vrijdag, december 07, 2018

Nog te maken: Meidoornbessen-appelchutney

Meidoornbessen-appelchutney met gember

1 kg bessen
1 kg appels (geschild en in stukjes gesneden)
1 kleine ui (kan weggelaten worden)
1l azijn (cider appelazijn)
650g suiker
2 theel. gemberwortel (poeder, of verse wortel fijngemalen iets meer dan 2 theel.)
1/2 theel. kruidnagel (poeder)
peper naar smaak

  • Zorg ervoor dat alle steeltjes van de bessen verwijderd zijn
  • Doe de gewassen bessen samen met de azijn in een pan en breng aan de kook
  • Laat ongeveer 30 minuten op een laag vuur zachtjes koken
  • Eventueel het mengsel door een zeef halen en zet de pan met de vloeistof weer op het vuur
  • Voeg hier de stukjes appel, gesnipperde ui, suiker en de kruidnagel, gember en peper aan toe
  • Laat het geheel koken tot de appel zacht is, maar nog wel zijn vorm behoud.
  • Doe de chutney in gesteriliseerde potten.


Meer over meidoorn https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/crataegus-laevigata-meidoorn

In medieval England, children ate the plant's fruit, which was considered to be very nutritious. The fruit was also used in Russia to make wine (Sowerby). In some regions of Europe the dry pulp of the fruits of C. laevigata and C. monogyna has been eaten or added to flour. In West Asia, the larger, more fleshy and flavorful fruits of C. aronia (L.) Bosc. (C. azarolus) are commonly harvested from the wild and eaten fresh. These two species are variable. In their native ranges, seed from superior forms is selected and planted at field edges or on non-arable land.
The fruits are collected from the mountains around Peking and other parts of China and mixed with sugar to make a jam or jelly or a sweet wine. These, along with candied fruit slices, are commonly sold in markets and by street vendors. The sweet and sour flavor is thought to support and activate the digestion (Lu, Smith & Stuart, Hooper).
The nutlets of C. laevigata and C. monogyna have been found at a number of archeological sites in Europe, from the Neolithic to Roman time. Crataegus aronia seeds have been found in Bronze Age sites in Israel, as well as other archeological sites in the Near East (Zohary and Hopf 1988).
At least a dozen species of Crataegus are documented as food plants of various native groups of North America. Often the fruits were dried and stored for winter use. For an enumeration of native groups that used hawthorn as food, plus references, see E. Yanovsky (1936).

hyperoside
 Flavonoids
The first work on the flavonoids of C. laevigata and C. monogyna was conducted in 1953, when hyperoside, vitexin-4'-L-rhamnoside, quercetin, and vitexin were isolated by Kranen-Fiedler (Kowalewski & Mrugasiewicz). Since then, at least 30 more flavonoids have been isolated from these plants. The classes of flavonoids that have been particularly well studied in hawthorn and have shown activity are flavone derivatives such as hyperoside and vitexin-4'-O-rhamnoside; oligomeric procyanidins (with varying degrees of polymerization); polymeric procyanidins; and the catechin l-epicatechin. Hawthorn fruits, as well as the leaves, contain catechin polymers, called condensed tannins, which account for the astringent effect noted by Gerard in the late 1500s. Colorless condensed tannins can be transformed to phlobaphenes which have a bright red color. These "tannin reds," as they are sometimes called, have been ascribed cardioactive properties. List & Hörhammer mention that these red, crystalizable pigments (found mainly in the fruits, and to a lesser extent in the autumn leaves) have the same activity as pure anthocyanins, i.e., they have a tonic effect on the cardiac muscles, are negatively chronotropic and dromotropic, and also show the bradycardiac effect commonly noted for Crataegus which is supported in a study by Hahn, et al.


The major flavonoids in Crataegus preparations are vitexin-2"rhamnoside, rutin, and hyperoside in flowers, with the addition of vitexin in the leaves (Tittel, G. & Wagner, 1982). One commercial preparation containing a mixture of total flavonoids has also been tested for activity (Crataemon). Other tested fractions include a preparation of purified triterpenic acids, unpurified triterpenic acids, oleanolic, oleanolic acids, and a fraction of total saponins.

Additional Notes on Pharmacology: 1."High doses of Crataegus agents lead to a decrease in cardiac output, low dosages increase it." 2."Lowers pathologically increased pyruvic and lactic acid levels" (which may be increased after heart damage). 3."[causes]...a decrease in heart frequency along with heightened systolic discharge and cardiac output after O(2)-deficit respiration of a healthy person and the prevention of ECG-alterations due to hypoxia." (Adapted from List & Hörhammer)

zaterdag, december 01, 2018

Wandelen in Weris

Wandelen in Weris, zeker in de winter, is meer dan resten van planten bekijken. Het is ook wandelen door en fantaseren over de verleden tijd. Drie- tot vijfduizend jaar terug in de tijd, de tijd van de megalietenbouwers. Merkwaardig hoe menhirs en dolmens de hedendaagse mens, herboristen en anderen nog steeds beïnvloeden. De invloed van deze megalithische monumenten op het plaatselijke leven van Wéris kan men afleiden uit de plaatselijke folklore, de legendes en tradities die hier voortleven. Sinds mensenheugenis zoekt men een verklaring voor deze stenen. Zouden reuzen, dwergen, feeën, heksen, of ... de duivel er iets mee te maken hebben?

In Weris circuleren verscheidene legendes rond de wonderbaarlijke rotsblokken in de natuur: de Pierre Haina, het Lit du Diable (het duivelsbed) en Pas-Bayard (hoefafdruk van 't Ros Beiaard).

De "Pierre Haina" is geen menhir maar een gril van de natuur, hij staat hier als de enige overgebleven rotsblok, de andere rotsblokken zijn afgebroken en weggerold. Deze rotsblok is zo'n 3 meter hoog, met een helling van +/- 45°. Het zou kunnen dat de term "haina" van het Keltisch komt, men zou dan kunnen spreken over de "steen der voorouders".

Dolmen van Oppagne
De "Pierre Haina" domineert de megalithische site van Weris. Werd deze opvallende rots zo'n 5.000 jaar geleden op het einde van de steentijd door de eerste landbouwers, de dolmenbouwers, gebruikt als uitzichtpunt over de streek? Is het van hieruit dat de dolmenbouwers de ideale plekken voor de megalieten berekenden? 

Volgens een van de legendes is de Pierre Haina de stop die een onderaardse galerij afsluit. Deze schacht zou leiden tot diep in het centrum van de aardbol, daar waar de duivel in zijn hellevuur heerst. Soms werd het hellevuur zelfs voor de duivel te veel, of wou hij nieuwe zieltjes vangen en besloot uit zijn hel te kruipen. Hij duwde de rots weg en dwaalde in de streek rond. Niemand heeft hem ooit gezien want voor het kraaien van de haan was hij weer verdwenen en stond de steen weer op zijn plaats. Maar ... de dorpsbewoners bemerkten wel dat hij weer was langs geweest: kippen waren dood, ruzie brak uit, ziekte kwam in het dorp, ... Het was genoeg geweest voor de Wérisiens! Zij kwamen samen en zochten samen naar een oplossing. Vele mogelijkheden werden voorgesteld, maar bleken steeds onuitvoerbaar te zijn. Tot een klein meisje, helemaal in het wit gekleed, vers geraapte eieren binnen bracht. Dat was het ! WIT ! De duivel heeft een afkeer van het reine WIT. Van die dag af werd de Pierre Haina bij elke herfstequinox, door de Wérisiens wit geverfd. En bleef de duivel weg.

Puddingsteen en menhirgroeve
De megalieten van Wéris, de dolmen en menhirs, bestaan allemaal uit de lokale puddingsteen rotsblokken. Alsje deze rotsen van nabij bekijkt dan lijkt het wel een soort beton van kiezelstenen in cement. En inderdaad, het is een soort natuurlijk beton dat "puddingsteen" wordt genoemd. Deze rots is een zandsteenconglomeraat miljoenen jaren terug gevormd met donkere en bleke rolkeien van kwartsiet, aan een geklit in een fijne maar harde zandmassa van het strand van een al lang verdwenen prehistorische zee.

menhirgroeve
Op een hogere gelegen heuvelhelling ten oosten van Weris ligt een harde conglomeraatbank van puddingsteen. Door de werking van de aarde over de miljoenen jaren heen - aardbevingen, erosie,...  kwamen er barsten in de bank, zijn sommige rotsblokken uit de bank losgekomen en weggegleden. Zo'n 5.000 jaar geleden bedacht de mens dat die rotsblokken toch wel ideaal waren. Ze zochten naar de juiste steen, versleepten die naar de juiste plek, plaatsen de menhirs en bouwden er megalietengraven mee.

Puddingsteen is een ontzettend moeilijk te bewerken steen omwille van zijn hardheid. Het is dankzij deze hardheid dat de megalieten de tand des tijd, de vernielzucht en de recuperatiedrang van de mens heeft weerstaan. De plaatselijke gebouwen werden vooral met natuursteen zoals zand- en kalksteen opgetrokken.
En toch is er een tijd geweest dat hier een steengroeve was. Van 1866 tot WOI werd puddingsteen hier op industriële wijze gewonnen. De stenen werden in rechthoekige blokken of in halve cirkels gehouwen. Vervolgens werden ze op stevige en brede karren vervoerd, getrokken door tien tot veertien paarden, naar het station van Barvaux sur Ourthe. Van hieruit bracht de trein ze naar Luik of naar het Franse Lotharingen, waar ze als vuurvaste bodems gebruikt werden in de hoogovens.

Hellevuur of vuur voor de hoogovens?


woensdag, november 28, 2018

Maretaktijd

Als voorbereiding op de wandeling bij Weris nog even wat documentatie over de maretak doorgenomen. Maretak blijft een boeiende maar verwarrende plant. Of is deze Viscum album juist boeiend omdat er zoveel verwarrende info over bestaat. Spiritueel en rationeel. Giftig en geneeskrachtig. 

Er bestaan allerlei oude gebruiken rondom de maretak: Hij brengt geluk, met kerstmis wordt de plant opgehangen, een kus gegeven onder de maretak versterkt de verbondenheid. In Zweden wordt hij met Sint Jan   opgehangen in huis en in de stal om boze geesten en trollen af te weren. De maretak, ofwel Viscum album of vogellijm, groeit in Nederland veelal in Limburg als half-parasiet in bomen, zoals de appelboom, de den, de eik, de populier etc. Er zijn drie ondersoorten: de maretak groeiend op loofbomen, op naaldbomen zoals de den en de maretak groeiend op de spar. Deze zijn botanisch ook verschillend. De naam Viscum betekent kleverigheid, en album duidt op de witte kleur van de bessen. De maretak is een half-parasiet: hij krijgt water en mineralen van de gastheer, maar benut zelf het zonlicht om substantie te vormen. De maretak groeit meestal op zachtere houtsoorten, vooral in de buurt van riviertjes en water.

Voor het maken van antroposofische medicijnen wordt maretak tweemaal per jaar geoogst, namelijk in het voorjaar (het wintersap) en in de herfst (het zomersap). Dat is ook nodig om zowel de lektines als de viscotoxines te benutten. Op een schijf van titanium van een meter doorsnede, die draait met een snelheid van 10.000 toeren per minuut, wordt voortdurend het wintersap op het midden ingegoten, zodat het zich kan verspreiden. Tegelijkertijd wordt het zomersap vanaf een zekere hoogte binnen in de rand gedruppeld. Zo ontstaat een sterker werkend preparaat. Daarna wordt het extract tot verschillende sterktes verdund en in ampullen gedaan. Er wordt een extract van de gehele maretak gebruikt. Het meest bekende maretakpreparaat is Iscador van Weleda. Het wordt in Duitsland zeer vaak toegepast, ook in klinieken.

De Maretak versterkt de activiteit van het immuunsysteem zodat tumorcellen beter worden aangepakt. Het verbetert de doorbloeding, waardoor immuuncellen actiever kunnen worden in het weefsel. Het heeft bovendien een pijn-verzachtende werking, geeft verbetering van de eetlust, verbetering van de slaap, zorgt voor het beter verdragen van de chemotherapie, bestraling en operaties en geeft verbetering van de vitaliteit.
Volgens de antroposofische geneeskunde werkt de maretak met al zijn lichtkwaliteiten tegen het te aards worden, zoals dat bij het kankerproces aan de orde is. Het versterkt de autonomie van de mens en het stimuleert licht en warmtekwaliteiten in de mens. Het is een kosmische plant: hoog in de boom, reagerend op de maanbewegingen en zijn eigen weg gaand, los van de aardse seizoenen. Het kosmische werkt genezend op het ontspoorde, aardse van de kanker.

Wetenschappelijk onderzoek Viscum album
thionines of viscotoxines
Mistletoe extracts have exhibited both cytotoxic and immunomodulatory properties which have been efficacious in the treatment of cancer. These have been experimentally evaluated in vitro and in vivo. Isolation of lectin and alkaloid compontents of mistletoe extracts have yielded tumor-reducing properties, yet none of these isolated components have been comparable to the effectiveness and relatively low-toxicity of the bulk fermented extract. Constituents of mistletoe with tumor-reducing components include: lectins, viscotoxins, alkaloids, polysaccharides, and polyphenolic substances. Other components include: carbyohydrates, phenolic compounds, sterols, triterpenes, and amines. Factors for testing mistletoe's ability to inhibit the cell-growth of cancerous cells include: type of cell-line, mistletoe species, preparation method (such as fermentation), and the host tree species (due primarily to variable alkaloid content).

The commercial extract Iscador developed in the 1920's has produced the following results in breast cancer patients after one intravenous infusion: enhancement of phagocytic activity of granulocytes (white blood cells); significant increase in natural killer and antibody-dependent cell mediated cytotoxicity; and augmented levels of large granular lymphocytes (white blood cells). The monitored kinetic responses of the immune system with Iscador are similar to those attained after treatment with alpha-ineterferon, which is used to stimulate the immune system in cancer patients. 7 A German study published in 2001 found that Iscador treatment of cancer patients led to prolongation of survival time and stimulation of psychosomatic self-regulation. 15 In vitro studies with Iscador on rat hepatoma tissue culture (HTC) cells and human leukemia Molt 4 cells have yielded cytotoxic effects variable with regard to whether or not a fermented or unfermented extracts were used. Both fermented and unfermented extracts induced rapid lysis of cellular membranes and DNA synthesis inhibition. On Molt 4 cells the fermented extract produces cytolysis after a longer time of action, but the fermented extract is also more potent than unfermented in HTC cell growth inhibition. Unfermented has a stronger cytotoxic effect on Molt 4 than HTC and also has 10 times more lectins. Fermented Iscador was more effective than the well known antitumoral agent 5-fluorouracil (a 5-thymidylate synthase inhibitor) in these tests. 5 The variability due to the fermentation processes is most likely due to the breaking down of toxic lectins.

Three different mistletoe lectins (ML) have been currently isolated. Lectins are proteins or glycoproteins with specific binding sites for sugars which are not antibodies or enzymes. MLI has shown specificity for D-galactose, seems to be the most toxic of the three, and is degraded in fermentation. It is a two-chain conjugate of enzyme and lectin. MLII is D-galactose and N-acetyl D-galactosamine specific. MLIII is N-acetyl D-galactosamine specific. The lectins react with erythrocytes (red blood cells) and immunoglobulins (antibodies) and have experimentally induced cytotoxicity by inhibiting protein synthesis on the ribosomal level. A-chain properties: mitogenicity and inhibition of synthesis in cell-free systems; candidate for construction of immuotoxins. B-chain properties: activate macrophages and release lymphokines from lymphocytes; inhibit allergen-induced histamine release from leukocytes and collagen-induced serotonin release from platelets. Purified lectins produced similar effects to unfermented Iscador extract on both HTC and Molt 4 cells, yet HTC cells are 100 times less sensitive to this than Molt 4 cells. 3,7

Viscotoxins, or thionins, are cytotoxic small molecular weight proteins that inhibit cell growth in vitro at concentrations 100-fold higher than inhibitory lectin concentrations. 8 They have been shown to exhibit stimulatory and cytotoxic effects on immune cells 17, and in a more specific study it was found they exert a strong immunomodulatory effect on human granulocytes (white blood cell type) 20. It has also been postulated that they might be acetylcholine agonists 16.

Polysaccharides in mistletoe play a more ambiguous role as of yet in contrast to the more directly active constituents; they seem function more in association with the lectins and other mistletoe components. In mistletoe berries the sugar complex arabinogalactan is the predominant polysaccharide while in green parts highly esterified galacturonan is more abundant. Although in immunological tests the isolated polysaccharides failed to increase phagocytic activity of granulocytes and macrophages, there is specifc evidence that there are significant interactions between arabinogalactan and galactose-specific lecin (MLI). Therefore, even though mistletoe polysaccharides may not exhibit significant medicinal properties, a synergy may exist between them and other constituents of mistletoe to produce the extract's medicinal effects. 2 Studies on interactions between lectins and polysaccharides found in mistletoe show that agglutination of immune cells by lectins is increased with the presence of mistletoe polysaccharides 18.

Alkaloids are structurally unrelated, basic nitrogenous compounds that possibly act as a plant defense
mechanism against animal and parasitic infection. The alkaloids isolated from California, European, and Korean mistletoe have shown variable degrees of activity, with Korean highest in activity. Isolated alkaloids from Korean mistletoe have produced antitumor effects at relatively high doses with low toxicity and may play contribute to extract cytotoxicity. Alkaloids may exist as glycoconjugates with lectins and/or viscotoxins. It is thought that mistletoe alkaloids are sequestered by the parasite from the host tree. 5

Although the exact nature of mistletoe's historic use cannot be inferred, its centrality in the Aeneid, integral role in Celtic culture, and unique importance in Norse mythology all incur questioning why mistletoe assumed such prominence. Its unique botany no doubt provoked interest in poetic metaphor, yet its Celtic reputation for being a "cure all" contrasted with modern research in mistletoe's bioactivity suggests ancient knowledge of its medicinal properties and its medicinal use to be far more credible and deep than merely primitive or mythological fiction.

Referenties

1. H. Becker: "Botany of European Mistletoe (Viscum album L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 2-7 (1986)
2. E. Jordan, H. Wagner: "Structure and Properties of Polysaccharides from Viscum album (L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 8-15 (1986)
3. H. Wagner, E. Jordan, B. Feil: "Studies on the Standardization of Mistletoe Preparations" Oncology 43: suppl. 1, pp. 16-22 (1986)
4. Hartmut Franz: "Mistletoe Lectins and Their A and B Chains" Oncology 43: suppl. 1, pp. 23-24 (1986)
5. Gilles Ribereau-Gayon, Marie-Louise Jung, Dominique Di Scala, Jean-Paul Beck: "Comparison of the Effects of Fermented and Unfermented Mistletoe Preparations on Cultured Tumor Cells" Oncology 43: suppl. 1, pp. 35-41 (1986)
6. Tasneen A. Khwaja, Cecilia B. Dias, Stephanie Pentecose: "Recent Studies on the Anticancer Activities of Mistletoe (Viscum album) and Its Alkaloids" Oncology 43: suppl. 1, pp. 42-50 (1986)
7. Hajto, Tibor: "Immunomodulatory Effects of Iscador: A Viscum album Preparation" Oncology 43: suppl. 1, pp. 51-65 (1986)
8. Hajto, Tibor; Oncology 50: pp. 393-398 (1993)
9. Thompson, Lawrence S.: Norse mythology; the Elder Edda in prose translation, 1974.
10. Virgil's Aeneid; translated by Robert Fitzgerald; Vintage Books, 1984
11. Pliny the elder: Natural History; Book XVI
12. Green, Miranda J.: "The World of the Druids" Thames and Hudson, London (1997).
13. http://www.ugcs.caltech.edu/~cherryne/myth.cgi/Introduction.html
14. http://cancernet.nci.nih.gov/cam/mistletoe.htm
15. Grossarth-Maticek R. Kiene H. Baumgartner SM. Ziegler R: "Use of Iscador, an extract of European mistletoe (Viscum album), in cancer treatment"; Alternative Therapies in Health & Medicine. 7(3):57-66, 68-72, 74-6 passim, 2001 May-Jun.
16. Anderson, LA; Phillipson, JD; "Mistletoe‹the Magic Herb"; Pharmaceutical Journal 229: 437-439
17. Stein GM, Schaller G, Pfuller U, Wagner M, Wagner B, Schietzel M, and Bussing A: "Characterisation of granulocyte stimulation by thionins from European mistletoe and from wheat"; Biochimica et Biophysica Acta. 1426(1):80-90, 1999 Jan 4.
18. Edlund U, Hensel A, Frose D, Pfuller U, Scheffler A: "Polysaccharides from fresh Viscum album L. berry extract and their interaction with Viscum album agglutinin I."
19. Romagnoli S. Ugolini R. Fogolari F. Schaller G. Urech K. Giannattasio M. Ragona L. Molinari H.: "NMR structural determination of viscotoxin A3 from Viscum album L."; Biochemical Journal. 350 Pt 2:569-77, 2000 Sep 1.
20. Stein GM. Schaller G. Pfuller U. Schietzel M. Bussing A.: "Thionins from Viscum album L: influence of the viscotoxins on the activation of granulocytes"; Anticancer Research. 19(2A):1037-42, 1999 Mar-Apr.

maandag, november 26, 2018

Wilgenschors oogsten


Nu het blad van de bomen verdwijnt, is het ook tijd om schors van de takken te oogsten. Vandaag is de wilg aan de beurt. Jonge schors van de schietwilg is gemakkelijk van de takken af te schillen. Zelfs de geit die ik vroeger had, kon al knabbelend de schil los maken en dan in één ruk heelder stroken afritsen.

Het gebruik van medicinale planten bij reumatische gewrichtsaandoeningen kent een lange traditie. Naast wilgenbast zijn duivelsklauw, echte guldenroede, moerasspirea, brandnetel, populier (bast en blad) en gewone es (bast) veel toegepaste planten bij reumatische aandoeningen. Daarvan is duivelsklauw het beste onderzocht. Het klinische onderzoek naar wilgenbast heeft ook sedert een tiental jaar een nieuw begin gemaakt met de hieronder beschreven studies. De resultaten hiervan zijn hoopgevend, maar meer onderzoek onder een groter aantal patiënten en van langere duur is noodzakelijk. Schmid et al. onderzochten onder 78 artrosepatiënten het analgetische effect van wilgenbastextract met 240 mg salicin per dag, in een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde studie van 2 weken Er werd een statistisch significant verschil gevonden tussen de verum- en de placebogroep. De pijnscore was in de verumgroep met 14% verminderd, terwijl deze in de placebogroep met 2% was gestegen.

In een ander onderzoek van Chrubasik onder 451 patiënten met acute lage rugpijn gedurende 4 weken, bleek wilgenbastextract met 240 mg salicin per dag superieur te zijn boven een gangbare behandeling en was het effect van een dosis met 120 mg per dag nagenoeg vergelijkbaar met de gangbare behandeling.

 De schors van de wilg is van oudsher het natuurlijk pijnstillend middel bij uitstek geweest. Na de isolatie van salicin en de synthese van acetylsalicylzuur is de

belangstelling voor de wilg verdwenen. Salicin in het wilgenbastextract is echter opgenomen in een complex van actieve componenten, dievia verschillende aangrijpingspunten leiden tot een gezamenlijk analgetisch en anti-inflammatoir effect. (Acetyl)salicylzuur, dat in aanzienlijk hogere doseringen toegepast moet worden dan de salicin uit de wilg, geeft ernstige bijwerkingen te zien, die niet zijn waargenomen bij gebruik van het wilgenbastextract. De lage frequentie van bijwerkingen en de milde bijwerkingen zijn duidelijke voordelen van wilgenbast ten opzichte van (acetyl)salicylzuur en andere NSAID's. Om deze reden kan het zinvol zijn eerst wilgenbast te proberen alvorens een NSAID toe te passen.

Phytother Res. 2015 Aug;29(8):1112-6. Efficacy and Safety of White Willow Bark (Salix alba) Extracts. Shara M1, Stohs SJ2.
Willow bark extract has been used for thousands of years as an anti-inflammatory, antipyretic, and analgesic. In spite of its long history of use, relatively few human and animal studies have been published that confirm anecdotal observations. A small number of clinical studies have been conducted that support the use of willow bark extracts in chronic lower back and joint pain and osteoarthritis. Willow bark extracts also are widely used in sports performance and weight loss products presumably because of anti-inflammatory and analgesic activities, although no human studies have been published that specifically and directly document beneficial effects. In recent years, various in vitro and animal studies have demonstrated that the anti-inflammatory activity of willow bark extract is associated with down regulation of the inflammatory mediators tumor necrosis factor-α and nuclear factor-kappa B. Although willow bark extracts are generally standardized to salicin, other ingredients in the extracts including other salicylates as well as polyphenols, and flavonoids may also play prominent roles in the therapeutic actions. Adverse effects appear to be minimal as compared to non-steroidal anti-inflammatory drugs including aspirin. The primary cause for concern may relate to allergic reactions in salicylate-sensitive individuals.

zaterdag, november 24, 2018

De mens als plant?

Het volgende schreef ik zowat 15 jaar geleden. Is dit bosbaden avant la lettre? 
Hoe zou je door een lichaamshouding of lichaamsbeweging een plant kunnen nabootsen of een beetje plant worden? Tien bewegingen om je in te leven in een plant (kruidenyoga). 


  • Duwen op de grond of je voorstellen dat je de aardbol wegduwt. Een soort wortelen.
  • Traag stappen, in slow motion. Een plek zoeken om te wortelen.
  • Je volledig en zeer traag uit-rekken (de hopbeweging)
  • Je langzaam oprollen naar de grond toe, alsof je in de grond wil wortelen (rozenwortelbeweging)
  • Languit liggen op de aarde en korte bibberbewegingen maken (wortelgroei)
  • Op handen en voeten, zo ver mogelijk uit mekaar, een buiging maken (Belladonnabeweging)
  • Plat op je buik, met open ogen naar de grond, de aarde en haar mini-bewoners zien voorbij wandelen.
  • Snel een helling afwandelen, zonder je hersens te gebruiken. Vertrouwen op de wijsheid van je lichaam. Opgepast, wel eerst oefenen. (de rollende keibeweging)
  • Lang stilstaan (omhoog kijken) bij een linde of een andere plant en kleine heen en weer gaande bewegingen maken met het bovenlichaam met de wind mee.
  • Een wortel van de gele gentiaan, de rozenwortel of iets makkelijker de brandnetel met blote handen uit de grond graven, je zelf een beetje ingraven.
  • Gewoon een boom verbeelden.

vrijdag, november 23, 2018

Shinrinyoku. Omringd met planten

Ik heb het altijd al gedacht. De ultieme en meest sympathieke vorm van kruidengeneeskunde is niet, de planten op eten maar je omringen met planten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat, hoe meer bomen er bij jou in de omgeving staan, des te meer je beschermt bent tegen kanker. Dat kun je afleiden uit een epidemiologische studie die onderzoekers van Nippon Medical School publiceerden in The Open Public Health Journal.

Wonen in het bos
De onderzoekers bestuderen een fenomeen dat shinrinyoku heet. In Engelstalige publicaties is dat steevast vertaald met forest bathing in het Nederlands noemt het gewoon bosbaden. Dankzij het onderzoek van de groep zijn er in Japan nu 44 bossen uitgeroepen tot zones waarin shinrinyoku aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid heeft. Het onderzoek van de groep zorgde er ook voor dat planologen bij de uitbreiding van Japanse steden waardevolle bossen hebben gespaard.


Phytoncides
De onderzoekers vermoeden dat bomen verbindingen uitscheiden die stress verminderen en het immuunsysteem activeren en zo op de langere termijn de kans op kanker verminderen. Die stoffen heten phytoncides. Planten als eiken, naaldbomen, maar ook gewone uien, geven die stoffen af om zich te beschermen tegen insecten, dieren en micro-organismen. Er zijn zo'n vijfduizend phytoncides bekend. Waarschijnlijk produceren alle levende planten ze.
De onderzoekers konden in Japanse wouden verhoogde concentraties van een aantal van die phytoncides aantonen, zoals alphapinene, beta-pinene, tricyclene, camphene en d-limonene.

Studie
In de studie die in 2008 verscheen in The Open Public Health Journal verzamelden de onderzoekers gegevens over sterfte door kanker in Japan. Ze splitsten die gegevens uit naar provincie en corrigeerden ze voor roken en inkomen. Ze keken vervolgens naar het oppervlak van die provincies dat was bedekt met bos. Zo ontdekten ze dat de sterfte door kanker lager was naarmate de omgeving bosrijker was.
Bij de vrouwen vonden de onderzoekers statistisch significante effecten voor longkanker en borstkanker; bij mannen voor prostaatkanker, darmkanker en nierkanker.

Conclusie
"Forests may partially contribute to decreased SMR of some cancers in Japan", concluderen de onderzoekers.The Open Public Health Journal, 2008, 1, 1-7.

zondag, november 11, 2018

Holle wegen in Hoegaarden

Als kind waren de holle wegen in Hoegaarden het enige biotoop, waar we onze eigen kleine avonturen konden beleven.  Het was en is nog steeds de enige omgeving waar, in het vruchtbare Hoegaardse landschap, de wilde natuur nog een beetje zijn gang kon gaan. 

Holle wegen vervullen in het Hoegaardse agrarische landschap een belangrijke ecologische functie. De diepe holle wegen met hoge, dichte, houtige begroeiing, vormen vaak miniatuurbosjes. Als de omstandigheden lange tijd stabiel blijven, kunnen op deze taluds echte bosgemeenschappen leven. Zo vinden we nog enkele taluds met o.a. Kleine maagdenpalm, Gulden boterbloem, Gevlekte aronskelk, Gele dovenetel, Muskuskruid, Rode aalbes, Stekelbes, Maarts viooltje, Boskortsteel, Reuzenzwenkgras, Klimop en andere soorten uit het Elzen-Vogelkersverbond.
Houtkanten overdekken ongeveer 20% van de bermoppervlakte. De dominante houtige gewassen zijn de Gewone iep en de Gewone vlier en in mindere mate de Sleedoorn. Andere soorten die in de struwelen voorkomen zijn o.a.: Rode kornoelje, Wilde kardinaalsmuts, Wilde liguster, Bosrank, Hondsroos (o.a. Rosa obtusifolia en Rosa corymbifera), Viltroos, Spaanse aak en Kruisbes. Uit enkele steekproeven blijkt overduidelijk de sterke verruiging van de bermvegetaties. Grote brandnetel, Kleefkruid en Braam bedekken tijdens het groeiseizoen ongeveer 35% van de bermoppervlakte.

Voedselrijke grazige vegetaties, hoofdzakelijk bestaande uit Frans raaigras, Kweek en IJle dravik nemen ca. 20% van de bermoppervlakte in beslag. Minder dan 4% van de totale bermoppervlakte bestaat uit grazige vegetaties van matig voedselrijke en voedselarme omstandigheden. Rood zwenkgras en Gewoon struisgras indiceren meestal dit vegetatietype.
Het toekomstige bermbeheer moet er vooral naar streven om soorten van dit vegetatietype terug een kans te geven. Soorten zoals Fijne ooievaarsbek (Aalst), Goudhaver (o.a. Appelarenweg te Hoksem), Donderkruid (Meiveld), Aardaker (Waverse steenweg nabij Oorbeek), Kattedoorn, Echt walstro, Bitterkruid, Ruige weegbree, Bergdravik, Kleine bevernel, Jacobskruiskruid, Muizenoor, Kruipend stalkruid, Liggende klaver, Hokjespeul (Elst) en Grote tijm (Vossel en Blinde Ezel) zouden dan terug het aspect van een aantal holle wegen kunnen bepalen.

Het overige gedeelte van de taludoppervlakte (ca. 20%) is begroeid met storingsgemeenschappen met o.a. Akkerwinde, Haagwinde, Boerenwormkruid, Duist, Echte kamille, Gewone klaproos en Windhalm. Deze storingsindicatoren vinden we meestal op taluds die met herbiciden worden bespoten. Grondverschuivingen, voornamelijk ten gevolge van de verticalisering van de taluds, zorgen eveneens voor instabiele situaties waarin de storingsindicatoren welig kunnen groeien. Naar aanleiding van de wegenwerken in het kader van de ruilverkaveling Hoegaarden werden vele taluds afgegraven hetgeen een sterke toename van deze minder gewaardeerde soorten veroorzaakte. Nochtans kunnen in dergelijke milieus ook een aantal minder banale soorten voorkomen. Op kalkrijke substraten zijn dit Koningskaars, Zwarte toorts, Bezemkruiskruid, Dubbelkelk, Donderkruid, Bilzekruid (Aalst), Wilde reseda, Wouw, Graslathyrus en Kleine leeuwenbek.

Op kalkarme bodems vinden we soms nog de Korenbloem. Na verloop van tijd, wanneer het humusgehalte van de bodem toeneemt, kunnen soorten zoals Rapunzelklokje, Akkerhoornbloem, Marjolein, Borstelkrans, Kandelaartje, Vijfdelig kaasjeskruid, Eenjarige hardbloem en Gevlekte scheerling er een plaats veroveren. Deze laatste soort breidt de laatste jaren sterk uit.

Zeer bijzonder is de flora op de oude spoorwegberm te Rommersom. Ondanks de sterke reductie van de indrukwekkende soortenlijst uit de jaren ’80, ten gevolge van de afwezigheid van natuurbeheer, vinden we er nog Rode ogentroost, Naakte lathyrus, Slangenkruid, Hongaarse raket, Kleine leeuwenbek, Plat beemdgras, Goudhaver, Boslathyrus, Boshavikskruid, Kattedoorn en Bleke klaproos.

Merkwaardig aan holle wegen is hun ontstaan. Doordat boeren eeuwenlang met paard en kar hetzelfde traject aflegden tussen de boerderij in het dal en de akker op het plateau, spoelde die weg steeds dieper uit. De ene is trouwens al ouder dan de andere; er bestaan Romeinse en Middeleeuwse wegen en recentere in onbruik geraakte trein- en tramtracés. Holle wegen dompelen de gebruiker onder in een wel zeer speciale omgeving: onder het niveau van het omliggende land, schaduwrijk en beschermd tegen de wind door de dikwijls steile en sterk begroeide bermen. Net zoals bij gewone wegbermen bieden holle wegen ruimte aan tal van flora en fauna. Maar er is meer. Doordat de omgevingsfactoren, zoals lichtinval, schaduw, temperatuur, vochtigheid, aard van de dagzomende bodemlagen, plaatselijk sterk kunnen verschillen, kan men er een grotere variëteit aan bewoners verwachten. Tenminste, als er geen externe factoren gaan overheersen. De bermen van holle wegen in landbouwgebieden worden dikwijls geplaagd door afspoeling van nitraten uit de aangrenzende akkers. De huidige grootschalige landbouw springt immers kwistig om met bemesting. Massa’s brandnetels en andere stikstofminnende plantensoorten zijn het resultaat. De laatste decennia gaan holle wegen in aantal en kwaliteit sterk achteruit

zaterdag, november 10, 2018

Epimedium

Morgen naar Hoegaarden voor de derde buitendag van de opleiding. Ook al de zoveelste keer maar gelukkig nog altijd met evenveel plezier, want er van genieten blijft toch het allerbelangrijkste. Wel vreemd is dat ik zo'n dag nu wil voorbereiden en dat is niet mijn gewoonte. Het onverwachte, de verbazing vind ik toch bijzonder. Dus nu mijn geheugen even pijnigen, wat groeit er in de tuinen van Hoegaarden, er is blijkbaar wel veel veranderd en dus toch weer wat spannend. Ik herinner mij vooral wat vreemde planten met bijzondere namen zoals varkensbrood en elfenbloem, dus nu even over de elfenbloem.

Tweeduizend jaar geleden schreef Dioscorides: ‘De bladeren van Epimedium, gestoten en met olie gemengd en papvormig of pleistervormig op de borsten gelegd maken dat ze niet te groot worden, maar in een vorm blijven. De wortel belet de vrouwen te ontvangen. De bladeren gestoten en daarvan vijf drachmen zwaar vijf dagen lang met wijn te drinken gegeven nadat de vrouwen hun maandstonden gehad hebben beletten ook het ontvangen van de vrucht. Plinius schrijft ook dat Epimedium zo dik makend en verkoelend van krachten is dat de vrouwen van het gebruik er van behoren te wachten. Galenus zegt naast het voor verhaalde dat er geen merkelijke eigenschap in is, dan dat men geloofd dat het met enig nat ingenomen onvruchtbaar maakt’.

Duidelijk allemaal verwijzingen naar een mogelijk hormonale werking en dus niet verwonderlijk dat de plant ook als afrodisiacum een oude reputatie heeft. En ook altijd interessant om daar tijdens een kruidenwandeling wat over te vertellen.

Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epimedium-elfenbloem

vrijdag, november 09, 2018

Geheugenplanten.

A Review of Phytochemicals that Enhance Human Brain Function. Kennedy DO, Wightman EL. Herbal extracts and phytochemicals: plant secondary metabolites and the enhancement of human brain function. Adv Nutr. January 2011;2(1):32-50.

Citroenmelisse
There is a limited number of drugs that can help people slow the cognitive decline associated with aging, and these drugs have undesirable side effects. Many people turn to herbal products to help preserve memory and cognitive abilities. Plants have many chemicals that influence brain function, yet few have been thoroughly tested in humans. The purpose of this article was to review current knowledge about plant extracts and phytochemicals which have been tested in humans and assess their effectiveness in improving brain function.
Many secondary metabolites affect the central nervous system in insects and animals. Secondary metabolites that have central nervous system effects and that have been studied in humans include alkaloids, terpenes, and phenolic compounds. 

Alkaloids
Humans have used alkaloid-containing plants medicinally for thousands of years. Medicinal and social alkaloids include atropine, ephedrine, cocaine, morphine, nicotine, and caffeine.
Caffeine is the most widely consumed psychoactive substance in the world. It is an antagonist of the inhibitory adenosine A1 and A2 receptors, which is responsible for the stimulation, and also causes constriction of blood vessels in the brain. Caffeine also increases activity in dopamine neuronal systems. At low doses, caffeine increases alertness and improves performance on tests of attention. At high doses, caffeine can cause anxiety, insomnia, rapid heart beat, and agitation.
Nicotine is found in tobacco (Nicotiana tabacum). Nicotine binds to acetylcholine receptors and increases the release of acetylcholine, serotonin, and other neurotransmitters. It increases dopamine activity, which is associated with its addictive effect. Clinical trials in smokers and non-smokers show that nicotine improves performance on tests of memory and attention.

Terpenes
Ginkgo biloba / Maurice Godefridi
Terpenes are a diverse group of lipid-soluble compounds. Some terpenes are non-toxic and are common in foods and spices; others are toxic.
Ginkgo (Ginkgo biloba) leaves contain a number of terpenes, including bilobalide and ginkgolides A, B, C, and J. Effects of ginkgo leaf extracts in the central nervous system include modulation of several neurotransmitter systems, enhanced blood flow in the brain, and scavenging of free radicals. Ginkgo is one of the most popular herbal products, and it is used to improve cognitive performance. More than 30 clinical trials have tested the effects of ginkgo on cognitive function in people with dementia or age-related cognitive impairment. One meta-analysis concluded that the evidence for cognitive improvement with ginkgo supplementation is inconsistent, while another meta-analysis concluded that ginkgo improves attention, executive function, and long-term memory.
Lemon balm (Melissa officinalis) contains a variety of monoterpenoids and sesquiterpenes. Effects of lemon balm on the central nervous system include binding to specific cholinergic receptors, increased activity of the neurotransmitter gamma-aminobutyric acid (GABA), and antioxidant activity. Limited clinical trials have shown that lemon balm has anti-anxiety effects, improves agitation and quality of life in people with severe dementia, but has inconsistent effects on memory.
Asian ginseng (Panax ginseng) roots contain 40 or more triterpene saponins known as ginsenosides. Ginseng root extracts have neuroprotective effects, modulate the neuroendocrine system and the synthesis of nitric oxide, which relaxes blood vessels and influences many cellular activities. Clinical trials have shown that ginseng improves accuracy on memory tests and improves the speed of performing attention tasks. The impact of ginseng on mood has been inconsistent in clinical trials to date.
Sage (Salvia officinalis) contains a range of monoterpenes. Effects on the central nervous system include anti-inflammatory activity and decreased breakdown of the acetylcholine neurotransmitter. Clinical trials have demonstrated improved memory, attention, and alertness in healthy people after single doses of sage extract and improved cognitive function in people with Alzheimer's disease after 16 weeks of an alcoholic tincture of sage.
Valerian (Valeriana officinalis) root contains a variety of terpenes, including the valepotriates and valerenic acid. Valerian compounds modulate serotonin receptor subtypes, GABA, and adenosine receptors and have anxiolytic activity. Some clinical trials suggest that valerian improves sleep quality; others were not conclusive.

Phenolics
Hypericum perforatum / Maurice Godefridi
Phenolics are ubiquitous in plants and they are important components in the human diet. They range from simple, low molecular weight compounds to complex, large structures such as flavonoids, tannins, and anthocyanins.
Curcumin is a polyphenol from turmeric (Curcuma longa). Curcumin prevented cognitive deficits and improved learning and memory in mouse models of Alzheimer's disease. Curcumin also reversed amnesia in rats. Many small pilot studies have been conducted in humans, but there are few controlled clinical trials to support a benefit of curcumin in brain function.
Epigallocatechin-3-gallate (EGCG) and related polyphenols are present in tea (Camellia sinensis). In vitro and animal studies suggest that EGCG may have protective effects in Alzheimer's disease and Parkinson's disease. EGCG improved cognitive performance and increased antioxidant capacity in rats. In epidemiological studies, greater consumption of green tea is associated with reduced risk of cognitive impairment and neurodegenerative disorders.
St. John's wort (SJW; Hypericum perforatum) extract contains a variety of phenolic compounds that have an impact on brain function, including phenolic acids, flavonoids, hyperforin, and hypericin. SJW extracts have been reported to inhibit reuptake of serotonin, dopamine, and GABA, but this finding is highly doubtful. Other reports include increased neurotransmitter sensitivity and altered receptor binding. Clinical trials have established that SJW is an effective treatment in people with mild to moderate depression. 
Resveratrol is found in the skin of red grapes (Vitis vinifera) and in some other edible plants. Resveratrol preserved behavior and cognitive performance in older rats with brain injuries. In healthy humans, single doses of resveratrol increased blood flow and oxygen uptake in the frontal cortex of the brain, suggesting it may have benefits in Alzheimer's disease and other neurological disorders. 
Soy (Glycine max) extract contains isoflavones such as genistein, daidzein, and glycetin that have very weak estrogen-like effects. Several clinical trials have shown that soy isoflavones modestly improve neurocognitive function and mood in postmenopausal women, but other clinical trials showed no improvement. Compared to a diet with no soy isoflavones, a diet rich in soy isoflavones was associated with improved short-term and long-term memory in men and women.

Conclusion
The authors conclude that the literature describing the effectiveness of herbal extracts for improving brain function is "somewhat equivocal." Research on caffeine and nicotine has been hampered by the addictive nature and serious adverse effects attributed to these alkaloids. Research is progressing among plants containing terpenes, particularly ginkgo and valerian. However, the methodological quality of some of the clinical trials has been poor, and results have been inconsistent. Interest in the potential cognitive benefits of curcumin, EGCG, resveratrol, and soy isoflavones is relatively recent, and human clinical trials are still in the early stages. 
The authors describe challenges in developing plant-based products to prevent or reverse age-related cognitive decline. Challenges include identifying the active components, understanding the synergism among the active components, defining the environmental stressors and growing conditions under which plants produce increased amounts of secondary metabolites, and standardizing plant products to provide beneficial amounts of active compounds.

Algemeen  advies  voor het geheugen. Een gedeelte van het fytoschema uit cursus fytotherapie

Concentratie verbeteren door  meditatie, biofeedback, geheugentraining.... 
Voeding   
-vitamine  B  en  E  :  tarwekiemolie
-onverzadigde  vetzuren:  vette  vis  (sardines),  noten 
-lecithine:  noten,  plantaardige  olie,  eidooiers,  bonen 
-mineralen:  zink 
-Vicia  faba  -  Tuinboon:  bevat  féverolen,  een  vorm  van  L-dopa  (Parkinson?)

Kruiden  
Algemeen:  hersencirculatie  verbeteren,  anti-oxydantwerking,  neurotransmitters  beïnvloeden  (acetyl-choline,  dopamine),  algemeen  toniserend. 

Ginkgo  biloba  (basiskruid)  eventueel  combineren  met 
+  Vinca  minor  -  Kleine  maagdepalm:  hersendoorbloeding,  zuurstofvoorziening 
+  Rosmarinus  officinalis  -  Rozemarijn  (etherische  olie):  ook  uitwendig 
+  Thymus  vulgaris  -  Echte  tijm 
+  Melissa  officinalis  -  Citroenmelisse:  na een verlies,  bij verdriet 
+  Panax  ginseng  -  Koreaanse  ginseng:  bij vermoeidheid, asthenie 
+  Zeewieren:  bij trage schilklier (ouderen),  op stofwisseling en reminaliserend 

Nutritherapie  /  Orthomoleculair  
fosfatidyl-choline  (PC),  de  basiscomponent  in  lecithine,  heeft  invloed  op  neurotransmitter  acetyl-choline,  die  zorgt  voor  prikkeloverdracht  in  de  hersenen,  kan  concentratie  en  geheugen  verbeteren  ook  bij  Alzheimer 
fosfatidyl-serine  (PS):  belangrijkste  fosfolipide  in  de  hersenen  acetyl-l-carnitine:  aminozuur,  kan  de  activiteit  van  neurotransmitters  verbeteren,  kan  cellulaire  energie  (ATP)  verhogen  DHA  (docosahexaeenzuur):  omega-3-vetzuur  in  grijze  hersenmassa,  van  belang  voor  ontwikkeling  hersenmateriaal,  komt  voor  in  moedermelk 
DHEA  (dehydro  epiandrosteron):  hormonale  stof  (in  bijnieren)  met  invloed  op  geheugen,  voorstadium  van  steroidstoffen 

Literatuur  Phytotherapie  in  der  Geriatrie.  Ztschr.  Phytoth.  18  (1991)  Crook  -  Effects  of  PS  in  age-associated  memory  impariment.  Neurology  1991  Soderberg  -  Fatty  acid  compositon  of  brain  phospholipids  in  ageing  ans  Alzheimer's  disease.  Lipids  1991.

donderdag, oktober 18, 2018

Rozenbottel ook om te vermageren?

De rode vruchten van onze inheemse hondsroos, de rozenbottel zijn niet alleen een rijke bron van vitamine C maar bevatten ook veel andere stoffen en stofjes waaronder transtiliroside, een substantie met anti-obese oftewel vermagerend effect.

Remming vetzucht, daling bloedvetten
Uit dieronderzoek is gebleken dat het extract van de vruchten en zaden van hondsroos helpt tegen gewichtstoename en toename van buikvet, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas, metabool syndroom en diabetes type 2. Muizen kregen gedurende twee weken een 80% acetonextract toegediend van rozenbottels (50 mg/kg/dag) en rozenbottelzaden (12,5 en 25 mg/kg/dag). Het effect was dat vanaf de vijfde dag het tot een significante remming van gewicht en vetmassa kwam en een significante daling van de bloedspiegels van triglyceriden en vrije vetzuren.

Trans-tiliroside is het belangrijkste bestanddeel in rozenbottel dat verantwoordelijk is voor een krachtige anti-obese werking bij een lage dosering (en daarbij niet giftig is); trans-tilirose is voor zijn werking overigens afhankelijk van andere bestanddelen in rozenbottel. Toediening van trans-tiliroside in een dosis van 0,1-10 mg/kg/dag gedurende 15 dagen leidde bij de proefdieren tot een significant minder sterke toename van de plasmaglucosespiegel na intraperitoneale toediening van glucose (1 g/kg), wat betekent dat trans-tiliroside helpt bij het verbeteren van de glucosetolerantie.

Ook zorgde trans-tiliroside voor toename van de expressie van PPAR-alfa (peroxisome proliferator-activated receptor alfa) mRNA in de lever, wat aangeeft dat de vetstofwisseling wordt gestimuleerd door trans-tiliroside. De onderzoekers stelden vast dat trans-tiliroside een veel sterkere anti-obese werking heeft dan orlistat, een lipaseremmer die de opname van voedingsvetten tegengaat en wel wordt voorgeschreven aan mensen met overgewicht of obesitas.

Bronnen en referenties

  • Ninomiya K et al. Potent anti-obese principle from Rosa canina: structural requirements and mode of action of trans-tiliroside. Bioorg Med Chem Lett. 2007;17(11):3059-64.
  • Gürbüz I et al. Anti-ulcerogenic activity of some plants used as folk remedy in Turkey. J Ethnopharmacol. 2003;88(1):93-7.
  • Chrubasik C et al. A systematic review on the Rosa canina effect and efficacy profiles. Phytother Res. 2008;22(6):725-33.

vrijdag, september 28, 2018

Teeskens crwijt of herders tas

Wandelen, planten besnuffelen in de natuur blijft één van mijn kleine, grote genoegens en als ik dat, later, niet meer kan, moet ik maar wandelen en snuffelen op internet in oude kruidenboeken. Ook daar is nog veel te herontdekken. Over het herderstasje bvb in mogelijk het oudste Nederlandstalig 'Dietse herbarium'


XXVIIJ TEESKENS CRWIJT of bursa pastoris of sanguinaria
H.lat. Bursa pastoris. Teschen krut. In de tekst : Bursa pastoris sive sanguinaria
H.c.f. Bursa pastoris. Teschen cruyt. In handschrift: Sanguinaria of stop bloet
H.i.d. In de' tekst : teskens crwijt.
In de tafel : Teskens eruit ofstop bloet. Part. V, cap. I : Bursa pastoris dats sanguinaria of na de sommeghe in duytsche teskens eruit

Identifikatie : si es tweerleye : de een heeft blaijeren in maniere eender teschen : Capsclla bursa pastoris Medik.; Thlapsi bujrsa pastoris L.; Herderstasje, teskenkruid
de ander heet centinodia ende es een crwijt op der erde crupende; hebbende blaijeren ghelijck rute ende zaet omtrent de blaijeren. het heet oeck lingua passerina of muschen tonghe : Polygonum aviculare L.; Varkensgras, duizendknoop, mussentong, vogelgras
In de Pharmacopoea Galeno-chemico-medica van Wouter van Lis (1747) staat nog over de verwantschap van beide planten : « Deszelfs ( = Polygonum aviculare) Bladeren betonen de krachten van de Herders Tas ». ' ;

Bijzonderheden :
Het es oeck een overste medicine den dissentericis dat sijn die denhchaem roet met scafteling van dermen hebben. ende tseghen flegmonen dat sijn apstonien of pwijsten van heeten bloede ende den bloet spuende menschen...buten op de deermen soe leghe teskens crwijt weghebree : bolus armenus. ende wijt van den eije met reghwater ghesoijen want het zeer hulpt

https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/natuurgeneeswijze/37194-herderstasje-bloedstelpend-en-goed-voor-de-baarmoeder.html

zondag, september 16, 2018

Tomaat

De  tomatenplant  komt  van  oorsprong  uit  Zuid  Amerika  waar  het  al  door  de  Azteken  in  cultuur werd gebracht.  De  oorspronkelijke  wilde  tomaat  is  niet  helemaal  bekend,  maar  de  meest  verwante  wilde  soorten produceren  kleine  bessen  die  door  vogels  en  zoogdieren  gegeten  worden.  Ook  de  Azteken konden die smaak al waarderen  en  gebruikte  de  tomaat  in  hun  salsa.  

Rond  de  16de  en  17de  eeuw  introduceerden  de  Conquistadores  de  tomaat  in  Europa,  waar  de  plant  eerst  vanwege  de  vermeende  giftigheid  als  siergewas  werd  geteeld,  maar  al  in de  18de  eeuw  wordt  de  smaak  van  tomatensoep  geroemd.  In Spanje  maakt  men reeds  in  de  16de  eeuw  allerlei  tomatensauzen  klaar,  maar  de  rest  van Europa bleef wantrouwig,  'die  tomaat zou wel  eens  des  duivels  kunnen  zijn' en zij gebruikten haar  dan ook enkel  als  sierplant.  In  Frankrijk  bleef  dit  wantrouwen  stand  houden tot in 1760  en  Duitsland  hield  het  zelfs vol  tot  1870.

Naamgeving
In  het  Engels,  het  Frans,  het  Nederlands,  het  Spaans  heeft  de  tomaat  haar  Nahuatl-stam  bewaard, daar  heet  ze  respectievelijk  tomato,  tomate,  tomaat,  tomate.  Sinds  1554  noemen  de  Italianen  haar  pomodoro,  gouden  appel; de  Duitsers  gebruiken,  naast  het  gewone  tomate  ook  de  naam  paradeis-apfel;  de  Fransen  hebben  eveneens  een  tweede  naam  voor  deze  vrucht,  namelijk  pomme  d'amour,  liefdesappel. Inderdaad,  de  tomaat  lijkt  op  een  vuurrode  appel, de  benaming  pomme  d'amour  verwijst  naar  de  (echte  of  vermeende)  afrodisiake  werking.

Hoe  roder  hoe  gezonder
Tomaten  zijn  rijk  aan  lycopeen.  Dit  is  een  natuurlijk  pigment  waaraan  tomaten  hun  rode  kleur  danken.  Het  wordt  vooral  tijdens  het  rijpingsproces  in  tomaten  gevormd.  Hoe  roder  de  tomaten,  hoe meer  lycopeen  ze  bevatten.  Tomaten  die  geler  zijn  bevatten  minder  lycopeen. Lycopeen  behoort  tot  de  groep  van  de  carotenoïden  en  staat  bekend  als  een  krachtig  anti-oxidant.  Als  gevolg  van  allerlei  omzettingsprocessen  komen  in  het  lichaam  vrije  radicalen  vrij.  Vrije  radicalen  kunnen  schade  aanbrengen  aan  een  cel  en  spelen  een  belangrijke  rol  in  het  verouderingsproces.  Anti-oxidanten  maken  deze  vrije  radicalen  onschadelijk.

Vruchtbaarheid  en  osteoporose
Onderzoek lijkt aan te geven  dat  tomaten  goed  zijn  ter  bescherming  van  verschillende  soorten kanker.  Van  prostaatkanker  zijn  de  beste  resultaten  bekend en tegen goedaardige prostaathypertrofie is het zeker goed.  Maar  tomaten  beschermen  ook  tegen  kanker  van  het spijsverteringskanaal,  baarmoederhalskanker  en  longkanker.  Recente  onderzoeken  suggereren  dat  lycopeen  eveneens  de  verminderde  vruchtbaarheid  van  mannen  kan  verbeteren,  en  de  leeftijdsgebonden  maculadegeneratie  (veel voorkomende  oogaandoening)  kan  beperken.  Lycopeen  zou  ook  kunnen  helpen  in  de  preventie  van  osteoporose.  Hierover  is  echter  meer  onderzoek  nodig.

Huidveroudering
Nog  meer  goed  nieuws  over  tomaten.  Onderzoek  toont  aan  dat  tomatenpuree  werkt  tegen  rimpels  en huidveroudering.  Dat  is  nog  eens  een  goedkoop  alternatief  voor  dure  antirimpelcrèmes.  Let  wel,  het werkt  pas  effectief  als  je  10  eetlepels  tomatenpuree  per  dag  eet  aangelengd  met  10  gram  olijfolie.  De  toevoeging  van  een  beetje  vet  zorgt  voor  een  nog  betere  opnamecapaciteit.  Lycopeen  is  immers  een  vetoplosbare  anti-oxidant.  Bij  de  proefpersonen  uit  het  onderzoek  was  de  aanmaak  van  de  pro-collageenlaag  in  de  huid  sterk  toegenomen.  Pro-collageen  is  een  eiwit  dat  de  huidstructuur  helpt  verbeteren.  Bovendien  was  de  huid  30%  beter  bestand  tegen  het  schadelijk  effect  van  UV-stralen. Maar elke dag een blikje tomatenpuree opeten lijkt me niet realistisch. Misschien een maskertje van tomatenpuree?

Ellinger, S., et al. (2006). “Tomatoes, tomato products and lycopene in the prevention and treatment of prostate cancer: do we have the evidence from intervention studies?” Current Opinion in Clinical Nutrition & Metabolic Care 9(6): 722-727.
Giovannucci, E., et al. (2007). “Risk factors for prostate cancer incidence and progression in the health professionals follow‐up study.” International Journal of Cancer 121(7): 1571-1578.
Ilic, D., et al. (2011). “Lycopene for the prevention of prostate cancer.” Cochrane Database Syst Rev 11.
Ilic, D. and M. Misso (2012). “Lycopene for the prevention and treatment of benign prostatic hyperplasia and prostate cancer: a systematic review.” Maturitas 72(4): 269-276.

donderdag, september 13, 2018

Slee-doorn, de pruim die doornen draagt

Deze  tot  3  meter  hoge  struik  met  bijna  zwarte  takken  en  witte  bloesem,  vind  je  veel  langs  bosranden en  in  heggen  samen  met  meidoorn  en  hondsroos.  Alle  delen  van  de  plant  zijn  ooit  gebruikt  geweest  (schors,  bloemen  en  bessen),  nu  maken  we  hoofdzakelijk  nog  gebruik  van  de  donkerblauwe  bessen.  Ze  bevatten  veel  looistoffen  (wrange,  samentrekkende  smaak),  vruchtenzuren (frisse  smaak)  en  veel  vitamine  C. 

Een  aromatische  en  gezonde  siroop  verkrijg  je door  de  goed  rijpe  vruchten  in  honing  te  laten  trekken.  Tegen  diarree  kun  je  van  de  verse  of  gedroogde  bessen  een  afkooksel  maken  (20  gram per  liter  water  1’  koken  en  10’  laten  trekken)  ook  Dodonaeus  1554  vermelde  reeds  de  stoppende  werking  niet  alleen  tegen  'den  loop  des  buycx'  maar  ook  tegen  de  'vloet van den vrouwen ende tot alle bloetganck'.

Vroeger  waren  vooral  de  bloemen  medicinaal.  Ze  werden  vermeld  in  de  officiële  apothekersboeken  van  Duitsland  (DAB)  en  Zwitserland  (Ph.  Helv.)  als  licht  laxeermiddel en gebruikt  in  bloedzuiverende  voorjaarskuren. Ook in het vakboek Teedrogen van Wichtl wordt de Pruni spinosae flos, de bloemen van de Sleedoorn, vermeld als licht laxeermiddel, diureticum (urinedrijvend), diaforeticum (transpiratiebevorderend) en expectorans (slijmoplossend). Al wordt er bijgezegd dat het voornamelijk als volksmiddel in gebruik is.  

De  wetenschappelijke  naam Prunus spinoza  betekent  'de  pruim  die  doorns  draagt'.  Ook  de  Nederlandse  naam  geeft  dit  aan. 'Slee'  is  een  oud  woord  voor  pruim.  Botanisch  gezien  hoort  de  sleedoorn  bij  de  familie  van  de  pruimen  en  kersen. Sleedoorn  wordt  ook  wel  zwarte  doorn  genoemd  vanwege  zijn  zwarte, berijpte  bessen  die  graag  door  lijsters  gegeten  worden.  Door  hun  uitwerpselen  waar  de  zaadjes  inzitten,  wordt  de  struik  verspreid.  Vogels  bouwen  graag  hun  nesten  tussen  de  takken  van  de  sleedoorn,  want  de  doornen  beschermen  hun  jongen  tegen  vraatzuchtige  belagers.

De sleedoornbessen zijn voor medicinale doeleinden nu te plukken, voor het lekkere kun je beter nog wat wachten tot de vorst er is overgegaan.

Lees ook
https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/87896-sleedoorn-verhalen-en-verleden.html
https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/mythologie/107505-sleedoorn-in-de-mythologie.html




dinsdag, september 11, 2018

Canadese fijnstraal en teunisbloem in de ochtend

Een ochtend als een ander. Wel zon zomaar. Even langs de straatkant ons wild katje tot de orde roepen. Bij het huisje, de ruine van de buren speelt de zon met de teunisbloemen en zelfs de lelijke fijnstraal ziet er plotsklaps sierlijk uit. Assepoetser, lelijk eendje....Eten met de ogen kun je best in de ochtend.

De Canadese fijnstraal dus, niet direct de mooiste en ook niet de geneeskrachtigste, toch heeft ook deze plant een verhaal te vertellen.

De oorspronkelijk uit Noord Amerika afkomstige pioniersoort breidt zich, na in de 17e eeuw in Europa te zijn ingevoerd, nog steeds uit en is nu vrij algemeen.  Je vindt de soort op open en droge zandige omgewerkte grond op akkers, in verwaarloosde tuinen maar ook tussen plaveisel en dergelijke. In hedendaagse termen zou je het een invasieve plant kunnen noemen.

De officiële naam is Erigeron, van het Griekse eri: vroeg en geron: grijs of grijsaard, kort na de bloei verschijnt een witte haarkroon, de vrucht, vergelijk Duitse Altemanneskraut of Altgreis, een oude man in het voorjaar. Sommigen van de vroege soorten zijn wat behaard met een donzige bedekking. Het gewas kan ook zo genoemd zijn naar het vruchtenpluis dat zich al vroeg ontwikkelt. Frans erigéron âcre.
Dodonaeus schrijft ‘Dit kruid is hier te lande grind-cruydt en cruys-cruydt en van sommige ook cruys-wortel genoemd, in Hoogduitsland Creutzwurtz en Grindkraut, in Frankrijk senesson, in Spanje bon varon en yerva cana, dat is grijskruid, in Italië cardoncello en spebeoja, in Engeland grounsell. De Latijnse naam is Senecio en de Griekse Erigeron omdat het zo gauw grijs wordt en vergaat'.

Deze grijsaard werd door de oude Germanen voor berokingen en wassingen gebruikt. De plant zou de kracht bezitten giftige dieren en muggen te verdrijven en vlooien te doden. De bladeren werden als omslag tegen slangenbeten, zweren en wonden gebruikt.
Het is een oud toverkruid, een berufkraut. Bij het eigenlijke beroepskruid, Erigeron acer, bezit het zaadje een kleine grijze baard en met wat fantasie zou dit een kobold kunnen zijn. In de Johannesnacht werd het verzamelde kruid in de kamer aan een balk gehangen zodat het huis van gespuis gevrijwaard zou zijn. Tegen verheksing werd het kruid aan de deur gespijkerd of in de wieg gelegd.

Fantastische verhalen inderdaad, maar toch ook fantastische wetenschappelijke onderzoeken. Bijvoorbeeld: ECM Erigeron canadensis significantly inhibited inducible nitric oxide synthase (iNOS)-derived NO and cyclooxygenase-2 (COX-2) derived PGE2 production in LPS-stimulated RAW264.7 macrophages. These inhibitory effects of ECM were accompanied by decreases in LPS-induced nuclear translocations and transactivities of NFκB. Moreover, phosphorylation of mitogen-activated protein kinase (MAPKs) including extracellular signal-related kinase (ERK1/2), p38, and c-jun N-terminal kinase (JNK) was significantly suppressed by ECM in LPS-stimulated RAW264.7 macrophages. Further studies demonstrated that ECM by itself induced heme oxygenase-1 (HO-1) protein expression at the protein levels in dose-dependent manner. However, zinc protoporphyrin (ZnPP), a selective HO-1 inhibitor, abolished the ECM-induced suppression of NO production.
En de conclusie: These results suggested that ECM-induced HO-1 expression was partly responsible for the resulting anti-inflammatory effects. These findings suggest that ECM exerts anti-inflammatory actions and help to elucidate the mechanisms underlying the potential therapeutic values of Erigeron Canadensis L.

Nogal ingewikkeld voor zo'n eenvoudig plantje.

Nutr Res Pract. 2014 Aug;8(4):352-9. doi: 10.4162/nrp.2014.8.4.352. Epub 2014 May 15.
Anti-inflammatory effect of methanol extract from Erigeron Canadensis L. may be involved with upregulation of heme oxygenase-1 expression and suppression of NFκB and MAPKs activation in macrophages. Sung J1, Sung M1, Kim Y1, Ham H1, Jeong HS1, Lee J1.

zondag, september 02, 2018

Boekweit bijna rijp

In Bretagne wordt weer meer boekweit geteeld. Logisch voor een landstreek waar zoveel boekweitpannenkoeken, crêpes de blé noir, gegeten worden. Toch komt het meeste boekweitmeel nog steeds van verre Oosterse landen. 

Boekweit  is  sedert  de  Middeleeuwen  als  kultuurplant  in  Europa  bekend.  Van  oorsprong  is  het  kruid  waarschijnlijk  in  zijn  wilde  vorm  afkomstig  uit  China, uit de  provincie  Yunnan,  waar  ook  nu  nog  een  wilde  ondersoort  groeit  (Fagopyrum  esculentum  subspecie  ancestralis).  Tegen  het  einde  van  de  Middeleeuwen  was  het  gewas  over  gans  Europa  verspreid  en  werd  het  vooral  gewaardeerd  voor  zijn  vruchten  (zaden,  graan)  wegens  zijn  hoge  voedingswaarde.  In  de  17°  en  18°  eeuw  werd  het  alleen  nog  beschouwd  als  voeding  voor  de  armere  bevolking.  Als  wetenschappelijke  interessante  geneeskrachtige  plant,  moest  men  wachten  tot  in  de  20°  eeuw.  

Boekweitveld in Bretagne
De  voornaamste  inhoudsstoffen  van  Boekweit  zijn  de  flavonoïden met rutoside als  belangrijkste  vertegenwoordiger.  Door  farmacologische  en  klinische  studies  ontdekte  men  een  vermindering  van  de  capillaire  permeabiliteit,  verbeterde  microcirculatie  in  de  aders,  evenals  oedeem-  en  ontstekingsremmende  werking.  Ook  het  neutraliseren  van  zuurstofradicalen  wordt  toegeschreven  aan  de  werking  van  flavonoïden.  Voor  de  toekomst  is  het  afwachten  op  verder  onderzoek,  in  hoeverre  bioflavonoïden  uit  natuurlijke  voedingsbronnen  zoals  boekweitkruid,  ook  bij  aandoeningen  van  hart-  en  vaatziekten  en  als  bescherming  tegen  kanker,  zijn  nut  kan  bewijzen. Te gebruiken bij
veneuze  aandoeningen  (spataderen,  aambeien),  oedemen,  arteriosclerose. 

Werken  flavonoïden  kankerbeschermend  ? 
Bij  het  uitgebreid  onderzoek  met  flavonoïden  werd  ook  gekeken  of  flavonoïden  anti-mutagene  en  anti-cancerogene  invloed  hebben.  Zo  zijn  er  een  aantal  vaststellingen  over  een  in-vitro-tumorremming  door  flavonoïden.  Quercetine  remt  in-vivo  bepaalde  kinasen,  die  de  celaanmaak  sturen;  ze  hebben  de  mogelijkheid  tumorpromotoren  te  remmen,  en  vertonen  in  hoge  dosis  een  anti-mutageen  effect.  Voor  de  eventuele  inzet  van  flavonoïden  bij  tumortherapie,  moet  er  echter  nog  meer  onderzoek  worden  verricht. 

Vaatvernauwende  activiteit  
Boekweit in bloei
Rutoside  behoort  tot  de  flavonoïden,  welke  de  auto-oxidatie  van  hormonen  zoals  adrenaline  kan  verhinderen.  Door  deze  wisselwerking  verlengt  de  halfwaardetijd  van  het  sympathomimeticum  'adrenaline',  en  daardoor  eveneens  de  vaatvernauwende  werking. 
Remming yan de hyaluronidase.  Hyaluronzuur  is  een  belangrijk  bestanddeel  van  het  basaalmembraan  van  de  vaten  en  oefent  tegelijkertijd  een  permeabiliteitsbarriere  uit.  Bij  ontstekingsreacties  kan  deze  hyaluronzuurstructuur  door  hyaluronidase  enzymatisch  worden  afgebouwd,  waardoor  de  vaatwand  beschadigt.  Rutoside  is  een  remstof  voor  hyaluronidase.  Een  voorbehandeling  met  rutoside  vermindert  de  capillairschade die door  hyaluronidase  kan  ontstaan.

Lichtovergevoelige  effecten  van boekweit  
Bij  paarden,  koeien,  schapen,  geiten  en  varkens  kan  na  het  eten  van  vers  bloeiend  boekweitkruid  en  na  inwerking  van  zonlicht,  vergelijkbaar  met  Sint-janskruid,  een  fotosensibiliserende  reactie  optreden.  Dit  verschijnsel  is  reeds  honderden  jaren  bekend  en  het  ziektebeeld  met  symptomen  zoals  rusteloosheid,  zwellingen  en  ontstekingen  wordt  fagopyrisme  genoemd.  Verantwoordelijk  hiervoor  is  de  stof  fagopyrine  en  verbindingen  hiervan,  die  net  als  hypericine  uit  Sint-janskruid  tot  de  naphthodiantronen  behoort.  Bij  in-vitro  onderzoeken  met  ethanolisch  boekweitextract  (0,5%  fagopyrine)  werd  een  geringe  phototoxiciteit  waargenomen,  vergelijkbaar  met  hypericine.  Een  waterig,  fagopyrine-vrij  extract  vertoonde  geen  photoxiciteit.  Een  phototoxiciteit  is  tot  op  heden  bij  de  mens  nog  niet  vastgesteld.  Als  gevolg  van  de  geringe  wateroplosbaarheid  van  naphthodiantrone  zijn  vergiftigingen  van  bereidingen  met  boekweitkruid  die  in  de  handel  zijn,  in  therapeutische  doseringen,  niet  te  verwachten.

Klinische  studies  
Voor  de  verschillende  hier  geciteerde  farmacologische  werkingen  van  rutoside  en  aanverwante  verbindingen,  bestaan  er  in  de  literatuur  talrijke  bewijzen.  Maar  ook  de  werking  van  boekweitkruid  bij  'chronisch  veneuze  insufficiëntie'  (CVI)  is  op  grond  van  aktuele  klinische  studies  goed  gedocumenteerd:  In  een  gerandomiseerde,  placebo  gecontroleerde  dubbelblinde  studie  kon  men  voor  theebereiding  uit  boekweitkruid,  de  klinische  werking  in  de  zin  van  oedeembescherming  worden  bewezen.  Aan  de  studie  namen  67  patiënten  deel  met  CVI  in  de  stadia  I  en  II.  De  therapie  bestond  in  3  x  dagelijks,  l  filterbuiltje  fagorutine  thee;  als  placebo  diende  een  -rutosidevrije-thee,  bereid  uit  bladeren  van  Malva  (kaasjeskruid).  Het  onderscheid  tussen  de  placebo-  en  de  onderzoeksgroep  (verumgroep),  bedroeg  na  12  weken  proeffase,  meer  dan  100  ml. 

Verdere info. https://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/58199-boekweit-botanisch-en-geschiedkundig-bekeken.html

Rozenbottel ook om te vermageren

En omdat het ook rozenbotteltijd is. Een foto en een moeilijk wetenschappelijk artikel over rozenbottels. 

De rode vruchten van onze inheemse hondsroos, de rozenbottels zijn niet alleen een rijke bron van vitamine C maar bevatten ook veel andere stoffen en stofjes waaronder transtiliroside, een substantie met anti-obese of vermagerend effect.

Remming vetzucht, daling bloedvetten
Uit dieronderzoek is gebleken dat het extract van de vruchten en zaden van hondroos helpt tegen gewichtstoename en toename van buikvet, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas, metabool syndroom en diabetes type 2. Muizen kregen gedurende twee weken een 80% acetonextract toegediend van rozenbottels (50 mg/kg/dag) en rozenbottelzaden (12,5 en 25 mg/kg/dag). Het effect was dat vanaf de vijfde dag het tot een significante remming van gewicht en vetmassa kwam en een significante daling van de bloedspiegels van triglyceriden en vrije vetzuren.

Trans-tiliroside is het belangrijkste bestanddeel in rozenbottel dat verantwoordelijk is voor een krachtige anti-obese werking bij een lage dosering (en daarbij niet giftig is); trans-tilirose is voor zijn werking overigens afhankelijk van andere bestanddelen in rozenbottel. Toediening van trans-tiliroside in een dosis van 0,1-10 mg/kg/dag gedurende 15 dagen leidde bij de proefdieren tot een significant minder sterke toename van de plasmaglucosespiegel na intraperitoneale toediening van glucose (1 g/kg), wat betekent dat trans-tiliroside helpt bij het verbeteren van de glucosetolerantie.

Ook zorgde trans-tiliroside voor toename van de expressie van PPAR-alfa (peroxisome proliferator-activated receptor alfa) mRNA in de lever, wat aangeeft dat de vetstofwisseling wordt gestimuleerd door trans-tiliroside. De onderzoekers stelden vast dat trans-tiliroside een veel sterkere anti-obese werking heeft dan orlistat, een lipaseremmer die de opname van voedingsvetten tegengaat en wel wordt voorgeschreven aan mensen met overgewicht of obesitas.