donderdag, februari 11, 1999

Speelse lessen en muntvriend

Een vreemde, boeiende winterse dag! Ik moet om 9.00 uur al in Roeselare zijn, om twaalfjarigen wat te vertellen over kruiden. Een moeilijke opgave, zowel om er te geraken over besneeuwde wegen als om zes maal driekwart uur hedendaagse computerjeugd bezig te houden met ouderwetse kruidenverhalen. Toch leek het me goed gelukt, vooral door een direct beroep te doen op hun zintuigen. Dat wil zeggen, hen laten proeven, ruiken en voelen. Het verse slijm uit de Aloë is altijd goed voor vieze gezichten en snotterige verhalen. Of het proeven van anijs of venkelzaadjes vinden ze verwonderlijk smakelijk of worden door anderen (jongens!) met afgrijzen uitgespuugd. Als we dan ook nog de etherische olie uit deze kruiden doorgeven, is het hek helemaal van de dam. Sommigen wreven, ondanks de waarschuwing, wat te veel op hun gezicht, met als gevolg roodgloeiende wangen die ze moesten blussen onder de koude waterkraan. Vervelend vond ik het zeker niet, integendeel, het was net genoeg actie om die driekwart uur spannend door te brengen.

Muntvriend
Omdat ik dan toch in de buurt was, ben ik even op bezoek geweest bij een kruidenvriend en lid van onze vereniging uit Izegem. Een man met een uitgebreide botanische kennis van klassieke kruiden zoals munt, tijm en rozemarijn, maar ook een man die kan praten als een marktkramer, en dat is hij dan ook in het echt. Hij bezit mogelijk de meest veelzijdige muntverzameling van heel Europa. In de lijst, die ik van hem gekregen heb, tel ik 26 mentha piperita soorten, 8 suaveolens soorten, 19 spicata’s, 4 soorten akkermunt, maar ook vietnamese, corsicaanse, chinese en marokkaanse munt.
De verzameling is voor een gedeelte de erfenis van de franse muntkenner bij uitstek, Jean Lebeau, maar er zijn ook planten bij afkomstig van het Conservatoire nationale des plantes medicinales uit Milly-la-Foret, uit de Hortus Botanicus in het Nederlandse Leiden of van de Wisley universiteit in Engeland. Verder is er zaad gebruikt van oa. Iden Croft Herbs Staplehurst en Richter Herb Plants.
Deze laatste kataloog RHP uit Canada is bij mij ook in te kijken, zij bieden niet alleen zaden maar ook jonge plantjes aan van de onmogelijkste kruidensoorten. Ik noem maar wat: Aswagandha, de indische ginseng, hij zou zelfs makkelijk te zaaien zijn, of varieteiten van Salie ‘Extracta’ met een hoger gehalte aan etherische olie, verder een familielid van de KavaKava met de naam Macropiper exelsum, die als kamerplant kan gebruikt worden; of Teatree zaden en plantjes, zelfs van Sintjanskruid zijn er kweekvariëteiten beschikbaar zoals Anthos, Topas en Elixir. Weer genoeg informatie om flink chaotisch te worden!
Toch nog even het adres van Richters, dat is in Canada, Ontario LOC 1AO, Goodwood en electronisch kun je ze bereiken met ‘orderdesk@richters.com.

Commentaar: In het verleden hebben we met de vereniging nogal wat educatieve kruidenactiviteiten op scholen begeleid: voordrachten, aanleg van kruidentuintjes, cursussen.

21 februari 1999
De eerste wandeling van onze vereniging in 1999. De overdadige sneeuw van de voorbije weken was net op tijd gesmolten om weer wat schuchter groen te kunnen bekijken.
Elk jaar weer dezelfde snelle groeiers, jonge brandnetelblaadjes, ronde look-zonder-lookjes, stevige driekleurig viooltje met zelfs hier en daar al een gedurfd bloempje. Dertien mensenkinderen op een doorweekte zondagvoormiddag bij een door planten herwonnen oude spoorweg, triest en tover tegelijkertijd! Daar hoort een gedicht bij.

Er is iets in de dingen dat ontroert:
het is de schoonheid niet der bloemen,
noch het glanzen van een blad, noch het roepen
van de roerdomp in de nacht. Het is
daarin, maar ook daarachter en daarboven
en daaronder, dieper in de grond........
De tover tussen onder en boven, tussen binnen en buiten, tussen weten en vergeten.

Commentaar: plaats van handeling was Weelde Statie bij het oude spoorwegemplacement op de grens met Nederland. De locatie waar ook de herboristenvereniging ontstond en toen ook de kruidentuin van Maurice was gelegen. Ja 'was'. Nu, zijn er daar nog steeds resten te vinden van die verloren tuin.

zaterdag, juli 19, 1997

Bergtocht in de Ecrins

19 juli 1997 
We zijn met zeven voor deze trektocht in de vallei van Valgaudemar: vier vrouwen en drie mannen. Onze bergtocht begint in het Refuge Hotel Gioberney. We vinden elkaar in de namiddag en gaan even een mislukte "croque monsieur" verorberen. Daarna hijsen we vol enthousiasme de zware rugzak en ja, te voet de berg op. De jonge Joke op kop, de oudjes achteraan. Het is slechts enkele honderden meters stijgen, maar wat valt het zwaar voor Hilde, haar hart begint te sputteren en haar humeur ook.
De anderen laten haar begaan en ja, een stuk achteraan komt ze ook aan op het groene stukje paradijs waar de tentjes zullen geplant worden. De omgeving is er prachtig en de inspanning snel vergeten. We bevinden ons in een "cirque" van bergen en gletsjers dichtbij een meertje. Er zijn mooie orchideeën, eentje ruikt bijzonder fijn, de vanilleorchis. Daarvoor heeft Maurice, behendig als een berggeit, rap rap een heuveltje beklommen. We drinken nog iets warms en flaneren nu tussen de vele soorten bloemen en kruiden .

's Nachts bedenkt Hilde een aftocht. Doch het gaat niet door: verder omhoog is de boodschap! De zon komt stralend te voorschijn achter de bergtop. Is het de Sirac of een andere berg? De eerste bergbeklimmers komen voorbij en slaan een babbeltje: "Ja, er is met het vorige slechte weer weinig toerisme...". Maurice krijgt zin om de gletsjers te bestijgen, de anderen niet. Nu eerst water halen in het bergbeekje voor koffie of thee. Maurice zet het gasvuurtje aan en we drinken en slurpen; alleen Eric komt te laat, dan maar een tweede emmertje koken. Dit scenario zal zich nog herhalen: zo zit Eric in elkaar. En toch zal deze vlijtige jongen zich ontpoppen tot een echte bergwandelaar dankzij of ondanks de sigaretjes. Na het ontbijt gaan
we opnieuw gepakt en gezakt de bergen in. 's Middags komen we aan in de Refuge du Pigeonnier, gelegen aan een bergbeek in de stralende zon. We eten en babbelen en 't is reuzegezellig samen. We vertrekken en alles gaat goed tot op een st eil sneeuwveldje. Voor Jo met het keurige shortje gaat het opeens snel
bergafwaarts, de sympathieke Jo met het sexy kippevel glijdt in haar volle lengte, zo sierlijk mogelijk, naar beneden, met rugzak en al. Hilde krijgt het in de gaten en wil haar tegemoet skiën op haar schoenen: het lukt niet echt en beide gaan de diepte tegemoet. "Dat had je nu ook niet moeten doen.", roept Jo, en juist dat wekt een kordate beslissing bij Hilde los. Ze plant resoluut een wandelstok in de diepsneeuw, hijst zichzelf en Jo uit de diepte om zo alsnog, als heldin van de dag, een onvriendelijke landing in het steenveldje onderaan te voorkomen.

Hoera! Gered! Met een geschaafde onderarm komt Jo er goed vanaf. Hilde heeft haar linkerbil "verbrand" aan de sneeuw. Geen nood. Vrolijk stappen we verder en keuvelen gezellig over onderwerpen die soms diepgaande filosofieën uitlokken o.a. over onderbroeken: vooral Maurice weet Jo hier het één en het ander over te vertellen. Wim en Joke, vader en dochter, maken een zwijgzame en wijze indruk. Joke heeft last van
hoofdpijn en steekt haar rode kop bij elk bergbeekje onder water, al helpt dat niet veel.
Als we, na een hele lange afdaling uitgeput en moe beneden komen, zijn er al paarden en vliegen op onze kampplaats aanwezig. Vooral de vliegen zullen we niet snel vergeten. Nog even wachten op Marianne voor het avondeten. Haar beide teennagels zijn een beetje zwart geworden door te knellende schoenen en dat speelt haar parten. Het eten wordt een wandelend buffet. Slalommend tussen zwermen muggen en vliegen banen we een weg voor het eten naar onze mond: noedels met een groentensausje en tonijn. Het
smaakt ondanks alles. Marianne en Hilde zijn uitgeteld en gaan vroeg onder de veren. De anderen gaan voorraad halen in de auto, een honderdtal meter dieper, dichtbij het refuge hotel. Het wordt een mooie
avondwandeling met zicht op de lichtjes ergens aan de flank van de Sirac. Terug in de tent proberen we te slapen, maar de luid bruisende bergbeek maakt geen aanstalten om te stoppen en dat houdt ons toch een beetje wakker. Al werkt het eentonige geluid uiteindelijk ook wel als slaapverwekkend.

Tweede dag
De volgende morgen worden we gewekt door speels snuffelende paarden die buiten Marianne’s plastiek zakken onderste boven proberen te halen. Ze komen vriendelijk tussen de bekertjes koffie en thee, en de muesli doorgrazen zonder zich aan ons te storen.
En dan weer op stap. Het weer is mooi, de klim niet te steil en Maurice huppelt vrolijk van rots naar rots alsof hij zijn hele leven niets anders doet. Maar Marianne heeft het moeilijk, ze had zich een betere conditie voorgesteld. Maurice komt als een galante begeleider ter hulp en biedt haar zijn rug aan ter ondersteuning. Nu gaat het beter, maar aan de "Cabanne du Pis" is ze helemaal uitgeteld, deels ook door de grote hitte. We laten haar op de matras van Jo even bijkomen en Wim zorg voor een frisse bus bergwater. Wat verder picknicken we aan de rand van een bergbeek en genieten van de prachtige natuurrotstuin, die even ons privé bezit word.

Opnieuw naar beneden, nu richting Refuge Chabournéou. Eenmaal aangekomen in de refuge, steekt Hilde haar kop onder de kraan en haar voeten in het openluchtbad. Het water is ijskoud. De haren zijn rap gewassen, nog even later drogen in de zon in de luie zetel van een oude 2 PK Citroen.
Voor de verandering willen we eens in de refuge eten en overnachten. Het warm eten bestaat uit kippenbout met aardappelen, na een warme aspergesoep of zoiets. Borden worden verzameld om af te ruimen, maar zijn te rap. Er komt nog kaas en een toetje met kasta njepuree en chocoladecrème. En dan naar onze slaapstee, na een serenade van jeudige Franse alpinistjes, allemaal meisjes tussen 12 en 16 jaar met een jonge leider aan de kop. We klimmen de laddertjes op en installeren ons op de bovenste verdieping de meisj es rechts, de
jongens links. Maurice wil zijn fotoapparaat laten flitsen doch spijtig genoeg gaat de deur open voor de lens. Hilariteit alom. Niet de bergbeek maar het snurken houdt ons nu even uit de slaap.

Derde dag.
Voor we de volgende morgen vertrekken, worden we nog even opgeschrikt door een luide knal. Een meneer in zwembroek zijn gasflesje ontploft. Gelukkig is de broek intact en iedereen ongedeerd. We zullen hem later in de bergen nog tegenkomen met vrouw en twee dochtertjes die heel moedig dezelfde tocht maken, deze keer niet meer in zwembroek.
Nu gaan we enkele steile sneeuwhellingen tegemoet maar we laten ons niet afschrikken. Alles loopt prima en via die sneeuwruggen in de flanken van de Sirac komen we op een prachtig plateau, dat geel ziet van
de boterbloemen en de ganzerikken. Het is pas middag. Er is een idyllisch meertje, een refuge met drankjes en een zee van tijd.
Wim is een beetje ziek, darmrommelingen houden hem binnen. De anderen zwieren de rugzak af en gaan omhoog naar de "col de Vallonpierre" van 2300 naar 2700m. Het wordt een marmottenwandeling. Wat zijn ze lief. Soms zie je ze per twee tegen elkaar aan loodrecht als periscoopjes uit het gras te voorschijn komen om de omgeving in ogenschouw te nemen. En maar kijken naar die vreemde grote mensen ... Tot er eentje, als alarm, een luid doordringend gefluit laat horen en ze allemaal snel weer in hun hol verdwijnen. Het lijken net reuzenhamsters met hun dikke staart en wollige vacht. 

Van de groene en gele Alpenweiden klimmen we naar het zwarte gruis van de col, een mengeling van leisteen en granietrotsen. Zelfs het beetje sneeuw bij de col wordt zwart. Op de col hebben we een prachtig zicht. De col is zo smal dat Marianne te paard over de rand kan zitten. Maurice en Eric gaan nog hoger op. De anderen gaan terug naar de hut. Beneden eten we pikant en zoeken een plaatsje om de tent op te zetten tussen grote rotsblokken. Marianne en Hilde zetten hun tent een beetje verder om de één of andere nog niet
duidelijke reden ... ja, want 's nachts zal er gedonder zijn, niet alleen van rotsblokken in de verte, die met dreunend geluid naar beneden storten maar ook gedonder in de darmen. Het veldje rond de tent wordt afgebakend door beiden: de witte zakdoekjes liggen overal verspreid zoals Hansje en Grietje een spoor maakten in de maneschijn. Het wordt een vreemde nacht. Terwijl Marianne kreunend van de buikkrampen de slaapzak in en uit gaat om van de overvloedige vloeistoffen af te geraken, gaat Hilde hulp zoeken bij een goede ziel. Eric deelt kwistig Immodium uit om de salvo's wat te beperken. Is het de vermoeidheid die zijn toleist? Het houdt niet op, ook bij Hilde komt er wat darmbeweging. Gelukkig wordt de ellende door humor en lachen goed opgevangen. Het wordt zo aanstekelijk dat ook de Jo's van de volgende tent de slappe lach krijgen. De nacht is lang en nat. Het regent, de tent is nat, er is mist en er komt geen einde aan. Hoe komen we morgen beneden in die toestand ? Waarschijnlijk "op het gemak". Weer lachen geblazen ...
'
 Vierde dag. Terug
s Morgens bijeenkomst bij Maurice in de grote tent. We besluiten in de regen op te breken en af te dalen. Wat een vrolijke ellende en toch wordt de laatste dag nog stralend. Het weer zonnig, het groen geurt geweldig na de regen en we moeten alleen maar naar beneden wandelen.
Zo komen we rond 13 uur aan in het refuge-hotel Gioberney. Het is mooi geweest. De sekte van de herborenen of "herboristen" is aangekomen. Zelfs Hilde heeft haar strakke ideeën op zij gezet.Wim is niet langer zwijgzaam en Maurice die onderweg de berggendarmerie tegenkwam, heeft zijn illegaal geplukt kwastjesbloempje niet moeten afgeven evenmin als Eric zijn sigaret. Marianne was bij de eersten beneden en de Jo's nog altijd even sympathiek. Het was alles bij mekaar een zalige wandeling. Nog even nagenieten bij
een drankje in het hotel en dan gaat ieder weer zijn eigen weg. Tot in het najaar voor de foto's en de
herinneringen. Bedankt allen voor het aangename gezelschap. Ook bedankt hierboven voor de mooie
bloemetjes, zoals die zilverkleurige anemoon, de Geum, de blauwe en gele gentiaan, Arnica, de lelie van Martagon, Veratrum, tijm, Soldanella, rozenkransje en zo vele andere kruiden en planten, ’t Was prachtig! En de geur van de vanille-orchis vergeten we nooit meer!

Met dank aan Hilde Hardeman voor het bijhouden van de gegevens.

zaterdag, maart 25, 1995

Fragmenten uit mijn herboristenjaar 1995

Het jaar 1995 blijkt in mijn dagboek pas eind mei te beginnen, maar dan is het wel goed raak: mooie momenten in de tuin, kruidenweekend in Belvaux, bergtocht in de Franse en Zwitserse Alpen, een magisch moment bij Fons in Baarle, een deftig knoflookcongres in Berlijn en een herfstig weekend in Spa. En tussendoor herboristen opleidingen begeleiden, maar daar vergat ik over te schrijven. O ja, we planden voor volgend jaar 1996 een eerste kruidenvakantie in de Franse Drôme.



zaterdag 30 maart: start 7de herboristen opleiding
Geen persoonlijk genoteerde gegevens terug te vinden in mijn verleden.

april 1995 ergens. Over kruidig leven
Ik schreef het volgend artikel over mezelf en de paardenbloem in Forum, een antroposofisch blaadje uitgegeven in Turnhout.

Mijn kruidig leven begon in de fameuze jaren "60 met het lezen van Mellie Uylderts boek "De taal der kruiden". De ontdekking dat 'ordinaire' planten zoals paardebloem, brandnetel en weegbree ergens goed voor waren, sprak me zo erg aan, dat ik me er steeds verder in ging verdiepen en er zelfs mijn beroep van maakte. Ik ben nu, 30 jaar later, zowat 300 kruidenboeken rijker, geef les in de kruidengeneeskunde en noem mezelf herborist. Ondertussen is deze 'fytotherapie' niet alleen in de volksgeneeskunde maar ook in de officiële wetenschap bekend en herkend gewor­den.
Een voorbeeldje van hoe een volkse plant zoals de pisbloem kan uitgroeien tot het deftig medicijn Taraxacum volgt hieronder.

Wie kent haar niet, de Paardebloem! En toch zitten er nog wel wat onbekende kanten aan deze plant. Zo zouden volgens de botanici niet een maar wel 200 verschillende soorten zijn. De Flora van België deelt ze op in sekties zoals obliqua, erythr-osperma en palustria. De grote verschillen in bladvorm en bladgrootte zijn gedeeltelijk ook te verklaren uit de ecologische kenmerken van hun groeiplaats: nat of droog, voedselarm of voedselrijk enz. Zoals je ziet, het aanpas­singsvermogen van deze plant is zeer groot, zoals trou­wens bij alle veel voorko­mende 'on'kruiden. Het zijn echte overlevers. Merkwaardig genoeg zijn het net deze planten die veel als versterkers en bloedzui-veraars gebruikt worden.

Paardenbloem is in feite het prototype van de reinigende voorjaarsplant. Ten eerste is hij in maart en april volop fris voorradig. Ten tweede bevat hij, net zoals de brandnetel veel mineralen en vooral een zeer hoog kaliumgehalte, dat waar­schijnlijk veranwoordelijk is voor de goede urinedrijvende werking. Denk maar aan zijn franse naam Pissenlit - Bed-plasser.
Ten derde, bezit hij een goed onderzochte galdrijvende en spijsverteringbevorderende werking. Bij één van die onderzoeken met ratten bleek de diuretische werking even sterk als van chemische diuretica. Verder konstateerde men een gewichtsverlies van wel 30%. Dit onderzoek werd gedaan door Racz-Kotilla en gepubliceerd in het weten­schappelijk tijdschrift Planta Medica nr.26 uit 1974. Maar reeds in 1875 konsta-teerden de Engelse onder­zoekers Rutherford en Vignal een galdrijvende en tonise-rende werking bij honden. De Franse vader van de moderne fytotherapie Henzi Leclerc genas patiënten met leverproblemen, galstenen en ontstekingen van de galca-pillairen.
Ook huidaandoeningen met als oorzaak een galinsufficiëntie verdwenen door het gebruik van paardebloemsap. Dr.Leclerc beschreef zijn ervaringen in de 'Revue de Phyothérapie' van juni 1952. Veel van deze oudere maar serieuze onderzoeken zijn nu nog na te lezen in het boekvan H.Leclerc 'Précis de phythothérapie' van de uitgeverij Masson Paris.

Een recept van Brissemoret uit 1902 is ook nu goed te gebruiken. We mengen l00cc wortelsap van de paardebloem met 20cc alcohol van 90%, 15cc glycerine en 15cc water en gebruiken daarvan 1 tot 2 eetlepels per dag. Natuurlijk kun je als voorjaarskuur nog beter de verse blaadjes of het sap gebruiken.
Vroeger werd de zoge­naamde molsla in het wild gezocht op weilanden waar veel molshopen voorkwamen. Dat waren jonge paarde­bloemplantjes, die juist onder een molshoop ontkiemd waren. Zij bleven wit en zacht, en waren daardoor minder bitter. Het is devoorloper van ons witloof.

Veel planten hadden vroeger ook een spirituele betekenis. Zo was paardebloem een krachtig anti-magisch middel en daar hoorde natuurlijk een ritueel bij. Zo schreef Apileus in zijn werk 'De Virutibus Herbarum': Neem zeven paardenbloemplanten zonder de wortelen, kook ze af in water bij afnemende maan, was u hiermee buiten de huisdeur, verbrand dan het kruid Aristolochia, snuif de rook op, treed het huis weer binnen zonder omzien en ge zult van alle betovering bevrijd zijn. Misschien kan de Paarde­bloem ons van de chemische betovering en vervuiling bevrijden.

24 mei 1995: een moment van magie
Na een hele dag noodzakelijke regen verlicht de avondzon mij en mijn tuin. Een magisch moment.
Laag bij de grond, levend op plantenhoogte, zogenaamd aan het wieden, krijgen de kruiden een nieuw aanzien. De bloemknoppen van de echte salie en de net geopende felrose bloemen van het fijn bieslook vertellen samen een verhaal van harmonie. De bieslook met zijn kapje op zijn bloemkop lijkt wel een wild geworden monnik. Het is alsof soberheid met uitbundigheid tot evenwicht wordt. Zeker met de bolvormige buxus in de buurt ontstaat er vorm- en geneeskracht die beter werkt dan bidden.
Geneeskracht wordt voor mij steeds meer in de natuur aanwezig zijn, opgaan en één worden. Mystiek van materie alom !
Maar nu terug naar de materie ! Voorlopig eten we de kruiden nog op en moeten we ze dus op het goeie moment oogsten, drogen en verwerken. Nu half mei kan de meidoornbloesem geplukt worden. Het makkelijkst doe je dat door de eindtakken af te knippen en deze dan onderste boven opgehangen te laten drogen. Zelf maak ik er ook een hartwijn van, door 50 gram verse bloesem met blad in 1 liter witte wijn ongeveer 1 week te laten trekken. Voor een betere smaak is 20 gram al genoeg.
Ook de vlierbloesem begint al voorzichtig te bloeien. In mijn tuin groeit ook de peterselievlier. Deze struik bloeit minder uitbundig dan de gewone Sambucus nigra maar heeft een sterk ingesneden blad. Vandaar zijn naam. Ook de boeiende en uitbundig bloeiende akkeronkruiden zoals korenbloem en echte kamille vertonen hun eerste bloemen. Prachtige planten voor de tuin en om de kruidenthee op kleur te brengen.
Het herboristenoogstseizoen draait nu op volle toeren. Oogsten jullie ook mee ?

Commentaar in 2010: dit artikel werd gepubliceerd in 'Herba nr 8' juni 1995

24 juni 1995 Belvaux kruidenweekend
Een hedendaagse herborist geniet van zijn tuin, geeft gezondheidsadvies aan gezonde en zieke mensen, en begeleidt mensen op kruidige tochten om kennis en conditie op te doen. Zaterdag 24 en zondag 25 juni is weer zo'n kruidig weekend. Afspraakplaats is de brug over de Ourthe bij Hotton.
Een vreemd begin is het wel. Onverwacht Irene op halen in Leuven en dan een drukke rit naar Hotton, waar we stipt 1 minuut over 10 aankomen, dan langs een rumoerige markt naar de klimrotsen van Hotton om eindelijk alleen nog het geluid van de natuur, wat we ook wel ‘stilte’ noemen, te ervaren. Met soms het steigerend geluid van zwaar ademende en zwetende herboristjes als we de helling op moeten.
In het eerste zijdal ... de eerste maretakken in enkele oude fruitbomen. Met enige moeite heb ik er enkele geplukt en dan kan, wat mij betreft, de dag al niet meer stuk. Waar een mens al mee tevreden kan zijn!
Bij Werpin in de wegberm lacht een uitbundige kalkflora en een reusachtige betonnen Heilige Maagd ons toe: wilde marjolein, slangekruid, glad walstro, wit vetkruid en nog veel meer, maar ik wil verder, het keerpunt ligt nog een eind verder.
Bardowez, een verwilderd arboretum met vele uitheemse struiken en bomen, die een curieus maar harmonieus huwelijk aangaan met hun inheemse vrienden. De plant die hier als een voorhistorisch overblijfsel de show steelt, is een Amerikaanse moerasplant Lysichiton americanus uit de Aronskelkfamilie. Net als zijn Europees familielid verspreidt de geelgroene bloem een ‘aantrek-lijke’ aasgeur, voor insecten tenminste.
De terugweg hoger op in de Ourthevallei leidt en lijdt ons eerst door dichtbegroeide hellingbossen. Bijna onzichtbaar tussen het woeste groen, slaken sommigen hoge kreten, om op koers te blijven zullen we maar denken. De natuur slokt de mens op en zo hoort het af en toe voor een herborist.

25 juni 1995 Belvaux
In het ‘Belladonna-straatje’ het leven beleven en dan letterlijk en figuurlijk opstijgen naar mijn magische rots. Hoog boven het weidse landschap ontmoeten we wildemanskruid (wie ?), gamander (annemie), jeneverbes (bruno), graslelie (dominique), zonneroosje (annick), kalkaster (philippe), verborgen tijm (irene) en zoveel andere plantenmensen ingrid, patrick, wit vetkruid en ik.

Angsten worden overwonnen
Warmte wandelt door de ziel
Een geur van heiligheid alom

9 juli: Met je lichaam in het landschap
Als fanatieke bergwandelaar en 'overlever' heb ik ook geprobeerd om niet alleen het kruiden- maar ook het wandelvirus over te brengen op mijn cursisten en andere natuurliefhebbers en dus hebben we met de herboristenvereniging ook enkele jaren een trektocht in de Franse en Zwitserse Alpen georganiseerd
Wandelen in de bergen, is niet alleen lichamelijk inspannend en dus gezond maar ook geestelijk verrijkend. Het kan het beste maar ook het slechtste in de mens naar boven brengen. In elk geval is het nooit vrijblijvend. Het confronteert je met een mooie maar ook meedogenloze natuur, en dat maakt juist het bergwandelen zo aantrekkelijk. Met je lichaam in het landschap!

9 juli 1995: Bergtocht vertrek in Vallorcine
Belgie – Vallorcine. Zoals bij elke goed georganiseerde tocht vertrekken ook wij met vertraging. De boosdoener van dienst is Wim. Uiteraard zal hij zijn gerechte straf niet ontlopen want zonder ontbijt moet hij mee en zal tot 's middags op een eerste deftige maaltijd moeten wachten. Verder geen problemen meer en om halfzes s'avonds komen we aan in Vallorcine, waar we de auto's op stal zetten. Vanaf nu ruilen we de ijzeren paardenkracht voor vijf paar getrainde kuiten.
Na het noodzakelijke cafébezoek om te bekomen van de rit, de rugzakken opgetild en we gaan "en route". Onmiddellijk weten we hoe laat het is. Na amper honderd meter beginnen enkelen zich al vragen te stellen over het gewicht van de rugzak. Maar gelukkig is het alleen maar de bedoeling om een kampeerplekje te zoeken in de natuur, weg van de bewoonde wereld. En dat plekje vinden we ook in de vallei van Barberine. We slaan voor het eerst onze tenten op.

10 juli 1995: Lac d'Emosson
Onmiddellijk weten we waar we aan begonnen zijn want de klim naar het lac d’Emosson, de grens tussen Zwitserland en Frankrijk, is een stevig stukje klimmen, maar bij het meer aangekomen worden we wel voor onze inspanning beloont. Een gigantische wateroppervlakte, een stuwmeer dat wel, in een kuip van besneeuwde bergen. Grandioos mooi, maar we willen wel 300 meter hogerop naar het oude stuwmeer.  Gelukkig is de half verharde weg langs het meer gedeeltelijk sneeuwvrij. We wandelen dan ook tussen en zelfs onder sneeuwbergen door naar 2200 meter tot bij het nog grandiozer gelegen Vieux Lac.
Maurice en Wim gaan kijken of we niet kunnen oversteken langs het dichtgevroren stuwmeer, maar daar hebben de anderen geen boodschap aan. Lekker lui in de zon relaxen lijkt een veel beter idee.

De bedoeling is versteende sporen van dinosaurussen te vinden maar door de uitzonderlijke sneeuwval van de voorbije winter kunnen we zonder stijgijzers daar zeker niet geraken en dinosaurussporen onder een dikke laag sneeuw daar hebben we ook niks aan. We wijzigen dan ook onze plannen en gaan niet over de col de la Terrasse maar langs de helling en de montagne de Barberine naar de refuge de Loriaz. Onderweg zijn er ook daar enkele moeilijke passages, sneeuwtongen die het voetpad versperren, zodat zelfs Wim, die meestal een eindje voorop loopt, het veiliger vindt om op versterking te wachten. In de refuge kunnen de mannen aan de verleiding van de pintjes niet weerstaan.

Op aanwijzen van de gastvrouw gaan we de tenten opslaan enkele honderden meters verder in de vallei. Yo met rugzak en pantoffels op weg want die heeft zich ondertussen al grondig opgefrist en propere kleren aangetrokken. En dan komt de apotheose van de dag: we maken voor het eerst kennis met de kookkunst van Maurice. Alles wat binnen handbereik ligt gaat de pot in en het resultaat is ...erg lekker!



Een zaterdag in september 1995: Een impressie van een daguitstap met de Herboristen Opleiding Dodonaeus
Op bezoek bij Fons, een monument uit de tijd van de Witte van Zichem en Maurice, een monument voor het jaar 2000 : twee mooie wijsheidsbronnen te samen, met elkaar communicerend via onzichtbare draden. De blikken die ze uitwisselen zijn immers veelbetekenend.
Het was alsof we op die dag door professor Barabas (alias Maurice) in de teletijdcapsule werden gedeponeerd met de 19de eeuw als bestemming. Daar kwamen we bij een oude geest terecht, die overliep van liefde voor de planten en het goddelijke. Hij beleefde het grootste plezier door ons hierover te vertellen en te vertellen en te vertellen. Gebogen op zijn knieën om contact te maken met de aarde, plukte hij voor ons (bewoners van de toekomst) plantjes die opgroeiden in zijn zuinig opgespaarde lege potjes margarine. Sommige onder ons wat onhandig, andere wat onwennig, hielden we onze boterpotjes als kostbare schatten in onze handen.

En als Suskes en Wiskes liepen we verbouwereerd rond. Verbazing over, hoe deze oude geest nog spelend vocht met zijn mooie bok en kleine geitjes die in een oeroude stal mekkerden. Verbazing over de heksenkruiden, bilzenkruid en doornappel die tussen de keurige sla groeiden. Verbazing ook over die geheimzinnig glunderende blik die op het gezicht van Maurice verscheen.
Fons, een bewijs dat de geest sterker is dan het lichaam. Een oude man wiens lichaam langzaam verdwijnt, terwijl diens ogen verraden dat er een groot leven in zit, de kracht van het eeuwige kind, de deugniet....
's Avonds krijgen alle planten in mijn tuintje een ander uitzicht. Stilletjes voel ik een weggekwijnd contact terug groeien. Ik koester het gevoel en voel me diep gelukkig.

Commentaar 2010: de lichamelijke Fons is ondertussen al heel wat jaartjes overleden, maar de spirituele Fons blijft voor eeuwig bestaan. Ingrid Fament, de schrijfster van deze impressie, zal nog wel leven, maar is tussen de plooien van de tijd verdwenen.

Zaterdag 6 en zondag 7 oktober 1995. Knoflookcongres.

Als herborist had ik de eer en het genoegen om een Internationaal Knoflook Research Symposium te Berlijn bij te wonen. Stel je voor, 12 professoren van universiteiten overal ter wereld kwamen daar bijeen om hun wetenschappelijke ervaringen met knoflook uit te wisselen. En de eerbiedwaardige heren roken niet eens naar dat beruchte 'bolletje' !

Zo was er Dr. Orekhov, een vrij wild uitziende prof uit Moskou, die ons liet zien hoe lookpoeder de afzetting van vetten op de bloedvaatwanden tegengaat en dus de verkalking ervan. Als herborist was ik daar natuurlijk reeds van overtuigd, maar om het wetenschappelijk nog eens zó onderbouwd te zien, was toch wel indrukwekkend. Tussen haakjes, Dr. Orekhov liet zich 's avonds het cholesterolrijke voedsel opvallend goed smaken. Toch goed dat er knoflook is!

Knoflook voor het hart
Wetenschappers zijn wonderbaarlijk wroetende en vasthoudende mensen. Zo doen ze niet alleen 25 keer een onderzoek naar de werking van knoflook op en in de bloedvaten, maar ze gaan die 25 onderzoeken nadien óók nog eens onderzoeken. Dat noemen ze meta-analyses. Zo vergeleek Andrew Neil, een saaie maar serieuze Oxfordprofessor, al die onderzoeken met mekaar. Zijn conclusie was dat lookpoeder een gemiddelde cholesterolverlaging van 10% kon veroorzaken en een verlaging van de bloeddruk met 8%. Net genoeg om de volksgezondheid opvallend te verbeteren als we allemaal op de juiste manier aan de look zouden gaan. Dit zou hartinfarcten met 25% en beroertes met 40% kunnen verminderen.

Knoflook voor een lang leven
Boeiend was ook wat Prof. Belz, de voorzitter van het symposium naar voren bracht. Hij is niet alleen een stimulerend spreker, maar durfde (voor een wetenschapper) gewaagde uitspraken doen over de mogelijk levensverlengende effecten van lookgebruik. Hij onderzoekt in het Centrum voor Cardiovasculaire Farmacologie te Mainz het lange termijneffect van 'het teentje' op de elasticiteit van de bloedvaten. Dit onderzoek is nog aan de gang maar na 2 jaar blijkt reeds dat de soepelheid van de vaten beduidend beter is bij de knoflookgebruikers (300 mg poeder per dag) dan bij een vergelijkbare groep niet-gebruikers. Als u dan weet dat elasticiteit van de bloedvaten een maat is voor de veroudering van het menselijk lichaam, dan mag ik met wat overdrijving zeggen dat knoflook een verjongend of beter een 'anti-verouderingseffect' heeft. Onze professor durfde er zelfs een levensverlengend cijfer op plakken. We kunnen nu met z'n allen uitbundig verse knoflook gaan eten, maar praktisch en therapeutisch gezien geeft dat heel wat problemen. We zouden dagelijks zowat 2 tot 3 verse, rauwe teentjes moeten eten … met alle geurproblemen van dien. De medische kwaliteit van de gebruikte knoflook moet ook goed gecontroleerd worden. Zo is het allicinegehalte van de Chinese knoflook het hoogst en dus beter geschikt voor geneeskrachtig gebruik. Daarom is het verstandig om naast het bescheiden gebruik van verse look in de keuken 3x per dag knoflooktabletten van 100 mg te gebruiken. Ik zeg wel tabletten want veel andere preparaten zoals de bekende oliecapsules zijn dikwijls van minderwaardige kwaliteit. Ook dat werd in Berlijn nog maar eens bewezen.

Zoals u ziet, het was als herborist echt fijn om samen met knoflook in Berlijn te zijn.

Zaterdag 4 november 1995: herfstweekend en spiritueel wandelen
Zondag 5 november
Mooie ochtend met rijm. Groen zomaar plots overschildert met zilverwit, de kunstenaar die tijdens de nacht van penseel veranderde? De zon geeft al goed warmte, dus we willen weer naar buiten. Maurice is nog aan 't 'kaarten': "Ik gok op kleurenwiezen". Kleuren, ja, wat een kleurenpallet, steeds weer delen we met mekaar deze verwondering. Dit is zonder twijfel de meest kleurrijke novemberochtend in de Lessevallei ooit geweest. De tweede dag, dus wat rustiger, meer met planten bezig, plukken, verzamelen, veel leren. Mijn boeketje groeit steeds meer naar zijn bestemming toe.
Te rustig ? Maurice, plots actiever, sleurt ons mee de helling op. Zo onverwacht, toch weer ferm moeilijk. Ik wroet met mijn handen om een houvast te vinden. Waar zijn mijn wortels? Nooit was ik meer met aarde bezig en van zo dichtbij. Het werkt beter dan een modderbad in een kostelijk kuuroord.
Weer een weekend voorbij. Samen iets drinken, een feestelijke afsluiter. Mijn afsluiter. Misschien kan mijn passie rond dit herfstig stappen u niet bekoren, maar een uitspraak van Goethe kan u misschien tot nadenken stemmen : "Als u mij uw mening wil vertellen, vertel mij dan waarin u gelooft. Twijfels heb ik al genoeg aan mezelf. "

Commentaar 2010: Het verslag is een persoonlijke impressie van een van ons vele kruidenweekends, geschreven door Irene Verhoeven. Met een vertraagde, oprechte dank voor haar spiritueel enthousiasme.

December 95: Sangoma
In het laatste nummer van ons kruidenblad schreef ik het volgende als editoriaal:
Sangoma! Is de titel van het boek van James Hall, een moderne Amerikaan die na een zware lichamelijke opleiding traditioneel genezer werd in Swaziland. Sangoma betekent zoiets als sjamaan, medicijnman of mag ik zeggen, herborist.
En het boek van Hall doet mij weer dromen van een herborist die zijn kennis niet alleen verkrijgt door zijn hersenen vol te proppen met rationele informatie over planten, maar daar ook lichamelijke inspanningen voor wil en moet leveren.Een herborist op expeditie in de Kalahariwoestijn om duivelsklauw te oogsten, zelf valkruid verzamelen op gevaarlijke plekken in de Alpen, slapen in de natuur op een bed van wilde tijm.
Pas dan, wordt een mens verbonden met zijn eigen lijfelijke natuur! Pas dan wordt kennis in je bloed opgenomen! Pas dan wordt kennis echt kracht! Kruiden worden dan meer dan medische of modische planten. Herboristen worden dan weer spiritisten die in de oude aarde de nieuwe hemel ervaren.
James Hall kijkt me tweemaal aan. Eenmaal als de modieus geklede, zelfbewuste Westerling trots op zijn gerestaureerde Cadillac uit 1937. Een tweede maal als Sangoma, in een eenvoudige lendendoek gehuld, ernstig, vol van oer-ervaringen. Ik wil niet kiezen tussen die twee. Ik wil ze gewoon allebei zijn.