vrijdag, mei 24, 2019

Etnobotanie.

Etnobotanie onderzoekt de relaties tussen mens en plant. Bijzonder intense en daardoor boeiende relaties ontstaan tussen psychoactieve planten en mensen. Vooral de culturele context speelt daarin een grote rol. Wanneer die context verlaten wordt, gaat het geneesplanteffect over in recreatieve toepassing, alhoewel de grens tussen de twee soms vaag is. Drugs, in de dubbele betekenis van het Engelse woord. 

De effecten hiervan op de samenleving kunnen zo groot zijn dat veel overheden een streng verbod instellen. Oorlogen werden en worden gevoerd met planten als inzet. Zoals de opiumoorlog van Engeland tegen China halverwege de 19de eeuw, waarbij Engeland de lucratieve smokkelhandel van opium niet wilde opgeven, terwijl China dit verbood. Rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw kwamen de eerste wetten en verboden voor stoffen als cocaïne en heroïne. Voorheen mochten deze vrijelijk gebuikt worden in zelfzorgmiddelen. Bijna een eeuw na de eerste war on drugs verklaarde de VS opnieuw deze oorlog, deze keer ook aan de bronplant zelf. Dit had onder meer de vernietiging van cocaplantages in Bolivia, Peru en Colombia tot gevolg. De gedachte hierachter is dat met de uitroeiing van de plant de drugs van de markt verdwijnen en daarmee ook het gebruik ervan. In de realiteit werkte dit niet: de teelt van coca heeft zich simpelweg verplaatst.

 Bovendien concludeerden Werb et al. in het British Medical Journal (2013) dat: ‘During the past two decades, the supply of major illegal drugs has increased, as measured through a general decline in the price and a general increase in the purity of illegal drugs in a variety of settings.’ President Obama gaf in 2009 het mislukken van de gevoerde strategie openlijk toe. Op 19 april 2016 vergaderden de VN opnieuw over deze kwestie in de UN General Assembly Special Session on Drugs. Een wereldwijde oproep, ondertekend door 2000 invloedrijke mensen, om te stoppen met de geldverslindende en zinloze war on drugs ging hieraan vooraf. Maar de VN hebben de oorlog niet stopgezet. Te veel landen hechten aan hun strenge antidrugspolitiek, soms inclusief de doodstraf.

Wat zijn nu drugs? Volgens een RIVM-rapport uit 1999 zijn dat ‘energizers, relaxing herbs, aphrodisiacs and products with hallucinogenic properties’. Plantaardige drugs zijn meestal van oorsprong gewone geneesplanten: the medicine of the people.

zaterdag, mei 18, 2019

Buitencursus over oa bernagie

Buitencursus in de tuin van groentemuseum 't Grom. Ik geniet ervan en hopelijk genieten ook de cursisten. In een perkje vinden we keurig uitgeplante bernagieplantjes. Vreemde verhalen vinden we in oude boeken over dit komkommerkruid. 

In de Romeinse tijd zei men van bernagie dat het de melancholie verdreef zelfs wanneer het op de grond werd gestrooid. 'lila ego borago gaudi semper ago', of zoals dat in de zestiende eeuw werd gezegd: 'ick die men noemt bernagie, gheef 't hert altijdt coragie'. Johan van Beverwijck haalde dit ook aan in zijn werk en schreef: 'en verweckt Blijschap des herten'. 'Bernagye ende Buglosse (ossetong) zijn goet voor de gene, die Flauw werden, verheugen de Swaarmoedige, en verquicken die uyt een langdurige sieckten komen'.

Ook Dodoens verwijst naar de verfrissende, opwekkende en ontspannende werking. Van desen cruyde/ en van zijnen bloemen schrijftmen/ dat zy in wijn gheleyt/ ende daer af ghedroncken/ den mensche vrolijck ende blijde maecken/ ende alle droefheyt/ swaermoedicheyt/ ende melancholie verdrijven. Al houdt hij wel een slag onder de arm door dat 'schrijftmen'. Toch is juist deze ontspannende werking van Borago de laatste jaren wetenschappelijk onderbouwd. Dioscorides en Dodoens waren ook niet gek!


vrijdag, mei 03, 2019

Brem in bloei

Als de brem bloeit, staat de heide in gloed. De stijve, groene twijgen van onze brem zijn weinig opvallend maar als die felgele grote vlinderbloemen zich openen is het alsof de saaie heide ontploft.  

De geslachtsnaam Cytisus is afkomstig van het Griekse 'kytisos' of kutisos, een naam die door de Romeinen aan verschillende planten gegeven werd oa ook aan Medicago arborea, de rupsklaver. De geslachtsnaam Sarothamnus, synoniem voor Cytisus is een samengaan van het Griekse saros, bezem en thamnus, struik. De soortnaam scoparius betekent  ook 'bezemachtig'. De aanduiding 'bezemachtig' en 'bezemstruik' verwijst niet alleen naar de twijgachtige vorm, maar ook naar het gebruik ervan als bezem.
Mogelijk is de naam ontleend aan het Cycladeneiland Cynthisa of Cythisus, waar de plant in de Oudheid overvloedig groeide.

Ginster of Genista
Verscheidene namen die gebruikt worden voor brem, worden ook gebruikt voor andere planten. Vooral de naam 'ginster' is bijzonder omdat hij ontleend is uit het Latijnse 'genista'. En genista is dan weer afgeleid van ofwel het Latijnse genu - knie of van het Keltische gen, struik. Met 'ginster' worden ook planten van het geslacht Spartium, Genista, Laburnum en Ulex aangeduid. De Genista tinctoria of de Verfbrem is een van oudsher bekende verfstofplant, vandaar tinctoria en verf.

De naam Spartium is waarschijnlijk afkomstig van de Romeinen, zij gaven de naam spartum, aan verschillende planten die voor het binden gebruikt werden. Een oude Nederlandse naam is ten andere ook Sparteplant. De betekenis van het Griekse ‘spartos’ is een band van sparte of een touw dus. Andere mogelijke herkomst en betekenis van spartos is ‘speirein’, in een spiraal draaien, wat we ook terugvinden in de naam van Moerasspirea. Of van speirein, uitgezaaid omdat de brem zich ook makkelijk via zaad vermeerdert.

Vreemd genoeg vind ik geen duidelijke verklaring voor de gewone Nederlandse naam brem, mogelijk een verbastering van de oudere naam Bezemstruik, bezem, breem, braam of bessemcruydt. Zelfs bremkappers zou bestaan hebben. Mogelijk verwijzend naar de bloemknoppen, die als een soort kappertjes in azijn geconserveerd werden.

Brembloemen werden vooral voor de zogenaamde hartwaterzucht gebruikt. De medicinale werking en de giftigheid van de brem is vooral het gevolg van de quinolizidine alkaloïden met de naam sparteïne (ook wel lupinidine genoemd), dat het hart, de bloedsomloop en de darmwerking stimuleert. Het kan daardoor ook fungeren als middel dat het ritmisch kloppen van een hart kan herstellen bij een hartritmestoornis. De uiterlijke gevolgen van de vergiftiging zijn misselijkheid, overgeven, opwinding, spierzwakte en stuiptrekkingen. De dood is zelfs niet uit te sluiten doordat er een fatale storing in de bloedsomloop kan optreden. Toch werd het vroeger wel aanbevolen als remedie tegen kinkhoest en astma.

Ook bevat de brem het alkaloïde cytisine dat chemisch ongeveer gelijk is aan nicotine. Het is natuurlijk niet aan te bevelen om de brem te gaan roken, maar deze cytisine wordt in sommige Oost-Europese landen al sinds jaar en dag gebruikt als middel om van een rookverslaving af te komen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat cytisine een agonist van de nicotine-receptoren in de hersenen is. Een agonist is een stof is die een receptor activeert. Vroeger werd de cytosine ook ingezet als middel tegen luizen, maar het grote probleem bleek dat de concentratie werkzame stof nogal onberekenbaar was en daardoor bleek het middel soms erger dan de kwaal. De cytisine werd via de huid in het lichaam opgenomen en daardoor konden vervelende reacties ontstaan.

Zeer recent wetenschappelijk onderzoek geeft verrassende info over de brembloemen.
We observed that the hydroalcoholic extract of S. junceum flowers (HFE) strongly inhibited B16-F10 murine melanoma cell proliferation, while just a feeble effect was observed on C2C12 murine myoblasts. Moreover, we found that HFE exerted a pro-oxidant activity on melanoma cells, inhibited melanogenesis and caused cell cycle arrest in G2/M phase, inducing senescence. These anti-cancer properties of HFE could be related to the rich metabolic profile of the extract that we characterized by HPLC-DAD and GC-MS analyses.
This evidence suggests that S. junceum phytocomplex can be used as a selective, nontoxic, economic and easily available anticancer drug.

donderdag, mei 02, 2019

Koolzaad kleurt het landschap

Koolzaadvelden kleuren nu het hele Franse landschap. Koolzaad komt oorspronkelijk uit het oostelijke deel van de Middellandse Zee waar de olie werd gebruikt voor consumptie en als lampolie. In India komt koolzaad rond 2000 v. Chr. al voor. In Midden-Europa komt de plant sinds de veertiende eeuw voor. Vanaf de zeventiende eeuw wordt er een grotere oppervlakte koolzaad verbouwd en is koolzaad het belangrijkste oliegewas in Nederland en Noord Duitsland. In het begin werd de olie echter vooral in olielampen gebruikt. Vanaf het begin van de negentiende eeuw werd de olie ook meer en meer voor voedingsdoeleinden gebruikt. De olie smaakte echter bitter vanwege het hoge gehalte aan erucazuur, waardoor het gebruik voornamelijk beperkt bleef tot lampolie, smeermiddel in stoommachines en voor de productie van zeep. Door het hoge gehalte aan erucazuur was koolzaad ook ongeschikt als veevoer. In de beide wereldoorlogen werd de teelt in Duitsland sterk uitgebreid, vooral voor de productie van margarine.

In het midden van de zeventiger jaren van de twintigste eeuw kwamen de enkelnul- en een tiental jaren later de dubbelnulrassen op de markt. Door de dubbelnulrassen werd de olie geschikt voor consumptie en het restproduct, de perskoeken, voor veevoer. Hierdoor breidde de teelt in Europa zich uit. In 1976 werd het eerste erucazuur-arme ras, Primor, op de Nederlandse Rassenlijst voor Landbouwgewassen geplaatst. Dit ras werd eerder in 1973 opgenomen op de Franse rassenlijst. In 1982 wordt vrijwel alleen nog het erucazuur-arme ras, Jet Neuf, die in 1979 op de rassenlijst kwam in Nederland op 11.000 ha geteeld. In 1989 werd 6300 ha koolzaad in Nederland verbouwd.