zaterdag, december 02, 2023

Over zilverschoon zomaar

Wilde planten groeien zomaar langs wegkanten. Zichtbaar onzichtbaar voor de meeste mensen en dat is ook goed zo. Maar toch hebben zelfs de onooglijkste planten een verhaal te vertellen. En die verhalen maken deel uit van onze cultuur en zijn dus ook waard om bewaard te worden
. Zilverschoon heeft ook zo'n verhaal en een naam te mooi om waar te zijn. In de Schotse hooglanden, waar het toch al druk is van kabouters en elfjes, is of was Zilverschoonwortel voedsel voor deze magische wezens. Honey under ground of  bread-of-the little people werd het genoemd. De wortels zouden zelfs gekweekt geweest zijn om er een soort meel van te maken. Dus niet direct een magische plant, maar eerder aards voedsel voor hemelse wezens. 

Het woord zilverschoon verwijst naar de zilveren onderkant van de ingesneden bladeren. Deze bladeren kunnen hele tapijtjes vormen langs wilde wegkanten. Ze vermeerderen zich, zoals de aardbeiplant, met bovengrondse uitlopers.  Ook in andere landen bleek die zilveren onderkant op te vallen, wat zich vertaald in namen zoals Argentine en Silverweed (Engeland), Silberkraut (Duitsland) en Argentine (Frankrijk). De Latijnse naam Potentilla betekent niks minder dan kracht of macht, niet direct in de betekenis van seksuele potentie maar als goed geneeskrachtig. De plant bevat net zoals zijn familielid tormentil looistoffen en werd dus ook gebruikt als bloedstelpend middel voor verwondingen en menstruatiebloedingen. Dodoens zegt het weer zo mooi 'ganserick stelpt het bloed, van waar dat het bloeden mag'. Jacobs, om eens een andere onbekende herborist uit de 17de eeuw te citeren, schrijft: ‘Ganserieck of Blick in 't Latijn Argentine...stopt den buikloop en den Stonden der vrouwen, doet ook geronnen bloed scheyden... dient ook om rode lopende ogen te wassen en vuile wonden te zuiveren'. Ik citeer nu wel Jacobs maar in feite kopieerde hij Dodonaeus. Wat zouden ze in die tijd blij geweest zijn met het kopieerhulpje bij uitstek, internet! 

Anserina, het tweede deel van zijn Latijnse naam, verwijst naar de gans (anser), omdat de bladeren door de ganzen graag gegeten werden. Het hele geslacht wordt ook Ganzerik genoemd. Franse volksnamen zijn ook herbe aux oies en patte d'oie. Ganzerik is ook specifiek  de naam voor een mannetjesgans.Volgens de Flora Batava uit 1822 werd de wortel ook gegeten, en dan niet alleen door ganzen en elfjes maar ook door mensen. Hij schrijft 'de wortel heeft een meelachtige smaak, als van de Pastinake’ en werd eertijds in Schotland en Siberien gebruikt, om er brood van te maken'. 

In alle tijden zijn er lieden geweest die te goeder en ter kwader trouw, kruiden wonderbaarlijke eigenschappen hebben toegeschreven. Het is eeuwig menselijk, we zijn ook nu nog op zoek naar het middel tegen alle kwalen. Een zekere Roozestein heeft ooit ook de Anserina tot wondermiddel verklaard. Oskamp in zijn Artsenijgewassen zegt daarover ‘Door Roozenstein, die met een afkooksel van dit kruid bijna wonderen gedaan heeft, wierd deze plant in grote waarde gehouden, doch, daar niet allen even gelukkig hier mede geslaagd zijn, wordt zij hedendaags (1796) zeer zelden meer voorgeschreven’. Broeder Aloysius in zijn 'Troost der zieken' van 1973 gebruikt nog steeds Ganzerik als eerste naam, maar vermeldt ook Zilverkruid en Krampkruid, 'krampen in maag en darm worden gemakkelijk door dit eenvoudig kruid genezen', zelden zal men ondervinden, dat dit drankje niet onmiddellijk hulp verleent', schrijft hij.

In mijn eigen opleiding, ondertussen ook al historisch lang geleden, werd Anserina natuurlijk als looistofplant besproken maar belangrijker was zijn krampwerende werking, waardoor zilverschoon niet alleen voor de maag maar vooral ook voor pijnlijke menstruatie geadviseerd werd. Het is geen hormonale plant, maar kan wel goed samen met echte hormonale planten zoals Vitex, Cimicifuga en Alchemilla in kruidenthee of tinctuur verwerkt worden om menstruatiepijn te verlichten.

Namen bij Dodoens: In Latijn wordt dit cruyt nu ter tijt gheheeten Potentilla en Argentina/ en van sommighen Agrimonia sylvestris oft Tanacetum sylvestre. In Hoochduytsch/ Grensich/ Grensing/ oft Genserich/ende daer naer in Latijn Anserina. In Neerduytsch Ganserick en Argentine. In Franchois Argentine/ bec dOye/ ou Tanaise saulvage. Frans: Potentille des oies Engels: Silverweed Duits: Gänseric



Enkele wetenschappelijke onderzoeken laten ook zien dat zelfs de wortel van Potentilla anserina  mogelijk ook vele andere werkingen bezit oa  slijmoplossend en hoestdempend is.

Food Funct. 2017 Oct 18;8(10):3636-3646. 
Protective effect of Potentilla anserina polysaccharide on cadmium-induced nephrotoxicity in vitro and in vivo. Shen R1, Liu D, Hou C, Liu D, Zhao L, Cheng J, Wang D, Bai D.
The aim of this research was to investigate the antioxidant and anti-apoptotic activities of Potentilla anserina polysaccharide (PAP) on kidney damage induced by cadmium (Cd) in vitro and in vivo. PAP has been suggested to have anti-oxidation, anti-apoptosis, immunoregulation, antimicrobial, antitussive, and expectorant abilities. In this study, PAP was extracted and the major components of PAP were analyzed. It was shown that PAP pretreatment remarkably improved redox homeostasis, both in human embryonic kidney 293 (HEK293) cells and in BALB/c mice. Administration of PAP attenuated the mitochondrial dysfunction, degeneration, and fibrosis of kidney induced by Cd. Furthermore, PAP exhibited anti-apoptotic activity, which involved regulating both the mitochondria-mediated intrinsic apoptotic pathway and the death receptor-initiated extrinsic pathway. These results suggest that PAP is a potential therapeutic agent for Cd-induced nephrotoxicity.

Pharm Biol. 2016;54(5):807-11. 2015 Dec 22.
Antitussive and expectorant activities of Potentilla anserina.Guo T1,2, Qing Wei J1,2, Ping Ma J1,2.
Context The root of Potentilla anserina L. (Rosaceae) is an herbal medicine that has been used as an antitussive and expectorant drug for thousands of years in Chinese folk medicine.
OBJECTIVE:
This study estimated the antitussive and expectorant effects of P. anserina extract to validate its traditional use. Materials and methods The antitussive and expectorant activities of the ethanol extract, aqueous extract, and polysaccharides from P. anserina were evaluated using classical animal models. Results The results showed that in three antitussive tests, the aqueous extract and polysaccharides at high and low doses significantly inhibited the frequency of cough induced by ammonia and sulfur dioxide in mice and by citric acid in guinea pigs, and increased the latent period of cough in guinea pigs. Similarly, the aqueous extract and polysaccharides also showed significant expectorant activity compared with the control in phenol red secretion experiments. Polysaccharides at dose of 600 mg/kg enhanced tracheal phenol red output by 121.1%, the ammonium chloride (positive control) at dose of 1000 mg/kg by 117.4%. However, the ethanol extract at a high dose (600 mg/kg) has antitussive activity only in the sulfur dioxide induced coughing test. Moreover, the polysaccharides at the same dose showed better bioactivity than the aqueous extract in all tests. Discussion and conclusion The results of the present study provide evidence that P. anserina can be used as an antitussive and expectorant herbal medicine and that polysaccharides may be the main active ingredients of P. anserina responsible for its bioactivities.

J Ethnopharmacol. 2009 Mar 18;122(2):184-204. 2008 Dec 27. Potentilla--a review of its phytochemical and pharmacological profile.
The genus Potentilla is a member of the family Rosaceae, subfamily Rosoideae, which is mainly distributed in temperate, arctic and Alpine zones of the Northern hemisphere. This genus has been known since ancient times for its curative properties. Extracts of the aerial and/or underground parts have been applied in traditional medicine for the treatment of inflammations, wounds, certain forms of cancer, infections due to bacteria, fungi and viruses, diarrhoea, diabetes mellitus and other ailments. This comprehensive review provides a botanical description of Potentilla species and their phytochemical constituents in the aerial and underground parts. In vitro and in vivo pharmacological studies are reviewed and discussed, focussing on antidiarrhoic, anti-ulcerogenic, anti-neoplastic, antiviral and antimicrobial, antihyperglycemic, anti-inflammatory, spasmolytic, hepatoprotective and antioxidative activities of Potentilla species. Most of the pharmacological effects can be explained by the high amount of tannins and to a lesser extent by triterpenes, present in all plant parts. However, future efforts should concentrate more on in vitro and in vivo studies and also on clinical trials in order to confirm traditional wisdom in the light of a rational phytotherapy. Especially the efficacy of Potentilla erecta rhizome extracts in the treatment of colitis ulcerosa and of viral infections should be further substantiated in clinical studies.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.