dinsdag, juni 19, 2007

Met de bende in de bergen. Col des Beraudes

Pont de Moutet – Laval 2030m 🡪 Lac des Beraudes 2504m 🡪 Col des Beraudes 2893m
Over de col op de GR 57 richting Col du Chardonnet (maar vroeger afgeslagen), eigenlijk rond de Tête de Cassille.

Als we de tocht van vorige zaterdag als koninginnenrit klasseren, dan verdient de tocht van vandaag de eretitel van keizersrit: een machtige (lastige) dag.
Eerst weer een lange rit met de auto maar vandaag zijn we toch al vroeger vertrokken dan gisteren. We starten de beklimming naar het lac tussen de koninginnenpages (toch de koninginnenrit?) met het gezang van tuinfluiter of zwartkop. Een degelijke beklimming, mooi in het groen en eindelijk bloeiende alpenroosjes.
Boven ben je direct aan het meer dat als het ware voor je voeten geworpen wordt. Een sneeuwwand die over het meer hangt, brokkelt er langzaam af. Echt heel mooi.


Vanaf het meer steken we verschillende sneeuwveldjes over naar de Col des Beraudes. Het begin van dit pad is bezaaid met gentiaantjes. De klim is deugddoend, amusant maar ook lastig omdat we soms tot aan de knieën in de sneeuw zakken. Toch is dit fantastisch om te doen, een zalig gevoel daar midden in de sneeuw.Als het pad even niet meer bedekt is met sneeuw, dan is de ondergrond ‘shiste’, zo van die hele kleine steentjes die moeilijk wandelen.

Op de Col des Beraudes aangekomen, zien we de groene heuvel waar we de eerste dag wandelden. We picknicken op de col met zicht op de Ecrin. Dat is pure luxe: zo’n prachtig panorama.

Direct na de col is het even zeer steil afdalen. Een felle wind doet ons heerlijk uitwaaien.
Als ik achterom kijk naar Miguel, zie ik de horens van steenbokken. Wat later wandelt er een steekbok in de heuvel, un moment suprême!
De hele verdere afdaling is het stappen op keien: grote, kleine, gemakkelijke, moeilijke, op een pad en een spoor, zonder pad of spoor, … tot we bij een oude groeve komen. Bij de groeve hebben we zicht op Pont de l’Alpe waar we de eerste dag waren.
Hier verlaten we het pad (GR 57) en trekken we de vallei in. Hier is het groen, drassig en zien we de sneeuw veranderen in een riviertje. Dat laatste met de onvermijdelijke kwastjes in de buurt. Plots voelen we grote druppels zonder dat er wolken zijn, …. , vreemd is dat.

Het pad is niet altijd duidelijk en wellicht zijn we de juiste richting wat kwijt geraakt. Zo komen we in een ‘muggen’bos. Wandelen in het bos is leuk want daar hadden we nog niet zo vaak de kans toe maar die mieren en muggen zijn er teveel aan.
Onderweg hadden we het er al enkele keren over dat we nog steeds onze schoenen niet hadden moeten uittrekken. Dat was duidelijk te vroeg gejuicht want in het muggenbos moeten we toch een wild watertje over. Het lijkt niet zo eenvoudig en we weten eigenlijk nu al dat we voor etenstijd niet in de gîte zullen geraken. Terwijl Maurice en een jonge kerel die ook het water over moet, het wilde water proberen te bedwingen met stapstenen, slaan wij met man en macht alle muggen van ons af. De pet van Chantal lijkt niet groot genoeg om de volledige populatie te herbergen.

Eenmaal het wild watertje ‘doorzwommen’ stappen we tegen de klok in op heel mooi bebloemde paden. Zaten we daarstraks tot onze knieën in de sneeuw, dan lopen we nu door ‘kniehoog’ gras. We voelen nog wat van die
regen zonder wolken.

Moe maar gelukkig en voldaan komen we aan bij de auto’s en rijden naar de gîte. De mevrouw van de gîte blijkt echter minder gelukkig ….

donderdag, juni 29, 2006

Met de bende in de bergen. Vanoise / Bonneval sur Arc.

Route: Pont St Charles 2057m - Gorge de Malpasset - Refuge de Prariond 2324m - Col de la Galise 2987m - Col de la Lose 2957m - Refuge - Pont St Charles

Een dag waarvoor woorden niet zullen volstaan. Elke zin, elk woord zal een beperking zijn van de belevenissen van vandaag. Toch een poging.

Met de auto over Col de L’Iseran (2764m), kleine stop om de zomerskiërs bezig te zien. Verder richting Val d’Isère tot aan de Pont St Charles (2057m). Parking en start, koud en zonnig,
richting Refuge de Prariond op 2324m. Heel leuke wandeling langs de Gorge de Malpasset, rustig stijgend voor ongeveer een uurtje, alpenkauwen in ons gezelschap.
Middagmaal aan de refuge en dan de bergen in naar de Col de la Galise (2987m) langs enorme steenmannekes en sneeuwveldjes. Onderweg passeren we wat marmotten die ravotten. Vanop het pad is de Glacier des Sources de l’Isere te zien. De col zelf was niet zo bijzonder (niets aangeduid) ware het niet dat we nu écht op de grens met Italië staan en we langs de andere kant het Lago Serru en de Plan Ballotta zien waar Miguel, Maurice en ik zeven jaar geleden ook rondliepen. De Gran Paradiso, de Punta Violetta en de weg naar de vallei van de Savoie hut zijn
duidelijk te zien.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m). Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m).Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

vrijdag, april 07, 2006

Onderweg Charmes en veel verder


Charmes valt wel mee in het ochtendgloren. Glinsterend zonlicht op het havenwater. Kwakende meeuwen en vooral kwetterende spreeuwen massaal nestelend in oude, hoge niet gesnoeide platanen. Motorhomisten doen hun wandeling met hun hondenmormels. Alsof ze hier al jaren wonen. Of zouden ze hier al langer verblijven? Plots wordt er aan de deur geklopt. Bezoek! De parkinghouder om standgeld te innen. 5 euro! We wisten het wel, maar dachten er zo vroeg in het jaar onderuit te komen. Mooi niet dus. Goedkoper dan een hotel dat wel, maar we hebben helemaal niks gebruikt. Geen electriciteit, noch water. En ook helemaal niks achter gelaten. Voor het goeie doel dan maar.

Om 9 uur rijden we weg. Richting Bellegarde en Diois maar zoals dat schijnbaar gaat in een motorhome, komen we uiteindelijk zelfs in Bellegard-sur-Valserine uit, de plaats waar de Valserine in de Rhône stroomt. Onverwacht maar niet helemaal per vergissing. Eerst volgen we onze winterweg langs de Vogezen naar de Jura. En op een bloeiende parking tussen Arbois en Polygny, tussen de ereprijsjes en bosanemonen beslissen we om richting Geneve te rijden en daar de autoweg naar Annécy, Chambéry en Grenoble te nemen. De Oostkant van de Verçors, waar we normaal via Valence de andere kant van de kalkrotsen kunnen bewondere.. We rijden nu wel wat om, maar dan hoeven we weinig péage te betalen en genieten we van een andere en ook mooier stuk Frankrijk.

Net voor Annecy stoppen we nog even bij Curioz, een campingcar centrum. We hebben een nieuwe afsluitstop nodig, de onze sluit niet perfect meer, waardoor proper water weglekt. Ze hebben hier wel veel materiaal: achteruitrijcameras, zonnecellen, groot gerief maar een stopke van enkele euros helaas niet. Niet getreurd, zonder lukt ook.

Vif
Voorbij Grenoble kijken we al uit naar een kampeerplaats. We proberen nu zomaar de parkings in de dorpen. Eerst Mure, bij een ex-station waar in de zomer een toeristentreintje rondtoert. We volgen de wegwijzers voor de busparking. Achter en tussen een stapel oude en voorlopig verlaten treinstellen ligt een afgesloten en verlaten parking. Niet echt aantrekkelijk dus toeren we maar verder. 

Mooi landschap, we kruisen de rivier Le Drac en arriveren in Le Vif. Niet echt levend maar achter het stadhuis vinden we een rustige, wat verstopte parking met de klassieke platanen. We parkeren in het hoekje bij de muur en bij de bloeiende kerselaars. Verderop wordt het nu toch wat levendiger. Mensen, ouders verzamelen op een schoolplein. Ouderavond of zo iets. Ergens boven achter gesloten ramen oefent de plaatselijke fanfare. Wij vinden op een ander plein een smoezelige pizzeria, waar we toch maar een kleinigheid eten en een grote Pelforth drinken. Al moest de mevrouw wel even op zoek naar een tweede exemplaar. Maar uiteindelijk konden we toch allebei onze bierdorst lessen.

woensdag, april 05, 2006

Op weg met de motorhome: Charmes




Dus toch maar met de motorhome in plaats van met de auto naar Frankrijk. We vertrekken dan ook zo maar in de namiddag om 15. 15. We hoeven niet in een ruk naar ons Frans verblijf in Bellegarde. LPG fles gevuld 21 liter voor 10 euro 80. Er zou 25 liter in moeten kunnen, maar water en andere smurrie belet dat blijkbaar.
Klassieke wegenwerken in de Ardennen (weer bij L’Eglise) veroorzaken wel geen files maar wel traag rijdend verkeer over zowat 2 maal 20 km.
Bij Nancy, in plaats van de péage, nemen we toch weer de weg naar Epinal. Willen we de weg van ons winteravontuur nu eens in betere omstandigheden bekijken? We verkennen twee kampeerplekjes bij het kasteel van Henroui en bij een meer in de buurt. Vooral bij het kasteel was het wel mooi en rustig. Toch rijden we verder naar Charmes. Bij het kanaal vinden we volledige voorzieningen en enkele tientallen motorhomes. Dus zeker niet eenzaam hier, maar geef mij maar het kasteelplekje.

zaterdag, maart 04, 2006

Frankrijk: een atheïst - herborist in Citeaux en Cluny

Maart! We dwalen rijdend door het Franse binnenland met onze motorhome. Als herborist ben ik weer op zoek geweest naar de mythische maretak in de even mythische oude eik. Oude eiken hebben we genoeg gevonden. We weten ondertussen dat Frankrijk vol staat met oude eiken, maar maretakken op eiken zijn zeer dun gezaaid.
Ondertussen hebben we tenminste een reisdoel. En ontgoocheling is geen echte ontgoocheling. Is de zoektocht naar wat dan ook niet belangrijker, niet plezieriger dan het vinden zelf? We zijn in de buurt van Lyon vlakbij Saint-Nicolas-lès-Cîteaux, departement Côte-d'Or, waar de Cisterciënzerabdij zich bevindt.

Abdij van Citeaux

Als troost bezoeken we nog eens de gelijknamige abdij van Citeaux. Of tenminste het winkeltje van de abdij. Zoals al sinds de Middeleeuwen het geval is houden abdijen en kloosters zich niet alleen bezig met de geestelijke maar ook met de lichamelijke gezondheid van hun parochianen. Ook nu, vinden we hier niet alleen spirituele boeken maar ook kruidenboeken en verder verkopen de paters ook biologische producten en zelfs seksueel opwekkende etherische olie zoals Gember, Rozemarijn en Ylang-Ylang. Al lijkt de zweverig voor zich uit starende jonge pater achter de kassa daar niet van op de hoogte te zijn.

We vinden ook een toniserende drank uit ‘Les Ateliers de l’Abbaye van Montjoyer met de naam ‘Alexion’ volgens de tekst … vooral geschikt bij vermoeidheid, voor het herstel na ziekte en tijdens zware inspanningen. De geijkte tekst waar alle wondermiddeltjes zwanger van staan. In deze wonderdrank vinden we ginseng, maar ook duizendblad, ereprijs en verwonderlijk Tonkabonen en Honingklaver. Eigen aan dit soort superdrankjes is de grote hoeveelheid planten die er in verwerkt worden, er zitten ook vitamineplanten in zoals rozenbottel, citroen en cassis, maar ook bitterstoffen uit Gezegende distel en Engelwortel en verder opwekkende om niet te zeggen potente aromaplanten zoals kaneel, bonekruid, pepermunt en hier mirte. 

In de abdij wonen er nog een dertigtal monniken. Wel immens grote gebouwen voor zo weinig mensen! Deze abdij is het moederhuis van de Cisterciënzerorde. De naam cisterciënzer is dan ook afgeleid van de Latijnse naam van Cîteaux, Cistercium.
Wij overnachten niet in de abdij, maar rijden verder tot Seurre, waar we bij de jachthaven een mooie slaapplaats vinden. Ondergaande zon boven de Saône en een volledige maansverduistering maken er toch nog een spirituele avond van.

4 maart: abdij van Cluny
We hebben de smaak te pakken en beslissen om naar Cluny te rijden. Zo wordt het toch nog een spirituele reis in de breedste betekenis van het woord. Kerken met klokken, abdijen, mysterieuze eiken zonder of liever met maretakken, druïden en andere hogepriesters en dan nog een totale maansverduistering om middernacht. Hadden wij nu maar een Chêne a gui kunnen vinden en plukken! Maar de harde realiteit van de weg brengt me terug in de dagdagelijkse wereld. Om Cluny te bereiken moeten we wel nog een aantal Franse dorpen en steden passeren: Mervans, Louhans (mooie gekleurde daken, vreemde vakwerkboerderijen, heggenlandschap met oude eenzame eiken, Branges, Tournus, de Saône oversteken en door licht bergachtig landschap en wijnstreek tot in Cluny.

Van de oude glorie is hier nog heel wat blijven hangen, mooi verzorgd klein stadje met de overgebleven vierkante toren van de oude abdij. We hebben geluk, het abdijmuseum en de resten, meer dan ruïnes, zijn vandaag gratis te bezoeken. Een soort open monumentendag. We zien in kalksteen gebeitelde reliëfs van vreemde figuren: vissen, nimfen, wijnranken, eikenbladeren, distelknoppen. Wat is de betekenis van al die mythische en wereldse afbeeldingen? Waarom zijn er niet meer religieuze figuren afgebeeld? Of zouden die honderden beeldhouwers die over deze gigantische werf krioelden zomaar hun zin hebben mogen doen? Het meeste indruk maakt op mij de oude graanschuur met eikenhouten boogvormige zoldering en een oude zuil met het gebeeldhouwd basisvoedsel: druif, appel, olijf en… Al vond ik ook de donkere zaal met hoge kasten vol oude boeken en manuscripten van een bevreemdende schoonheid en de echte wachter dan, die meer dan een oogje in het zeil hield.
Na Cluny ons dagelijks ritueel van een slaapplek zoeken. Altijd ook wat stresserend, maar uiteindelijk komen we in een Baujolaisdorpje terecht met de voor ons aantrekkelijke naam Pommier en Beaujolais, waar we op het pas opgeruimde gemeenteplein zomaar overnachten.

5 maart: Pommier en Lyon
Nog altijd even in Pommier, een dorpje in de Beaujolaisstreek op 315 m hoogte. De gemeentewerkers ruimen de rommel op van een voorbije weekend feest. Wat voor feest weten we niet. Wij kwamen gisteren in de namiddag aan op de Place de la 16 Novembre 1918, toen de feestelijkheden al achter de rug waren en wij het hele plein voor ons alleen hadden. Wel vreemd was dat de activiteiten op zondag 14 uur stoppen en dat om 16 uur het plein dan ook echt leeg is. Feestresten zijn alleen de affiches, de confetti (carnaval?) en spandoeken met vreemde opschriften (Honneur aux conscrits, honneur aux anciens en honneur aux 20).

Maar wij, wij laten Pommier en zijn inwoners achter ons. Op zoek naar weer andere dorpen, mensen, planten en hun landschappen. Van het bucolische wijnlandschap met okerhuizen duiken we nu het hectische Lyonlandschap in. Dwars door Lyon richting Vienne, waar we de gratis N7 nemen tot Valence. Tussendoor hebben we nog wat strubbelingen met onze GPS, die ons steeds weer de péage wil opsturen. Tot we ontdekken dat de instructie ‘geen tolweg’ uitgeschakeld was. Na bijstelling komen we vlotjes in Valence en op de voor ons overbekende wegen naar Crest en Die.

donderdag, september 16, 2004

Wandelen in Keerbergen

Met de cursisten de Broekeleiwandeling gedaan in Keerbergen. Door het Natuurpuntreservaat zowat in het centrum van Keerbergen. Goed dat het er is maar spijtig genoeg een echt stikstofreservaat met Wilg, Els veel brandnetels en konsoorten. Verder langs de Dijledijk een mooie afwisseling van open en gesloten landschap, maar ook de Dijle blijft toch een beetje een open riool, al schijnt het properder te zijn dan vroeger. Hoe moet het toen dan geweest zijn? 

We vinden geen zeldzame planten, maar toch  wel planten die bij mensen-herboristen horen. Nog wat Sint janskruid in late bloei, sommige studenten die in juni de oogst gemist hebben, zien nu hun kans schoon om met deze bloemetjes nog wat sintjansolie te maken. We testen even de kwaliteit. De geplette bloemknoppen kleuren wel degelijk nog rood tussen duim en wijsvinger. Dus zit er waarschijnlijk nog genoeg hypericine, een van de werkzame stoffen, in de plant om een wondgenezend en zenuwversterkend effect te hebben. Naar het eind van de wandeling vinden we nog uitgebloeide teunisbloemen op een braakliggend terrein. De meest voorkomende soort is de Middelste, maar dezen hier lijken de veel zeldzamere Kleine teunisbloem te zijn. Dus toch nog wat zeldzaams op onze weg. Ook zeldzaam zijn enkele Hemelsleutels, geen echte sleutel naar het hemels paradijs, maar wel Sedum telephium, de wilde soort van onze roodbruine herfstbloeiende vetplanten uit de siertuin. 

Op deze rommelige plaatsen langs de bosrand en in de buurt van de eerste bebouwing is het niet altijd duidelijk of de plantengroei echt natuurlijk is of bestaat uit weggegooide, verwilderde sierplanten. Helemaal aan het eind van de wandeling tussen de huizen en de tuintjes is er steeds meer kruisbestuiving tussen natuur en tuin, tussen cultuur en natuur. Ten goede en ten kwade zeker! In de berm of nog net in de tuin zien we, voelen we, ruiken we een statige Doornappel met witte geurende bloemen en stekelige zaaddozen. Hij heeft zijn naam Doorn-appel duidelijk niet gestolen. Zou de gemeente of de tuineigenaar weten dat hier een van de machtigste mysterieplanten uit de geschiedenis en een van de giftigste planten van het moment gezellig naast de brave geraniums en de saaie petunia’s staat te pronken. Zullen we die’ kennis’ maar geheim houden, zo voelen we ons zelf een beetje de magiërs van het moment.

Over de doornappel
De eenjarige Doornappel, Datura stramonium L., is een grote en opvallende plant uit de Nachtschadefamilie of Solanaceae. In een jaar tijd kiemt de plant, groeit fors uit tot maximaal een meter hoog, bloeit met grote bloemen en zet vrucht. Daarna sterft de plant af en je vindt meestal een volgend jaar de plant niet meer terug op zijn plek. De hele plant is giftig wat veroorzaakt wordt door alkaloïden en dan met name het hyoscyamine. Als de plant op een stikstofrijke plaats staat neemt de concentratie aan alkaloïden evenredig toe.

Na de kieming van het zaad ontwikkelt deze zomerbloeier razendsnel een stengel met grote bladeren. De gevulde stengel vertakt regelmatig, is rond van vorm en kleurt rood. De bladeren staan verspreid aan de stengel en zijn vertakkingen. De vorm van de grote bladeren is driehoekig tot omgekeerd eirond. Een steel is duidelijk aanwezig. De bladeren hebben een grof bochtig getande rand en zijn, net als de stengels, kaal. De kleur van de bladeren is donkergroen aan de bovenkant en lichter groen aan de onderkant. De bovenzijde van de bladsteel is heel fijn behaard.

De trechtervormige tot trompetvormige bloemen zijn opvallend groot. Ze hebben een vergroeide kelk van 3-5 cm groot en de vijf kelkbladen zijn herkenbaar door de vijf ongelijke tanden. Ook de kroonbladen zijn vergroeid. De grootte van de kronen is tot 10 cm en de kleur van de kroonbladen varieert van wit tot paarsblauw. De vijf meeldraden staan op de kroonbladen ingeplant en wel afwisselend met de kroonbladen, dus op die plek waar twee kroonbladen met elkaar vergroeid zijn. De plant produceert nectar in de voet van de bloemkroon in zogenaamde honingputten tussen de meeldraden. Zowel de nectar als het stuifmeel of pollen trekt insecten aan die voor bevruchting kunnen zorgen. Maar ook zelfbevruchting is bekend, die dan vaak optreedt voor dat de bloem helemaal geopend is.

Na de bloei ontwikkelt het vruchtbeginsel tot de stekelige vrucht, de Doornappel, die in de verte op de bolsters van kastanjes lijken, waaraan de plant zijn Nederlandse naam te danken heeft. Onder de vrucht blijft een soort schotel staan, waaraan de littekens te zien zijn waar de kelk- en kroonbladen afgevallen zijn. Dat de plant ook het woord 'appel' in zijn naam heeft suggereert wellicht dat de vrucht eetbaar zou zijn, maar dat is geenszins het geval: ook de vrucht is giftig en opeten is niet aan te raden..

woensdag, september 08, 2004

Wilde lavendel oogsten in de montagne d'Angele

Om 6.30 ben ik wakker om lavendel te plukken in de Montagne d’Angele. Afspraak 7.30 in Villeperdrix.

Ik parkeer mijn auto naast Bernard zijn 4X4tje, aan de overkant van de vallei kijk ik op Bernard zijn lavendelvelden en op de plek waar zijn huis moet komen.
We wisselen van auto om de bergen in te trekken. Het dorp door richting Chaudebonne, eerst nog wat geasfalteerde weg die al snel overgaat in een kronkelend en steil grindpad, verderop bij de col is er gedeeltelijk weer een verharde weg naar de laatste boerderij en bergerie, richting top van Montagne d’Angéle. Voorbij de boerderij de boomgrens voorbij, vinden we eerst nog veel Brem en Buxus met een beetje Lavendel en andere planten ertussen. Het krakkemikkige 4x4tje van Bernard kreunt naar boven, naar 1100, 1200, 1300 meter, naar steeds meer lavendel. We stoppen op 1500 meter bij de bergerie van de boer, ook de hoogtegrens van de wilde lavendel. De plantengroei op het plateau bestaat voornamelijk uit wild grasland met kruiden en op de rand (crete) steeds meer alpenplanten Sedum en Sempervivumsoorten, Wilde tijm maar ook zuiderse Wollige Teucrium en Rozenkransjes. Hier zou ik, op mijn manier, wel een gebedje willen doen. Bernard prevelt ondertussen verder. Over de schapen die aan de zuidkant L’Adret grazen en die zelfs een ‘appelation’ hebben, over de koeien, die beter aan de noordkant (l’Ubac) kunnen leven, met ander, sappiger groen voedsel. Over de boer, die eigenaar is van het hele plateau 200 hectares en in de winter met zijn zoon hier op konijnen komt jagen. Niet op everzwijnen, die wroeten zich iets lager door de eikenbosjes en worden vooral door de luxejagers uit Grenoble afgeschoten.

Maar wij (Bernard en ik) komen hier vooral om lavendel te plukken. De fameuze ‘lavande sauvage’ van boven de 1000 meter met zijn uniek aroma.  Voor alle duidelijkheid, de klassieke lavendeloogst van beneden is natuurlijk al lang voorbij. Maar op 1500 meter is de bloei veel later, en daarbij komt dat voor het distilleren de bijna uitgebloeide bloemtoppen geoogst worden. Zeg maar de kelkblaadjes, waar de meeste etherische olie in zit.

Ondertussen heeft de zon de dauw van de lavendel gedampt en kunnen we er aan beginnen. Plukzak (een vierkant doek met vier linten) om, sikkel in de hand en dan in een straal van honderd meter rond de auto de helling afspeuren naar de mooiste lavendel. Busseltjes bloemtoppen met de linkerhand vastpakken, een korte draai geven en bijna tezelfdertijd met de sikkel de stelen doorsnijden. De bosjes met een achterwaartse beweging in de bilzak laten glijden en ondertussen weer verder speuren naar nog mooiere planten. Ritmische handelingen als een ritueel: kijken, snijden, de zon steeds sterker voelen, de lavendelgeur die in je lijf dringt, langzaam het gewicht van lavendel voelen. Het gewicht van lavendel! Dat kende ik nog niet!
Een volle zak wordt leeg geschud op een nog grotere schort, de bouras. Langzaam raakt de juteschort bedekt met blauwgrijze lavendelbloemen. Tegen de middag kunnen we met 2 bouras vol en een van geur verzadigde auto terug naar de bewoonde wereld.    

woensdag, september 01, 2004

Alleen in de Vanoise

Rhodiola in de Vanoise
Nog altijd in de bergen, nog altijd letterlijk en figuurlijk in de wolken. 
Om 9 uur smorgens sta ik al weer bij een refuge. Refuge des Evettes in de Franse Vanoise. Zo vroeg op de dag, zo laat in het seizoen en zo hoog dan ben ik natuurlijk alleen bij de berghut. Alleen wil wel zeggen, samen met de 2 gardiennes. Ik wil mezelf trakteren, niet op gardiennes maar op koffie met tarte au rhubarbe sauvage, maar de taart is nog niet klaar of nog niet door de ezel of de helikopter gebracht, dan maar koffie met chocoladepannenkoek. Een verlaat ontbijt, wel om 9 uur na bijna 2 uur wandelen.
In de afdaling langs een spectaculaire kloof ontdek ik een overvloed aan rozenwortels. Hoe ver zouden ze mee afdalen met mij in de vallei? De laatsten zie ik rond 2000 meter op zowat 1 km van de auto. Moet ik daar gelukkig mee zijn? Een plant met ‘standing’ moet niet op een parking tussen de wielen van de auto’s komen groeien, laat dat maar over aan ordinaire soorten zoals brandnetel en bijvoet. Met alle respect voor deze kosmopolieten.

Naar refuge des Evettes
Du parking de l’Écot, dirigez-vous vers le Pont Saint-Clair. Rejoignez alors le GR de Pays de Tour de Haute Maurienne. Un panneau indicateur mentionne déjà la direction du refuge des Evettes.​
(1) Le sentier s’élève alors régulièrement en faisant une large boucle. Vous pouvez également choisir un raccourci sans lacet, sur votre gauche, peu après avoir franchi le ruisseau du Picherse.
(2) Une centaine de mètres après que les deux sentiers se soient rejoints, un nouveau panneau indicateur vous propose deux nouveaux sentiers pour accéder au refuge. Celui qui part en bifurquant sur la droite est plus court mais moins propice à la rencontre de marmottes.
Le sentier contourne le Roc des Pareis par la droite et chemin faisant vous amène au Refuge des Evettes.


2 september

Weer richting naar huis, richting Bellegarde, maar eerst nog een dagje een vallei in het massief van de Ecrin verkennen. Ik rij naar Vallouise en verder tot aan het eind van de berijdbare vallei, Pré de Mme Carle op 1871 meter.

Mijmeren over geluk en gezondheid, naar aanleiding van mijn verblijf op een terrasje.

  • Is gelukkig zijn zich op termijn dood eten?
  • Is gezond genieten met de auto tot Chalet-refuge Pré de Mme Carle rijden, eten en weer met de auto terug rijden?
  • Een marmot op het pad op een meter van ons mensen verwijderd. Is hij oud, ziek of overvoed door de mensen? Niet voederen stond bij het begin van het bergpad aangegeven. Misschien moeten we dat advies ook aan onszelf geven: niet voederen!

vrijdag, mei 21, 2004

Kruidig wandelen in de flanken van de Vercors

De herboristenvakantie is in volle gang.Vandaag in al mijn onschuld nog maar eens gewandeld bij de abdij van Valcroissant. Dé plaats waar wij vele jaren onze kruidenvakanties organiseerden. Een mooie, reeds eerder gedane wandeling maar nu in een ander seizoen. Maakt dat het verschil tussen een goede wandeling en een spectaculaire wandeling?

Het begon al met de Gele gentiaan, alleen de stoere maar toch stijlvolle Hosta-achtige bladeren groeiden langs de kant van de weg, daarna kwamen de bloeiende Bijenbladeren, Mellitis melissophyllum en de vele Orchideeën, maar daar waren we al aan gewend Na een redelijke klim naar de col de l'abbey en de col de Fauchard tot 950 hoogtemeters, bleven we rustiger stijgen en dalen in de forse flanken van de Glandasse (het zuidelijkste gedeelte van de Vercors). Wat plantengroei betreft, begon het toen pas. Ik zag al een tijdje een vreemd, gesplitst blad, dat ik niet kon thuis brengen. Dus zei ik maar niets. Eerst dacht ik aan de Salomonszegel, daarna aan.., tot we plots een opgeschoten exemplaar vonden en de plantenpuzzel in mijn hersens op zijn plaats viel: een Lelie… een Martagonlelie, dus vele Lilium martagon en bijna tezelfdertijd aan de andere kant van het smalle pad weer enkele andere onduidelijke bladeren, tot ik 2 meter verder, mij omdraaiend, van emotie bijna naar beneden viel, een bloeiend Vrouwenschoentje. De hele groep in vervoering en ontroering voor ons eerste Vrouwenschoentje, de Cypripedium calceolus.

Meer planten moeten er nu niet meer komen. Kunnen we er nog wel meer aan? Kunnen we nu in rust en tevredenheid het mooie pad verder uitwandelen? Maar toch is het plantengeweld nog niet gedaan. Een kwartier later, in een gruishelling Atropa belladonna, een echte plant voor herboristen en echte heksen en nog later op een rotsuitsprong met uitzicht richting Abdij van Valcroissant, lijkt het wel alsof we op een Afrikaanse hoogvlakte terecht kwamen bij een grote groep forse, bloeiende, lelie-achtige planten, niks minder dan een vluchtwitte affodils.

Nu rest er alleen nog een lange afdaling naar de abdij. Van de hoge, warme, witte flanken van de Glandasse komen we terecht in het lager gelegen donkere, koele en geheimzinnige Buxusbos om uiteindelijk een beetje moe maar tevreden bij de geduldig wachtende auto's uit te komen.
Ja, er blijft bij mij nog altijd enige verwondering, niet alleen over de planten maar ook over het feit dat we na zo'n wandeling toch altijd weer op onze vertrekplaats terecht komen en dat de auto's er meestal ook nog staan.


zondag, mei 16, 2004

In de Drôme: Bellegarde en Diois

Bellegarde en Diois
Al weer terug in de Franse Drôme.  Dit word meer het dagboek van ‘Terug naar de Drôme'.

Een vruchtbare dag vandaag. Smorgens Lavandin ‘Grosso' gekocht gewoon op de markt in La Motte (80 eurocent, met 5 cent korting) voor mijn ‘productietuin' in Bellegarde. In de namiddag enkele afspraken gemaakt voor onze kruidenstage. We kunnen op vrijdag bij Claire het distilleren van Pinus sylvestrisnaalden gaan bekijken. Ze rooien daarvoor hele bomen in de helling achter hun huis. Schrik niet! Ze zorgen zo dat de onderbegroeiing van eik meer groeikansen krijgt, het dennenhout dient voor verwarming in de winter en de naalden worden tot etherische olie verwerkt.

gentiaan
Na het bezoek aan Claire rijden we naar Phytosan een Frans kruidenverwerkend bedrijfje in het stadje Die met een Vlaamse eigenaar. Er is hier veel veranderd, een heel nieuw gebouw, de zaken gaan blijkbaar goed maar we worden zoals gewoonlijk wel vriendelijk ontvangen. Ik maak wat afspraken voor de volgende kruidenstage in juli. Deze week komt er ook een groep Belgische winkeliers op bezoek onder begeleiding van Ted den herborist, een oud-student van mij.
Bij het terugrijden naar Bellegarde, net voorbij het dorpje Joncheres* , zien we in de rotshelling, zomaar langs de rand van de weg, bloeiende blauwe gentianen en nog wel die van Koch, of Gentiana clusii. Mooie planten om gewoon van te genieten, als herborist hou ik natuurlijk ook van de gele gentiaan omdat we van de wortels lekkere likeuren en aperitieve drankjes kunnen maken. Ook die vinden we hier in de buurt van Joncheres maar dan moeten we wel een stevige lichamelijke inspanning leveren helemaal naar de col de Volvent. Dat zal niet voor vandaag zijn.

*Jonchéres, vanaf Bellegarde eerste dorpje voorbij de col de Prémol richting Luc-en-Diois, hoogte 911. Etymologie, van lat. juncus, plaats met veel brem. In 1836 woonden er nog 339 zielen, nu nog een dertigtal lichamen. In 1929 ontdekte men in een oude muur een schat van 195 zilveren munten. ‘Un heureux coup de pioche' was dat. Wandelingen: Omhoog naar de col de Volvent, waar Gele gentianen en Echte lavendel broederlijk naast mekaar groeien. Omlaag de gorges in, om dan via de vallei van … op te klimmen naar de col de Prémol.

woensdag, mei 12, 2004

Verjaren met Schisandra

Twaalf mei. Ik ben jarig, word 60 vandaag. Als geschenk een weekendje naar de Ardennen. Twee tuincentra bezoeken en een wandeling in de vallei van de Molignée. Ben ik met weinig tevreden?

Zoeken moet je ze wel, die speciale tuincentra, alsof ze niet graag bezocht worden. Voor de eerste keer naar ‘Plantes Vivaces' in Gesves of beter enkele kilometers buiten Gesves, in de rue des Carrières ergens op het plateau, in een weiland verstopt achter een bosje.
We zijn op zoek naar Ginseng en mijnheer ‘Vivaces' had ons gezegd dat hij ‘seme parfois du ginseng'. Helaas nu had hij geen ginsengplanten, maar wel enkele verwante Araliasoorten. Dus hebben we de Aralia cordata maar gekocht. Verder Hierochloe odorata, herbe à vanille, een geurend gras dat bij protestante erediensten verbrand werd in plaatst van wierook.
Ook Artemisia pontica, familielid van Bijvoet en Alsem en Schisandra chinensis hebben we hier gevonden en daar ben ik bijzonder blij mee omdat we al enkele jaren onderzoeken welke adaptogenen (Rhodiola, Ginseng, Eleutherococcus) hier bij ons kunnen groeien.

Deze Schisandra of Wu Wei Tza, het vijf smakenkruid, is een van de vele toniserende planten uit China en kan in België als sierlijke klimplant in de tuin gebruikt worden. De bessen met hun veelzijdige smaak vertegenwoordigen de Chinese vijf elementenleer en zouden een harmoniserende werking hebben. Als de plant na enige jaren volwassen is verschijnen in de lente de trossen met lichtroze, hangende bloemen gevolgd door aren met felrode bessen. Deze bessen hebben een rustgevende en stimulerende werking. Je zou kunnen zeggen, dat dit de klimmende Ginseng is…

Schisandra enjoys its widest use as an adaptogen. Studies on schisandra as an adaptogen have been performed since the 1950s in athletes, telegraphists, airline attendants and soldiers, though the early studies were not particularly well done.
Doses of 350-6000 mg of whole berries or 2 g of extract increased stamina and recovery time
after exercise, improved the ability to perform concentration-intense tasks, and decreased fatigue. Numerous studies in race horses reported enhanced physical performance, faster recuperation and improved serum parameters. In rats, tolerance to  heat and cold extremes was improved, whether schisandra was administered before or after insult. Sleeping time after administration of sedatives was also reduced. Other effects reported for schisandra include: antidepressant, anti-convulsive, antidysentery, labor-stimulating and visual improvement.

AHP Monograph on Schisandra. Roy Upton, ed. Schisandra berry (Schisandra chinensis): Analytical, quality controland therapeutic monograph. American Herbal Pharmacopoeia and Therapeutic Compendium, Santa Cruz, CA, 1999, pp. 1–25.



zondag, mei 02, 2004

Open tuin in Keerbergen

Rosmarinus officinalis
Open tuin in Keerbergen, redelijk weer en goede belangstelling. Ik haal de cursisten van de herboristenopleiding naar hier en zorg zo zelf voor een publiek met meer dan gemiddelde interesse.
Twee planten voor het geheugen staan nu fris en broederlijk naast mekaar in de voortuin, de Ginkgo en de Rozemarijn. Ze kunnen allebei nu geoogst worden, van de Ginkgo het nieuwe blad en van Rozemarijn het blad en de bloeitoppen. Ik maak er op mijn manier aftreksels van op alcohol, 100 gr blad met 500 cc ethanol van 45° een week laten trekken (macereren bij 20°), uitzeven en afvullen in flesjes. Hiervan smorgens 50 druppels Rozemarijn en savonds 50 druppels Ginkgo gebruiken gedurende 3 weken. Heeft vooral een invloed op de circulatie en zuurstofvoorziening van de kleine bloedvaten en kan op die manier de hersenfunctie ondersteunen.

Ondertussen worden mijn studenten in de tuin overstelpt met informatie, gelukkig ondersteunt door geur, kleur en smaak van de vele planten. Niet alleen Ginkgo en Rozemarijn, maar ook de aroma's van citroenmelisse, bergsteentijm en tijm prikkelen de hersencentra en andere organen.
Ook de giftige en hallucinerende Wolfskers in mijn schaduwtuin heeft een invloed op het centraal zenuwstelsel. Alleen veel te sterk om zomaar mee te experimenteren. De plant bevat atropine, een stof met invloed op het vegetatieve zenuwstelsel, als je het blad of de bes op eet, wat je niet geraden is, zet je er letterlijk grote ogen van op. Het pupilverwijdend effect wordt nog altijd gebruik bij oogonderzoeken. Vroeger gebruikten vrouwen het sap als schoonheidsmiddel om grote ogen te krijgen, cosmetica die me toch iets gevaarlijker lijkt dan een zwart lijntje rond je ogen te trekken.

maandag, maart 01, 2004

Wandelen in Bellegarde. Over knoppen.

Bellegarde-en-Diois
Maart: knoppen en scheutentijd.


Te oogsten:Als geneeskrachtige plant: nog altijd wortels en wortelstokken van Heemst, Paardenbloem, Smeerwortel; maar vooral knoppen van Zwarte bes (Ribes nigrum), Es (Fraxinus), Zwarte populier (Populus nigra), oogstbare bloemen zijn er nog niet veel, eventueel Sleutelbloemen (Primula veris, P. elatior en P. acaulis, deze zijn wel zeldzaam en beschermd in Vlaanderen, dus kweken in eigen tuin)

Als voedsel: scheuten van Hop, maar ook scheuten van Wilde asperge (Asparagus acutifolius), Spekwortel (Tamus communis), Sarsaparilla (Smilax), Muizedoorn (Ruscus) en Salomonszegel.
Gebleekte of zeer jonge bladeren van Paardebloem, Berenklauw, Wilgenroosje (Epilobium), Brandnetel (Urtica) ,Kaasjeskruid (Malva)en Weegbreesoorten (Plantago).
De jong bladeren van de akkeronkruiden Kleine veldkers, Vogelmuur, Melde (Chenopodium album) en Zuringsoorten zijn zeer smakelijk, goed te gebruiken in salades, soepen, aardappelpuree of rijst.

1 maart: mijn laatste dag in Bellegarde-en-Diois. Vandaag 2 soorten wandelen beoefend.
Eerste soort wandelen: rustig rondsnuffelen, bewegen om wat plantjes te bekijken, te ruiken. De helling op achter ons huis. Al een beetje bekend maar toch nog veel te ontdekken. Muurresten van lang vervlogen menselijke aanwezigheid, nog nauwelijks herkenbaar. Nu bevolkt met toortsen, slangekruiden maar ook met lavendel en tijm.
Tweede soort wandelen: tegen de avond stevig dezelfde helling op, over de kam, de paden en de planten voorbij, in mijn zweet des aanschijns naar de top en dan in een droge beekbedding hals over kop naar beneden, een met de natuur als vloeiend water.
Plots trekt een open plek mijn aandacht. Ik ben op zoek naar een wilde open plaats om mijn Rozenwortels te telen. Zou zo'n adaptogeen om zijn geneeskrachtige kwaliteiten te behouden niet juist op zo'n ruwe, geheime en moeilijk bereikbare plek moeten groeien?

Vandaag ook, op de valreep, nog wat knoppen van Es en Populier geplukt om er een glycerinemaceraat mee te maken. De knoestige oude populieren hier in Bellegarde zijn op geen enkele manier te vergelijken met de gladde, rechte luciferpopulieren uit België. Dus als ik nog wil genieten van de kracht van deze eerbiedwaardige bomen moet ik op mijn laatste dag in Bellegarde nog snel wat plukken. De plakkerige populierknoppen ruiken naar vanille ,hars en oosterse myrrhe, gemengd met alcohol en glycerine verkrijg je een bijna mystiek aroma.

In de gemmotherapie, niet de chemotherapie, worden meestal knoppen van bomen en struiken afgetrokken in een mengsel van alcohol, glycerine en water, waardoor je een extract krijgt, die te vergelijken is met een tinctuur. Knoppen bevatten meestal meer werkzame stoffen dan de andere delen van de plant, vooral hormonaalachtige stoffen, enzymen en aminozuren, waardoor de werkzaamheid van de gemmomiddelen meestal krachtiger is. Ze hebben vooral een drainerende, zeg maar een bloedzuiverende en een ontstekingswerende werking en zijn dus bijzondere geschikt om in voorjaarskuren verwerkt te worden.
Gemmomiddelen stimuleren het R.E.S., het reticulo-endotheliale systeem, dat zorgt voor het neutraliseren van gifstoffen in het lichaam. Naast de algemene zuiverende werking heeft elk gemmomiddel ook een specifieke werking op een bepaald orgaan of orgaansysteem. Zo werkt de Es op het urinezuurgehalte in het bloed en is dus te gebruiken bij jicht. De Populier werkt vooral op de slagaders van de onderste ledematen, te gebruiken bij krampen in benen en voeten. Maar is ook een goed middel bij gewrichtsontstekingen. De Zwarte bes, het belangrijkste middel in de gemotherapie, werkt op de bijnierschors en heeft een lichte cortisone-achtige werking, wordt vooral gebruikt bij gewrichtsontstekingen en bij allergie. De Lijsterbes verbetert de tonus, de spankracht van de aderen en is dus aangewezen bij spataderen of bij circulatieproblemen in de overgang.

Al deze knoppen kunnen nu in de loop van de maand maart geplukt worden. Ik meng meestal 100gr knoppen met 1 liter van een mengsel, dat bestaat uit 330 cc ethanol van 90°, 330 cc glycerine en 330 cc gedistilleerd water, dit alles 2 weken laten trekken, uitzeven en uitpersen en hiervan 2 maal daags 50 tot 100 druppels gebruiken.

zaterdag, februari 28, 2004

Wilgen in Bellegarde

We snoeien wat mooie gele soepele takken van een schietwilg. Nu niet om van de schors een tinctuur te maken, maar wel om er het geraamte van een lamp mee te construeren.
In een van de oude populieren ontdek ik een brok hars vermengd met bevroren water (ijs dus) van wel 40 cm lang. Ik neem een stuk mee om te laten ontdooien. Een nieuwe bereidingswijze??
Er wachten nog allerlei boomknoppen op mij om er glycerinemaceraten van te maken. Alleen is het nu veel te koud en ook nog enkele weken te vroeg. Misschien krijg ik begin april nog een kans. Van Grove den, Linde en Zwarte bes moet het dan nog kunnen.
De zwarte bessen knoppen als glycerinemaceraat zijn vooral bekend om hun stimulerende werking op de bijnieren (cortisone-like) en worden daardoor gebruik bij reumatische en allergische klachten. Voor de gewrichten is Zwarte bes goed te combineren met Esblad en Berkensap.  

S’avonds in Bellegarde nog even alleen de donkerte van de natuur getrotseerd. ‘Het is toch pikkedonker’ zegt Marleen en gelijk heeft ze. Maar toch trek ik er op uit, de donkere silhouetten van de populieren tegemoet. Af en toe lijken ze werkelijk in beweging te komen, inbeelding natuurlijk, tot dat er echt een populier met een hoed op en een zaklamp onder zijn tak mij passeert en zelfs gewoon goeden dag zegt. De wonderen zijn dus toch de wereld nog niet uit.

Over de wilg
De geneeskrachtige eigenschappen van de wilg zijn al sinds de Oudheid bekend. In het verleden gebruikte men niet zoals tegenwoordig de schors, maar de bladeren. In de traditionele volksgeneeskunde paste men het blad van de schietwilg voor bij de behandeling van koorts, kiespijn, koliekpijnen, hoofdpijn en andere aandoeningen met een “hitte”-component. Men zette bijvoorbeeld thee van de bladeren, welke uiterst onaangenaam smaakt. Geneesheren schreven de schietwilg het meest voor bij reumatische aandoeningen met ontstekingen en pijn, bij jicht en bij griep of luchtwegcatarren. Tegen roos nam men aftreksels van het blad. Culpeper schreef in 1653 over de plant “de bladeren houden de hitte van de lust in man en vrouw tegen en doven deze als ze te lang gebruikt worden; de zaden hebben dezelfde uitwerking”.

Het was een van de eerste geneeskrachtige planten waar wetenschappers onderzoek naar deden. In de 19e eeuw kon de Franse chemicus Leroux als eerste een werkzame stof identificeren en hij noemde deze stof salicine. In 1852 lukte het chemici salicine synthetisch te bereiden, vanaf 1899 volgde daar een minder maagslijmvlies irriterende en beter smakende variant op, het acetylsalicylzuur. Felix Hofman, een chemicus van het Bayerconcern in Duitsland, slaagde er in een nieuw geneesmiddel te vervaardigen en het aspirientje was geboren. Tegenwoordig behoort aspirine tot de groep van meest 
gebruikte geneesmiddelen.

De pijnstillende werking van de wilg is al in de oudheid beschreven. Kleitabletten uit Assyrië en Babylonië bevatten voorschriften met wilgenblad. In Egypte worden in het Nieuwe Rijk vaak wilgen in tuinen aangetroffen. Niet alleen het blad, maar ook de bast wordt bij pijnlijke wonden, ontstekingen en zwellingen gebruikt. Hippokrates past aftreksels van wilgenbast toe om pijn bij de baring te bestrijden. Zijn navolgers van de School van Kos gebruiken het tegen pijnen en koorts. Celsus past een azijnextract van wilgenblad toe tegen een pijnlijke baarmoederverzakking en Dioscorides maakt warme omslagen met wilgenblad en -bast bij reumatische pijnen.

vrijdag, februari 27, 2004

Markt in Die

Zonnig maar zeer koud. Op de markt in Die draait de ijzige wind rond de kathedraal en striemt de gezichten van oude kennissen, herboristen en andere marktkramers, die hun biogroenten, wilde confituren, gedroogde kruiden, hydrolaten en tweedehandse kruidenboeken zelfs nu nog aan de man en de vrouw willen brengen. Is het uit pure overtuiging of uit ellendige noodzaak?

De Nederlandse Veronica Mantel, onherkenbaar ingepakt, verkoopt nu ook allerlei kruidenazijnen; de man van Claire biedt zijn kastanjehoning, lavendelolie en andere kruidenwaters aan. Ook de lippenbalsem op basis van was en propolis bewijst nu goede diensten tegen uitgedroogde en gekloven lippen; ook de kruidenman uit de Vercors is nog altijd hier met zijn mooie gedroogde Wilgenroosjes, Viooltjes en Dropplanten. Nieuw is zijn assortiment confituren van wilde vruchten, zoals Meidoorn (Aubépine), Alier (Sorbus) en kleine wilde peerachtige vruchtjes.

Verwonderlijk zeker in de winter, zelfs voor mij is de aanwezigheid van 2 boekverkopers, die ook nog voornamelijk plantenboeken aanbieden en dan nog tweedehands. Zo heb ik nu in afprijzing het boek ‘La phytoyhérapie entre science et tradition’ kunnen aanschaffen. Zomaar een professioneel kruidenboek geschreven door 3 Frans-Belgische artsen, uitgeven door een Brusselse uitgeverij en gekocht op een Franse winterse groentemarkt door een Vlaamse loslopende herborist, die denkt dat hij ook beter in Frankrijk zou kunnen wonen. 

woensdag, februari 25, 2004

Bijzondere populieren in Bellegarde

Populieren zijn nu niet direct mijn lievelingsbomen, maar hier in Bellegarde hebben die oude knoestige exemplaren langs de bergbeekjes mijn hart gestolen. Ze groeien op en langs de typische stenen  muurtjes samen met Meidoorn, Wilde liguster, Kardinaalsmuts, Rode kornoelje en heel veel grillige Palmboompjes. Zo ontstaat er een smalle slingerende bosstrook, dicht en donker binnen langs de beekkant en licht en droog buiten langs de veldkant. De onderbegroeiing is dan ook zeer gevarieerd van Sleutelbloem, Maarts viooltje, Leverbloempje tot Wit vetkruid en Tripmadam en daar tussen een variatie aan orchideeën en zelfs blauwbloeiende gentianen. Maar de bloemen moet ik er in deze tijd van het jaar wel zelf bij denken.
Behalve dan de Stengelloze sleutelbloem, die laag bij de grond beschut tegen de kille wind al volop bloeit en het Leverbloempje, dat schuchter zijn eerste blauwe bloempjes laat zien.

Van de laagste, al dikwijls gesnoeide takken van de reuze populieren heb ik zelf wat knoppen geplukt om een glycerinemaceraat te maken. De langwerpige, fijngeurende populierknoppen zijn al van oudsher bekend als zalf tegen aambeien en tegen winterhanden. Nu in de moderne gemmotherapie wordt het glycerinemaceraat ook bij reumatische gewrichtsklachten gebruikt.
Ik zet de verse knoppen direct in een mengsel van pure alcohol, gemengd met gelijke delen glycerine en water en nu maar laten trekken tot ik terug kom in april.

Over Zwarte Populier of Populus nigra. 

In de Franse taal  Le Peuplier, klinkt het niet alleen mooi, maar heeft het ook zoveel betekenis ‘l’arbre du peuple’, de boom van het volk, voor de mensen. Al in de Oudheid werd hij geapprecieerd om zijn altijddurende verfrissende beweeglijkheid en zijn geurende knoppen. Schaduw, geur en groeikracht!Voor ons is de populier een vrij ordinaire snelgroeiende productieboom, in de Oudheid was het een mythische boom bezongen door dichters als Homerus, Virgilius en Ovidius. De populier en zijn harsige knoppen zouden geboren zijn uit de tranen van de zusters Phaeton. Oculi populi nigri.

Geschiedenis van de populierzalf 
Dioscorides gebruikte de bladeren van de Zwarte populier getrokken in azijn tegen voetjicht. Galenus liet de jonge blaadjes, nauwelijks uit de knop ontsproten, in olie trekken en aan de zon blootgesteld gingen 'alle krachten van de knoppen’ in de olie over. Dit verzachtend en pijnstillend middel noemde hij ‘acopon’. Dit middel is de voorloper van de fameuze ‘Onguentum Populeum’ van Nicolas de Myrepse, een Byzantijnse farmacoloog uit de 13de eeuw. Deze populierzalf is van toen af tot ver in de 20ste eeuw een gereputeerd middel geweest, dat in alle apothekersboeken uitvoerig besproken werd.

Het originele recept van de Myrepse uit zijn werk ‘Onguents’ zag er als volgt uit: ‘Neem de ‘ogen’, de knoppen, die verschijnen op het moment van de bloei uit de toppen van de populier, de bladeren van de Slaapbol, de Mandragora, de braam, het bilzekruid, solanum, sla, sedum, viooltjes en nombril de Venus, van elk 3 onces en meng alles door 3 livres (pond) varkensvet (reuzel). Mix alles fijn in een vijzel tot een pâte. Laat 8 dagen staan, kook het samen met 1 liter wijn op een zacht vuur totdat de wijn verdampt is.

In de oude apothekersboeken In de 18de eeuw bevestigde Prof. Lémery nog eens de waarde van de populierknoppen als verzachtend en pijnstillend middel. De ‘Onguent Populeum’ werd ook in de Codex opgenomen maar dan wel in een vereenvoudigde vorm.

  • Populierknoppen 800 g
  • Vers blad van Slaapbol
  • Vers blad van Wolfskers
  • Vers blad van Bilzekruid
  • Vers blad van Zwarte nachtschade van elk 500g
  • Varkensvet of reuzel 4000g
Nog altijd een uitvoerig recept met veel sterk werkende, giftige planten, niet geschikt om zelf te maken of om mee te experimenteren. Daarom zijn er later nog eenvoudigere recepturen voorgesteld, die alleen maar uit populierknoppen waren samengesteld, in feite dus een echte populierzalf of ‘Unguentum Populeum’.
  • Populierknoppen (oogst in maart) 100g
  • Water 300g 2 uur zachtjes koken en dan toevoegen
  • Olie 150g
  • Witte was 50g
Een ontstekingswerende, pijnstillende en verzachtende zalf te gebruiken tegen gewrichtspijnen, kloven, winterhanden maar vooral veel gebruikt tegen pijnlijke aambeien.

vrijdag, december 26, 2003

Kerstdagen in Bellegarde

Zonnig en koud in Bellegarde. Hout verzamelen voor de kachel, zwarte esknoppen plukken om een tinctuur te maken en wandelen. Alles samen: droge lucht, houtwarmte, esknoppen en beweging de ideale therapie tegen oude, reumatische gewrichten.
In Valence bij de apotheker 1 liter pure alcohol gekocht voor 8.40 euro. Niet om op te drinken maar om glycerinemaceraten te maken. Tijdens het terug rijden naar Bellegarde genieten we van een vermiljoenen zonsondergang boven het massif de Saou.

27 december
Luc-en-Diois en Chatillon-en-Diois op de middag: levenloze dorpjes in de winterDrome. Ik pluk nog wat rijp zaad van de stokrozen. Dé planten die hier overal tussen straat en muur langs de huizen groeien. Hopelijk volgend jaar ook in mijn straat en bij ons huis.
In Chatillon een winkeltje uit de duizenden, zomaar boeken over de flora van de Vercors en zelfs een CD-rom en een tentoonstelling met geboetseerde paddenstoelen, speciaal voor ons open gesteld. Ook producten van Solaure (Claire Montesonis) en van de boerderij van Soubreroche (Anick) worden er verkocht.

28 december
Krijg ik toch wel tandpijn zeker. Een abces onder een ontzenuwde kies. Meestal goed weg te krijgen met etherische olie (kruidnagel, tijm) en vers weegbreeblad. Nu op vakantie, naar het einde van het jaar toe, in den vreemde, lukt het mij niet. Dus voor de eerste keer naar een Franse tandarts, een prachtige praktijk in een oud gerestaureerd pand met hypermoderne apparatuur. Zeer vriendelijk, to the point, even de vulling uit de tand boren zodat de druk verdwijnt en een half uur later ben ik weer een gelukkige mens zonder pijn.
Levensles: Even pijn hebben is een goede manier om daarna gelukkig te zijn. Na de tandarts kan ik zelfs weer genieten van een bezoek aan een boekhandel.

31 december
De beekranden en hellingbossen hier in Bellegarde zijn begroeid met oude, knoestige populieren met als onderbegroeiing vooral veel palmboompjes. Het mooie, harde hout van deze Buxus leent zich goed om een stevige wandelstok te maken. Dat moet ik dan maar eens proberen.
Het eind van een oud jaar is ook het begin van een nieuw jaar. De ene zijn dood is den andere zijn brood. Na regen komt zonneschijn. Yin wordt altijd gevolgd door Yang. Na weten komt vergeten.

Bestaan er filosofische planten? Planten die je een les leren? Vele zogenaamde giftige planten zoals bilzenkruid, doornappel en alruin zijn, denk ik, een soort leraars, die ons spiritueel kunnen begeleiden. Niet alleen of zelfs niet in de eerste plaats door ze op te eten, maar door ze te ontmoeten in de natuur of er uitwendig gebruik van te maken. Bijvoorbeeld door er creatief mee om te gaan. Er amuletten, kettingen of collages mee te ontwerpen of ze gewoon in huis op te hangen.
Maretak is ook zo’n plant met een symbolische betekenis, een plant die helemaal bij de overgang van het ene naar het andere jaar hoort. Als groenblijvende halfparasiet groeiend in de nu kale populieren roept hij om geplukt te worden. Mooi is ook, dat je er echt een inspanning voor moet leveren, hij laat zich hoog in de bomen, niet zomaar plukken.
De inspanning wordt dan een soort ritueel, krijgt emotionele betekenis. Dat is misschien ook de reden waarom ik me al de geplukte maretakken uit mijn leven kan herinneren.

  • De maretak uit Wéris in de schemering,
  • de maretak zo groot als mijn kleine dochter,
  • de hoog onbereikbare mistel die zomaar voor mijn voeten viel,
  • de vogellijm in de oude appelbomen in de Voerstreek.


donderdag, december 25, 2003

Kerst, Bellegarde en sleedoorn

 De stralen van de lage winterzon scheren schuin langs de daken van Bellegarde door ons vensterraam en tekenen een smalle poëtische lichtlijn op de enige tafel in ons bijna lege huis. Achter het huis de helling op, groeien stevige sleedoornstruiken met vettige blauwberijmde bessen. De eerste vorst is er over heen gegaan, waardoor ze wat zoeter en sappiger geworden zijn. Dus het moment om ze te plukken. Hier in de Drôme laat men een handvol van die bessen een maand trekken in 1 liter eau-de-vie (brandewijn), waarna dit aftreksel gemengd wordt met een siroop van 300 gram suiker op 1 liter water. Dit drankje heeft een wat kir-achtige smaak van de pitten in de sleebessen.

De bessen zijn rijk aan vitamine C en looizuren, die echter minder samentrekkend werken na een vorstperiode. De pitten bevatten nogal wat giftige blauwzuurverbindingen (amandelaroma), maar zijn ongevaarlijk in de bovenbeschreven hoeveelheden, vooral ook omdat de pitjes niet gebroken worden.
Van de ontpitte bessen kun je ook een versterkende vitaminensiroop maken, door ze te laten trekken in honing.

Sleedoorn – Prunus spinosa L.

Deze tot 3 meter hoge struik met bijna zwarte takken en witte bloesem, vind je veel langs bosranden en in heggen samen met Meidoorn en Rozebottel. Alle delen van de plant zijn ooit gebruikt geweest (schors, bloemen en bessen), nu maken we hoofdzakelijk nog gebruik van de donkerblauwe bessen. Ze bevatten veel looistoffen (wrange, samentrekkende smaak), vruchtenzuren (frisse smaak) en veel vitamine C. Een aromatische en gezonde siroop verkrijg door de goedrijpe vruchten in honing te laten trekken. Tegen diarree kun je van de verse of gedroogde bessen een afkooksel maken (20 gr per liter water 1' koken en 10' laten trekken)
Vroeger waren vooral de bloemen medicinaal. Ze werden vermeld in de officiële apothekersboeken van Duitsland (DAB) en Zwitserland (Ph. Helv.) als licht laxeermiddel en gebruikt in bloedzuiverende voorjaarskuren.

Montlahuc
Mooie wandeling gemaakt langs het dorpje Montlahuc, gelegen op 1000 meter, wel hoog en dus kouder maar ook langer zon in de winter. In de gîte werd er zelfs buiten gegeten.

Ik bestudeer nu vooral de boomknoppen. Ik wil wat glycerinemaceraten maken, een soort aftreksels van knoppen in alcohol en glycerine. Deze gemmotherapie wordt vooral in de professionele Franse kruidengeneeskunde veel gebruikt. De knoppen van de populier, de wilg en de es zien er al goed uit.

Op de zuidhellingen groeien vooral Bergdennen, ‘Pinus uncinata, Pin à crochets, ze lijken nogal op de gewone Grove den, alleen de kleine dennenappels hebben omgebogen schubben. Als onderbegroeiing vinden we vooral mooie jeneverbessen en vele donkergroene palmboompjes, hogerop rond 1200m vind ik enkele kruipende berendruifplanten.

Het hout van de Dennenbomen werd in deze streek vroeger vooral gebruikt om doodskisten te maken. Het hout bleef langer geconserveerd dan de doden zelf. Maar de bomen moesten dan wel bij nieuwe maan gekapt en gezaagd worden. Zou nieuwe maan ook een goed moment zijn om dood te gaan? Of is er geen goed moment om dood te gaan?

Over beredruif, Arctostaphyllos uva-ursi, raisin d'ours in het frans.
De leerachtige, glimmende blaadjes kunnen nu, ook geplukt worden. Ze zijn geurloos, maar hebben wel een bittere, samentrekkende smaak door de looistoffen die ze bevatten. Medisch zijn het vooral de fenolglycosiden zoals arbutine, die zorgen voor de ontsmettende werking bij blaasontsteking. Het best kun je er een tinctuur van maken en die dan combineren met een thee van Solidago / Guldenroede.

woensdag, december 24, 2003

Over La Motte, fenegriek en kerstavond

La Motte-Chalacon, een dorp met 385 inwoners, in het jaar 1831 woonden er 1247 mensen. Voor ons het dichtstbije dorp voor onze boodschappen, met een kleine supermarkt, een bakker, een café en een tabac-boekhandeltje.
Het is een aangename verrassing om hier in dat winkeltje een hele rits biologische producten te vinden, van olijfolie tot eieren en kamillethee. Ook zaden om te kiemen van het merk Markal. Mélange a germer: kleine gespikkelde linzen, fenegriek en radijs. Lijkt mij een goede combinatie. 
Fenegriek is en klassieker, maar de laatste jaren worden er ook steeds meer andere snel kiemende zaden aangeboden, zoals in dit mengsel linzen en radijs, maar ook rode kool, prei en luzernezaden zijn makkelijk te vinden.

Over fenegriek – Trigonella foenum-graecum
Deze eenjarige vlinderbloemige was in de jaren tachtig even erg populair, maar zoals het dikwijls gaat in onze tijd van modes, verdween hij weer snel in de schuif van de anonimiteit. Het is nochtans een plant, die met zijn zenuwversterkende en roborerende werking thuis hoort in onze jachtige wereld. Hij zou goed passen naast sint-janskruid, naast adaptogenen zoals Ginseng en naast immuunversterkers zoals Rode zonnehoed. Verder bevorderen de zaden ook de eetlust en zijn ze wat spierversterkend. Dus goed te gebruiken bij algemene zwakte na een griep of om de spieren te herstellen na een zware inspanning (sport).
De zaden kunnen niet alleen gekiemd gegeten worden, maar je kan ze ook fijn malen en van het poeder samen met honing elke dag 2 koffielepels gebruiken als versterkend middel.

Nog kerstavond
Het is nog altijd 24 december, kerstavond en zoals het hoort, zien we buiten echte sterren tot de melkweg toe. Onze overbuurman hier in Bellegarde is Jezus Christus zelf of tenminste zijn huis. De deur staat vanavond gastvrij open, maar er is geen mens of zelfs geen god te zien.
De lindebomen voor de kerk en voor ons huis dragen nog steeds wat schutblaadjes van de zomerbloesem; samen met de eenvoudige kerstverlichting roepen ze bij mij een sfeer van bescheiden eeuwigheid of vrolijke vergankelijkheid op, als je begrijpt wat ik bedoel.

Lindebomen staan er hier overal. In Frankrijk wordt in de kruidengeneeskunde zeer veel gebruikt gemaakt van het lindespint ‘Aubier du tilleul’, deze binnenste bast van de kleinbladige linde (Tilia cordata) wordt in het najaar, in de winter maar vooral vroeg in voorjaar (sapstroom) geoogst. Ik heb het nog nooit zelf gewonnen en dat moet er de volgende dagen of maanden toch maar eens van komen. Deze ‘aubier’ is bijzonder goed voor de lever, drainerend en krampwerend en dus op dit moment goed te gebruiken om kalkoenen en ander overdadig eten door te spoelen.

maandag, december 22, 2003

Eerste dag in onze Franse huis

Het is zeven uur uur s’avonds. We zijn in Bellegarde-en-Diois, de eerste dag in ons lege Franse huis, de houtkachel aan, naar de oervlammen staren, buiten de eerste striemende sneeuwvlokken in de Oostenwind. Bijna alle oerelementen verzamelen zich om ons een verhaal te vertellen. 

De voorbije weken is Zuid-Frankrijk geteisterd geweest door overstromingen en aardverschuivingen. Hier in Bellegarde leek het mij hoog en droog, maar toch sijpelde het water in het hotel door de muren heen en verschoof er, gelukkig verder op. zo maar een bergje met huis en al. In het stadje Die was ook de brug over de Drôme niet meer berijdbaar en moesten we via de Quintvallei, een omweg van driekwart uur maken, om onze bestemming te bereiken.
Maar toch komen we hier voor het plezier in de natuur, voor de schoonheid, de rust en natuurlijk voor de planten. Natuur is niet alleen vredige maar ook verschrikkelijke schoonheid. En maar goed ook!

December is voor mij en voor vele anderen, de maand van bezinning over natuur en mens. Dat kan voor mij door buiten te wandelen en de elementen te trotseren of door binnen een boek te lezen over de filosofische natuur (hersenspinsels van de mens). Bijvoorbeeld het boek ‘Met open zinnen’ van Ton Lemaire over natuur, landschap en aarde. Een citaat: ´De moderne mens denkt dat de aarde van hem is, maar zou de mens niet eerder de aarde toebehoren´.

Gedicht 1
Ik herken de eik in
de rook uit de schouw
Hard hout wordt oude lucht

Gedicht 2
Het huis staat er al eeuwen
Maar ik
stook er mijn eerste vuur.