maandag, februari 21, 2022

Viooltjes. Een bloempje op je bord

De eerste blauwbloeiende maartse viooltjes vandaag gezien, wel dus een februari-viooltje. De Verstandige Hovenier uit 1672 schrijft dat 'men de schoone, welriekende Vioelen in maert vergaedert. ‘t Sap in de ooghen gedaen, verdrijft de donckerheydt, verklaert het ghesicht, verdrijft oock de vlecken in de oogen. Een krans van Vioelen op het hoofd gedraegen of daer aen geroken, verdrijft de donckerheydt'. Het lijkt wel alsof het Maartse viooltje zowel voor lichamelijke donkerte (oogproblemen) als voor geestelijke donkerte (depressie) goed was. 

Hedendaags is zijn medicinale reputatie sterk verminderd. Hij wordt nog wel eens gebruikt als slijmoplossend middel bij verkoudheid en bronchiale aandoeningen. Een romantische bloementhee krijg je door de bloemen te mengen met echte kamille, klaproos, kaasjeskruid en toortsbloemen. Het plukken en drogen van al die bloemen, zeker van het Viooltje is op zich een spirituele oefening in geduld, zeker nuttig in onze jachtige tijd. Toch ook wel barbaars om al die minuscule zeldzame bloempjes zomaar te plukken, gelukkig zijn de plantjes ook goed te kweken.
 Het is dan ook met een zekere schroom dat ik hier voorstel om die kleine, fijne bloemen ook eens op te eten. Ze lenen zich zeker niet om schrokkerige vreetfestijnen te houden, maar eerder om op een verfijnde manier eens een bloemetje in een dessert te verwerken of in een drankje te laten drijven.

Viooltjes-ijs en sorbet
Neem een goede handvol viooltjes en wrijf ze fijn. Los 125 g suiker op in 1 liter warm water, voeg er de fijn gewreven viooltjes aan toe en laat dit ongeveer een uur staan. Zeef , breng het over in een ijsbakje en laat het bevriezen, waarbij het ijs af en toe wordt omgeschept. Het is de bedoeling dat het nog half vloeibaar blijft.
Schep viooltjes-ijs in een hoog glas, vul bij met goed gekoelde champagne of mousserende wijn, bijvoorbeeld Clairette de Die..

Gecandeerde viooljes
Was voorzichtig de viooltjes. Gebruik alleen de mooie paarse bloemhoofdjes. Droog ze voorzichtig tussen een zachte doek. Klop eiwit los en schuimig maar niet stijf. Bestrijk met een zacht kwastje voorzichtig de viooltjes aan alle kanten met eiwit en haal ze dan door fijne vruchtesuiker, zodat ze daarmee goed aan alle kanten bedekt zijn. Haal daarbij voorzichtig met een cocktailprikker de blaadjes uit elkaar zodat de bloemnvorm behouden blijft. Laat ze op keukenpapier op een warme plaats door en door droog worden en bewaar ze in een goed gesloten glazen pot.
Gebruik deze beeldschone, zacht van suikerkristallen glinsterende viooltjes als garnering van ijs en andere nagerechten.

Viooltjessla
Klop een slasaus van 3 delen olie op 1 deel azijn met wat zout, peper en een snufje suiker. Leg onderin een slabak een mengsel van in repen getrokken kropsla en waterkers. Giet de saus erover, schep enkele malen om, strooi er een handvol gewassen en uitgelekte viooltjes over, en dan nog even voorzichtig omscheppen.

Viooltjessiroop
Leg in een kom 50 g viooltjes, giet er een 1/2 liter heet water op, dek af met een doek en laat dit 24 uur op een warme plaats staan. Zeef dit door een doek, waarbij u de viooltjes goed uitdrukt. Voeg aan de viooltjesthee 400 g suiker, zet dit au bain marie en laat de suiker zo al roerend in de vloeistof oplossen. Daarna laten afkoelen en in goed gesloten fles bewaren.

zondag, februari 13, 2022

Kruidige wandeling

Een kruidenwandeling die uitloopt op een avontuurlijk onderdompelen in de ruige natuur van de Colébikloof. Kriskras klimmen in Buxusbosjes, onder en over omgevallen bomen en als ultiem moment het beklimmen van een rotsmuur in de oude bedding van de Colebibeek. 


Planten? Ja zeker overal planten om ons heen, ondergedompeld in het natte groen, deze keer niet veel namen noemen maar beleven, soms vechten met Buxus en andere bomen, glibberig houvast zoeken. Overlevend beleven.

En later, hier dus toch namen noemen. Kennis. Weten en Beleven. Eerste daslook, aronskelken, al uitgebloeide hazelaarskatjes. Nog onder de grond zeldzaam Christoffelkruid, 

Over het christoffelkruid. Actaea spicata een zeldzame soort, die je vindt in bossen op kalkrijke bodems of op steile hellingen van holle wegen, in donkere beekvalleien. De plant heeft trossen met witte bloemen, die na de bloei overgaan in zwarte bessen. Bijzonder is het feit dat de vrucht een bes is. Dat komt bij de Ranonkelfamilie verder niet voor. De bes kleurt zwart en is giftig, wat de oudere naam Zwarte gifbes verklaart. In de middeleeuwen werd de naam Herba Sancti Christophori voor het kruid gebruikt en deze naam is later vertaald de officiële Nederlandse naam: Christoffelkruid geworden.


St. Christoffel is de schutspatroon van de schatgravers. De plant zou toverkracht bezitten en middels deze toverkracht helpen bij het zoeken naar verborgen schatten. De oorspronkelijke benaming was Herba sancti Christophori waar het Duitse Christophskraut, Sanct Cristophskraut, Stoffeleskraut, Zwitsers Christofferli,
het Franse herbe de Saint-Christophe en het Engelse herb-Christopher van afgeleid zijn. 

St. Christoffel is ook de patroon van geesten en tovenaars. Onder het kruid zou een geest liggen die een schat bewaakte. Om de geest te verdrijven moest het kruid aangeraakt worden en een bijzonder christoffelgebed opgezegd worden. Dit bezweren werd christoffelen genoemd. Tovenaars gebruikten het kruid om te christoffeln, met andere woorden: om geld verbergende geesten te bezweren.

Wij wandelen, zweven, kruipen, christoffelen en verdrijven zo onze eigen en andermans kwade geesten om uiteindelijk bevrijd boven te komen. Opgelucht ademend boven te komen, uitzicht over leven en over de Maasvallei. 

zaterdag, februari 12, 2022

Aronskelken

Ook aronskelken vinden we al vroeg in de hellingbossen van Bonsoy. De Italiaanse aronskelk (Arum italicum) is het Mediterrane broertje van de inheemse gevlekte aronskelk (Arum maculatum). De Italiaanse aronskelk is hier al in de zeventiende eeuw gearriveerd en staat als bekend als stinzeplant. Dat zijn planten die ooit bedoeld waren om oude landgoederen aantrekkelijker te maken. De stinzeplanten duiken ook nog steeds op in tuinen waar weinig veranderingen plaatsvinden, zoals oude boerenhoeven, pastorietuinen en aanverwante milieus zoals kerkhoven, stadswallen en slotheuvels. De Italiaanse aronskelk is al vroeg vanuit die milieus ontsnapt, vervolgens verwilderd en ze worden nu als ingeburgerd en inheems beschouwd. 

De oorsprong van het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Arum, is vaag. Het woord zou, volgens sommige deskundigen, uit het Grieks stammen, waarbij Aron de naam voor een giftige plant zou zijn. Een veel betere verklaring is dat het Griekse woord Aron weer geleend is van het Hebreeuwse woord Jaron en dat betekent ‘een pijl of speer’ en dat is een duidelijke verwijzing naar de lansachtige kolf (de spadix) van de aronskelken. Tegelijkertijd is het dan een verbastering van het Griekse woord akon dat ook al pijl betekent. In Engelstalige landen wordt die spadix vergeleken met de staf van de Hogepriester Aaron, maar dat kan ook een geval van wensdenken zijn. Het tweede deel, italicum, betekent uiteraard '(uit) Italië'.

Het meest opvallende verschil tussen de Italiaanse aronskelk en de gevlekte aronskelk is dat de eerste 'gemarmerde' bladeren heeft met een geelwitte tint langs de nerven, terwijl de bladeren van de tweede soms bruin- en zwartgevlekt zijn.

Door de vorm van de spadix werd de gevlekte aronkelk soms als een lustverhoger, ofwel een afrodisiaca, gezien en dat was gezien zijn giftigheid nu niet echt een goed idee. Alle delen van de gevlekte aronskelk bevatten kristallen van calciumoxalaat, oplosbare oxalaten en cyanoforische glycociden. De gevolgen van inname zijn een gevoel van branderigheid en zwellen van de lippen, mond, tong en keel. Ook krijg je last van maagpijnen, krampen en duizeligheid door het eten van de bessen. Alle delen van de plant kunnen allergische reacties opwekken.

De knol van de gevlekte aronskelk kan behoorlijk omvangrijk worden en bevat veel zetmeel, dat – mits goed geroosterd en gemalen – in het verleden als voedsel gebruikt werd. Er werd in Engeland zelfs een drank van gebrouwen voordat thee en koffie waren geïntroduceerd. Ook werd van dat zetmeel een stijfsel geproduceerd waarmee de bekende kragen in de tijd van Elizabeth I (1533-1603) werden verstevigd en waar het ook een Engelse bijnaam aan te danken heeft: starchwort betekent stijfselwortel. Voor de wasvrouwen, die met dit stijfsel aan de slag moesten, was het beslist geen pretje omdat hun handen het door de giftigheid van de plant voortdurend moesten bekopen met pijnlijke blaren en kloven. Schoonheid had toen ook al zijn prijs. 

zaterdag, februari 05, 2022

Vroege helmbloemen

De helmbloemen doen hier en daar al hun best om fris groen te zijn en zelfs wat bloemknopjes te vertonen. Een vroege wat vreemde plantenfamilie met anti-gel in hun sap en stevige alkaloiden in hun leden. 

Gele helmbloem is inheems in het zuidelijke deel van de Alpen en hier terecht gekomen doordat mensen de plant hebben ingevoerd en aangeplant in tuinen en parken vooral bij buitengoederen. in de negentiende eeuw is de plant uit de tuinen van die buitengoederen ontsnapt, verwilderd en is tegenwoordig een plant die goed stand houdt op en tegen oude muren. Stadsmuren, kademuren en vooral de uit mergelsteen opgetrokken muren in Zuid-Limburg zijn favoriete plaatsen van de Gele helmbloem.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Corydalis, is afkomstig uit het Grieks. De Italiaanse arts, dichter en plantkundige Castore Durante (1529-1590) meende dat de bloem wat op de kop van een kuifleeuwerik leek en vond het handig om deze familie dus maar κορυδάλλις (kopudallis) ofwel '(lijkend op een) kuifleeuwerik' te gaan noemen. Het tweede deel, lutea, is Latijns voor '(ei)geel' en beschrijft de kleur van de bloemen.

In de paardenwereld is het algemeen bekend dat gele helmbloem giftig is voor paarden. Het veroorzaakt bij die dieren zweren in de bek, ontsteking van het tandvlees (gingivitis), koliek en een plotselinge dood als er voldoende van gegeten is.

Die problemen zijn het gevolg van de aanwezigheid van een alkaloïde met de naam bulbocapnine. Die bulbocapnine remt de werking van het enzym acetylcholinesterase[1] en remt bovendien de biosynthese van de neurotransmitter dopamine via remming van het enzym tyrosine hydroxylase[2][3]. 

De gele helmbloem heeft nog een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de psychiatrie opgeleverd doordat ene Robert Heath experimenten uitvoerde op gevangenen in de Staatsgevangenis van Louisiana: hij testte of die bulbocapnine stupor (een hersentoestand met bewegingloosheid) kon veroorzaken. Uiteraard werd niet vooraf toestemming aan de arme drommels gevraagd.

Wetenschappelijk onderzoek

[1] Adsersen et al: Acetylcholinesterase and butyrylcholinesterase inhibitory compounds from Corydalis cava Schweigg. & Kort. in Journal of Ethnopharmacology – 2007 [2] Zhang et al: Inhibition of tyrosine hydroxylase by bulbocapnine in Planta Medica – 1997 [3] Shin et al: Inhibitory effects of bulbocapnine on dopamine biosynthesis in PC12 cells in Neuroscience Letters – 1998

According to the Dorlands Medical Dictionary, it "inhibits the reflex and motor activities of striated muscle. It has been used in the treatment of muscular tremors and vestibular nystagmus".[4] The psychiatrist Robert Heath carried out experiments on prisoners at the Louisiana State Penitentiary using bulbocapnine to induce stupor.[5] The author William S. Burroughs references the drug in his book Naked Lunch, in which the fictional Dr. Benway uses it to induce obedience in torture victims. The drug also briefly appears in the second season of the TV series Boss.