Posts tonen met het label zonnedauw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zonnedauw. Alle posts tonen

woensdag, augustus 06, 2014

Moet je aan planten vragen of ze geplukt willen worden?

Een vraag die mij regelmatig gesteld wordt: Moet je aan planten vragen of ze geplukt willen worden?

Antwoord: Aan planten vragen of je hen mag plukken, lijkt mij nogal schijnheilig. Je weet toch op voorhand dat je geen antwoord, geen ja of nee krijgt. Ten minste, ik heb nog nooit antwoord gekregen. En ja, ik ga er van uit dat planten niet graag kapot gemaakt worden, dus hun antwoord is, wat mij betreft 'nee'. Het enige wat ik kan doen is planten met respect benaderen, niet meer plukken dan nodig is en bij het plukken zorgen dat de plant niet vernietigd wordt. Oogsten is dikwijls ook een vorm van snoeien waardoor planten, vooral heesterachtigen zoals tijm, salie en lavendel juist steviger gaan groeien. Zelfs het rooien en scheuren van wortels zorgt voor het vermeerderen van planten. In zekere zin kunnen planten door het scheuren en snoeien zich verjongen. En uiteindelijk, ondanks alle mooie woorden blijft het leven ook een 'struggle', een eten of gegeten worden.

Bij dit artikeltje dan maar een afbeelding van de zonnedauw, een klein lief plantje met glinsterende haartjes maar die haartjes blijken grijpgrage tentakels te zijn die insecten kunnen vangen en volledig verteren.  Verschrikkelijke vleesetende plantjes dus die zonnedauwtjes. Of ben ik nu met menselijke maatstaven aan het meten?

En verder over de zonnedauw, ooit en af en toe nog in gebruik als hoestwerend middel voor menselijk gebruik. De naam Drosera komt van het Griekse drósos en droseros, dat "dauw" resp. "bedauwd" betekent en betrekking heeft op de uitscheiding van de aan de bladrand staande klierharen. In de oude kruidenboeken heeft de plant de Latijnse naam Rosa solis, dat "dauw van de zon", dus zonnedauw betekent. Het Latijnse rotundifolia betekent "rondbladig".

De raadselachtige dauwdruppels, die ook in de zon niet verdampen, hielden de fantasie van de mensen behoorlijk bezig. In de dertiende de eeuw probeerden alchemisten uit dit vocht goud of een levenselixer "ad longam vitam suam" te maken. Bij de Romeinse geneeskundigen schijnt de plant onbekend geweest te zijn. De plant werd in de Middeleeuwen wel medicinaal toegepast, vooral bij hoesten, longziektes, kinkhoest en tering (= tuberculose).
In Zweden werden Droserasoorten samen met proteolytische enzymen gebruikt om verse melk in zogenaamde taai- of langmelk om te zetten. Daarbij ontstaat een verfrissende, zuur smakende, slijmerige drank met een lange houdbaarheid.

Lees ook http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/39562-in-de-naam-van-zonnedauw.html

vrijdag, augustus 02, 2013

Het veen van Venec

In de namiddag, onze laatste kruidendag, proberen we nog 'alles' van Bretagne of  'Le Finistère' (het eind van de wereld) te zien. 
Dus op naar de chapelle de Saint Herbot. Herbot, weer zo'n heidense heilige die waarschijnlijk nooit bestaan heeft maar toch de heilige van de gehoornde dieren werd. Vlakbij bezoeken we nog een klein en indrukwekkend rustig stuwmeer, waar we genieten van het filosofisch weerspiegelend wateroppervlak. De stilte slaat je om de oren, de eiken gekleed met immens mos verleiden je tot omarming. Maar wij gaan weer rustig verder, we willen toch even bij het grote stuwmeer van de Mont d'Arrée vertoeven en in het veen van Venec rondsnuffelen. We parkeren bij het immense meer in het onooglijk dorpje Nestavel-Braz en wandelen naar het veen van Venec, na enig zoeken vinden we toch een wandelspoor tussen de stevige graspollen. We komen bij een klein afgeplagd stukje veen waar de ronde zonnedauw welig glinsterend tiert. Nog verder vinden we bijna uitgebloeid beenbreek. Het is ook het gebied waar je strompelend over de pollen je benen kan breken of waar je in het natte veen weggezogen kan worden. Dus altijd spannend om te lopen voor stoere mannen, Berit staat ons dan ook, vanop de verharde weg, bezorgd op te wachten. Maar we halen het, veenpluis, beenbreek en zonnedauw laten we gezond achter in het biotoop waar ze thuis horen.
Beenbreek

Une tourbière protégée: la tourbière du Venec
Dans les années 1980, un industriel s’intéresse à la masse de tourbe du site du Venec à Brennilis. Les naturalistes de la SEPNB (Société pour l’Étude et la Protection de la Nature en Bretagne) alertent alors les autorités compétentes qui demandent une étude scientifique du site. Celle-ci révèle la grande valeur patrimoniale de la tourbière et conduit à la création de la Réserve Naturelle du Venec en 1993. Sa gestion est alors confiée à Bretagne vivante - SEPNB. La tourbière bombée du Venec, unique tourbière bombée (l'épaisseur de la tourbe y atteint 4 à 5 mètres) encore active de Bretagne est située sur la rive Nord du réservoir Saint Michel elle occupe une superficie de 48 hectares et est visitable en s'adressant à la "maison de la réserve naturelle" ("maison des castors"), qui dépend du Parc naturel régional d'Armorique, implantée à Brennilis.

Trois espaces naturels structurent la réserve : en périphérie, on trouve des landes et des prairies humides, des petits bois de saules puis une tourbière basse dite de transition, souvent inondée et enfin la tourbière bombée proprement dite. Celle-ci forme une véritable lentille convexe que l’on voit nettement se détacher au-dessus de l’horizon rectiligne du lac.
Ce site abrite de nombreuses plantes protégées et rares comme la sphaigne de la Pylaie, le lycopode inondé, les deux rossolis, l'utriculaire mais aussi des animaux comme le lézard vivipare, l'argyronète (la seule araignée à pouvoir vivre sous l'eau), le damier de la succise (un papillon) ou le sympretrum noir (une libellule).

Le Yeun Elez, espace naturel désormais attractif


Het veen van Venec, aan de horizon Le mont Saint-Michel de Brasparts
Appartenant au Parc naturel régional d'Armorique depuis 1969, le Yeun Elez accueille de nombreuses espèces animales: courlis cendré, hérons, canards, busards cendrés et busards Saint-Martin, lézards vivipares, loutres d'Europe, putois d'Europe, etc. et même depuis 1968 des castors (Maison de la réserve naturelle et des castors à Brennilis), et végétales : linaigrette (sa fleur ressemble à celle du coton et était collectée jusqu'à la Première Guerre mondiale pour faire des pansements et des oreillers, ou encore pour protéger les pattes des chevaux dans les tranchées), narthécie des marais, malaxis des tourbières (orchidée rarissime, Orchidaceae, dite aussi orchis), droséra (plante carnivore et médicinale qui fut collectée par les enfants pour fabriquer un sirop contre la toux entre les deux guerres mondiales, à l'initiative d'un pharmacien du Huelgoat) dans un paysage de landes et de tourbières, grassette commune et utriculaire commune (toutes deux aussi plantes carnivores), polygala commun, solidage verge d'or, élodes des marais, alisma nageante, violette des marais, potentille des marais, gentiane pneumonanthe, piment royal, etc.

Over beenbreek, Narthecium ossifragum.
Het woord Narthecium is waarschijnlijk afkomstig van anthericum (rechtopstaande stengel). De oervorm daarvan was het Griekse woord ather (stengel, stekel). Het tweede deel, ossifragum is een samentrekking van os (been) en frago (breken). Dus beenbreek.
Vee dat teveel beenbreek at, kreeg beschadiging aan de lever. Er kwam teveel phyllo-erythrine in het bloed. Die stof wordt gevormd bij de afbraak van de bladkleurstof chlorofyl door micro-organismen in de maag. Normaal wordt deze stof met de gal uitgescheiden, maar door de leverstoornis komt er teveel phyllo-erythrine in het bloed en dus ook in de huid. Daardoor kan de huid veel minder goed tegen zonlicht en ontstaat een overgevoeligheid voor zonlicht. En kregen de dieren, vooral schapen, brosse botten.