Posts tonen met het label holle wegen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label holle wegen. Alle posts tonen

zondag, november 11, 2018

Holle wegen in Hoegaarden

Als kind waren de holle wegen in Hoegaarden het enige biotoop, waar we onze eigen kleine avonturen konden beleven.  Het was en is nog steeds de enige omgeving waar, in het vruchtbare Hoegaardse landschap, de wilde natuur nog een beetje zijn gang kon gaan. 

Holle wegen vervullen in het Hoegaardse agrarische landschap een belangrijke ecologische functie. De diepe holle wegen met hoge, dichte, houtige begroeiing, vormen vaak miniatuurbosjes. Als de omstandigheden lange tijd stabiel blijven, kunnen op deze taluds echte bosgemeenschappen leven. Zo vinden we nog enkele taluds met o.a. Kleine maagdenpalm, Gulden boterbloem, Gevlekte aronskelk, Gele dovenetel, Muskuskruid, Rode aalbes, Stekelbes, Maarts viooltje, Boskortsteel, Reuzenzwenkgras, Klimop en andere soorten uit het Elzen-Vogelkersverbond.
Houtkanten overdekken ongeveer 20% van de bermoppervlakte. De dominante houtige gewassen zijn de Gewone iep en de Gewone vlier en in mindere mate de Sleedoorn. Andere soorten die in de struwelen voorkomen zijn o.a.: Rode kornoelje, Wilde kardinaalsmuts, Wilde liguster, Bosrank, Hondsroos (o.a. Rosa obtusifolia en Rosa corymbifera), Viltroos, Spaanse aak en Kruisbes. Uit enkele steekproeven blijkt overduidelijk de sterke verruiging van de bermvegetaties. Grote brandnetel, Kleefkruid en Braam bedekken tijdens het groeiseizoen ongeveer 35% van de bermoppervlakte.

Voedselrijke grazige vegetaties, hoofdzakelijk bestaande uit Frans raaigras, Kweek en IJle dravik nemen ca. 20% van de bermoppervlakte in beslag. Minder dan 4% van de totale bermoppervlakte bestaat uit grazige vegetaties van matig voedselrijke en voedselarme omstandigheden. Rood zwenkgras en Gewoon struisgras indiceren meestal dit vegetatietype.
Het toekomstige bermbeheer moet er vooral naar streven om soorten van dit vegetatietype terug een kans te geven. Soorten zoals Fijne ooievaarsbek (Aalst), Goudhaver (o.a. Appelarenweg te Hoksem), Donderkruid (Meiveld), Aardaker (Waverse steenweg nabij Oorbeek), Kattedoorn, Echt walstro, Bitterkruid, Ruige weegbree, Bergdravik, Kleine bevernel, Jacobskruiskruid, Muizenoor, Kruipend stalkruid, Liggende klaver, Hokjespeul (Elst) en Grote tijm (Vossel en Blinde Ezel) zouden dan terug het aspect van een aantal holle wegen kunnen bepalen.

Het overige gedeelte van de taludoppervlakte (ca. 20%) is begroeid met storingsgemeenschappen met o.a. Akkerwinde, Haagwinde, Boerenwormkruid, Duist, Echte kamille, Gewone klaproos en Windhalm. Deze storingsindicatoren vinden we meestal op taluds die met herbiciden worden bespoten. Grondverschuivingen, voornamelijk ten gevolge van de verticalisering van de taluds, zorgen eveneens voor instabiele situaties waarin de storingsindicatoren welig kunnen groeien. Naar aanleiding van de wegenwerken in het kader van de ruilverkaveling Hoegaarden werden vele taluds afgegraven hetgeen een sterke toename van deze minder gewaardeerde soorten veroorzaakte. Nochtans kunnen in dergelijke milieus ook een aantal minder banale soorten voorkomen. Op kalkrijke substraten zijn dit Koningskaars, Zwarte toorts, Bezemkruiskruid, Dubbelkelk, Donderkruid, Bilzekruid (Aalst), Wilde reseda, Wouw, Graslathyrus en Kleine leeuwenbek.

Op kalkarme bodems vinden we soms nog de Korenbloem. Na verloop van tijd, wanneer het humusgehalte van de bodem toeneemt, kunnen soorten zoals Rapunzelklokje, Akkerhoornbloem, Marjolein, Borstelkrans, Kandelaartje, Vijfdelig kaasjeskruid, Eenjarige hardbloem en Gevlekte scheerling er een plaats veroveren. Deze laatste soort breidt de laatste jaren sterk uit.

Zeer bijzonder is de flora op de oude spoorwegberm te Rommersom. Ondanks de sterke reductie van de indrukwekkende soortenlijst uit de jaren ’80, ten gevolge van de afwezigheid van natuurbeheer, vinden we er nog Rode ogentroost, Naakte lathyrus, Slangenkruid, Hongaarse raket, Kleine leeuwenbek, Plat beemdgras, Goudhaver, Boslathyrus, Boshavikskruid, Kattedoorn en Bleke klaproos.

Merkwaardig aan holle wegen is hun ontstaan. Doordat boeren eeuwenlang met paard en kar hetzelfde traject aflegden tussen de boerderij in het dal en de akker op het plateau, spoelde die weg steeds dieper uit. De ene is trouwens al ouder dan de andere; er bestaan Romeinse en Middeleeuwse wegen en recentere in onbruik geraakte trein- en tramtracés. Holle wegen dompelen de gebruiker onder in een wel zeer speciale omgeving: onder het niveau van het omliggende land, schaduwrijk en beschermd tegen de wind door de dikwijls steile en sterk begroeide bermen. Net zoals bij gewone wegbermen bieden holle wegen ruimte aan tal van flora en fauna. Maar er is meer. Doordat de omgevingsfactoren, zoals lichtinval, schaduw, temperatuur, vochtigheid, aard van de dagzomende bodemlagen, plaatselijk sterk kunnen verschillen, kan men er een grotere variëteit aan bewoners verwachten. Tenminste, als er geen externe factoren gaan overheersen. De bermen van holle wegen in landbouwgebieden worden dikwijls geplaagd door afspoeling van nitraten uit de aangrenzende akkers. De huidige grootschalige landbouw springt immers kwistig om met bemesting. Massa’s brandnetels en andere stikstofminnende plantensoorten zijn het resultaat. De laatste decennia gaan holle wegen in aantal en kwaliteit sterk achteruit

donderdag, februari 07, 2013

Onze holle weg


We hebben het geluk zomaar een dubbele struikenwal in onze eigen tuin te hebben. Die dubbele rij van vooral hazelaars vormen een soort holle weg begroeid met klimop en is in het vroege voorjaar belegd met duizenden speenkruidplantjes en bolgewassen. Deze holle weg is niet alleen mysterieus mooi maar ecologisch ook interessant. Struiken van hazelaar (Corylus avellana), sleedoorn (Prunus spinosa), vlier (Sambucus nigra) en krentenboompje (Amelanchier) verschaffen een schuilplaats en voedsel aan lieveheersbeestjes, zweefvliegen, spinnen en gaasvliegen. Natuurlijke vijanden van onder andere bladluizen, die onze groenten en fruitbomen belagen
De hazelaars krijgen vroeger in het seizoen last van bladluizen dan de fruitbomen. Hierdoor is de populatie van natuurlijke luizenbestrijders vroeger opgebouwd, waardoor de eerste luizen op de fruitbomen sneller bestreden kunnen worden.

We zijn de oude hazelaars ook aan het snoeien, waardoor de struiken zich kunnen verjongen en wij ons met het hout kunnen verwarmen. Sommige rechtopstaande dode stammen zijn, ondanks de regen, bijna droog en kan ik al na enkele dagen opstoken.
Tussen de hazelaars zijn we bezig met extra aanplant van meidoorn, veldesdoorn en krentenboompjes. Ook vlierstruiken moeten er wat meer komen. Vreemd dat die zichzelf zo weinig uitgezaaid hebben, het zou hier moeten stikken van de vlierstruiken. Zou de vorige eigenaar daar voor iets tussen zitten?

zondag, april 03, 2011

Hauthem, landschap van mijn jeugd

We vertrekken aan de elektriciteitscabine in Sint Katelijne Hauthem. Zwaar bewolkt en zelfs wat regen op deze Ronde van Vlaanderendag.

We wandelen de kasseiberg af, dé berg waar ik waarschijnlijk mijn hedendaagse conditie aan te danken heb. Eindeloos hebben we hier koersrondjes gedraaid. Maar nu komen ik en de anderen toch voornamelijk voor de plantjes. Wij draaien dus geen rondjes in het dorp, maar slaan links af het veld in, langs de al groene graanakkers, de ideale plaats voor onze akkerkruiden. De lichtgroene, dartele klaproosrosetten zijn al overvloedig aanwezig, herderstasje is ook van de partij.
We steken de 'grote' weg Hoegaarden - Meldert over en duiken dan wat verder een holle weg in. Zoete kers in witte bloei, meidoorn in blad en bloemknop, vlier en els markeren de weg en de akker. Als onderbegroeiing zijn er de alom aanwezige kiemplantjes van het kleefkruid, hondsdraf en ereprijsjes, niks bijzonders, maar toch, het bijzondere van het gewone. En overal ook de warrige zaadpluizen van de liaan uit de holle wegen, de bosrank.

We dalen verder en komen bij Rosdel. Het Schoor noemden mijn ouders het acht en vijftig jaar geleden. Als kind mochten we of moesten we mee naar den akker, naar het verzorgen en oogsten van het graan in het vochtige schoorland. Als zevenjarige moesten we niet echt mee helpen, maar mochten langs de rand van het veld wat aan rommelen. Gelukkig was er een spannend beekje, waar kikkers, dikkoppen en ander 'on'gedierte ons bezig hielden. Het was een vanzelfsprekende vorm van kinderopvang met de natuur als oppas.

Nu wandelen we verder richting L'Ecluse, ja in 't Frans, we wandelen op de taalgrens. Het mooiste stukje van de wandeling. Rechts vochtig grasland, moeras, vijvers met riet en slanke sleutelbloem en links de holle weg. Geborgen voel ik mij hier altijd wel een beetje, baarmoeder zeker. De vruchtbaarheid van babyplantjes is hier ook het grootst. We vinden nieuwe scheuten van de heggerank, die met enig geduld zijn zoekende hechtranken rond je ringvinger draait. Huwelijk van mens en natuur! Dat zou mooi zijn.

We vinden nog andere plantjes, de dubbele blaadjes van het dalkruid, al zou het ook de keverorchis kunnen zijn. Dalkruid zou alleen in oude bossen groeien en oud bos lijkt dit gebied toch niet. Nog eens terug komen zeker.
We verlaten de holle weg, weer tussen de akkers, langs de rand waar klaproosrosetten maar ook stevig walstrogroen, waarschijnlijk glad walstro, groeit. Een gladde stengel heeft het in elk geval in tegenstelling met zijn familielid het kleefkruid. Ook de wollige steeltjes van een ander familielid het kruisbladwalstro vinden we hier. 
We draaien nu naar de andere kant van het moerassige Rosdel en wandelen zo terug naar mijn heimwee-akkertje. Wordt vervolgd.