woensdag, april 27, 2016

Adelaarsvaren

Hier in Bretagne zie je ze nu gekruld overal langs de wegkanten uit de grond schieten. De scheuten van de adelaarsvaren.

In de hedendaagse mode om wilde planten te eten, waar ik met plezier aan mee doe, zijn er zelfs mensen die de wortels en scheuten van deze varen op eten.
De adelaarsvaren behoort tot de meest algemene planten van de wereld. Ze heeft echter een slechte reputatie als veevoer. Door het vaak massaal voorkomen aan randen van weilanden zijn vergiftigingen bij landbouwhuisdieren niet zeldzaam. In droge jaren is dit risico groot als de grasproductie te kort schiet en de dieren hun afkeer tegen varens overwinnen. Er zijn ook vergiftigingen bekend door gebruik van hooi met veel varenloof.

Anti-thiaminefactoren
Bij de acute of subacute vergiftiging van paarden met adelaarsvaren worden als symptomen vooral verlammingen en spiertremoren waargenomen. Soortgelijke effecten kunnen bij varkens en ratten ontstaan. Ze komen overeen met de verschijnselen die bij vitamine B,-gebrek (thiamine-gebrek) optreden. Het bleek dat deze varen, in blad en rhizoom een enzym - thiaminase — bevat, dat het thiamine uit het voedsel splitst (bij aanwezigheid van een amine), waarbij de vitaminewerking verloren gaat (Kenten, 1957). Daarnaast werd ook een thermolabiele anti-thiaminefactor uit de varen geïsoleerd, die als caffeoylshikiminezuur werd geïdentificeerd (Fukuoka, 1982). De juistheid van het bestaan van de anti-thiaminefactoren blijkt uit de ervaring dat de ziekteverschijnselen verdwijnen na extra toediening van thiamine. Herkauwers hebben er geen last van omdat de micro-organismen in de pens voldoende thiamine produceren

Tumorvorming door het eten van de varens is ook aangetroffen bij ratten, muizen en kwartels. De mens loopt eveneens risico. Er zijn ook aanwijzingen dat de werkzame stoffen via melk bij de consument terecht kunnen komen. Blijkens bepaalde waarnemingen   (Evans&  Galpin,  1991)  zouden zelfs de sporen door  inhalatie een kankerrisico geven.

Het is niet mijn gewoonte om negatief te doen over planten en ook de adelaarsvaren kan ik waarderen. Maar... om hem nu op te eten.....

zaterdag, april 23, 2016

Snuffelend wandelen op de Pointe de PenHir


We zijn op een van de vele eindpuntjes van Bretagne, pointe de PenHir. Ruige rotskust in de Finistère. We genieten van wolken, wind, water en de weggedoken plantjes tussen de rotsen. Struik- en dopheide is hier heel gewoon, geel bloeiende gaspeldoorn geeft wat kleur aan het grauwe maar geweldige landschap. 

Kartelblad
Lepelblad
Het is nog vroeg om veel bloeiende planten te vinden toch zien we al vlug een kartelblad in volle bloei, waarschijnlijk het heidekartelblad, Pedicularis sylvatica. Vroeger werd het ook wel luizenkruid genoemd. Het plantje parasiteert hier op de struikheide, het is ook licht giftig. Dus niet direct een herboristenplant, toch spreken zowel parasiterende als giftige planten mij bijzonder aan.

Verder snuffelend, de herboristen zijn na hun dutje in de motorhome blijkbaar snel weer wakker geworden, ontdekken we ook wat wondklaver en massaal veel blauw bloeiende bolgewasjes, mogelijk Chionodoxa of te wel sneeuwroem.
En helemaal aan het eind van de wereld, hoog op de rotsen met de schuimende zee diep onder ons, vinden we de echte zeeplanten: strandbiet en zeevenkel. Het blad van deze planten is nu, jong, nog goed te eten vooraleer het bijna leerachtig taai wordt.

Verder dwalend zien we lager gelegen, een groep wit bloeiende planten, gelukkig kunnen we tussen de rotsen toch beneden geraken en ontdekken zo het mythische lepelblad. De vele smaken van een beknabbeld blaadje overweldigen mondholte en gehemelte. Mosterdolieglucosiden is de onvriendelijke naam van de aanwezige smaakstoffen. Het is ooit de plant geweest die zeevaarders beschermden tegen de gevreesde en dodelijke scorbuut oftewel scheurbuik.

Bij het lepelblad en in de luwte van de rotsen kunnen we zelfs even zonnebaden en dan weer naar de motorhome en naar Camaret sur Mer mosselen en een plaatselijk visje verorberen.

Over Cochlearia / Lepelblad
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/54865-lepelblad-en-scheurbuik.html

Over Pedicularis / Kartelblad
Du latin pediculus, pou : le foin des Pédiculaires passait pour donner des poux aux bestiaux (Coste)
Latin, sous-entendu, herba, Herbe-aux-poux ; de pedicularis, pou : on employait une décoction de ces plantes contre les poux du bétail (Fournier)

In de Flora Batava lees ik: Het is zeer nadeelig voor het vee, en zal buiten schapen en geiten niet ligt door enig ander vee, dan hetgeen uitgehongerd is, worden aangeraakt. Gunner had in Noorwegen op een land, waar deze plant veel groeide, bestendig waargenomen, dat runderen, die hierop voor het eerst gebragt werden, dunnen afgang, en schapen waterzucht kregen, maar die aan het land gewoon waren, hadden hiervan geen letsel. De plant is dus schadelijk op de graslanden, en is een zeker kenteeken van veen- of moerasgrond. In onze tijd zullen we dit zeldzame plantje echt niet meer vinden in vochtige weilanden. De koeien kunnen gerust zijn. http://www.leeswerk.nl/florabatava/06/met_tekst/0417.htm

Over Pointe de PenHir
Au sud-ouest du bourg, la Pointe de Pen-Hir est un des sites naturels les plus grandioses de Bretagne. Elle est en particulier connue pour ses fameux Tas de Pois, six îlots rocheux qui prolongent la pointe et qui portent les noms de de Grand Dahouët, Petit Dahouët, Penn-Glaz (« la tête verte »), Ar Forc’h (« la fourche »), Chelott et Bern Id (« le tas de céréales »). Par beau temps le panorama est grandiose et porte sur les tous proches Cap de la Chèvre et Pointe de Dinan, mais aussi sur le Cap Sizun, la pointe du Van, la Pointe du Raz et l’île de Sein vers le sud, la pointe Saint-Mathieu, Ouessant ou Molène vers le nord.
La partie ouest de la pointe est le royaume du minéral avec d’impressionnantes falaises rocheuses cisaillées par l’érosion, dominant la mer d’Iroise à 70 mètres de haut. Une gigantesque croix domine la mer : il s’agit de la croix de Pen-Hir, le Monument aux Bretons de la France Libre, inaugurée dans les années 1960 par le Général De Gaulle, classée monument historique en 1996. Ce monument est un hommage aux Bretons qui ont rejoint la France Libre à Londres après l’appel du 18 juin 1940 du Général De Gaulle. La partie est de la pointe, protégée des assauts de l’océan, offre des paysages plus doux de falaises couvertes de landes descendant vers la magnifique anse de Pen-Hir et la non moins magnifique Plage de Veryac’h. Un sentier côtier permet de suivre les falaises jusqu’au village de Kerloch, à la limite entre Camaret-sur-Mer et Crozon.
http://www.terresceltes.net/bretagne/camaret-et-la-pointe-de-pen-hir

vrijdag, april 22, 2016

Kruidenstage, braambladeren en Mellie Uyldert

Tijdens onze vroege, lentekruidenstage kunnen we met de ogen en de mond genieten van het verse, jonge blad van beuk en braam. Braambladeren zijn bijzonder geschikt om te drogen en van de jonge scheuten kunnen we een glycerinemaceraat maken.  


mare des fées huelgoat
Waar bramen groeien, daar is een plaats van kracht, schrijft Mellie Uyldert. De braamstruik (Rubus fructicosus) behoort bij de mens op aarde. Het menselijke blijkt uit de vijftallige bloemen, zoals die van de wilde roos, de appel en andere familieleden: vijf is het getal van de mens. De vijfpuntige ster die naar boven wijst, is het teken van de opstrevende mens, die in de vijfhoek past, wanneer hij met de armen schuin omhoog en wijdbeens staat. In oude inwijdingsgrotten vindt men een vijfhoek in de rotswand uitgehouwen, waarin de mens bij zijn inwijding moest gaan staan. De mens heeft ook twee maal vijf tenen en twee maal vijf vingers, waarmee hij de aarde grijpt en de ruimte. Vijf is het getal van de wil. Een vijftallig samengesteld blad is als een hand: de macht van de mens over de stof.

Elke zomer maakt de braamstruik nieuwe lange loten, die letterlijk om zich heen grijpen. Vindt een jonge loot een hoog aangrijpingspunt in heg of boom, dan groeit zij opwaarts, maar raakt zij de aarde, dan ontwikkelt zij op die plek wortels, die in de aardbodem dringen en zo een nieuwe plant doen ontstaan. Zo stemt de braamstruik met die mens overeen, die zowel in het geestelijke als in het aardse leven actief is. Van die jonge loten kan men thee trekken tegen huiduitslag. Van de verse loten, bladen en bloemen trekt men met kokend water een goed spoel- en gorgelwater voor gevallen van keel- en mondpijn, amandelontsteking, gezwollen tandvlees en aften.
De vuurkracht doodt ziektekiemen en het looizuur trekt slijmvliezen en tandvlees samen. (Mars en Saturnus). En nog eens Mellie Uyldert 'Dit looizuur verbindt de denkpool en de levenspool van de min of meer gespleten mens en maakt hem weer uit één stuk! Het versterkt de zenuwen, o.a. die van de spijsvertering, het droogt het al te waterige (lymfatische) op, en daarom in de braambladthee ook goed tegen diarree, witte vloed en slijmhoest. Braamblad (looistoffen) maakt alles wat te los zit in het lichaam, weer vast.

Het verse braamblad kan men met de witte onderkant op huiduitslag leggen om 'het kwaad' er uit te trekken. En natuurlijk zijn er later de vruchten, dus de bramen, rijk aan vitaminen en mineralen echt wild voedsel.  Mellie Uyldert 'Het sap versterkt de vaatwanden. Zo kan de mens de krachten van de braam overnemen om zichzelf en anderen te versterken. Maar luister ook naar haar ritselend verhaal van oude tijden die gaan terugkomen, van braamhagen of heilige plaatsen van kracht. Ga over het veld en luister. Die Bromheeren rasseln im Winde'.

Mellie Uyldert wist nog niks van anthocyanen en anti-oxydanten, maar ze wist dus wel dat braamsap én begeestering goed is voor hart, bloedvaten en voor nog veel meer.

https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubus-fructicosus-braam
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/biografie/42216-mellie-uyldert-en-de-taal-der-kruiden.html

dinsdag, april 19, 2016

Even vorst nu en 25 jaar geleden

De volgende tekst schreef ik op 22 april 1991 in mijn dagboek van de kruidentuin  

Late en strenge nachtvorst! Al dat nieuwe groen krijgt het hard te verduren. Mijn Russische rabarber (Rheum raponticum) met zijn mooie grote blad is serieus slap gaan hangen, verschillende bladeren zijn bevroren; gelukkig zijn de dikke bloemknoppen niet beschadigd. Deze medicinale rabarbersoort kan duidelijk minder goed tegen de koude dan zijn verwanten uit de groentetuin.
Ook het nieuwe blad van de citroenmelisse is tot mijn eigen verbazing volledig bevroren.
Wat me niet verbaast is het bovengronds bevriezen van de zilverkaars (Cimicifuga), een Noord-Amerikaanse vaste plant die als sierplant en als homeopathisch middel naar Europa is gekomen. Gelukkig zijn er ook enkele Cimicifuga's niet bevroren.
De aartsengelwortel (Angelica archange!ica) stond al stevig in bloei, de bloemen hangen nu onderste boven, die gaan nog raar kronkelen de volgende dagen.

Angstig verder lopend zie ik de volgende slachtoffers. De jonge scheuten van het leverkruid en van de karmozijnbes.  Gelukkig zijn er méér planten die de vorst volledig overleefd hebben! Opvallend is de stinkende Gouwe (Chelidonium majus), al volledig uitgegroeid en bloeiend is hij met zijn oranje-gele melksap, een soort antivries, blijkbaar goed bestand tegen de vorst.
Hetzelfde principe hanteren de wolfsmelksoorten, die de laatste jaren als sierplant populair geworden zijn. De kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyrus L.) zou mollen uit de tuin houden, echter met wisselend succes, zelf gebruik ik hem meer als sierplant.

De klassieke heesterachtige kruiden zoals tijm, salie en lavendel zijn nog niet echt aan de groei, hebben dus nog geen tere jonge blaadjes die kunnen bevriezen. De afgeharde blaadjes van vorig jaar staan er wat vuil maar stevig bij.
Echte struiken in mijn haag, zoals de haagbeuk komen dikwijls laat en zeer wisselend in blad. De snelste blaadjes zijn nu dus bevroren, hun fris lentegroen is herfstig bruin geworden. Voor een keer zullen de laatste bladvormende beuken de eersten zijn.

Vandaag 19 april 2016 zowat 25 jaar later zie ik opnieuw slaphangende, licht bevroren planten, nu in onze Bretoense tuin.

 Het is mooi zonnig weer overdag, maar wit glinsterend gras in de ochtend . Onze  zwartmoeskervel, verwilderde scheuten van aardappelen en filigraine venkelbladeren laten hun kopjes hangen. Alleen de witte bloesem van de pruimenboom doet alsof er niks aan de hand is. Vrolijk verder bloeien. Is er veel veranderd in 25 jaar?


dinsdag, april 12, 2016

Dotter in de tuin

Dotter in de tuin
Na de massale bloei van het speenkruid nemen de gele Dotters in de natuur en in onze Bretoense tuin de rol van het speenkruid over! De merkwaardige naam Dotter en Dodder en Dooier zijn waarschijnlijk van één woordstam afgeleid. De dooiergele kleur zou de dotterbloem aan zijn naam geholpen hebben.  Of zou het dotteren op het water er iets mee te maken hebben? Als stuifmeel- en honingproducent doet de Dotter voor de juist in bloei gekomen waterwilgen niet onder.
Hele slootranden waren vroeger met Dotters bezet. Breekt de zomer aan, dan staan op de oude bloemstelen telkens een tiental droge, dooraderde kokervruchten met spitse, gekrulde neuzen. De toch al forse bladeren groeien door tot het formaat van ontbijtbordjes. Zij imiteren boven het water uitgetilde waterleliebladeren en rollen zich in.

Zelden medicinaal in gebruik,

maar wellicht vroeger door de boer als boterkleurmiddel gebruikt.  De Latijnse naam Caltha is afgeleid van het Griekse 'kalathos' wat korfje of schaaltje betekent, naar de vorm van de bloem. Dat de naam Grote boterbloem ook nog gebruikt word, zal ons niet verbazen. Niet alleen hebben ze beide dezelfde  glimmende gele kleur, maar ook hun vochtig biotoop in de natte weilanden is hetzelfde. Omdat de hoofdbloei rond Pinksteren en Pasen valt, vinden we ook nog wel de namen pinkster- en paasbloem terug. Oude, niet meer gebruikte namen zoals Smeerbloem en Smeerblad verwijst niet naar zijn medicinale werking maar wel naar zijn glimmend vettig uiterlijk, alsof zij met vet, boter of smeer ingewreven zijn.

Caltha vroeger en nu

Caltha vinden we in de alleroudste Romeinse kruidenboeken wel terug, alleen werd daar zeer waarschijnlijk de goudsbloem mee bedoeld. Ook bij Matthiolus 1563 werd de goudsbloem Caltha genoemd. Dodonaeus spreekt ook van Watergoutbloemen en zegt dat 'Die en zijn in der medecijnen niet bruyckelijck'. Al kwam ze nog later in de apothekersboeken wel voor als 'Herba en Flores Calthae palustris' en werd ze, volgens de signatuurleer gebruikt bij geelzucht. Behalve bloemen werden ook de zaden in wijn getrokken voor de lever gebruikt. In de Flora Batava uit 1800 vinden we wel wat 'huishoudelijke toepassingen' van de Dotterbloem. De Bloembotten (knoppen) kunnen als Kappers ingelegd en gebruikt worden. (Ehrhart) Deeze Plant in de Weilanden is als een schadelijk onkruid voor het Vee te houden, volgens Haller, Ehrhart en Brugmans. De jonge uitspruitels alleen zijn minder schadelijk, en in zo verre kon deeze Plant als onschadelijk voor Geiten, Schaapen en zelfs Runderen, door Gmelin worden opgegeven. Doch hoe grooter en sterker de Plant wordt, hoe meer zij eene vergiftige hoedanigheid verkrijgt. 

De Bloemen geeven eene geele verf, en derzelver sap met aluin gekookt, geele Inkt. (Reuss) Volgens Tournefort verfen de Bladeren het blauw papier ligt rood. Indien men dezelve brandt wanneer zij gedroogd zijn, smelten zij even als het Salpeter.
De Bloemen ook zeer goed voor de Byen.  Ook nu nog worden de bloemknoppen ingemaakt of gekookt als voedsel geadviseerd, toch is wegens de mogelijke giftigheid zeker de rauwe plant niet aan te raden, het is niet voor niks een ranonkelachtige (boterbloemen, speenkruid) die allemaal giftige alkaloïden kunnen bevatten. Ook triterpeensaponinen zijn aanwezig, al zouden die mogelijk wel een adaptogene werking kunnen bezitten. In elk geval zou ik zonder enige voorkennis niet experimenteren met de dotter als voedsel of als medicijn.

Voor verdere studie

  • Caltha palustris - Plants For A Future database report
  • Triterpenoid Saponins from Caltha palustris.P Bhandari, A I Gray, R P Rastogi.  Planta Medica (1987)Volume: 53, Issue: 1, Pages: 98-100
  • Caltha palustris L. Seed Oil. A source of four fatty acids withcis-5-unsaturation.Smith CR Jr, Kleiman R, Wolff IA.Lipids. 1968 Jan;3(1):37-42.
  • [Magnoflorine in Caltha palustris L.]NIJLAND MM.Pharm Weekbl. 1963 Apr 12;98:261-3.
  • A critical study on the oncostatic factor present in Caltha palustris.SOKOLOFF B ea. Growth. 1962 Mar;26:71-5.
  • Kleyn. Planten en hun naam.





woensdag, april 06, 2016

Lente, nog even niet en toch....

En wij die dachten en vreesden dat de lente dit jaar in januari zou beginnen. Nu is het april en nog steeds fris hier in Bretagne. Al dagen even zon en dan driftige regenvlagen er over heen. Het gevecht tussen winter en lente volop aan de gang. Natuurlijk laten plantaardige katjes en andere geel bloeienden, zoals hoefblad en speenkruid zich niet zomaar afremmen maar toch......van de opwarming van onze aarde is even geen sprake.

Vandaag zag ik ook de eerste witbloeiende hoornbloemen tussen het bermgras doorpiepen. Akkerhoornbloem, Cerastium arvense L., hoort tot de Anjerfamilie. De naam Hoornbloem heeft deze groep van witbloemige plantensoorten te danken aan de vorm van de doosvrucht. Die is enigszins gekromd en lijkt daardoor wel wat op een gekromde koeienhoorn (hoorn is in het Grieks keras, wat in het Latijn ceras wordt, hetgeen terug te vinden is in de wetenschappelijke naam Cerastium).

De Hoornbloemen onderscheiden zich van de Muursoorten, ook een geslacht uit de Anjerfamilie, met twee gemakkelijke kenmerken: de kroonbladen van Hoornbloemen zijn nooit meer dan tot de helft ingesneden, terwijl die bij de Muursoorten meer dan de helft zijn ingesneden. Verder hebben de Hoornbloemen vijf stijlen en de Muren drie. Hoornbloemen zijn meestal ook behaard.

Akkerhoornbloem heeft kroonbladen die twee maal zo lang zijn als de kelken. Het is de Hoornbloem met de grootste bloemen uit het geslacht. Het typische gevorkte bijscherm, de bloeiwijze van de Anjerfamilie, is aan de Akkerhoornbloem goed te herkennen.
De plant is nauwelijks tot weinig behaard of met afstaande haren behaard, maar zeker niet witviltig. Het is vrijwel de eerste bloeiende soort op droge zandige graslanden en wordt veel bezocht door insecten, met name vliesvleugeligen en vliegen.
De soort is overblijvend en het is opmerkelijk dat ze niet voorkomt op akkers, terwijl de Nederlandse naam dat wel suggereert. Wel vind je haar op rivierduinen, in wegbermen, langs spoorwegen en kanalen.

Een bekende geneeskrachtige plant is het zeker niet, toch vind ik bij Moerman Native American Ethnobotany dat de plant samentrekkend werkt. A decoction of the plant has been used in the treatment of injuries and miscarriage. A decoction is said to stop uterine bleeding and prevents the child from passing through the uterus.
En in de Flora Batava geschreven tussen 1800 en 1934 wordt vermeld dat 'Uit de Bloemen trekken de Byën goeden Honig en Wasch (Mattuschka, Reuss). De Plant wordt niet gegeten door het Vee, inzonderheid niet, volgens myne ondervinding, door Schapen, schoon zy gebrek aan voeder hebben. Aan den Wortel zou het Poolsch grein(*) te vinden zyn.

En dat Poolsch of scharlaken grein, trekt me wel aan en moeten we eens verder onderzoeken. Het is een soort schildluis (Porphyrophora polonica). De larve leeft op de wortels van een 20-tal planten, maar vooral op de overblijvende hardbloem (Scleranthus perennis), en werd vroeger , in o.a. Polen en Rusland, gebruikt als grondstof voor karmijnrood. Het was een goedkoper alternatief voor de op de kermeseik (Quercus coccifera) levende schildluis (Kermes ilicis of Kermes vermilio), uit het Middellandse Zeegebied, die scharlakenrood geeft. Het gebruik ervan ging verloren door de popularisering van de Mexicaanse cochenilleluis ( Dactylopius coccus) als grondstof voor de kleurstof karmijn- of karmozijnrood.

zaterdag, april 02, 2016

Onze alruin

Onze alruin is flink aan de groei. In de schaduw van een oude laurierboom en dan nog in een grote ingegraven plastieken pot blijkt dit plantaardig mensje toch zijn mannetje of vrouwtje te staan. In die pot is de plant terecht gekomen omdat we hem ooit naar een betere, definitieve plek wouden overbrengen. En dat is nu het moment. Maar... een Mandragora overplanten, de verschrikkelijke verhalen indachtig, dat doe je zo maar niet. Dus eerst nog eens de oude instructies bestuderen. 

Mandragora officinarum, het mannetje, het pisdiefje is ongetwijfeld de beroemdste onder de magische planten. De geslachtsnaam is mogelijk afgeleid van het Griekse woord mandra, wat 'stal’, 'kudde' of 'vee' betekent. Het verwijst naar het feit dat de alruin giftig is voor dieren, maar ook voor mensen.
Alruin vindt zijn oorsprong in het huidige Palestina. Hij was reeds bekend in het oude Egypte. De artsen uit Alexandrië lieten de wortel in wijn trekken en gebruikten dat brouwsel als een narcoticum. Bij de Grieken had deze plant een grote faam als liefdesdrank en werd gebruikt tijdens vruchtbaarheidsrituelen. Ook in de Bijbel wordt de Mandragora vermeldt om onvruchtbaarheid te genezen.

De kracht van deze plant zit in zijn vreemde wortel, die meestal gedraaid en gespleten is en daardoor, met enige fantasie op een mens lijkt. Vanwege die vorm noemde de Griekse wijsgeer Pythagoras (600 v. C.) haar 'anthropomorphos', op een mens gelijkend. Een vroegchristelijk verhaal beschrijft de alruin als een voorstudie voor de mens. Een afgekeurd probeersel voor de echte mens.

Oogsten van alruin.Er zijn vele griezelige berichten over het uitgraven van de plant. Antieke berichten weliswaar. Het uittrekken moest gebeuren op een maanloze nacht. Men zei dat elke aanraking tot de dood leidt en daarom moest de wortel door een hond worden uitgetrokken. Bij het uitrukken stoot de plant een door merg en been dringende gil uit, een afschuwelijke kreet, waarvan je krankzinnig wordt of ter plekke sterft. In de Griekse 'Dierengeschiedenis' van Claudius Aeliaus verschijnt de plant onder de naam 'knospatos', de door de hond uitgetrokkene.

Een hond heb ik niet bij de hand, al zou ik de keffertjes van de buurman kunnen gebruiken. En een maanloze nacht, nieuwe maan veronderstel ik, ook daar moet ik nog even op wachten.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/mandragora
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/40299-alruin-verhalen-over-het-pisdiefje.html
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/70128-alruin-een-vreemde-geschiedenis.html