Veel planten van de Borago officinalis hebben we dit jaar niet de tuin. Nochtans is het een zeer makkelijke zaaier, maar ook planten gaan hun eigen weg. Al maakt dat ene bloemetje, in tegenlicht gefotografeerd, voor mij veel goed. Een wonder van lichtheid. Het ver-wondert mij dan ook niet dat bernagie vroeger tegen zwaarwichtigheid of te wel melancholie gebruikt werd.
Naam
De naam bernage, bernagie en het frans bourrache zijn afkomstig van het middeleeuws latijn borrago en van arabisch abū ʽaraq, de vader van het zweet; de plant werd gebruikt om het zweten te bevorderen. Plinius noemde het Euphrosynon omdat het vrolijk maakt. En Dodonaeus zegt 'Van dit kruid en van zijn bloemen schrijft men dat als je ze in wijn legt en daarvan drinkt dat het de mensen vrolijk en blij maakt en alle droefheid, zwaarmoedigheid en melancholie verdrijft'.
Veel wetenschappelijk onderzoek naar het medicinaal gebruik van de plant is er niet en dat onderzoek is dan nog negatief ook, het blad bevat pyrrolizidine-alkaloïden die lange tijd ingenomen levercellen kunnen beschadigen. Alleen de vette olie uit de zaden is de laatste jaren bekend geraakt omwille van de aanwezige omega-6-vetzuren, o.a goed voor de huid.
Ik geloof zelf wel, ik zeg geloven, in de 'vrolijkmakende' werking van de bernagie, misschien kunnen we alleen de blauwe bloemen gebruiken om er een soort verdunde tinctuur mee te maken. Zijn er sombere mensen die het eens willen uitproberen?
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/leven/40934-bernagie-tegen-melancholie.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/borago-officinalis-bernagie
woensdag, augustus 27, 2014
maandag, augustus 25, 2014
Wie eet onze hazelnoten?
In de tuin geniet ik van een dubbele rij oude hazelaars die een holle weg omzomen. Mysterieus en bijzonder, alleen van de hazelnoten zelf kan ik niet genieten. Nootjes genoeg maar schijn bedriegt want in het harde omhulsel bevindt zich geen zachte inhoud. Leeg. De dader van dienst zou volgens deskundigen de hazelnootboorder moeten zijn. Een kever met als wetenschappelijke naam Balaninus nucum.
De kever zet in de maand Mei een eitje af in de jonge hazelnoten. De witte bruinkoppige larven vreten de vruchten hol. De vruchten vallen vroegtijdig af en de larven overwinteren twee tot drie jaar in de grond tussen de wortels van de struiken.
Hoe kan ik nu zorgen voor gezonde, gevulde hazelnoten? Verzamel en vernietig de aangetaste (afgevallen) noten, lees ik. Ik zie me al bezig onder die honderd struiken duizenden hazelnoten op te rapen en te vernietigen.
Kippen laten scharrelen onder de struiken, is al een beter advies. Maar toch.... Op lange termijn zou de schade ook te beperken zijn door het gebruik van aaltjes/nematoden (Heterorhabditis bacteriophora). In juli zou ik dan aaltjes moeten strooien. Eerlijk gezegd zie ik dat soort ingrepen helemaal niet zitten. Zouden die kevers niet vanzelf verdwijnen en waarom komen die aaltjes niet op die lekkere maden af?
Ik ben een aantal van die oude hazelaars aan het snoeien, mogelijk verdwijnen de kevers dan vanzelf. En.. heb ik mooi hout voor onze Tullikivikachel. En verder blijf ik natuurlijk genieten van die hazelaar holle weg.
Meer over de hazelaar op https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/coryllus-avellana-hazelaar
De kever zet in de maand Mei een eitje af in de jonge hazelnoten. De witte bruinkoppige larven vreten de vruchten hol. De vruchten vallen vroegtijdig af en de larven overwinteren twee tot drie jaar in de grond tussen de wortels van de struiken.
Hoe kan ik nu zorgen voor gezonde, gevulde hazelnoten? Verzamel en vernietig de aangetaste (afgevallen) noten, lees ik. Ik zie me al bezig onder die honderd struiken duizenden hazelnoten op te rapen en te vernietigen.
Kippen laten scharrelen onder de struiken, is al een beter advies. Maar toch.... Op lange termijn zou de schade ook te beperken zijn door het gebruik van aaltjes/nematoden (Heterorhabditis bacteriophora). In juli zou ik dan aaltjes moeten strooien. Eerlijk gezegd zie ik dat soort ingrepen helemaal niet zitten. Zouden die kevers niet vanzelf verdwijnen en waarom komen die aaltjes niet op die lekkere maden af?
Ik ben een aantal van die oude hazelaars aan het snoeien, mogelijk verdwijnen de kevers dan vanzelf. En.. heb ik mooi hout voor onze Tullikivikachel. En verder blijf ik natuurlijk genieten van die hazelaar holle weg.
Meer over de hazelaar op https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/coryllus-avellana-hazelaar
vrijdag, augustus 22, 2014
Kruidenstage: Daoulas en hallucinogenen
Zaad verzameld bij Daoulas. Bessen van de wolfskers, zaad van bilzenkruid, ashwaganda, white sage, Epazote (chenopodium ambrosoïdes), dragonafrikaantjes en nog veel meer....
Natuurlijk komen de bezoekers naar Daoulas om de Romeinse ruïnes van de abdij te bezoeken en om de kapel en de fontein te bewonderen ... Maar wij komen vooral voor de kruidentuinen. Op twee niveaus vinden we hier niet minder dan 250 soorten therapeutische, aromatische en exotische kruiden .. Naast de klassieke en goed verzorgde kruidentuin vinden we een terras hoger een collectie zeldzamere, magische of zoals je wilt giftige planten. Deze echte heksenkruiden staan mooi bij mekaar, maar worden hier zeker niet als hallucinogeen of giftig aangekondigd. Maar ...wij weten wel beter, wij worden al high van ze te zien alleen. Belladonna met blote, donkere en verleidelijk glimmende bessen, de bescheiden rijpe zaaddozen van het bilzenkruid en natuurlijk ook de stekelige zaaddozen van de doornappel. Maar er is meer, we zien de klimmende winde met zijn blauw verlokkende bloemen bekend bij Zuid Amerikaanse volkeren om zijn 'spirituele' werking. Olioliuqui of Turbina corymbosa wordt hij genoemd. Het mexicaanse "ololiuqui" verwijst naar de zaden.
Ololiuqui
Een van de eerste beschrijvingen en illustratie van ololiuqui is afkomstig van Francisco Hernandez, een Spaanse arts die tussen 1570 en 1575 in opdracht van Philip II uitgebreid onderzoek deed naar de flora en fauna in Mexico. In zijn beroemde 'Rerum medicarum Novae Hispaniae thesaurus, seu plantarum, animalium, mineralium mexicanorum historia' uitgebracht in 1651 in Rome, beschreef en benoemt Hernandez ololiuqui in het deel "De Oliliuhqui, seu planta orbicularium foliorum".In zijn werk beweert Hernandez dat priesters de ololiuqui aten en in een delirium raakten, waarin ze berichten uit het bovennatuurlijke ontvingen en communiceerden met hun goden. Volgens hem kregen de priesters visioenen en kregen ze onder invloed van het middel de vreselijkste hallucinaties.
Als we de schrijvers van destijds mogen geloven, zou ololiuqui veelvuldig gebruikt geweest zijn in de valleien van Mexico, voordat de Spanjaarden arriveerden. De plant lijkt zelfs van groter belang te zijn geweest dan peyote of psilocybine-paddenstoelen. Ook werd het veel toegepast voor medicinale doeleinden. Ololiuqui werd gebruikt om winderigheid te genezen, als medicijn tegen geslachtsziekten, als pijnbestrijding en om tumoren te laten verdwijnen. Er werd aangenomen dat Ololiuqui een spirituele energie bevat, waardoor de plant wonderen kon verrichten. En dat soort planten staat hier zo maar te pronken in de abdijtuin van Daoulas.
Over Daoulas en zijn abdij
Un cloître roman unique en Bretagne et sa vasque remarquable, la fontaine et l’oratoire du 16e siècle, l’abbatiale du 12e siècle : l’ensemble témoigne de la splendeur initiale du site.
Ancien monastère, régi à partir du 12e siècle par les chanoines réguliers de l’ordre de Saint-Augustin, l’Abbaye de Daoulas domine la petite ville de Daoulas, autrefois port stratégique entre le Léon et la Cornouaille.
L’origine de l’abbaye remonterait, selon la légende, à l’an 510 mais les premiers documents connus, datés du 12e siècle, attestent de sa fondation en 1167 par le vicomte du Léon. Après une longue période de prospérité, les bâtiments, vendus à la Révolution, tombent dans le domaine privé, hormis l’abbatiale devenue église paroissiale.
L’Abbaye de Daoulas possède le privilège, rare, de cumuler les centres d’intérêt : le charme des jardins et leur diversité botanique, la grande qualité patrimoniale du site et la découverte des cultures lointaines ou disparues à la faveur d’expositions centrées sur l’ailleurs, thème sensible depuis toujours en ce pays de voyageurs.
Over Ololiuqui https://sites.google.com/site/kruidwis/hallucinogen/turbina
Over de abdij http://www.cdp29.fr/fr/presentation-daoulas
Natuurlijk komen de bezoekers naar Daoulas om de Romeinse ruïnes van de abdij te bezoeken en om de kapel en de fontein te bewonderen ... Maar wij komen vooral voor de kruidentuinen. Op twee niveaus vinden we hier niet minder dan 250 soorten therapeutische, aromatische en exotische kruiden .. Naast de klassieke en goed verzorgde kruidentuin vinden we een terras hoger een collectie zeldzamere, magische of zoals je wilt giftige planten. Deze echte heksenkruiden staan mooi bij mekaar, maar worden hier zeker niet als hallucinogeen of giftig aangekondigd. Maar ...wij weten wel beter, wij worden al high van ze te zien alleen. Belladonna met blote, donkere en verleidelijk glimmende bessen, de bescheiden rijpe zaaddozen van het bilzenkruid en natuurlijk ook de stekelige zaaddozen van de doornappel. Maar er is meer, we zien de klimmende winde met zijn blauw verlokkende bloemen bekend bij Zuid Amerikaanse volkeren om zijn 'spirituele' werking. Olioliuqui of Turbina corymbosa wordt hij genoemd. Het mexicaanse "ololiuqui" verwijst naar de zaden.
Ololiuqui
Een van de eerste beschrijvingen en illustratie van ololiuqui is afkomstig van Francisco Hernandez, een Spaanse arts die tussen 1570 en 1575 in opdracht van Philip II uitgebreid onderzoek deed naar de flora en fauna in Mexico. In zijn beroemde 'Rerum medicarum Novae Hispaniae thesaurus, seu plantarum, animalium, mineralium mexicanorum historia' uitgebracht in 1651 in Rome, beschreef en benoemt Hernandez ololiuqui in het deel "De Oliliuhqui, seu planta orbicularium foliorum".In zijn werk beweert Hernandez dat priesters de ololiuqui aten en in een delirium raakten, waarin ze berichten uit het bovennatuurlijke ontvingen en communiceerden met hun goden. Volgens hem kregen de priesters visioenen en kregen ze onder invloed van het middel de vreselijkste hallucinaties.
Als we de schrijvers van destijds mogen geloven, zou ololiuqui veelvuldig gebruikt geweest zijn in de valleien van Mexico, voordat de Spanjaarden arriveerden. De plant lijkt zelfs van groter belang te zijn geweest dan peyote of psilocybine-paddenstoelen. Ook werd het veel toegepast voor medicinale doeleinden. Ololiuqui werd gebruikt om winderigheid te genezen, als medicijn tegen geslachtsziekten, als pijnbestrijding en om tumoren te laten verdwijnen. Er werd aangenomen dat Ololiuqui een spirituele energie bevat, waardoor de plant wonderen kon verrichten. En dat soort planten staat hier zo maar te pronken in de abdijtuin van Daoulas.
Over Daoulas en zijn abdij
Un cloître roman unique en Bretagne et sa vasque remarquable, la fontaine et l’oratoire du 16e siècle, l’abbatiale du 12e siècle : l’ensemble témoigne de la splendeur initiale du site.
Ancien monastère, régi à partir du 12e siècle par les chanoines réguliers de l’ordre de Saint-Augustin, l’Abbaye de Daoulas domine la petite ville de Daoulas, autrefois port stratégique entre le Léon et la Cornouaille.
L’origine de l’abbaye remonterait, selon la légende, à l’an 510 mais les premiers documents connus, datés du 12e siècle, attestent de sa fondation en 1167 par le vicomte du Léon. Après une longue période de prospérité, les bâtiments, vendus à la Révolution, tombent dans le domaine privé, hormis l’abbatiale devenue église paroissiale.
L’Abbaye de Daoulas possède le privilège, rare, de cumuler les centres d’intérêt : le charme des jardins et leur diversité botanique, la grande qualité patrimoniale du site et la découverte des cultures lointaines ou disparues à la faveur d’expositions centrées sur l’ailleurs, thème sensible depuis toujours en ce pays de voyageurs.
Over Ololiuqui https://sites.google.com/site/kruidwis/hallucinogen/turbina
Over de abdij http://www.cdp29.fr/fr/presentation-daoulas
woensdag, augustus 20, 2014
Saint Michel de Brasparts, heide en duivelsnaaigaren
We wandelen tijdens onze kruidenstage naar het hoogste punt van Bretagne in de Mont d'Arrée: de Saint Michel de Brasparts.
Het is hier heidegebied zo ver als we kunnen zien met in de verte het stuwmeer van Saint Michel. De bloeiende dophei zet de hele omgeving in een rooie gloed. We beklimmen de berg naar de kapel, maar snuffelen ondertussen wel tussen de heide door naar andere mini-plantjes en zo ontdekken we ook ogentroost en warkruid. Hoogst waarschijnlijk is het hier klein warkruid (Cuscuta epithymum) met rode, zeer fijne wriemelende draden. De plant heeft geen bladgroen en zoekt zijn voedsel dan ook op andere planten. Wanneer deze plantjes in het voorjaar ontkiemen, bevat de kiem nog enig bladgroen. De kiemplanten gaan echter zo gauw mogelijk op zoek naar een waardplant, winden zich om de stengel en dringen met boorwortels het vaatstelsel van de gastheer binnen. Vanaf dat ogenblik is de plant een parasiet en ‘steelt’ hij zijn voedingsstoffen. Eigen bladgroen is dan niet meer nodig. Vandaar die roze tot rode stengels. Hij kan zich nu optimaal ontwikkelen, vertakt zich, bloeit met kleine roze bloemetjes die in een soort bolletje bij elkaar staan en zet zaad. De zaadverspreiding gebeurt via regenwater, of via de maag en uitwerpselen van dieren die van de waardplant eten.
Als herborist zoekt ik natuurlijk naar het gebruik van planten door de mens. Warkruid wil ik niet echt gebruiken. Te weinig opbrengst maar vooral te zeldzaam om zo'n kleinood te plukken. Toch werd het reeds bij Dioscorides vermeld onder de naam epithymon. De Latijnse soortnaam van het Klein warkruid, epithymum is gevormd uit epi: op, en thymus: tijm; dus een op tijm woekerende plant.
Vele volksnamen gelden vaak voor meerdere soorten van een geslacht en zo duidt men met Duivelsnaaigaren alle soorten van Cuscuta aan. Een plant die ogenschijnlijk bestaat uit draadvormige stengels moest wel iets te maken hebben met de duivel, temeer omdat zij nog ten koste van een andere plant leven. Wat was eenvoudiger dan in de stengels het naaigaren van de duivel te zien? Ook Dodonaeus noemde Warkruid: Duyvelsnaeygaren en zelfs Schurft.
Medicinaal vinden we onder meer de Warkruiden vermeld als goed om de urine af te drijven en als purgeermiddel, en zelfs bij vallende ziekte, zwaarmoedigheid, hondsdolheid. Dodonaeus raadt het Klein warkruid aan bij gebreken van de milt en het Groot warkruid ‘om de ghebreken van de lever te ghenesen.’ Interessant is ook dat hij er dezelfde werkingen aan toeschreef als die van de waardplant. 'Schurft is goed tegen de oude koortsen en tegen de geelzucht, vooral diegene die op het hoppekruid of in het vlas groeit. Andere schurften zijn van werking net als de kruiden waar het op groeit'.
Over warkruid: https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/cuscuta-sp-warkruid
http://www.bretagne-vakantie.com/ideeen/beleef-een-bretonse-ervaring/bij-zonsopgang-op-de-toppen-
Over een vorige stage: http://plazilla.com/page/4295072704/dagboek-herborist-kruidenstage-bretagne
Het is hier heidegebied zo ver als we kunnen zien met in de verte het stuwmeer van Saint Michel. De bloeiende dophei zet de hele omgeving in een rooie gloed. We beklimmen de berg naar de kapel, maar snuffelen ondertussen wel tussen de heide door naar andere mini-plantjes en zo ontdekken we ook ogentroost en warkruid. Hoogst waarschijnlijk is het hier klein warkruid (Cuscuta epithymum) met rode, zeer fijne wriemelende draden. De plant heeft geen bladgroen en zoekt zijn voedsel dan ook op andere planten. Wanneer deze plantjes in het voorjaar ontkiemen, bevat de kiem nog enig bladgroen. De kiemplanten gaan echter zo gauw mogelijk op zoek naar een waardplant, winden zich om de stengel en dringen met boorwortels het vaatstelsel van de gastheer binnen. Vanaf dat ogenblik is de plant een parasiet en ‘steelt’ hij zijn voedingsstoffen. Eigen bladgroen is dan niet meer nodig. Vandaar die roze tot rode stengels. Hij kan zich nu optimaal ontwikkelen, vertakt zich, bloeit met kleine roze bloemetjes die in een soort bolletje bij elkaar staan en zet zaad. De zaadverspreiding gebeurt via regenwater, of via de maag en uitwerpselen van dieren die van de waardplant eten.
Als herborist zoekt ik natuurlijk naar het gebruik van planten door de mens. Warkruid wil ik niet echt gebruiken. Te weinig opbrengst maar vooral te zeldzaam om zo'n kleinood te plukken. Toch werd het reeds bij Dioscorides vermeld onder de naam epithymon. De Latijnse soortnaam van het Klein warkruid, epithymum is gevormd uit epi: op, en thymus: tijm; dus een op tijm woekerende plant.
Vele volksnamen gelden vaak voor meerdere soorten van een geslacht en zo duidt men met Duivelsnaaigaren alle soorten van Cuscuta aan. Een plant die ogenschijnlijk bestaat uit draadvormige stengels moest wel iets te maken hebben met de duivel, temeer omdat zij nog ten koste van een andere plant leven. Wat was eenvoudiger dan in de stengels het naaigaren van de duivel te zien? Ook Dodonaeus noemde Warkruid: Duyvelsnaeygaren en zelfs Schurft.
Medicinaal vinden we onder meer de Warkruiden vermeld als goed om de urine af te drijven en als purgeermiddel, en zelfs bij vallende ziekte, zwaarmoedigheid, hondsdolheid. Dodonaeus raadt het Klein warkruid aan bij gebreken van de milt en het Groot warkruid ‘om de ghebreken van de lever te ghenesen.’ Interessant is ook dat hij er dezelfde werkingen aan toeschreef als die van de waardplant. 'Schurft is goed tegen de oude koortsen en tegen de geelzucht, vooral diegene die op het hoppekruid of in het vlas groeit. Andere schurften zijn van werking net als de kruiden waar het op groeit'.
Over warkruid: https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/cuscuta-sp-warkruid
http://www.bretagne-vakantie.com/ideeen/beleef-een-bretonse-ervaring/bij-zonsopgang-op-de-toppen-
Over een vorige stage: http://plazilla.com/page/4295072704/dagboek-herborist-kruidenstage-bretagne
zondag, augustus 17, 2014
Chaos de Saint Herbot
Toch nog eens op zoek naar de chaos de Saint Herbot, een chaos van rotsblokken waar de Ellez-rivier onder en over vloeit.
Een geheime plek, ook al omdat het hele gebied afgesloten is, eigendom van de elektriciteitsmaatschappij EDF en dus 'défence d'entrée'.
Een magische plek, ooit ontheiligd door de aanleg van een kleine stuwdam maar ondertussen toch weer in bezit genomen door de natuur. Ik stop bij het ondoordringbare ijzeren hek, gelukkig is er naast het hek een gemakkelijke doorgang en verder zelfs een breed grindpad naar boven. Na een kwartier wandelen en boven gekomen hoor ik het dreigend maar toch lokkend geraas van water. Het geluid wordt steeds sterker maar er is nog steeds geen water te zien en dan als een spookverschijning diep onder mij tussen het gebladerte van kastanjebomen en eiken het schuimbekkend water, de rotsen, het glimmend groen. La cascade de Saint-Herbot.
Onésime Reclus décrit ainsi la cascade en 1899 : « L'Éllez, quittant tout à coup le plateau supérieur, la brande et bouillie de Saint-Michel, s'emprisonne dans un bousculis de roches granitiques ; elle cesse de couler, murmurante à peine, pour bondir en grondant et s'affaler de 70 mètres, tantôt cascade et tantôt rapide, du haut en bas d'une dégringolade de roches monstrueuses, les unes chauves et à peine ombrées de mousse, les autres sylvestres ou tout au moins enlierrées et broussailleuses. »
Charles Le Goffic la décrivit ainsi dans Croc d'argent en 1922 :
"J'évoque Saint-Herbot au pied de sa cascade,
Le cancel dont un ange a ciselé l'arcade,
La table aux crins, naïf hommage des pastours,
Le Rusquec et ses bois, et sa vasque, et ses tours,
Et le val d'Éllez, plein d'odorantes bouffées,
Où l'on marche ébloui dans un conte de fée."
Une légende explique ainsi la présence des innombrables rochers que l'on voit au niveau de la cascade de Saint-Herbot : un géant auquel le seigneur du Rusquec, ennemi de saint Herbot, avait rendu service, voulut le remercier ; il prit tous les blocs qui couvraient la montagne du Rusquec et les jeta dans la rivière qui passait devant la demeure de l'ermite, pensant qu'ils y formeraient une cascade bruyante qui couvrirait sa voix .
Een geheime plek, ook al omdat het hele gebied afgesloten is, eigendom van de elektriciteitsmaatschappij EDF en dus 'défence d'entrée'.
Een magische plek, ooit ontheiligd door de aanleg van een kleine stuwdam maar ondertussen toch weer in bezit genomen door de natuur. Ik stop bij het ondoordringbare ijzeren hek, gelukkig is er naast het hek een gemakkelijke doorgang en verder zelfs een breed grindpad naar boven. Na een kwartier wandelen en boven gekomen hoor ik het dreigend maar toch lokkend geraas van water. Het geluid wordt steeds sterker maar er is nog steeds geen water te zien en dan als een spookverschijning diep onder mij tussen het gebladerte van kastanjebomen en eiken het schuimbekkend water, de rotsen, het glimmend groen. La cascade de Saint-Herbot.
Romantische afbeelding van de chaos de St Herbot |
Onésime Reclus décrit ainsi la cascade en 1899 : « L'Éllez, quittant tout à coup le plateau supérieur, la brande et bouillie de Saint-Michel, s'emprisonne dans un bousculis de roches granitiques ; elle cesse de couler, murmurante à peine, pour bondir en grondant et s'affaler de 70 mètres, tantôt cascade et tantôt rapide, du haut en bas d'une dégringolade de roches monstrueuses, les unes chauves et à peine ombrées de mousse, les autres sylvestres ou tout au moins enlierrées et broussailleuses. »
Charles Le Goffic la décrivit ainsi dans Croc d'argent en 1922 :
"J'évoque Saint-Herbot au pied de sa cascade,
Le cancel dont un ange a ciselé l'arcade,
La table aux crins, naïf hommage des pastours,
Le Rusquec et ses bois, et sa vasque, et ses tours,
Et le val d'Éllez, plein d'odorantes bouffées,
Où l'on marche ébloui dans un conte de fée."
Une légende explique ainsi la présence des innombrables rochers que l'on voit au niveau de la cascade de Saint-Herbot : un géant auquel le seigneur du Rusquec, ennemi de saint Herbot, avait rendu service, voulut le remercier ; il prit tous les blocs qui couvraient la montagne du Rusquec et les jeta dans la rivière qui passait devant la demeure de l'ermite, pensant qu'ils y formeraient une cascade bruyante qui couvrirait sa voix .
vrijdag, augustus 15, 2014
Uhel varr, Viscum album in de Bretoense mythes
Nog op zoek naar mythische verhalen over planten in Bretagne kom ik via vele internetomwegen ook terecht in de merkwaardige kapel van Saint Herbot en zijn leespupiter met de afbeelding van een jongeling 'sous une sorte de verrière, ornée avec des branches de gui'. Gui, Uhel varr, maretak wat anders, de meest mythische plant in het mythische Bretagne.
Un lutrin de la chapelle de Saint Herbot. Le premier de ces figures est celui d'un jeune homme se tenant sous une sorte de verrière, ornée avec des branches de gui.
Le mythe du rameau de gui.
Si le Breton moderne nomme le gui "uhel varr": "haute branche", les autres langues celtiques, comme l'Irlandais ou le gaélique d' Ecosse ont gardé dans le vocabulaire populaire la tournure "qui guérit tout"
On ne trouve pas de gui sur les pommiers et les peupliers au Huelgoat mais à Poullaouen ,il est très peu endémique dans le Finistère.
Le rameau d'or est à rapprocher du rameau vert, qui est un symbole universel de régénérescence et d'immortalité. Le rameau d'or est la branche de gui, dont les feuilles vert pâle se dorent à la saison nouvelle. Aussi. sa cueillette coïncide-t-elle avec la naissance de l'année. Au gui l'an neuf\
Le nom même des druides se compose des deux racines dru-vud. Qui ont le sens de force et de sagesse ou de connaissance, et qui sont représentées par le chêne* et le gui*. Le druide est donc le gui et le chêne, c'est-à-dire la sagesse unie à la force, ou l’autorité sacerdotale investie d'un pouvoir temporel. La conjonction gui-chêne indique que les deux venus demeurent indistinctes dans le même individu. Guénon a incidemment remarqué que ce symbolisme était exactement semblable à celui du sphinx égyptien, tête humaine et corps de lion, symboles de sagesse et de force
Bien que la tradition gréco-romaine n'ait pas connu de modèle du rameau d'or, Virgile place un tel rameau dans la main d'Ênée. Pour la descente aux Enfers: Un rameau, dont la souple baguette et les feuilles d'or, se cache dans un arbre touffu, consacré à la Junon infernale. Tout un bouquet de bois le protège, et l'obscur vallon l'enveloppe de son ombre. Mais il est impossible de pénétrer sous les profondeurs de la terre avant d'avoir détaché de l'arbre la branche au feuillage d'or... Ènée. guidé par deux colombes, se met à la recherche de l'arbre au rameau d'or dans les grands bois et soudain le découvre dans des gorges profondes. (Enéide, chant VI 01. traduction de A. Bellesson).
Muni de ce précieux rameau, il pourra désormais visiter les Enfers. Jean Beaujeu note à propos de ces textes de l’Enéide que la mythologie du gui, très pauvre en Italie était riche dans les pays celtiques et germaniques ;le gui passait pour avoir une puissance magique: II permet d'ouvrir le monde souterrain, éloigne les démons, confère l'immortalité et, détail propre aux Latins, est inattaquable au feu. Tout « passe comme si Virgile avait adopté un thème de son pays natal (la plaine du Pô avait été occupée pendant plusieurs siècles par les Celtes), en lui donnant un caractère latin par la consécration à Proserpine.
Un rite de la cueillette du gui est à observer: le rameau ne devait pas être coupé avec un tranchant de fer. L'usage du fer est interdit dans la plupart des rites religieux, car il est censé chasser les esprits ; il ôterait au rameau de gui ses propriétés magiques. Aussi les druides ne le cueillaient-ils qu'avec une faucille d'or.
Le rameau d'or est le symbole de cette lumière, qui permet d'explorer les sombres cavernes des enfers sans péril et sans y perdre son âme. Force, sagesse et connaissance.
Dictionnaire des symboles ( Mythes, rêves, coutumes, gestes, formes, figures, couleurs, nombres Alain Gheerbrant, Jean Chevalier)
http://an-uhelgoad.franceserv.com/lutrin.htm#lutrin
Un lutrin de la chapelle de Saint Herbot. Le premier de ces figures est celui d'un jeune homme se tenant sous une sorte de verrière, ornée avec des branches de gui.
Le mythe du rameau de gui.
Si le Breton moderne nomme le gui "uhel varr": "haute branche", les autres langues celtiques, comme l'Irlandais ou le gaélique d' Ecosse ont gardé dans le vocabulaire populaire la tournure "qui guérit tout"
On ne trouve pas de gui sur les pommiers et les peupliers au Huelgoat mais à Poullaouen ,il est très peu endémique dans le Finistère.
Le rameau d'or est à rapprocher du rameau vert, qui est un symbole universel de régénérescence et d'immortalité. Le rameau d'or est la branche de gui, dont les feuilles vert pâle se dorent à la saison nouvelle. Aussi. sa cueillette coïncide-t-elle avec la naissance de l'année. Au gui l'an neuf\
Le nom même des druides se compose des deux racines dru-vud. Qui ont le sens de force et de sagesse ou de connaissance, et qui sont représentées par le chêne* et le gui*. Le druide est donc le gui et le chêne, c'est-à-dire la sagesse unie à la force, ou l’autorité sacerdotale investie d'un pouvoir temporel. La conjonction gui-chêne indique que les deux venus demeurent indistinctes dans le même individu. Guénon a incidemment remarqué que ce symbolisme était exactement semblable à celui du sphinx égyptien, tête humaine et corps de lion, symboles de sagesse et de force
Bien que la tradition gréco-romaine n'ait pas connu de modèle du rameau d'or, Virgile place un tel rameau dans la main d'Ênée. Pour la descente aux Enfers: Un rameau, dont la souple baguette et les feuilles d'or, se cache dans un arbre touffu, consacré à la Junon infernale. Tout un bouquet de bois le protège, et l'obscur vallon l'enveloppe de son ombre. Mais il est impossible de pénétrer sous les profondeurs de la terre avant d'avoir détaché de l'arbre la branche au feuillage d'or... Ènée. guidé par deux colombes, se met à la recherche de l'arbre au rameau d'or dans les grands bois et soudain le découvre dans des gorges profondes. (Enéide, chant VI 01. traduction de A. Bellesson).
Muni de ce précieux rameau, il pourra désormais visiter les Enfers. Jean Beaujeu note à propos de ces textes de l’Enéide que la mythologie du gui, très pauvre en Italie était riche dans les pays celtiques et germaniques ;le gui passait pour avoir une puissance magique: II permet d'ouvrir le monde souterrain, éloigne les démons, confère l'immortalité et, détail propre aux Latins, est inattaquable au feu. Tout « passe comme si Virgile avait adopté un thème de son pays natal (la plaine du Pô avait été occupée pendant plusieurs siècles par les Celtes), en lui donnant un caractère latin par la consécration à Proserpine.
Un rite de la cueillette du gui est à observer: le rameau ne devait pas être coupé avec un tranchant de fer. L'usage du fer est interdit dans la plupart des rites religieux, car il est censé chasser les esprits ; il ôterait au rameau de gui ses propriétés magiques. Aussi les druides ne le cueillaient-ils qu'avec une faucille d'or.
Le rameau d'or est le symbole de cette lumière, qui permet d'explorer les sombres cavernes des enfers sans péril et sans y perdre son âme. Force, sagesse et connaissance.
Dictionnaire des symboles ( Mythes, rêves, coutumes, gestes, formes, figures, couleurs, nombres Alain Gheerbrant, Jean Chevalier)
http://an-uhelgoad.franceserv.com/lutrin.htm#lutrin
woensdag, augustus 13, 2014
Rode zonnehoed en de gehakkelde aurelia
Rode zonnehoed en de gehakkelde aurelia. Het zou de titel van een sprookje kunnen zijn. En een sprookje dat is het ook. Zomaar in eigen tuin. En namen van vlinders, Spaanse vlag, Morgenrood, Argusvlinder, Landkaartje lijken al even fantasierijk en sprookjesachtig als namen van planten.
Over de gehakkelde aurelia dan maar. De rupsen leven op de bovenkant van de bladeren, waar ze niet opvallen... omdat ze net op een vogelstrontje lijken. Die vlinders toch, ook al slim met hun mini-hersentjes en ze hebben ook nog een letter C op hun vleugels. De Nederlandse naam Gehakkelde aurelia dankt de vlinder aan de merkwaardige, wat slordige gekartelde vleugelrand, alsof boze beesten er in gebeten hebben. Aurelia betekent goudkleurig dus toch nog iets om trots op te zijn.
En verder alleen maar genieten van een foto te maken of van een foto te bekijken. Lang te bekijken, hoop ik.
Cimicifuga in de overgang van de seizoenen
Cimicifuga racemosa, Zilverkaars bloeit met een meer dan manshoge witte aar. In de schemering onder de oude eik is het alsof de witte bloemen gloeiend hun gedacht zeggen. Praten doe ik nog steeds niet met mijn planten, toch vertellen ze me wat, al weet ik niet altijd wat ze bedoelen. Is er een rationele, rechtstreekse en duidelijke communicatie met planten mogelijk of is dat een contradictie in terminis? Signatuurleer, is dat de taal die planten spreken. Sprakeloos, zonder woorden.
Vrouwenwortel noemden de Noord-Amerikaans Indianen de zilverkaars (black cohosh. bugbane, black snake root). In het najaar groeven ze de wortels op en maakten er medicijnen van die vrouwen verlichting gaven bij pijnlijke menstruatie en geboorte weeën. Tegenwoordig worden extracten uit de wortels voor dezelfde doeleinden gebruikt, maar bovendien bleek zilverkaars een van de nuttigste planten om overgangsklachten bij vrouwen te verhelpen. Toch zijn de extracten in opspraak gekomen omdat ze mogelijk na lang gebruik ook levercellen zouden kunnen beschadigen. Onterecht vind ik, van belang is, voor de werking en de mogelijke bijwerkingen om gestandaardiseerde extracten te gebruiken, ze tijdelijk en afwisselend 2 maanden wel, 1 maand niet, te gebruiken. Veel geneeskruiden worden in de hedendaagse snelle geneeskunde veel te hoog gedoseerd, waardoor er bijwerkingen ontstaan en het vertrouwen in de plant verloren gaat. Spijtig voor de gebruiker en spijtig voor de reputatie van de plant.
En ondertussen doet de zilverkaars onder de eik zijn eigen ding. Groeien en bloeien. Misschien moet de mens alleen maar genieten van zulke krachtige planten om genezen te geraken.
Lees ook: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/53434-zilverkaarswortel-ook-bij-osteoporose.html
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/121618-zilverkaars-in-de-tuin.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/35088-zilverkaars-in-de-overgang.html
Vrouwenwortel noemden de Noord-Amerikaans Indianen de zilverkaars (black cohosh. bugbane, black snake root). In het najaar groeven ze de wortels op en maakten er medicijnen van die vrouwen verlichting gaven bij pijnlijke menstruatie en geboorte weeën. Tegenwoordig worden extracten uit de wortels voor dezelfde doeleinden gebruikt, maar bovendien bleek zilverkaars een van de nuttigste planten om overgangsklachten bij vrouwen te verhelpen. Toch zijn de extracten in opspraak gekomen omdat ze mogelijk na lang gebruik ook levercellen zouden kunnen beschadigen. Onterecht vind ik, van belang is, voor de werking en de mogelijke bijwerkingen om gestandaardiseerde extracten te gebruiken, ze tijdelijk en afwisselend 2 maanden wel, 1 maand niet, te gebruiken. Veel geneeskruiden worden in de hedendaagse snelle geneeskunde veel te hoog gedoseerd, waardoor er bijwerkingen ontstaan en het vertrouwen in de plant verloren gaat. Spijtig voor de gebruiker en spijtig voor de reputatie van de plant.
En ondertussen doet de zilverkaars onder de eik zijn eigen ding. Groeien en bloeien. Misschien moet de mens alleen maar genieten van zulke krachtige planten om genezen te geraken.
Lees ook: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/53434-zilverkaarswortel-ook-bij-osteoporose.html
http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/121618-zilverkaars-in-de-tuin.html
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/35088-zilverkaars-in-de-overgang.html
zondag, augustus 10, 2014
Monarda bloeit en geurt
Ochtend in de tuin. Zon verdrijft de koelte van de nacht. Bergamotbloemen beginnen te geuren. Alle natuurelementen warm, koud, droog, nat komen harmonieus samen in dit ochtendmoment. Even nog wachten en dan de droge bloemen van bergamot, bee balm oogsten.
Van nature is de bergamotplant inheems in Noord-Amerika. Het is een sterk geurende, vaste plant, die bijen, andere bestuivende insecten en zelfs de mens naar de tuin lokt. Deze stevige vaste plant combineert in de geneeskrachtige border bijzonder goed met rode en andere zonnehoeden, kaasjeskruiden, heemst en alsem. Zo krijg je een mooie bloeiende en gezonde border in augustus.
Monarda
De Latijnse naam van de plant Monarda verwijst naar een Spaanse dokter uit Sevilla, Nicolas Monardes, die in 1569 een boek schreef over geneeskrachtige planten uit de nieuwe wereld.
De bloemblaadjes kunnen ook in salades worden verwerkt en de gesnipperde bladeren geven fleur en geur aan confituur en siroop. Vers blad in limonade of wijn geeft je drankje een frisse toets. Verder kan je thee maken van bloemen en/of bladeren, waarbij de bloemen een fijne en de bladeren een meer kruidige smaak geven
Long recognized as a powerful woman’s herb by Native peoples and old time doctors, Monarda was considered an excellent reproductive tonic in the 19th century and was given as a traditional gift to young brides to regulate and improve their cycles. Combine Monarda infused (not essential) oil with Mugwort or American Pennyroyal infused oil and apply to the lower abdomen to ease menstrual cramps or other cyclical discomforts.
Monarda tegen eczeem
Monarda fistulosa essential oil characterized by pronounced therapeutic effects is proposed for the treatment of seborrhea. Studies of its antibacterial, antimycotic, and antiinflammatory activities showed that it inhibits microorganism growth and is superior to hydrocortisone in combination with vitamin B6 by its anti-inflammatory activity. Bull Exp Biol Med. 2009 Oct;148(4):612-4. Study of Monarda fistulosa essential oil as a prospective antiseborrheic agent.
In its general influence monarda punctata is a pure active stimulant of a diffusible character; a few drops of the oil on the tongue will produce a stimulation which will be felt at the tips of the fingers in a few minutes. It stimulates the nervous system and increases the heart's action, taking the place of alcoholic stimulants to a great extent. The essence, tincture or infusion are all prompt in their action. It soothes nervous excitement when due to exhaustion, promoting sleep and rest. Finley Ellingwood, 1919
Weer te veel van het goede, maar waarschijnlijk is Monarda toch goed voor spijsvertering (upset stomach), verkoudheid, kalmerend, menstruatieklachten en voor een vette huid.
Oxymel
Een oxymel maken met Monarda. Oxymel is een oude en mooie bereidingswijze, een mengsel van appelazijn met honing waar dan een kruid, in dit geval Monarda in gemacereerd wordt. These sweet and sour preparations are specific to the respiratory system and can be used for bronchial complaints, especially when there is a lot of mucous present - such as coughs that are thick with mucous.
William Cook, a Physiomedicalist of the 1800s preferred vinegar as a menstruum for issues of the respiratory system. He felt that it concentrated the herb’s actions to the respiratory system.
Nota foto: En op de bergamotbloem zit zo maar een Euplagia quadripunctaria of te wel een Spaanse vlag, een dagactieve nachtvlinder zoals dat zo mooi gezegd wordt. Opvallend is de vleugeltekening. De bovenvleugels zijn zwart met een kenmerkende tekening van roomwitte strepen. De achtervleugels zijn oranjerood met enkele zwarte vlekken. Deze zijn slechts te zien wanneer de vlinder vliegt. Door zijn felrode vleugels is hij dan een opvallende verschijning, hoewel hij op het moment dat hij gaat zitten slechts met moeite weer terug te vinden is.
Van nature is de bergamotplant inheems in Noord-Amerika. Het is een sterk geurende, vaste plant, die bijen, andere bestuivende insecten en zelfs de mens naar de tuin lokt. Deze stevige vaste plant combineert in de geneeskrachtige border bijzonder goed met rode en andere zonnehoeden, kaasjeskruiden, heemst en alsem. Zo krijg je een mooie bloeiende en gezonde border in augustus.
Monarda
De Latijnse naam van de plant Monarda verwijst naar een Spaanse dokter uit Sevilla, Nicolas Monardes, die in 1569 een boek schreef over geneeskrachtige planten uit de nieuwe wereld.
De bloemblaadjes kunnen ook in salades worden verwerkt en de gesnipperde bladeren geven fleur en geur aan confituur en siroop. Vers blad in limonade of wijn geeft je drankje een frisse toets. Verder kan je thee maken van bloemen en/of bladeren, waarbij de bloemen een fijne en de bladeren een meer kruidige smaak geven
Long recognized as a powerful woman’s herb by Native peoples and old time doctors, Monarda was considered an excellent reproductive tonic in the 19th century and was given as a traditional gift to young brides to regulate and improve their cycles. Combine Monarda infused (not essential) oil with Mugwort or American Pennyroyal infused oil and apply to the lower abdomen to ease menstrual cramps or other cyclical discomforts.
Monarda tegen eczeem
Monarda fistulosa essential oil characterized by pronounced therapeutic effects is proposed for the treatment of seborrhea. Studies of its antibacterial, antimycotic, and antiinflammatory activities showed that it inhibits microorganism growth and is superior to hydrocortisone in combination with vitamin B6 by its anti-inflammatory activity. Bull Exp Biol Med. 2009 Oct;148(4):612-4. Study of Monarda fistulosa essential oil as a prospective antiseborrheic agent.
In its general influence monarda punctata is a pure active stimulant of a diffusible character; a few drops of the oil on the tongue will produce a stimulation which will be felt at the tips of the fingers in a few minutes. It stimulates the nervous system and increases the heart's action, taking the place of alcoholic stimulants to a great extent. The essence, tincture or infusion are all prompt in their action. It soothes nervous excitement when due to exhaustion, promoting sleep and rest. Finley Ellingwood, 1919
Weer te veel van het goede, maar waarschijnlijk is Monarda toch goed voor spijsvertering (upset stomach), verkoudheid, kalmerend, menstruatieklachten en voor een vette huid.
Oxymel
Een oxymel maken met Monarda. Oxymel is een oude en mooie bereidingswijze, een mengsel van appelazijn met honing waar dan een kruid, in dit geval Monarda in gemacereerd wordt. These sweet and sour preparations are specific to the respiratory system and can be used for bronchial complaints, especially when there is a lot of mucous present - such as coughs that are thick with mucous.
William Cook, a Physiomedicalist of the 1800s preferred vinegar as a menstruum for issues of the respiratory system. He felt that it concentrated the herb’s actions to the respiratory system.
Nota foto: En op de bergamotbloem zit zo maar een Euplagia quadripunctaria of te wel een Spaanse vlag, een dagactieve nachtvlinder zoals dat zo mooi gezegd wordt. Opvallend is de vleugeltekening. De bovenvleugels zijn zwart met een kenmerkende tekening van roomwitte strepen. De achtervleugels zijn oranjerood met enkele zwarte vlekken. Deze zijn slechts te zien wanneer de vlinder vliegt. Door zijn felrode vleugels is hij dan een opvallende verschijning, hoewel hij op het moment dat hij gaat zitten slechts met moeite weer terug te vinden is.
vrijdag, augustus 08, 2014
Courgettes in de regen
Nog eens een dagje regen in Bretagne. Niks uitzonderlijk, toch was zo'n miezerige dag nu toch al even geleden. Maar voor de tuin mocht het wel. Als mens dan maar wat meer binnen bezig zijn, schrijven en koken. Koken om de overschot aan courgettes te verwerken. M. maakt er soep van en ik maak een courgette-soufflé.
Recept courgettesoufflé
Een te grote courgette in blokjes snijden en met 2 aardappels, curcuma, peper, zout, peterselie en bieslook gaar koken. De courgettepap met 2 opgeklopte eieren voorzichtig mengen, een lepel boekweitmeel er door, wat blokjes harde kaas (kies zelf maar, misschien is roquefort wel lekker, heb ik zelf niet geprobeerd). Alles in een beboterde ovenschotel, nog een laagje maizena of iets dergelijks en parmezaanse kaas er over heen en in een half uurtje in de oven luchtig gaar laten worden. Wij aten het samen met spercieboontjes uit de tuin.
Over courgette
Het Nederlandse woord courgette komt natuurlijk uit het Frans. Het is een verkleinwoord van courge, wat merg betekent.
Le terme « courgette », qui désigne les fruits récoltés avant maturité de certaines variétés de courge, n'est apparu dans la langue française qu'en 1929. Au Québec, sous l'influence des anglophones qui l'ont adopté tel quel dans leur langue, on a tendance à employer le vocable italien zucchini.
Le terme « pâtisson », qui est apparu au XVIIIe siècle, vient de l'ancien français pastitz, qui l'a emprunté à l'italien pasticum, « pâte ». En Europe, on l'appelle également « artichaut d'Espagne » et « bonnet de prêtre ».
L'expression « courge d'été » englobe la courgette, le pâtisson, la courge à cou tors et tous les autres fruits des variétés de courges que l'on récolte avant leur pleine maturité.
Originaire d’Amérique, la courgette a probablement été domestiquée au Mexique et ailleurs en Amérique centrale, il y a environ 9 000 ou 10 000 ans. Au gré des échanges entre les peuples amérindiens, elle s’est rapidement disséminée vers le nord, si bien qu’à l’arrivée des conquérants espagnols, sa culture était largement répandue sur le continent.
Typiquement américaine
La courgette est américaine. Surprenant, non? Qui pourrait imaginer que les légumes les plus populaires de la cuisine italienne – la courgette, la tomate et l’aubergine – ne viennent pas de ce pays? La courgette était absolument inconnue en Europe avant le XVIe siècle.
Elle appartient à la même espèce botanique que la citrouille, du moins certaines variétés, et les courges décoratives, trop amères pour être consommées. C’est dire l’important travail de sélection qui a été mené sur cette espèce, au fil des millénaires, pour en arriver à obtenir des fruits aussi différents les uns des autres.
Pendant longtemps, les fruits de cette espèce étaient cultivés soit pour servir de récipients, soit pour leurs graines nutritives. Ce n'est qu'assez récemment que l'on a sélectionné des variétés cultivées pour leurs fruits immatures. La courgette, qui appartient au sous-groupe des courges dites « à moelle », a probablement été sélectionnée par les peuplades du sud du Mexique, tandis que le pâtisson et la courge à cou tors l'ont été par celles de l'est des États-Unis.
Plus que toute autre, la courge à moelle a enthousiasmé les Européens lors de leur arrivée en Amérique. Au cours des 400 années qui ont suivi sa découverte, ils ont sélectionné des centaines de cultivars dans le but d'obtenir une floraison hâtive, des plants compacts et des fruits uniformes. La courgette est devenue dès lors un incontournable de la cuisine du sud de l'Europe. Les États-Unis, la Chine, le Moyen-Orient et l'Amérique du Sud ont également produit des cultivars adaptés à leur cuisine et à leur climat respectifs.
De courgette werd in de zestiger jaren voor het eerst geintroduceerd in ons land onder de naam "kussa". Destijds werd de groente geen succes. De telers lieten de vruchten te lang doorgroeien.Het was een grote uitgegroeide courgette die wel een gewicht van 15 kilo kon bereiken. Het vruchtvlees was sponzig en flauw van smaak. De gebruikswaarde was nihil. Pas toen er rassen kwamen die jong geoogst werden, kwam de consumptie op gang. Eind 1970 kwam het product weer op de markt onder de Franse naam courgette. En met de hulp van wat gerichte reclame werd ook de courgette uiteindelijk populair, ook al omdat de plant zo makkelijk te kweken is.
Recept courgettesoufflé
Een te grote courgette in blokjes snijden en met 2 aardappels, curcuma, peper, zout, peterselie en bieslook gaar koken. De courgettepap met 2 opgeklopte eieren voorzichtig mengen, een lepel boekweitmeel er door, wat blokjes harde kaas (kies zelf maar, misschien is roquefort wel lekker, heb ik zelf niet geprobeerd). Alles in een beboterde ovenschotel, nog een laagje maizena of iets dergelijks en parmezaanse kaas er over heen en in een half uurtje in de oven luchtig gaar laten worden. Wij aten het samen met spercieboontjes uit de tuin.
Over courgette
Het Nederlandse woord courgette komt natuurlijk uit het Frans. Het is een verkleinwoord van courge, wat merg betekent.
Le terme « courgette », qui désigne les fruits récoltés avant maturité de certaines variétés de courge, n'est apparu dans la langue française qu'en 1929. Au Québec, sous l'influence des anglophones qui l'ont adopté tel quel dans leur langue, on a tendance à employer le vocable italien zucchini.
Le terme « pâtisson », qui est apparu au XVIIIe siècle, vient de l'ancien français pastitz, qui l'a emprunté à l'italien pasticum, « pâte ». En Europe, on l'appelle également « artichaut d'Espagne » et « bonnet de prêtre ».
L'expression « courge d'été » englobe la courgette, le pâtisson, la courge à cou tors et tous les autres fruits des variétés de courges que l'on récolte avant leur pleine maturité.
Originaire d’Amérique, la courgette a probablement été domestiquée au Mexique et ailleurs en Amérique centrale, il y a environ 9 000 ou 10 000 ans. Au gré des échanges entre les peuples amérindiens, elle s’est rapidement disséminée vers le nord, si bien qu’à l’arrivée des conquérants espagnols, sa culture était largement répandue sur le continent.
Typiquement américaine
La courgette est américaine. Surprenant, non? Qui pourrait imaginer que les légumes les plus populaires de la cuisine italienne – la courgette, la tomate et l’aubergine – ne viennent pas de ce pays? La courgette était absolument inconnue en Europe avant le XVIe siècle.
Elle appartient à la même espèce botanique que la citrouille, du moins certaines variétés, et les courges décoratives, trop amères pour être consommées. C’est dire l’important travail de sélection qui a été mené sur cette espèce, au fil des millénaires, pour en arriver à obtenir des fruits aussi différents les uns des autres.
Pendant longtemps, les fruits de cette espèce étaient cultivés soit pour servir de récipients, soit pour leurs graines nutritives. Ce n'est qu'assez récemment que l'on a sélectionné des variétés cultivées pour leurs fruits immatures. La courgette, qui appartient au sous-groupe des courges dites « à moelle », a probablement été sélectionnée par les peuplades du sud du Mexique, tandis que le pâtisson et la courge à cou tors l'ont été par celles de l'est des États-Unis.
Plus que toute autre, la courge à moelle a enthousiasmé les Européens lors de leur arrivée en Amérique. Au cours des 400 années qui ont suivi sa découverte, ils ont sélectionné des centaines de cultivars dans le but d'obtenir une floraison hâtive, des plants compacts et des fruits uniformes. La courgette est devenue dès lors un incontournable de la cuisine du sud de l'Europe. Les États-Unis, la Chine, le Moyen-Orient et l'Amérique du Sud ont également produit des cultivars adaptés à leur cuisine et à leur climat respectifs.
De courgette werd in de zestiger jaren voor het eerst geintroduceerd in ons land onder de naam "kussa". Destijds werd de groente geen succes. De telers lieten de vruchten te lang doorgroeien.Het was een grote uitgegroeide courgette die wel een gewicht van 15 kilo kon bereiken. Het vruchtvlees was sponzig en flauw van smaak. De gebruikswaarde was nihil. Pas toen er rassen kwamen die jong geoogst werden, kwam de consumptie op gang. Eind 1970 kwam het product weer op de markt onder de Franse naam courgette. En met de hulp van wat gerichte reclame werd ook de courgette uiteindelijk populair, ook al omdat de plant zo makkelijk te kweken is.
Zen-nig
De magie van een avond. Na een dag grijze wereld en miezerige regen klaart het 's avonds even op, net genoeg om de aarde op te warmen en de ganse natuur te laten verdampen. Nevel nodigt mij uit om de aarde anders te bekijken. Rivier verdwijnt in de verlossende verte, groot hoefblad lijkt op stap te gaan, stoere eik wordt vloeibaar, verlangens lossen op in de grote leegte. Een ogenblik, even alles ondergaan.
woensdag, augustus 06, 2014
Moet je aan planten vragen of ze geplukt willen worden?
Een vraag die mij regelmatig gesteld wordt: Moet je aan planten vragen of ze geplukt willen worden?
Antwoord: Aan planten vragen of je hen mag plukken, lijkt mij nogal schijnheilig. Je weet toch op voorhand dat je geen antwoord, geen ja of nee krijgt. Ten minste, ik heb nog nooit antwoord gekregen. En ja, ik ga er van uit dat planten niet graag kapot gemaakt worden, dus hun antwoord is, wat mij betreft 'nee'. Het enige wat ik kan doen is planten met respect benaderen, niet meer plukken dan nodig is en bij het plukken zorgen dat de plant niet vernietigd wordt. Oogsten is dikwijls ook een vorm van snoeien waardoor planten, vooral heesterachtigen zoals tijm, salie en lavendel juist steviger gaan groeien. Zelfs het rooien en scheuren van wortels zorgt voor het vermeerderen van planten. In zekere zin kunnen planten door het scheuren en snoeien zich verjongen. En uiteindelijk, ondanks alle mooie woorden blijft het leven ook een 'struggle', een eten of gegeten worden.
Bij dit artikeltje dan maar een afbeelding van de zonnedauw, een klein lief plantje met glinsterende haartjes maar die haartjes blijken grijpgrage tentakels te zijn die insecten kunnen vangen en volledig verteren. Verschrikkelijke vleesetende plantjes dus die zonnedauwtjes. Of ben ik nu met menselijke maatstaven aan het meten?
En verder over de zonnedauw, ooit en af en toe nog in gebruik als hoestwerend middel voor menselijk gebruik. De naam Drosera komt van het Griekse drósos en droseros, dat "dauw" resp. "bedauwd" betekent en betrekking heeft op de uitscheiding van de aan de bladrand staande klierharen. In de oude kruidenboeken heeft de plant de Latijnse naam Rosa solis, dat "dauw van de zon", dus zonnedauw betekent. Het Latijnse rotundifolia betekent "rondbladig".
De raadselachtige dauwdruppels, die ook in de zon niet verdampen, hielden de fantasie van de mensen behoorlijk bezig. In de dertiende de eeuw probeerden alchemisten uit dit vocht goud of een levenselixer "ad longam vitam suam" te maken. Bij de Romeinse geneeskundigen schijnt de plant onbekend geweest te zijn. De plant werd in de Middeleeuwen wel medicinaal toegepast, vooral bij hoesten, longziektes, kinkhoest en tering (= tuberculose).
In Zweden werden Droserasoorten samen met proteolytische enzymen gebruikt om verse melk in zogenaamde taai- of langmelk om te zetten. Daarbij ontstaat een verfrissende, zuur smakende, slijmerige drank met een lange houdbaarheid.
Lees ook http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/39562-in-de-naam-van-zonnedauw.html
Antwoord: Aan planten vragen of je hen mag plukken, lijkt mij nogal schijnheilig. Je weet toch op voorhand dat je geen antwoord, geen ja of nee krijgt. Ten minste, ik heb nog nooit antwoord gekregen. En ja, ik ga er van uit dat planten niet graag kapot gemaakt worden, dus hun antwoord is, wat mij betreft 'nee'. Het enige wat ik kan doen is planten met respect benaderen, niet meer plukken dan nodig is en bij het plukken zorgen dat de plant niet vernietigd wordt. Oogsten is dikwijls ook een vorm van snoeien waardoor planten, vooral heesterachtigen zoals tijm, salie en lavendel juist steviger gaan groeien. Zelfs het rooien en scheuren van wortels zorgt voor het vermeerderen van planten. In zekere zin kunnen planten door het scheuren en snoeien zich verjongen. En uiteindelijk, ondanks alle mooie woorden blijft het leven ook een 'struggle', een eten of gegeten worden.
Bij dit artikeltje dan maar een afbeelding van de zonnedauw, een klein lief plantje met glinsterende haartjes maar die haartjes blijken grijpgrage tentakels te zijn die insecten kunnen vangen en volledig verteren. Verschrikkelijke vleesetende plantjes dus die zonnedauwtjes. Of ben ik nu met menselijke maatstaven aan het meten?
En verder over de zonnedauw, ooit en af en toe nog in gebruik als hoestwerend middel voor menselijk gebruik. De naam Drosera komt van het Griekse drósos en droseros, dat "dauw" resp. "bedauwd" betekent en betrekking heeft op de uitscheiding van de aan de bladrand staande klierharen. In de oude kruidenboeken heeft de plant de Latijnse naam Rosa solis, dat "dauw van de zon", dus zonnedauw betekent. Het Latijnse rotundifolia betekent "rondbladig".
De raadselachtige dauwdruppels, die ook in de zon niet verdampen, hielden de fantasie van de mensen behoorlijk bezig. In de dertiende de eeuw probeerden alchemisten uit dit vocht goud of een levenselixer "ad longam vitam suam" te maken. Bij de Romeinse geneeskundigen schijnt de plant onbekend geweest te zijn. De plant werd in de Middeleeuwen wel medicinaal toegepast, vooral bij hoesten, longziektes, kinkhoest en tering (= tuberculose).
In Zweden werden Droserasoorten samen met proteolytische enzymen gebruikt om verse melk in zogenaamde taai- of langmelk om te zetten. Daarbij ontstaat een verfrissende, zuur smakende, slijmerige drank met een lange houdbaarheid.
Lees ook http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/39562-in-de-naam-van-zonnedauw.html
dinsdag, augustus 05, 2014
Wilgenroosjes en wederiken
In ons overstromingsgebied langs de rivier groeien en bloeien overvloedig veel harige wilgenroosjes, een plant die samen met de andere wilgenroosjes en de basterdwederiken een bijzonder efficiënt middel is tegen goedaardige prostaatvergroting.
Een probleem waar juist mensen van mijn leeftijd last van krijgen. Een voorrecht van de ouderdom zou je kunnen zeggen, net zoals grijs haar en rimpels. De oplossing voor deze problemen is gewoon vroeg dood te gaan, maar daar doe ik niet aan mee. Gelukkig zijn er goede planten om dat vreemde kliertje rond de plasbuis tot de orde te roepen. Naast de Epilobium species zijn ook de brandnetelwortel, pompoenzaad en de tropische palm Serenoa repens een hulp bij BPH.
Vandaag dus de bloeitoppen van het harig wilgenroosje geoogst, een makkelijk werkje al moet ik eerst door manshoge brandnetels, engelwortel en koninginnenkruid waden, maar ook dat is geneeskrachtig. Ik droog enkele bussels van het hele kruid en maak verder een tinctuur van de mooiste bloeitoppen. Er zitten naast bloem, steel en blad ook al groene zaaddozen tussen. Persoonlijk denk ik dat die zaaddelen het meest geneeskrachtig zijn, al wordt dat in wetenschappelijk onderzoek niet specifiek vermeld. Zou nog eens verder onderzocht moeten worden. Thee van het verse kruid is ook te gebruiken, smaakt zelfs enigszins zoet, alleen na langer trekken begint het wat adstringerend (looistoffen) aan te voelen. Werkzame stoffen zijn naast fytosterinen mogelijk ook de looistoffen die ik proef. Ik lees 'ellagitannins from E. hirustum extract were proven to be transformed by human gut microbiota into urolithins. Urolithin C showed the strongest activity in the inhibition of cell proliferation (IC50 = 35.2 ± 3.7 μM), PSA secretion (reduced PSA secretion to the level of 100.7 ± 31.0 ng/ml) and arginase activity (reduced to the level of 27.9 ± 3.3 mUnits of urea/mg of protein). Results of the work offer an explanation of the activity of Epilobium extracts and support the use of Epilobium preparations in the treatment of prostate diseases. Dus.....
Voor verder onderzoek zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epilobium-basterdwederik
zondag, augustus 03, 2014
Thuis in de tuin, hartgespan
Terug in Bretagne. De planten in de tuin zijn flink gegroeid. Zo gaat dat met planten, ze groeien, gelukkig, ook zonder mijn hulp. De nieuwe border staat er groen bij. Mooi rechtop staand hartgespan in bloei, aartsengelwortel royaal in blad, duizendguldenkruid zoals ik ze nog nooit eerder heb gezien en verder moederkruid, puntwederik, Vietnamese koriander, wede, Russische rabarber.....
Hartgespan is wel de meest opvallende plant op dit moment. Het is niet direct een door mij een veel gebruikte plant, toch begeleidt hij mij al een leven lang. Van Baarle, naar Weelde, Keerbergen, Bellegarde over De Haan naar Bretagne. Zo worden planten zwijgzaam gezelschap, genezend door hun aanwezigheid.
Deze Leonurus cardiaca vindt je nauwelijks nog terug in kruidenmengsels of voedingssupplementen, toch heeft hij al een lange geschiedenis van gebruik achter zich en ook wetenschappelijk is er wel wat aandacht aan besteed.
Oorspronkelijk komt de plant uit Siberië. Er bestaat ook een soort die Siberisch hartgespan noemt. De plant is al sinds de Romeinse tijd een belangrijk hartkruid. De oude Grieken gebruikten Leonurus om de angst van jonge moeders te verlichten. Het woord “Leonurus” komt van het Griekse “leoon”, wat “leeuw” betekent; “oura”is ook afkomstig van het Grieks en betekent “staart”. De plant heeft vermoedelijk deze naam gekregen omdat men vond dat de bladrijke bloeistengels op leeuwenstaarten leken! In de Middeleeuwen gebruikte men de plant bij “degenen die aan het baren zijn”. Nicolas Culpeper meldde in 1653 “er is geen beter kruid om melancholische dampen uit het hart weg te nemen, het hart te versterken en de ziel vrolijk, opgewekt en blij te maken”. Ontspannend voor het hart vinden we ook terug in de Nederlandse naam en ook het tweede deel van de officiële naam 'cardiaca' verwijst naar het hart, niet te verwonderen dat ook wetenschappelijk onderzoek daar enige bevestiging van geeft. Met in vitro studies toonden wetenschappers een cardiotonische werking aan. Volgens Van Hellemont is Leonorus cardiaca een hartsedativum. Door gebruik van deze plant zou de diastole toenemen, de polsslag vertragen en een licht bloeddrukverlagend effect optreden.
verdere info zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/leonurus-cardiaca-hartgespan-1
Hartgespan is wel de meest opvallende plant op dit moment. Het is niet direct een door mij een veel gebruikte plant, toch begeleidt hij mij al een leven lang. Van Baarle, naar Weelde, Keerbergen, Bellegarde over De Haan naar Bretagne. Zo worden planten zwijgzaam gezelschap, genezend door hun aanwezigheid.
Deze Leonurus cardiaca vindt je nauwelijks nog terug in kruidenmengsels of voedingssupplementen, toch heeft hij al een lange geschiedenis van gebruik achter zich en ook wetenschappelijk is er wel wat aandacht aan besteed.
Oorspronkelijk komt de plant uit Siberië. Er bestaat ook een soort die Siberisch hartgespan noemt. De plant is al sinds de Romeinse tijd een belangrijk hartkruid. De oude Grieken gebruikten Leonurus om de angst van jonge moeders te verlichten. Het woord “Leonurus” komt van het Griekse “leoon”, wat “leeuw” betekent; “oura”is ook afkomstig van het Grieks en betekent “staart”. De plant heeft vermoedelijk deze naam gekregen omdat men vond dat de bladrijke bloeistengels op leeuwenstaarten leken! In de Middeleeuwen gebruikte men de plant bij “degenen die aan het baren zijn”. Nicolas Culpeper meldde in 1653 “er is geen beter kruid om melancholische dampen uit het hart weg te nemen, het hart te versterken en de ziel vrolijk, opgewekt en blij te maken”. Ontspannend voor het hart vinden we ook terug in de Nederlandse naam en ook het tweede deel van de officiële naam 'cardiaca' verwijst naar het hart, niet te verwonderen dat ook wetenschappelijk onderzoek daar enige bevestiging van geeft. Met in vitro studies toonden wetenschappers een cardiotonische werking aan. Volgens Van Hellemont is Leonorus cardiaca een hartsedativum. Door gebruik van deze plant zou de diastole toenemen, de polsslag vertragen en een licht bloeddrukverlagend effect optreden.
verdere info zie https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/leonurus-cardiaca-hartgespan-1