Achter in onze tuin markeert een oude eik de grens van de bostuin. Het vreemde aan deze boom is, dat de dikke grillige stam niet uit waaiert in een mooie kroon, maar zich opsplitst in verschillende dunne, opschietende stammen. Niet echt een statige eikenboom, maar wel een intrigerende gedaante. Het is net alsof Donar, de god van de donder zelf zich in de eik heeft gebliksemd. De boom lijkt ook wel op een bovenmenselijk wezen.
En blijkbaar leven er in de eik vele sterfelijke en onsterfelijke wezens. Niet alleen de god van de donder heeft er zijn troon, maar volgens vele overleveringen huizen onder de schors ook boomnimfen of dryaden. Een eik mocht ook pas gekapt worden als deze goede geesten de boom hadden verlaten. De hamadryaden waren echter zo sterk met de eik vergroeid dat ze samen met de boom ten onder gingen.
Zo in de schemering, bewegend bij onze oude eik worden ook de bosgeesten in mezelf een voor een zichtbaar.
De Franse schrijver Pierre de Ronsard laat in een elegie Demeter tegen de houthakker zeggen:
"Luister, houthakker, houd stil je arm;
Het zijn niet de bossen die je kapt.
Zie je niet het bloed van de nimfen,
die onder de schors leefden?
Ik vind het heel byzonder. Ik ga er van uit dat alles rondom ons heen dat leeft een ziel heeft. Het mooie ervan is dat je er door kan communiceren. Zo is er ook een esdoorn in mijn tuin gekomen, heel spontaan, ik wilde hem weg doen, maar ik mag het nog niet, het hoort nu bij mijn ontwikkeling..
BeantwoordenVerwijderen