaal een plant in de tuin hebt, kun je gewortelde uitlopers af nemen of je kunt de planten vermeerderen door ze te stekken.
Het is niet echt een bekende medicinale plant, maar de naam Thé suisse, verwijst wel naar zijn sporadisch gebruik als drank. Er zijn ook looistoffen en flavonoïden in het blad gevonden, zoals er ook in de Chinese thee zitten. En waarschijnlijk hebben ze daardoor ook een anti-oxidantwerking en bij het drinken van grotere hoeveelheden ook een stoppende werking.

On commence par stationner devant Chambran, un superbe petit hameau de montagne entièrement en pierres et bois, flanqué de sa petite chapelle. Démarrage sur la piste qui sort du hameau et court dans le Vallon de Chambran. Après les parcs à brebis et une cascade à gauche on commence à apercevoir le verrou de Coste du Laou derrière lequel nous trouverons le lac de l'Eychauda.
La piste se termine à la cabane pour laisser place à un sentier qui se met à monter plus franchement dansles rochers du haut du Vallon de Chambran.
Pendant la montée vers le lac un petit coup d'oeil en arrière nous fait découvrir au loin les communes de Pelvoux et Vallouise.En regardant vers le bas on peut voir le sentier en lacets que nous venons de parcourir depuis le fond du vallon.
Nous arrivons enfin au verrou de Coste du Laou pour découvrir le Lac de l'Eychauda (2514 m) dans son écrin rocheux fermé au nord par la Crête des Grangettes (2844 m).
Nous contournons le lac par la droite pour monter au Col des Grangettes (2684 m) verrouillé à l'est par le Roc de la Montagnolle.
La vue depuis le Col des Grangettes est un superbe spectacle : sous nos pieds le Lac de l'Eychauda prolongé par la vallée de Pelvoux,à droite (donc à l'ouest) le glacier de Séguret Foran sous la Pointe des Arcas (3479 m) et le Dôme de Monêtier (3404 m).

donderdag, juni 26, 2014

Meester (wortel) in de bergen.

In de Alpen kom ik hem overvloedig tegen. De Meesterwortel. Ook nu op weg naar de zoveelste col, in het zweet mijns aanschijns, door de hellingbossen naar hogere bergsferen, word ik weer begeleid door de groen geurende bladeren van de Meesterwortel. Zij zorgen voor enige verfrissende koelte tijdens de weg naar omhoog. In het uiterste geval gebruik ik het blad zelfs als zweetdoek. De plant is weinig bekend, nochtans zo een naam schept hoge verwachtingen en inderdaad als we in een ver verleden terug kijken, zien we dat de plant een grote geneeskrachtige reputatie heeft gehad.

Onder andere Dodonaeus en Ravelingius beschrijven overtuigend de krachten van de Peucedanum ostruthium. Ze is zeer geschikt om de dikke koude vochtigheden te verteren en rijp te maken en om alle winderigheden te verdrijven en op te lossen en zowel van de darmen en van de maag als van de baarmoeder.
Is ook zeer goed om de maagpijn of pijn in de darmen en de gebreken van de nieren te genezen.
Men gebruikt het niet alleen om de plas, maar ook om de maandstonden te verwekken en om de wurging en opstijging van de baarmoeder te beletten en voorts om de nageboorte en dode vruchten uit te drijven.
Het poeder er van soms omtrent de zwaarte van een drachme of vierendeel lood gebruikt is de waterzuchtige zeer nuttig en diegene die met kramp, trekking van de leden en vallende ziekte gekweld zijn en door het in de vierde daagse malariakoorts met wijn te drinken gegeven voor het aankomen van de koorts laat die achterblijven, dit poeder op dezelfde manier gebruikt weerstaat ook allerhande vergif en geneest alle pestachtige of besmettelijke ziekten en hindernissen die van de kwade lucht komen.
Die wortel van dit kruid in wrange wijn gekookt verzoet en verdrijft de smart van de tanden en gekauwd laat het spuwen of kwijlen, dat is laat de waterachtigheid of het slijm van het hoofd op de tong rijzen en daarom wordt ze veel gebruikt en zeer geprezen voor een van de beste middelen die men weet om de hersens door het spuwen van de slijmachtige vochtigheden te verlossen en de mensen die met MS, hersenbloeding, vallende ziekte en diergelijke gebreken gekweld zijn te genezen.

Een interessant verhaal van Dodoens, te mooi om waar te zijn? Maar het kan nog straffer. Ik lees: it is thought that carrying this root will give strength and protection, and that sprinkling it around will cause spirits to manifest themselves. It represents courage and is said to strengthen the will and calm one's emotions, which is an interesting echo of some of its former medicinal uses in the US (against hysteria and delirium tremens). Angelica and masterwort are similar, but they are two different plants. This magick herb has leaves similar to and a fragrant root that smells somewhat like angelica and contains some of the same chemicals, and this is no doubt where the confusion comes in. You might even consider this a sort of masculine, Mars equivalent of the Venus angelica due to its ability to heat and its protective magickal properties. This magick herb's root is hot and stimulating (it can raise heart rate and blood pressure). Culpeper thought it the hottest of all roots, good against cold in the body and for provoking healthful sweating.Weirdly enough, the root contains the same chemical as nutmeg, which probably accounts for its helpfulness as a digestive, and its essential oil is a euphoric (!).

Vooral in Frankrijk bij de bergbevolking is de wortel nog lang in gebruik geweest. Hij werd niet voor niks l'impératoire, de keizerlijke genoemd. Au XVIIe siècle, l'impératoire, alors au sommet de sa réputation, entrait dans la composition d'une des drogues les plus en vogue en Europe, l'orviétan. L'impératoire a aussi un usage aromatique pour les boissons et les fromages, alimentaire (racine, feuilles), condimentaire. On extrait de la plante une huile essentielle nommée «huile de benjoin français».

Zou het de geur van de meesterwortel zijn die mij meester van de bergen maakt?

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/44990-meesterwortel-of-peucedanum.html

woensdag, juni 25, 2014

Op zoek naar goud in de bergen, over col de Coux naar lac des Mines d’0r

Onze tweede dagtocht in de bergen vatten we vol goede moed aan, ook al zorgt de 1100 m hoogteverschil van gisteren duidelijk voor wat stramheid in de benen. De zon brandt minder fel, wat een verademing is voor mijn reeds rode bovenarmen. We nemen het weggetje aan de gîte dat de bloemenweide doorkruist. Een feestelijk begin want orchissen, valkruid (Arnica montana), het harig klokje (Campanula barbata), rozenkransjes (Antennaria dioica) en witte rapunzels (Phyteuma spicatum) doen om het hardst hun best om op te vallen. In de weide draaien we links af richting col de Coux, een stukje door het bos – wat ‘haarspeldbochtjes’ met witte klaverzuring (Oxalis acetosella) en netelbladereprijs (Veronica urticifolia).

Als we opnieuw de weide betreden, slaan alpenmarmotten (Marmota marmota) direct alarm. Dezelfde ‘rode vlagjes’ als gisteren staan ook hier weer langs de weg. Deze blijken de wegaanduiding voor een ‘trial’ die vandaag doorgaat, 60 km op en over de bergen lopen … en ja, de eerste ‘loper’ steekt ons met flinke pas voorbij. Zelf doen wij het vandaag gelukkig een stuk rustiger, ook al omwille van de snikhete zon, zodat er nog voldoende tijd rest om te genieten van de planten langs de paadjes. In de bermen van het bos staat dalkruid (Maianthemum bifolium), knikkend nagelkruid (Geum rivale) en ooievaarsbekken (Geranium). Het stijgen valt goed mee, zo ‘pas’gewijs gaan we langzaam maar merkbaar omhoog langs de GR 5 en worden verrast door heel wat roomse kervel (Myrrhis odorata), die in het wild niet zo vaak voorkomt, lieve vrouwbedstro (Galium odoratum) en moesdistel (Cirsium oleraceum). De bospaardenstaart (Equisetum sylvaticum) heeft fijnere maar langere ‘takjes’ dan onze alom gekende heermoes (Equisetum arvense). De klare klierstijl (Adenostyles glabra) staat bijna in bloei en er staat ook een hoefblad (Petasites) dat we nog niet bij naam kunnen noemen.

De klim
Aan forêt de Fréterolle (1600 m) nemen we een bocht naar rechts en het wordt onmiddellijk duidelijk dat een tandje bijgestoken zal moet worden. De helling is plots veel steiler, de zon is weer van de partij, de lastige, lange klim naar col de Coux gaat van start. Het is een breed pad, zo kunnen de trailers ons gemakkelijk voorbij en hoeven we niet steeds opzij te gaan en ons ritme te onderbreken. Hier nog steeds wondklaver (Anthyllis vulneraria), dagkoekoeksbloem (Silene dioica) en alpenviooltjes (Viola alpina). Zelf betrap ik me erop dat ik steeds naar de grond kijk en vergeet omhoog of rond te kijken. De omgeving is nochtans - hoe kan het ook anders - prachtig met de groenbegroeide rotsen en sneeuwvelden die hoog boven ons uitsteken. Normaal gezien stap ik een helling graag ononderbroken en op mijn ritme gestaag op. Maar het is lastig en ik kan die vele mooie bloemen toch niet zomaar allemaal voorbij lopen zonder ze aan te kijken.
Als ik alpenvetblad (Pinguicula alpina) zie, is de beslissing snel genomen om wat op adem te komen en deze plant samen met de gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris) en de stengelloze gentiaan (Gentiana acaulis) op de gevoelige plaat te zetten. De adempauze heeft mij deugd gedaan want nu kan ik vrij goed doorstappen tot op de col de Coux waar een ontvangstcomité de trailers staat aan te moedigen voor een tussentijdse controle. Er is behoorlijk wat volk daarboven op de Frans-Zwitserse grens maar ook een koude wind. Wat beschut zitten is aangewezen; anders koelen we te sterk af. Op de col is wel één en ander te bewonderen: een soort zonneroosje (Helianthemum oelandicum subsp. alpestre), blaassilene (Silene vulgaris), vrouwenmantel (Alchemilla vulgaris), alpenvrouwenmantel (Alchemilla alpina), bergsteentijm (Calamintha sylvatica), slanke sleutelbloem (Primula elatior), brave hendrik (Chenopodium bonus-henricus), klein hoefblad (Tussilago farfara), alpenkwastjesbloem (Soldanella alpina) en tweebloemig viooltje (Viola biflora).

Col de Fornet

Na het trailergebeuren wat te hebben aanschouwd, verlaten we hun parcours en trekken verder via de kam naar Le Vanet. Op de kam wandelen is altijd bijzonder hoewel soms wat eng. Het is een mooi padje dat tegelijkertijd wat nieuwe ontdekkingen oplevert: narcisanemoon (Anemone narcissifolia), buxusvleugeltjesbloem (Polygala chamaebuxus) en pluimkartelblad (Pedicularis foliosa).
Op Le Vanet beslissen we om toch de col de Fornet te bestijgen, de dag is nog jong en anders zijn we veel te vroeg ‘thuis’. Zo lopen we echter ook van de kaart af want de col de Fornet staat niet meer op deze stafkaart. Eigenlijk geen probleem, alle markeringen zijn tiptop in orde en zoals steeds zullen we wel weer een pad vinden om in dezelfde helling af te dalen. Het pad loopt in de flank maar dan vergaat het ons plotseling toch minder goed. Het pad blijkt op verschillende plaatsen vrij ‘geërodeerd’ omdat de sneeuw er nog maar net weg is en ze met haar smeltwater grote ravage aanrichtte op het pad. Hier en daar is het dus bijzonder modderig en is het ‘vastigheid’ zoeken in de steile keiwanden of sneeuwveldjes. Soms zien we meters ver geen pad meer en dan verschijnt het opnieuw.

De gele bollen van de wegaanduiding zijn over het algemeen goed te volgen behalve dan op die plaatsen waar alles meegesleurd werd door sneeuw of water. Met wat griezelige overstapjes raken we toch op onze bestemming en ondanks de penibele pad-ervaringen is er nog tijd om van de flora te genieten die net vanonder het water of sneeuw komt piepen. Zo passeren we een veldje waar alpenkwastjesbloempjes en slanke sleutelbloemen elkaar de loef proberen af te steken, om het eerst boven. Rechts van het pad winnen de kwastjes, links in de afdaling de sleutelbloemen. We merken sporen van een gems (Rupicapra rupicapra), dat geeft ons moed. Als zij op de flank kan lopen, dan kunnen wij dat ook. Uiteindelijk bereiken we de bellevedère op de Frans-Zwitserse grens omstreeks het middaguur waarmee deze plaats prompt uitroepen wordt als picknickplaats. Onze homp stokbrood met kaas eten we met zicht op een Zwitserse vallei – en of dat smaakt.

Kwistig met kwastjes
Om té lang te genieten is de wind te fris en ook de zon laat het wat afweten. We volgen het pad verder - de wondklaver blijft ons vergezellen - tot wat wij uitroepen als de col de Fornet, een sneeuwveld dicht bij een skistation. Er staat geen enkele aanduiding maar hier moet het zijn. Veel is er niet te zien aan een skistation dus nemen we vrijwel onmiddellijk het pad dat afdaalt naar de vallei en … ook hier is het pad op meerdere plaatsen onderbroken. Klein hoefblad (Tussilago farfara) komt als het ware dwars over ons pad ‘gestroomd’. Korte tijd slagen we erin de gele bollen nog te volgen tot het pad plots bedolven ligt onder een sneeuwveld dat té gevaarlijk is om zomaar over te steken.
 
De gids beslist dat we gewoon zullen afdalen in de wei, hoe dan ook moeten we toch naar beneden. Afdalen recht op recht is natuurlijk niet het meest evidente. We proberen vaste tred te houden in een ’grasland’ dat net vanonder de sneeuw vandaan komt en waar duizenden alpenkwastjesbloempjes staan. Nog nooit heb ik me door zoveel van deze kwastjes omgeven geweten. Maar nu zijn we niet alleen van de kaart af maar ook nog eens van het pad af … het wordt wat strompelen tot de helling wat glooiender wordt. Tijdens onze afdaling treffen we zelfs een paal met de wegaanduiding die meegesleurd werd met de sneeuw … en hiermee komen we natuurlijk geen stap vooruit wat oriëntatie betreft. Met een verrekijker ontdekken we even verderop echter nog een rechtstaand paaltje zodat we de richting weer kunnen bepalen. Een klaterend beekje steken we over - klaterende beekjes hoorden we vandaag nog niet veel - en het geluid alleen al doet ons deugd. Het paaltje staat net boven Chalet d’Aiguille en daarbij ook net weer op onze kaart.

Het lac des Mines d’Or
Nu we terug op het pad én op de kaart zijn, is een rustpauze gepermitteerd. Tijd om de breedbladige gentiaan (Gentiana acaulis) en de alpenviooltjes te bewonderen. Een veldje alpenzuring (Rumex alpinus) staat fris met jonge scheuten. We ‘horen’ de immense stilte op dit plaatsje ….
Na de pauze passeren we de Chalet, zien we nog een eenzame krokus (Crocus) maar dan verandert het groene weidepad in een breed, stenig weggetje dat moeilijk stapt door de grote keien die er liggen. Gelukkig treffen we op dit eerder saaie, dalend pad een aantal prachtige stukjes. Zo lopen we tussen forse bermen alpenzuring. De aanwezigheid van een riviertje zorgt voor massaal veel dotterbloemen die met hun geel-neigend-naar-oranje een andere kleurtoets brengen dan het vele geel van boterbloemen (Ranunculus spec.), paardenbloemen (Taraxacum officinale), bergnagelkruid (Geum montanum), paardenhoefklaver (Hippocrepis comosa) en wondklaver. Het klein hoefblad is op deze hoogte al uitgebloeid. Wat verder krijgen we nog een boeket van dotterbloem, monnikskapboterbloem (Ranunculus aconitifolius), roze sleutelbloemen (Primula farinosa) en felblauwe gentianen (Gentiana spec.). Als we wat dichterbij komen, blijkt dat er hier ook veel alpenvetblad tussen staat, nog nooit zoveel van dit witte, vleesetend plantje samen gezien. Wat verder wordt onze aandacht getrokken door de bellen van koeien die op het pad lopen. De stier zit er rustig bij en laat zich aanvankelijk gewillig fotograferen tot hij het welletjes vindt en opstaat. Gelukkig voor ons wandelt hij de andere kant op. Het riviertje naast de saaie weg klatert uitnodigend maar het is té steil om volgen, hoewel het ons wellicht sneller naar het lac des Mines d’Or zou brengen.

Goud in de bergen
Aan de alpage Bô-Bouron (1540m) botsen we op een muurtje vergeet-me-nietjes (Myosotis). Omdat we de stenige weg meer dan beu zijn, proberen we een kortsluiting door het bos om tot bij het meer te komen. We gokken en nemen iets dat op een pad lijkt - en misschien ooit wel eens pad geweest is - maar al snel is duidelijk dat we té hoog blijven. Voor een tweede keer vandaag gaan we dus recht op recht - en met momenten redelijk steil - naar beneden maar deze keer door de varens en oplettend voor alle takken die her en der verspreid liggen op de bosgrond. Dit levert natuurlijk weer nieuwe planten op het lijstje: dubbelloof (Blechnum spicant), boswederik (Lysimachia nemorum), bosbessen (Vaccinium), orchissen en grote plukken baardmos (Usnea). Wat verder komen we dan toch op een pad dat ons naar de achterkant van het meer brengt. Veel volk hier aan lac des Mines d’Or, het is zondag maar vandaag passeerden de trailers hier ook. Rond het meer zien we gele monnikskap (Aconitum vulparia), moerasspirea (Filipendula ulmaria) en gele dovenetel (Galeobdolon luteum). Dagkoekoeksbloem, adderwortel (Polygonum bistorta) en een witte schermbloemige vormen een prachtig bermboeket, verder nog echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), witte rapunzel en netelbladereprijs.
 
De huidige cafetaria aan het meer zou ooit de vroegere uitvalsbasis geweest zijn voor echte goudzoekers. Gezien de ligging was dit ook een passage op de smokkelroute tussen Frankrijk en Zwitserland. Wij laten ons een goudblond ‘blancheke’ van de brouwerij Mont Blanc inschenken en genieten op het terras na van ons ‘goud’ dat we vandaag in de bergen ontdekten. Op de laatste rechte lijn naar onze gîte staan veenpluis Eriophorum angustifolium), tormentil (Potentilla erecta) en gewoon vetblad (Pinguicula vulgaris) ons uit te zwaaien. Blij dat we thuis zijn … een frisse douche is goud waard.

Tochtverloop
Gîte de Chardonnière – Verchaix – 1360 m
Col de Coux – 1920 m
Frontière Franco-Suisse belvedère – 2165 m
Col de Fornet – 2219 m
Chalêt de l’Aiguille – 1939 m
Lac de Mines d’Or – 1390 m
Gîte de Chardonnière – Verchaix – 1360 m


dinsdag, juni 24, 2014

De grote berg Buet en het kleine heelkruid

Zicht op de Buet.
Nog in de Franse Alpen. Een bijzondere mooie maar wel lange dagtocht, we vertrekken bij Sixt-Fer à cheval / Salvagny / Le Lignon (1180). We rijden zo hoog als mogelijk met de auto. Bergschoenen aan de voeten, wandelstokken in de handen, rugzak met proviand en naar omhoog. Eerste etape naar de cascade de la Pleureuse. Ik wil een vermoeide jonge man met een zware rugzak voorbijsteken, maar dat laat hij niet toe. Een man van een halve eeuw ouder, die je wil passeren, dat is wat te veel van het goede. Bij de waterval maken we dan toch een praatje. Hij, een sympathieke 19 jarige Australiër die een maand de GR 5 bewandelt. Ik, een zeventigjarige jongeling, die zich in de bergen negentien voelt. We wandelen verder, uitgeput laat hij mij uiteindelijk toch voor gaan. Ik excuseer mij voor mijn lichte rugzak en op de middag zien we mekaar opnieuw bij de refuge d'Anterne. Dan scheiden onze wegen, wij draaien op naar de Collet d' Anterne (2038) om dan een lange afdaling aan te vatten naar de chalets des Fonts aan de voet van de machtige Buet. Om zo, na nog meer dalen door een spectaculair wortelbos en terug wat klimmen, uiteindelijk weer bij de auto's uit te komen.

Voor de verandering heb ik eventjes niks over planten verteld, maar we hebben er ondertussen natuurlijk wel gezien. Alleen ben ik ze nu al weer vergeten en omdat Hilde, die alle plantjes onderweg nauwkeurig noteert, niet in de buurt is, kan ik geen chronologische opsomming geven.
Het plantje dat ik me wel herinner, is het minst opvallende van allemaal, het heelkruid. Met een boterbloemachtig blaadje en een mini wit bloemschermpje groeiend in de donkerte van het bos leidt deze Sanicula europaea een bescheiden bestaan, toch is ook dit kruidje geneeskrachtig in gebruik geweest vooral als wondgenezend en bloedstelpend eerste hulpmiddel. En.... nieuwe spectaculaire toepassingen zijn in de maak.

Kracht en Werking van Sanikel vlgs Dodonaeus (Cruijdeboeck 1554)
Het sap van sanikel dat gedronken wordt heelt en geneest allerhande wonden en gekwetstheid van binnen en van buiten alzo dat men in Frankrijk, zoals Ruellius schrijft, zegt dat hij geen chirurg nodig heeft die sanikel heeft.

Sanikel die in water of wijn gekookt en gedronken is stopt het bloedspuwen en geneest rode loop en de zwerende en gekwetste nieren.
Sanikel die in dezelfde manieren gebruikt wordt of het sap daar van gedronken, geneest de verscheurdheid als je het gestampte of het gekookte kruid daarop bindt.
De bladeren van dit kruid die met de wortels in water met honing gekookt zijn geneest de gekwetste longen en gedronken allerhande kwade, vervuilde zweren van de mond, van het tandvlees en de keel als het daarmede gegorgeld en de mond gespoeld wordt.

En recentere verrassende wetenschappelijke info: Extracts from the aerial parts of Sanicula europaea L. were investigated for their anti-HIV activity, and the 50% ethanolic extract was shown to exhibit the highest activity. J Nat Prod. 1997 Nov;60(11):1170-3. Saniculoside N from Sanicula europaea L. en The antiviral activity of Sanicula europaea L. extracts against human parainfluenza virus type 2 (HPIV-2) was examined. The extract prepared from the leaves of the plant and a fraction separated from the crude extract with gel filtration chromatography were found to inhibit HPIV-2 replication without any toxic effect on Vero cells. The acidic fraction obtained from the crude extract of S. europaea leaves was found to be the most active fraction with plaque inhibition assay at non-cytotoxic concentrations. Unfortunately, antiviral activity was not detected in the molecules purified from the crude ethanol extract of Sanicula leaves.



maandag, juni 23, 2014

Pointe d'Angolon en Allium victorialis

We vertrekken vanuit de refuge naar de Pointe d'Angolon, mààr 2090 meter hoog maar wel een berg met een echt topje. Eerst wandelen we heel klassiek door de hellingbossen om daarna al even klassiek boven de boomgrens in de bergweilanden terecht te komen. De dag was zonnig begonnen maar na enkele uren wandelen begint het zwaar te bewolken en te regenen.

Toch geraken we op de col d'Angolon, van waaruit we mooi en indrukwekkend langs de steile graat naar de top kunnen. Maar juist op dat moment, om het nog spannender te maken begint het ook te donderen, woedende wolken botsen en buitelen over de graat. Moeten we terug? We twijfelen en schuilen even achter de laatste bomen, dikke hagelbollen lijken ons een laatste verwittiging te geven. Terug?? Maar dan stopt de regen even snel als hij gekomen was. H., K en M willen toch verder, de anderen dalen af naar de col de Goléze. De steile, grazige graat voert H, K en M verder naar de top, diep voorovergebogen voelen we ons dicht bij de vele bijzondere plantjes. We zien en ruiken Alpenlook, Paradijslelie en zilverwikke maar eerst nu naar boven. De top, een eindeloos zicht en na de zware inspanning genieten we des te meer van het panorama. Col de Joux plane, het meer en Morzine liggen aan onze voeten.

Over het Alpenlook / Allium victorialis vlgs Dodonaeus


bloemknoppen van Allium victorialis
De herders van het gelijknamig gebergte  noemen dit gewas Lang lauch of Lan-lauch, zoals Carolus Clusius betuigt, andere noemen het Siegwurtz, andere Sieben Hamkorn en in het Latijn Allium Alpinum, dat we als berglook verduitst hebben. Matthiolus heeft het Allium anguinum genoemd.’.
De bollen zijn, net als bij de gladiool, door een netvormig omhulsel omgeven als een soort pantser wat de ui onwondbaar maakt. Hieraan werd een wonderbare werking toegeschreven.
Door dit omhulsel zou het mensen beschermen tegen steken en wonden. Door de vele oorlogen was er een grote vraag naar dit soort beschermmiddelen. Het werd gedragen als een amulet door krijgslieden om de nek. Ze noemden de bol allemansharnas en victori wortel. Als een echte ui behoedde het de drager gelijk tegen ongeluk en toverij. Wilder Alraun of Glucksmannel, als wilde alruin (Mandragora) werd de wortel vaak in menselijke gestalte gebracht en bekleed en voor veel geld verkocht. Volgens Dodonaeus verdrijft deze ui de kaboutermannekens of aardgeesten, bergalraun en bergh-look bij Dodonaeus.  Allermannsharnisch, Neunkraft, Siegwurz, Neunhammerlin, Neunhemderwurz, Siebenhammerlein, Siegwurz-Lauch, Bergknoblauch, Sigmarslauch, Siegmarsmännlein, Siegwurz of Johanniswurz.

Wat valt er als herborist nog veel te ontdekken, nu weer een looksoort die ooit als alruin in gebruik geweest is, zo maar onder onze bergschoenen.


vrijdag, juni 20, 2014

Bij de refuge Chardonnière

Refuge Chardonnière. Ons verblijf voor een week wandelen in de Franse Alpen. Lang geleden ben ik hier samen met Nederlandse vrienden nog langs gekomen. Nu doen we min of meer dezelfde wandelingen maar... herkennen doe ik weinig of niets. De bergen en de paden zijn niet veranderd, alleen de herinnering verandert blijkbaar jaar na jaar.

Eén plantje herinner ik mij nog. Het valkruid, Arnica montana groeide er toen en is ook nu bloeiend aanwezig in de bergweilanden rond de gîte-boerderij. De koeien grazen er rustig tussendoor, het plantje op eten doen de beesten blijkbaar niet. Al zouden ze deze Arnica montana in kleine hoeveelheden wel kunnen gebruiken om hun overbelaste pezen en spieren te versterken. Gelukkig blijven ze er af want met hun grote, schrokkerige muil zouden ze er al vlug te veel van binnen krijgen. Ook andere toch zeer gezonde planten zoals brandnetel en Alpenzuring raken ze niet aan. Gras is blijkbaar toch hun geliefd voedsel. Het blijft me wel verwonderen hoe in deze toch redelijk voedselrijke gronden uitbundig wilde orchideeën, valkruid  en andere zeldzame plantjes kunnen groeien. Een mooie harmonie tussen mens, dier en natuur.

Arnica montana is nu één van onze bekendste geneeskruiden. In de klassieke oudheid was Valkruid, die tot de familie der Asteraceae behoort, blijkbaar niet bekend. Waarschijnlijk is het Hildegard von Bingen geweest die voor het eerst het gebruik van Arnica beschreven heeft. Zij heeft het over een ‘Wuntwurz’, een wondwortel, te gebruiken bij kneuzingen en blauwe plekken, dé indicaties waar Valkruid later voor bekend werd.

Arnicae flos, de bloemen van het Valkruid en daaruit bereide preparaten worden uitsluitend uitwendig gebruikt. Toepassing vindt Arnica dan bij de gevolgen van verwondingen en ongelukken, zoals bloeduitstortingen, verstuikingen, bij oppervlakkige ontstekingsprocessen bijvoorbeeld ten gevolge van insektensteken en bij ontstekingen van mond- en keelholte. De sesquiterpeenlactonen oa helenaline in de plant geven een scheikundige verklaring voor zijn werking. Deze stoffen hebben een ontstekingswerende werking maar kunnen ook irritatie veroorzaken. Verder wordt Arnica uitwendig als zalf of olie ook gebruikt bij reumatische klachten en bij steenpuisten.

In de volksgeneeskunde werd Arnica in Rusland, gebruikt bij baarmoederbloeding tijdens de geboorte en in het climacterium, en verdere toepassing vonden de bloemblaadjes bij myocarditis, hartklachten ten gevolge van arteriosclerose en bij uitputting en hartzwakte. Zelfs Goethe zou Arnica gebruikt hebben voor zijn hartproblemen. Arnica werd vroeger ook als snuiftabak gebruikt of in tabak om te roken samen met andere kruiden.
Voor eigen gebruik zou ik mij beperken tot het uitwendig gebruik bij kneuzingen, blauwe plekken en bloeduitstortingen, waar Arnica zonder meer het allerbeste middel voor is.

http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/34569-arnica-of-valkruid.html

vrijdag, september 02, 2011

Wandelen bij de col du Lautaret

Bij de bekende col van Lautaret kun je niet alleen stevig fietsen maar ook mooi en zelfs gemakkelijk wandelen, waarbij je verschillende berglandschappen en biotopen kan bewonderen. De mythische berg La Meije, gletsjers, Sentier des crevasses, refuge de l'Alpe en een vallei met Tibetaanse allure.

We rijden van de Franse Queyras via Guillestre en Briançon naar de col de Lautaret, zowat 2067 meter hoog. Van hieruit vertrekt, vreemd genoeg, een bijna vlak wandelpad in de flanken van de Combeynot, de bocht om naar de refuge de l'Alpe 2077 meter.

Sentier des crevasses
Het is het sentier des Crevasses, klinkt gevaarlijk, maar is onschuldig mits je geen ietsiepietsie hoogtevrees hebt. Je maakt ook kennis met verschillende landschappen en biotopen. De weelderige plantengroei van de vochtige voedselrijke helling met lage elzenstruiken en de grote bladeren van de Klierstijl en Alpenzuring, wordt afgewisseld met de voedselarme zure grond en een heideachtig biotoop, vooral bestaand uit rijsbes en bosbes... Verderop, de bocht om, komen we in de kloof van de Romanche, deze rivier heeft hier bij de gletsjers van La Grande Ruine zijn oorsprong. Een deel van het pad loopt nu door de zwarte leisteen langs de ruisseau du Colombie. In de eroderende leisteen kan weinig groen zich handhaven, toch zijn er kleine plantjes die zich verstoppen achter een groter rotsblok of wel maken ze lange, fijne wortels die gewoon mee glijden met het puin. Tijmsoorten en Alpenleeuwenbekjes bijvoorbeeld. Naast al de kleine plantjes kijken we aan de overzijde van de kloof zomaar op de hangende gletsjer van de mythische Meije. We staren een tijdje naar de overkant, de ijstorens zo dichtbij en toch onbereikbaar ver weg.

Refuge de l'Alpe de Villar d'Arêne
We wandelen verder, langzaam komen we weer in de Alpenweilanden, grote hoeveelheden uitgebloeide maar nog steeds imponerende gele gentianen flankeren het pad. We komen bij de refuge, van hieruit kijken we diep de brede beekvallei in richting La Grande Ruine en de 2 hoog gelegen refuges Le Clot du Pavé en Adéle Planchard. De vallei lokt, roept, lonkt maar die roep kunnen we vandaag niet beantwoorden.

Na onze middagpicknick, samen met kippen en honden van de refuge, dalen we zonder kippen met de GR 54 tot Le Pied du Col. Een stevige zigzagafdaling met veel bergbeekjes en watervalletjes. Le pied du col op 1700 meter. Een kleine berekening leert ons dat we zowat 300 meter moeten klimmen om terug bij de motorhome en bij de col du Lautaret te komen. Inge en Karin verkiezen naar beneden naar Villar d'Arêne te wandelen, waar we hen straks kunnen oppikken. Laura, Hilde, David en ik wandelen langs de bergweilanden wel in de buurt van de autoweg naar de col. Niet het mooiste stuk van deze wandeling maar toch vredig, zo wandelend langs de gemaaide golvende weilanden. We zien de motorhome al staan, kruizen nog een moerassig gebiedje met sterk ruikende wilgen (pijnstiller op onze weg) en net voor de col nog een veldje met meesterwortel en naar anijs geurende roomse kervel. Een aromatische afsluiting van deze tocht.

Info La Meije.
La Meije is niet de hoogste maar wel de steilste berg in het Franse Nationale park van de Ecrins. De berg heeft 3 toppen, het hoogste punt noemt Grand Pic de la Meije en is 3984 m hoog, wordt ook wel 'le doigt de Dieu' genoemd omwille van zijn dreigende, waarschuwende vingervorm. De eerste beklimming van La Meije werd voltooid op 16 augustus 1877 door Boileau de Castelnau en Pierre Gaspard.

Info refuge de l'Alpe de Villar d'Arêne.
Een makkelijk toegangkelijke berghut gelegen tussen de bergweilanden op 2079 meter. In de zomer open van 2 juni tot 11 september. Beheerder : KAINCZ André 05320 LES FREAUX. tel.: 04.76.79.93.44. Tel. refuge : 04.76.79.94.66. GPS coördinaten: N / 4985.867 E / 293.809.

donderdag, juni 29, 2006

Met de bende in de bergen. Vanoise / Bonneval sur Arc.

Route: Pont St Charles 2057m - Gorge de Malpasset - Refuge de Prariond 2324m - Col de la Galise 2987m - Col de la Lose 2957m - Refuge - Pont St Charles

Een dag waarvoor woorden niet zullen volstaan. Elke zin, elk woord zal een beperking zijn van de belevenissen van vandaag. Toch een poging.

Met de auto over Col de L’Iseran (2764m), kleine stop om de zomerskiërs bezig te zien. Verder richting Val d’Isère tot aan de Pont St Charles (2057m). Parking en start, koud en zonnig,
richting Refuge de Prariond op 2324m. Heel leuke wandeling langs de Gorge de Malpasset, rustig stijgend voor ongeveer een uurtje, alpenkauwen in ons gezelschap.
Middagmaal aan de refuge en dan de bergen in naar de Col de la Galise (2987m) langs enorme steenmannekes en sneeuwveldjes. Onderweg passeren we wat marmotten die ravotten. Vanop het pad is de Glacier des Sources de l’Isere te zien. De col zelf was niet zo bijzonder (niets aangeduid) ware het niet dat we nu écht op de grens met Italië staan en we langs de andere kant het Lago Serru en de Plan Ballotta zien waar Miguel, Maurice en ik zeven jaar geleden ook rondliepen. De Gran Paradiso, de Punta Violetta en de weg naar de vallei van de Savoie hut zijn
duidelijk te zien.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m). Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m).Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

maandag, augustus 27, 2001

Wandelen in de Gran Paradiso

Eind augustus, we zijn in de Gran Paradiso op het plateau van Nivolet zowat 2500m hoog, een van mijn lievelingsplekken in de Italiaanse Alpen. We verblijven in de refugio Savoia. Vandaag wandelen we via de 2800m hoge Grand Collet naar Pont, eindstation in de vallei van Valsavarenche. In de afdaling vinden we de laatste bloeiende Arnicaplanten op veengrond, een plaats waar ze volgens de flora ook thuishoren. Ik oogst wat rijp zaad en stop het in het netzakje van mijn trekkersbroek, daar kunnen ze tegelijkertijd luchten en drogen.

Arnica montana of Valkruid, is zoals zijn naam zegt, een kruid tegen de gevolgen van het vallen, en dus helemaal op zijn plaats in de bergen. Echt een wonderbaarlijk middel tegen kneuzingen en verstuikingen, maar wel eentje met gebruiksaanwijzingen. Vers kunnen de bloemen voor gevoelige personen wel huidirritatie veroorzaken, dus altijd eerst voorzichtig uittesten of wel verdund met water of olie gebruiken. 

We dalen verder, bij een bergbeekje vind ik een Sedumsoort met gele naar rood verkleurende bloemen, een soort Hemelsleutel. Zou dit de Rhodiola rosea zijn, waar ik naar op zoek ben? Deze vetplant is de laatste jaren bekend geraakt als adaptogeen en dus wil ik zo een versterkend kruid graag eens in levende lijve zien. De Rhodiolawortel ruikt naar rozenwater en dus probeer ik aan de wortels te krabben om de geur op te snuiven. Helaas ruik ik alleen maar natte, humusrijke grondgeur! Of toch iets van rozen? Twijfel blijft.

Verder in de afdaling vinden we nog de giftige, maar o zo magische Veratrums en Aconitums, planten die veel als homeopathisch middel gebruikt worden. Zo vers en onverdund, zeker niet om op te eten, behalve als je persoonlijk een eind aan je leven wilt maken en dat ben ik op dit moment zeker niet van plan. De monnikskap in blauwe bloei ziet er altijd eerbiedwaardig uit, maar schijn bedriegt onder zijn monniksuiterlijk verbergt hij sterk werkende alkaloïden, die onze hersenen en hart onderste boven halen. Twee gram wortel inwendig kan al dodelijk zijn en zelfs het sap op de huid kan al vergiftigingsverschijnselen veroorzaken. 
Het Nieskruid, veratrum album is zijn ecologisch broertje in dit voedselrijke, vochtige biotoop, een even statige maar ook gevaarlijke plant, die vroeger heel wat mensen flink ziek heeft gemaakt. Het per vergissing oogsten van de Nieswortel in plaats van de onschuldige Gele gentiaan was dikwijls de oorzaak van deze vergiftigingen. Het gevolg was dat we een giftig likeurtje krijgen, die heel wat minder heilzaam is voor maag en darmen. 

Maar we zijn nog altijd in de Gran Paradiso, nog steeds niet zat of ziek en op weg naar Pont. Een groep zwaar beladen Hollanders begint aan deze toch wel zware klim en hoe graag ik zelf ook rond toer in de bergen, toch ben ik nu blij dat ik niet mee naar boven moet. In Pont genieten we van een lekker biertje, altijd een hemels genot na een goede inspanning. Zouden we die zware lichamelijke inspanningen alleen maar leveren om daarna extra te kunnen genieten? En 'genieten' kunnen en moeten we straks weer, want na dalen komt het stijgen om bij onze verblijfplaats de Savoiahut te geraken. Het is een mooi, breed en bekend pad, eerst nog in de schaduw van bomen en struiken, maar dan boven de boomgrens in de hitte van de open vlakte. Halfweg de klim houden we onze rustpauze bij het Jezuskruis met aan de overkant de echte heer Gran Paradiso in hoogst eigen gedaante. De bergen zijn me heilig, maar ze worden, wat mij betreft niet heiliger door het plaatsen van kristuskruisen en madonnabeelden.
Het tweede gedeelte van de klim is minder steil, we wandelen al op de hoogvlakte van Nivolet, zigzaggen tussen rotsen en waterrijke bergweilanden begroeid met het feeërieke pluizige wollegras. Het biotoop is niet alleen geschikt voor wandelaars, maar vooral het ideale terrein voor mollige marmotten, die zich vol gevreten hebben om straks aan hun winterslaap te beginnen. Aan de einder doemt onze thuisbasis al op, nog even een inspanning en dan kunnen we ons weer te goed doen aan de lekkere, vettige keuken van de Savoia.

Over Veratrum. 

De witte nieswortel (Veratrum album L. is een uiterst giftige vaste plant die behoort tot de Eenbesfamilie. De wortel werd vroeger als pijlgif gebruikt. De plant komt van nature voor in de Alpen. Hij wordt 50 tot 150 cm hoog..De witte nieswortel bloeit van juni tot augustus met witte, 12 tot 15 mm grote bloemen, die in een 50 cm lange tros staan. Vooral als de zon schijnt geuren de bloemen doordringend.
Alle delen van de plant zijn zeer giftig. De mate van giftigheid hangt wel af van de standplaats. Planten op 700 m hoogte bevatten 1,5% alkaloïden en die op 2500 m hoogte nog maar 0,2%. Vooral in de wortelstok komen de alkaloïden protoveratrine en germerine voor.

Rembertus Dodonaeus schrijft over Veratrum. Die wortel van wit Niescruyt doet sterckelijck ende met groot ghewelt braken ende overgheven alderhande overvloedighe quade fenijnnighen taeye vochticheden ende fluymen/ ende es mits dyen goet tseghen die vallende sieckte/ rasernie ende langduerende pijne in thooft/ dullicheyt/ swaermoedicheyt/ fledercijn/ pijn ende weedom in die hope diemen sciatica heet/ alle manieren van waterladen/ vergiftheyt/ ende tseghen alle oude coude wederspannighe sieckten die niet lichtelijcken met anderen bequaemen remedien en willen sceyden. Ende hoe ende in wat manieren datmen dese wortel sal ierst bereyden eermense in gheven sal ende dijsghelijcx oock dat lichaem dat dese wortel ghebruycken sal/ es van vele oude doctoren seer lanck bescreven/ dat wy niet en hebben willen verhalen/ om dat die saken ende redenen diemen aenmercken moet/ zoo veel ende groot sijn datmense int corte niet en kan stellen/ ende wel eenen boeck soude vullen. Ten anderen oock om dat men dese gheweldighe wortele naer Galenus leeringhe niet en behoort in te ghevene/ maer alleen van buytens tlichaems te hebruyckene.


zaterdag, maart 25, 1995

Fragmenten uit mijn herboristenjaar 1995

Het jaar 1995 blijkt in mijn dagboek pas eind mei te beginnen, maar dan is het wel goed raak: mooie momenten in de tuin, kruidenweekend in Belvaux, bergtocht in de Franse en Zwitserse Alpen, een magisch moment bij Fons in Baarle, een deftig knoflookcongres in Berlijn en een herfstig weekend in Spa. En tussendoor herboristen opleidingen begeleiden, maar daar vergat ik over te schrijven. O ja, we planden voor volgend jaar 1996 een eerste kruidenvakantie in de Franse Drôme.



zaterdag 30 maart: start 7de herboristen opleiding
Geen persoonlijk genoteerde gegevens terug te vinden in mijn verleden.

april 1995 ergens. Over kruidig leven
Ik schreef het volgend artikel over mezelf en de paardenbloem in Forum, een antroposofisch blaadje uitgegeven in Turnhout.

Mijn kruidig leven begon in de fameuze jaren "60 met het lezen van Mellie Uylderts boek "De taal der kruiden". De ontdekking dat 'ordinaire' planten zoals paardebloem, brandnetel en weegbree ergens goed voor waren, sprak me zo erg aan, dat ik me er steeds verder in ging verdiepen en er zelfs mijn beroep van maakte. Ik ben nu, 30 jaar later, zowat 300 kruidenboeken rijker, geef les in de kruidengeneeskunde en noem mezelf herborist. Ondertussen is deze 'fytotherapie' niet alleen in de volksgeneeskunde maar ook in de officiële wetenschap bekend en herkend gewor­den.
Een voorbeeldje van hoe een volkse plant zoals de pisbloem kan uitgroeien tot het deftig medicijn Taraxacum volgt hieronder.

Wie kent haar niet, de Paardebloem! En toch zitten er nog wel wat onbekende kanten aan deze plant. Zo zouden volgens de botanici niet een maar wel 200 verschillende soorten zijn. De Flora van België deelt ze op in sekties zoals obliqua, erythr-osperma en palustria. De grote verschillen in bladvorm en bladgrootte zijn gedeeltelijk ook te verklaren uit de ecologische kenmerken van hun groeiplaats: nat of droog, voedselarm of voedselrijk enz. Zoals je ziet, het aanpas­singsvermogen van deze plant is zeer groot, zoals trou­wens bij alle veel voorko­mende 'on'kruiden. Het zijn echte overlevers. Merkwaardig genoeg zijn het net deze planten die veel als versterkers en bloedzui-veraars gebruikt worden.

Paardenbloem is in feite het prototype van de reinigende voorjaarsplant. Ten eerste is hij in maart en april volop fris voorradig. Ten tweede bevat hij, net zoals de brandnetel veel mineralen en vooral een zeer hoog kaliumgehalte, dat waar­schijnlijk veranwoordelijk is voor de goede urinedrijvende werking. Denk maar aan zijn franse naam Pissenlit - Bed-plasser.
Ten derde, bezit hij een goed onderzochte galdrijvende en spijsverteringbevorderende werking. Bij één van die onderzoeken met ratten bleek de diuretische werking even sterk als van chemische diuretica. Verder konstateerde men een gewichtsverlies van wel 30%. Dit onderzoek werd gedaan door Racz-Kotilla en gepubliceerd in het weten­schappelijk tijdschrift Planta Medica nr.26 uit 1974. Maar reeds in 1875 konsta-teerden de Engelse onder­zoekers Rutherford en Vignal een galdrijvende en tonise-rende werking bij honden. De Franse vader van de moderne fytotherapie Henzi Leclerc genas patiënten met leverproblemen, galstenen en ontstekingen van de galca-pillairen.
Ook huidaandoeningen met als oorzaak een galinsufficiëntie verdwenen door het gebruik van paardebloemsap. Dr.Leclerc beschreef zijn ervaringen in de 'Revue de Phyothérapie' van juni 1952. Veel van deze oudere maar serieuze onderzoeken zijn nu nog na te lezen in het boekvan H.Leclerc 'Précis de phythothérapie' van de uitgeverij Masson Paris.

Een recept van Brissemoret uit 1902 is ook nu goed te gebruiken. We mengen l00cc wortelsap van de paardebloem met 20cc alcohol van 90%, 15cc glycerine en 15cc water en gebruiken daarvan 1 tot 2 eetlepels per dag. Natuurlijk kun je als voorjaarskuur nog beter de verse blaadjes of het sap gebruiken.
Vroeger werd de zoge­naamde molsla in het wild gezocht op weilanden waar veel molshopen voorkwamen. Dat waren jonge paarde­bloemplantjes, die juist onder een molshoop ontkiemd waren. Zij bleven wit en zacht, en waren daardoor minder bitter. Het is devoorloper van ons witloof.

Veel planten hadden vroeger ook een spirituele betekenis. Zo was paardebloem een krachtig anti-magisch middel en daar hoorde natuurlijk een ritueel bij. Zo schreef Apileus in zijn werk 'De Virutibus Herbarum': Neem zeven paardenbloemplanten zonder de wortelen, kook ze af in water bij afnemende maan, was u hiermee buiten de huisdeur, verbrand dan het kruid Aristolochia, snuif de rook op, treed het huis weer binnen zonder omzien en ge zult van alle betovering bevrijd zijn. Misschien kan de Paarde­bloem ons van de chemische betovering en vervuiling bevrijden.

24 mei 1995: een moment van magie
Na een hele dag noodzakelijke regen verlicht de avondzon mij en mijn tuin. Een magisch moment.
Laag bij de grond, levend op plantenhoogte, zogenaamd aan het wieden, krijgen de kruiden een nieuw aanzien. De bloemknoppen van de echte salie en de net geopende felrose bloemen van het fijn bieslook vertellen samen een verhaal van harmonie. De bieslook met zijn kapje op zijn bloemkop lijkt wel een wild geworden monnik. Het is alsof soberheid met uitbundigheid tot evenwicht wordt. Zeker met de bolvormige buxus in de buurt ontstaat er vorm- en geneeskracht die beter werkt dan bidden.
Geneeskracht wordt voor mij steeds meer in de natuur aanwezig zijn, opgaan en één worden. Mystiek van materie alom !
Maar nu terug naar de materie ! Voorlopig eten we de kruiden nog op en moeten we ze dus op het goeie moment oogsten, drogen en verwerken. Nu half mei kan de meidoornbloesem geplukt worden. Het makkelijkst doe je dat door de eindtakken af te knippen en deze dan onderste boven opgehangen te laten drogen. Zelf maak ik er ook een hartwijn van, door 50 gram verse bloesem met blad in 1 liter witte wijn ongeveer 1 week te laten trekken. Voor een betere smaak is 20 gram al genoeg.
Ook de vlierbloesem begint al voorzichtig te bloeien. In mijn tuin groeit ook de peterselievlier. Deze struik bloeit minder uitbundig dan de gewone Sambucus nigra maar heeft een sterk ingesneden blad. Vandaar zijn naam. Ook de boeiende en uitbundig bloeiende akkeronkruiden zoals korenbloem en echte kamille vertonen hun eerste bloemen. Prachtige planten voor de tuin en om de kruidenthee op kleur te brengen.
Het herboristenoogstseizoen draait nu op volle toeren. Oogsten jullie ook mee ?

Commentaar in 2010: dit artikel werd gepubliceerd in 'Herba nr 8' juni 1995

24 juni 1995 Belvaux kruidenweekend
Een hedendaagse herborist geniet van zijn tuin, geeft gezondheidsadvies aan gezonde en zieke mensen, en begeleidt mensen op kruidige tochten om kennis en conditie op te doen. Zaterdag 24 en zondag 25 juni is weer zo'n kruidig weekend. Afspraakplaats is de brug over de Ourthe bij Hotton.
Een vreemd begin is het wel. Onverwacht Irene op halen in Leuven en dan een drukke rit naar Hotton, waar we stipt 1 minuut over 10 aankomen, dan langs een rumoerige markt naar de klimrotsen van Hotton om eindelijk alleen nog het geluid van de natuur, wat we ook wel ‘stilte’ noemen, te ervaren. Met soms het steigerend geluid van zwaar ademende en zwetende herboristjes als we de helling op moeten.
In het eerste zijdal ... de eerste maretakken in enkele oude fruitbomen. Met enige moeite heb ik er enkele geplukt en dan kan, wat mij betreft, de dag al niet meer stuk. Waar een mens al mee tevreden kan zijn!
Bij Werpin in de wegberm lacht een uitbundige kalkflora en een reusachtige betonnen Heilige Maagd ons toe: wilde marjolein, slangekruid, glad walstro, wit vetkruid en nog veel meer, maar ik wil verder, het keerpunt ligt nog een eind verder.
Bardowez, een verwilderd arboretum met vele uitheemse struiken en bomen, die een curieus maar harmonieus huwelijk aangaan met hun inheemse vrienden. De plant die hier als een voorhistorisch overblijfsel de show steelt, is een Amerikaanse moerasplant Lysichiton americanus uit de Aronskelkfamilie. Net als zijn Europees familielid verspreidt de geelgroene bloem een ‘aantrek-lijke’ aasgeur, voor insecten tenminste.
De terugweg hoger op in de Ourthevallei leidt en lijdt ons eerst door dichtbegroeide hellingbossen. Bijna onzichtbaar tussen het woeste groen, slaken sommigen hoge kreten, om op koers te blijven zullen we maar denken. De natuur slokt de mens op en zo hoort het af en toe voor een herborist.

25 juni 1995 Belvaux
In het ‘Belladonna-straatje’ het leven beleven en dan letterlijk en figuurlijk opstijgen naar mijn magische rots. Hoog boven het weidse landschap ontmoeten we wildemanskruid (wie ?), gamander (annemie), jeneverbes (bruno), graslelie (dominique), zonneroosje (annick), kalkaster (philippe), verborgen tijm (irene) en zoveel andere plantenmensen ingrid, patrick, wit vetkruid en ik.

Angsten worden overwonnen
Warmte wandelt door de ziel
Een geur van heiligheid alom

9 juli: Met je lichaam in het landschap
Als fanatieke bergwandelaar en 'overlever' heb ik ook geprobeerd om niet alleen het kruiden- maar ook het wandelvirus over te brengen op mijn cursisten en andere natuurliefhebbers en dus hebben we met de herboristenvereniging ook enkele jaren een trektocht in de Franse en Zwitserse Alpen georganiseerd
Wandelen in de bergen, is niet alleen lichamelijk inspannend en dus gezond maar ook geestelijk verrijkend. Het kan het beste maar ook het slechtste in de mens naar boven brengen. In elk geval is het nooit vrijblijvend. Het confronteert je met een mooie maar ook meedogenloze natuur, en dat maakt juist het bergwandelen zo aantrekkelijk. Met je lichaam in het landschap!

9 juli 1995: Bergtocht vertrek in Vallorcine
Belgie – Vallorcine. Zoals bij elke goed georganiseerde tocht vertrekken ook wij met vertraging. De boosdoener van dienst is Wim. Uiteraard zal hij zijn gerechte straf niet ontlopen want zonder ontbijt moet hij mee en zal tot 's middags op een eerste deftige maaltijd moeten wachten. Verder geen problemen meer en om halfzes s'avonds komen we aan in Vallorcine, waar we de auto's op stal zetten. Vanaf nu ruilen we de ijzeren paardenkracht voor vijf paar getrainde kuiten.
Na het noodzakelijke cafébezoek om te bekomen van de rit, de rugzakken opgetild en we gaan "en route". Onmiddellijk weten we hoe laat het is. Na amper honderd meter beginnen enkelen zich al vragen te stellen over het gewicht van de rugzak. Maar gelukkig is het alleen maar de bedoeling om een kampeerplekje te zoeken in de natuur, weg van de bewoonde wereld. En dat plekje vinden we ook in de vallei van Barberine. We slaan voor het eerst onze tenten op.

10 juli 1995: Lac d'Emosson
Onmiddellijk weten we waar we aan begonnen zijn want de klim naar het lac d’Emosson, de grens tussen Zwitserland en Frankrijk, is een stevig stukje klimmen, maar bij het meer aangekomen worden we wel voor onze inspanning beloont. Een gigantische wateroppervlakte, een stuwmeer dat wel, in een kuip van besneeuwde bergen. Grandioos mooi, maar we willen wel 300 meter hogerop naar het oude stuwmeer.  Gelukkig is de half verharde weg langs het meer gedeeltelijk sneeuwvrij. We wandelen dan ook tussen en zelfs onder sneeuwbergen door naar 2200 meter tot bij het nog grandiozer gelegen Vieux Lac.
Maurice en Wim gaan kijken of we niet kunnen oversteken langs het dichtgevroren stuwmeer, maar daar hebben de anderen geen boodschap aan. Lekker lui in de zon relaxen lijkt een veel beter idee.

De bedoeling is versteende sporen van dinosaurussen te vinden maar door de uitzonderlijke sneeuwval van de voorbije winter kunnen we zonder stijgijzers daar zeker niet geraken en dinosaurussporen onder een dikke laag sneeuw daar hebben we ook niks aan. We wijzigen dan ook onze plannen en gaan niet over de col de la Terrasse maar langs de helling en de montagne de Barberine naar de refuge de Loriaz. Onderweg zijn er ook daar enkele moeilijke passages, sneeuwtongen die het voetpad versperren, zodat zelfs Wim, die meestal een eindje voorop loopt, het veiliger vindt om op versterking te wachten. In de refuge kunnen de mannen aan de verleiding van de pintjes niet weerstaan.

Op aanwijzen van de gastvrouw gaan we de tenten opslaan enkele honderden meters verder in de vallei. Yo met rugzak en pantoffels op weg want die heeft zich ondertussen al grondig opgefrist en propere kleren aangetrokken. En dan komt de apotheose van de dag: we maken voor het eerst kennis met de kookkunst van Maurice. Alles wat binnen handbereik ligt gaat de pot in en het resultaat is ...erg lekker!



Een zaterdag in september 1995: Een impressie van een daguitstap met de Herboristen Opleiding Dodonaeus
Op bezoek bij Fons, een monument uit de tijd van de Witte van Zichem en Maurice, een monument voor het jaar 2000 : twee mooie wijsheidsbronnen te samen, met elkaar communicerend via onzichtbare draden. De blikken die ze uitwisselen zijn immers veelbetekenend.
Het was alsof we op die dag door professor Barabas (alias Maurice) in de teletijdcapsule werden gedeponeerd met de 19de eeuw als bestemming. Daar kwamen we bij een oude geest terecht, die overliep van liefde voor de planten en het goddelijke. Hij beleefde het grootste plezier door ons hierover te vertellen en te vertellen en te vertellen. Gebogen op zijn knieën om contact te maken met de aarde, plukte hij voor ons (bewoners van de toekomst) plantjes die opgroeiden in zijn zuinig opgespaarde lege potjes margarine. Sommige onder ons wat onhandig, andere wat onwennig, hielden we onze boterpotjes als kostbare schatten in onze handen.

En als Suskes en Wiskes liepen we verbouwereerd rond. Verbazing over, hoe deze oude geest nog spelend vocht met zijn mooie bok en kleine geitjes die in een oeroude stal mekkerden. Verbazing over de heksenkruiden, bilzenkruid en doornappel die tussen de keurige sla groeiden. Verbazing ook over die geheimzinnig glunderende blik die op het gezicht van Maurice verscheen.
Fons, een bewijs dat de geest sterker is dan het lichaam. Een oude man wiens lichaam langzaam verdwijnt, terwijl diens ogen verraden dat er een groot leven in zit, de kracht van het eeuwige kind, de deugniet....
's Avonds krijgen alle planten in mijn tuintje een ander uitzicht. Stilletjes voel ik een weggekwijnd contact terug groeien. Ik koester het gevoel en voel me diep gelukkig.

Commentaar 2010: de lichamelijke Fons is ondertussen al heel wat jaartjes overleden, maar de spirituele Fons blijft voor eeuwig bestaan. Ingrid Fament, de schrijfster van deze impressie, zal nog wel leven, maar is tussen de plooien van de tijd verdwenen.

Zaterdag 6 en zondag 7 oktober 1995. Knoflookcongres.

Als herborist had ik de eer en het genoegen om een Internationaal Knoflook Research Symposium te Berlijn bij te wonen. Stel je voor, 12 professoren van universiteiten overal ter wereld kwamen daar bijeen om hun wetenschappelijke ervaringen met knoflook uit te wisselen. En de eerbiedwaardige heren roken niet eens naar dat beruchte 'bolletje' !

Zo was er Dr. Orekhov, een vrij wild uitziende prof uit Moskou, die ons liet zien hoe lookpoeder de afzetting van vetten op de bloedvaatwanden tegengaat en dus de verkalking ervan. Als herborist was ik daar natuurlijk reeds van overtuigd, maar om het wetenschappelijk nog eens zó onderbouwd te zien, was toch wel indrukwekkend. Tussen haakjes, Dr. Orekhov liet zich 's avonds het cholesterolrijke voedsel opvallend goed smaken. Toch goed dat er knoflook is!

Knoflook voor het hart
Wetenschappers zijn wonderbaarlijk wroetende en vasthoudende mensen. Zo doen ze niet alleen 25 keer een onderzoek naar de werking van knoflook op en in de bloedvaten, maar ze gaan die 25 onderzoeken nadien óók nog eens onderzoeken. Dat noemen ze meta-analyses. Zo vergeleek Andrew Neil, een saaie maar serieuze Oxfordprofessor, al die onderzoeken met mekaar. Zijn conclusie was dat lookpoeder een gemiddelde cholesterolverlaging van 10% kon veroorzaken en een verlaging van de bloeddruk met 8%. Net genoeg om de volksgezondheid opvallend te verbeteren als we allemaal op de juiste manier aan de look zouden gaan. Dit zou hartinfarcten met 25% en beroertes met 40% kunnen verminderen.

Knoflook voor een lang leven
Boeiend was ook wat Prof. Belz, de voorzitter van het symposium naar voren bracht. Hij is niet alleen een stimulerend spreker, maar durfde (voor een wetenschapper) gewaagde uitspraken doen over de mogelijk levensverlengende effecten van lookgebruik. Hij onderzoekt in het Centrum voor Cardiovasculaire Farmacologie te Mainz het lange termijneffect van 'het teentje' op de elasticiteit van de bloedvaten. Dit onderzoek is nog aan de gang maar na 2 jaar blijkt reeds dat de soepelheid van de vaten beduidend beter is bij de knoflookgebruikers (300 mg poeder per dag) dan bij een vergelijkbare groep niet-gebruikers. Als u dan weet dat elasticiteit van de bloedvaten een maat is voor de veroudering van het menselijk lichaam, dan mag ik met wat overdrijving zeggen dat knoflook een verjongend of beter een 'anti-verouderingseffect' heeft. Onze professor durfde er zelfs een levensverlengend cijfer op plakken. We kunnen nu met z'n allen uitbundig verse knoflook gaan eten, maar praktisch en therapeutisch gezien geeft dat heel wat problemen. We zouden dagelijks zowat 2 tot 3 verse, rauwe teentjes moeten eten … met alle geurproblemen van dien. De medische kwaliteit van de gebruikte knoflook moet ook goed gecontroleerd worden. Zo is het allicinegehalte van de Chinese knoflook het hoogst en dus beter geschikt voor geneeskrachtig gebruik. Daarom is het verstandig om naast het bescheiden gebruik van verse look in de keuken 3x per dag knoflooktabletten van 100 mg te gebruiken. Ik zeg wel tabletten want veel andere preparaten zoals de bekende oliecapsules zijn dikwijls van minderwaardige kwaliteit. Ook dat werd in Berlijn nog maar eens bewezen.

Zoals u ziet, het was als herborist echt fijn om samen met knoflook in Berlijn te zijn.

Zaterdag 4 november 1995: herfstweekend en spiritueel wandelen
Zondag 5 november
Mooie ochtend met rijm. Groen zomaar plots overschildert met zilverwit, de kunstenaar die tijdens de nacht van penseel veranderde? De zon geeft al goed warmte, dus we willen weer naar buiten. Maurice is nog aan 't 'kaarten': "Ik gok op kleurenwiezen". Kleuren, ja, wat een kleurenpallet, steeds weer delen we met mekaar deze verwondering. Dit is zonder twijfel de meest kleurrijke novemberochtend in de Lessevallei ooit geweest. De tweede dag, dus wat rustiger, meer met planten bezig, plukken, verzamelen, veel leren. Mijn boeketje groeit steeds meer naar zijn bestemming toe.
Te rustig ? Maurice, plots actiever, sleurt ons mee de helling op. Zo onverwacht, toch weer ferm moeilijk. Ik wroet met mijn handen om een houvast te vinden. Waar zijn mijn wortels? Nooit was ik meer met aarde bezig en van zo dichtbij. Het werkt beter dan een modderbad in een kostelijk kuuroord.
Weer een weekend voorbij. Samen iets drinken, een feestelijke afsluiter. Mijn afsluiter. Misschien kan mijn passie rond dit herfstig stappen u niet bekoren, maar een uitspraak van Goethe kan u misschien tot nadenken stemmen : "Als u mij uw mening wil vertellen, vertel mij dan waarin u gelooft. Twijfels heb ik al genoeg aan mezelf. "

Commentaar 2010: Het verslag is een persoonlijke impressie van een van ons vele kruidenweekends, geschreven door Irene Verhoeven. Met een vertraagde, oprechte dank voor haar spiritueel enthousiasme.

December 95: Sangoma
In het laatste nummer van ons kruidenblad schreef ik het volgende als editoriaal:
Sangoma! Is de titel van het boek van James Hall, een moderne Amerikaan die na een zware lichamelijke opleiding traditioneel genezer werd in Swaziland. Sangoma betekent zoiets als sjamaan, medicijnman of mag ik zeggen, herborist.
En het boek van Hall doet mij weer dromen van een herborist die zijn kennis niet alleen verkrijgt door zijn hersenen vol te proppen met rationele informatie over planten, maar daar ook lichamelijke inspanningen voor wil en moet leveren.Een herborist op expeditie in de Kalahariwoestijn om duivelsklauw te oogsten, zelf valkruid verzamelen op gevaarlijke plekken in de Alpen, slapen in de natuur op een bed van wilde tijm.
Pas dan, wordt een mens verbonden met zijn eigen lijfelijke natuur! Pas dan wordt kennis in je bloed opgenomen! Pas dan wordt kennis echt kracht! Kruiden worden dan meer dan medische of modische planten. Herboristen worden dan weer spiritisten die in de oude aarde de nieuwe hemel ervaren.
James Hall kijkt me tweemaal aan. Eenmaal als de modieus geklede, zelfbewuste Westerling trots op zijn gerestaureerde Cadillac uit 1937. Een tweede maal als Sangoma, in een eenvoudige lendendoek gehuld, ernstig, vol van oer-ervaringen. Ik wil niet kiezen tussen die twee. Ik wil ze gewoon allebei zijn.