In de lessen 'Inhoudsstoffen' bespreken we antrachinonen, laxerende stoffen uit planten zoals vuilboom, sennapeulen en Aloë. En als we het over Aloë hebben kan ik het niet laten om het over een oud maar ook nu nog populair en wat mij betreft wat dubieus middel als de Zweedse kruiden te hebben. In dit kruidenmengsel zitten heel wat planten met laxerende antrachinonen. Nog vreemder is de aanwezigheid van het historsche theriakel en dat was oorspronkelijk een zeer ingewikkeld, duizend jaar oud kruidenmengsel. Zweedse kruiden is dus een mengsel in een mengsel .
Deze theriak was eeuwen een beroemd tegengif en werd voor het eerst samengesteld door Andromachus, de geneesheer van Nero en was het meest beproefde en zekerste geneesmiddel tegen de meeste ziekten ; het hielp niet alleen bij vergiftigingen, doch ook bij andere meer gewone kwalen. Het genas immers langdurige hoofdpijn, duizeligheid, vallende ziekte en kortademigheid ; het verhelpt de slechte spijsvertering van de maag en de ongesteldheden van de ingewanden, zelfs kolieken en verstoptheid. Het doodt de wormen, verhelpt het gemis aan geestkracht en het gebrek aan lichaamskracht en is een heilzaam geneesmiddel tegen koortsen, vooral de vierde daagse koorts.
Deze therapeutische eigenschappen werden al vermeld in het Antidotarium van 1652. Zoals hieruit blijkt is de Triakel een ware panacée. Het is duidelijk dat de geneeskrachtige werking vooral toe te schrijven was aan de aanwezigheid van opium. Stilaan werd dan ook kritiek uitgeoefend op de samenstelling. Moyse C h a r a s schrijft reeds in zijn « Pharmacopée royale, galenique et chymique 1682 » : « mais parceque 1'assemblage d'un si grand nombre de différentes drogues pour une seule composition, a depuis long-tems choqué la plus part des personnes capables d'en juger... et parce qu'on est bien informé que plusieurs médecins et surtout la pluspart des apotiquaires, souhaitent passionnément... » en..... hij geeft een gewijzigde formule op, die bijna even omslachtig is !
Het was bij de Asklepiades of priester-geneesheren de gewoonte de formules van hun geneesmiddelen in het marmer van hun tempels te griffelen. Zo vindt men te Kos de formule van de Triakel gegrift op een poort van de tempel aan Esculaap gewijd. De Pharmacopea Bruxellensis 1641 geeft in zijn voorwoord een vers ten beste dat niet van sarcasme vrij is en toepasselijk blijft, doch tevens getuigt van de grote waarde die men destijds aan deze samenstelling hechtte : Toxia si Momi timeas, Andromachus adstatIlle tibi Antidotum Theriacale dabit. Indien gij de giften van.Momus (de god van de spot) vreest, Andromachus is met u, hij zal u het Triakeltegengif geven.
Deze triakel, de panacee tegen alle ziekten, een tegengif bij vergiftigingen, die vooral tegen pest, cholera en andere epidemieën gebruikt werd, heeft natuurlijk ook dichters-apothekers, die bestonden er toen nog, geïnspireerd om de weldaden van de theriak in verzen neer te schrijven. Andromachus uit Kreta had reeds in de tweede helft van de eerste eeuw na Kristus een verbeterde samenstelling van de Triakel in 174 Griekse verzen bezongen. De Brugse apotheker Jan Bisschop (Brugge 1590 – Gent 1664) vertaalde deze verzen: Triakel van Andromachus de Oude, in Griecksche verssen beschreven ende in Neder-duytsche na-ghevolght.
Enkele voorbeelden
Centaurium Minus (Erythraea centaurium Pers., Klein duizendguldenkruid, koortskruid, galle boven d'eerde (Wvl), kutsekruid (Wvl)Dit purperblomken kleen en dightis lievelick in het ghesightsyn kruydt is bitter als Galen 't groeyt in 't noorden overal.
Chamepithis (Ajuga chamaepitys Schreb., akkerzennegroen, hoe langer hoe liever (Pharm. Gand.), Velt-Cypres (Dodoens).De groene Veltcipressche plantgroeyt aen het duyn in Enghelantis heet en droogh in al sijn doenen s'Wynters Somers even groen.
Zo een wonderlijk medicijn moest natuurlijk ook mooi verpakt worden. De theriak werd dan ook met veel zorg bewaard in prachtig versierde Triakelvazen, die soms echte kunstwerken waren, die nog altijd de trots uitmaken van musea. De Triakel is officieel verleden tijd, toch duikt hij in gereduceerde of verborgen vorm ook nu soms op in andere wondermengsel zoals de Zweedse kruiden. En ondanks de absurditeit van die recepten, blijft toch de vraag waarom zulke middelen ontstaan zijn en vooral waarom ze zo lang in gebruik bleven. En waarom ze nu terug uit de hoek gehaald worden?
Niet dat ik dit hele verhaal aan mijn Syntrastudenten verteld heb, maar onderweg naar huis in de donkerte van de autostrade maalt het hele verhaal wel door mijn hoofd. Mijn herboristische manier om op een vlotte manier thuis te komen.
dinsdag, november 15, 2016
zondag, november 13, 2016
Wilde wandelsoep
Wild Voedsel. Wandelen in het domaine du Bonsoy. Bij de receptie wandelen we recht naar beneden, bij het beekje naar de vijver toe. Twintig mensenkinderen achter mij aan. We schuifelen in herfstige geur en met mijn oranje regenscherm verwijder ik de gele, roeste bladeren om resten van groen blad bloot te leggen. Gekke goudzoekers zijn we wel, als we voor de zoveelste keer gewoon nagelkruid ontdekken. Een plantje uit de grond halen en dan de subtiele geur van kruidnagel opsnuiven. Kleine, kinderlijke wonderen met betekenis. Geum urbanum, geel nagelkruid, vergeten plant met bijzondere werking op de darmen.
Maar......we moeten verder, planten zoeken om straks een wilde soep te maken voor twintig hongerige mensen. Bij de grote visvijver vinden we volop kleine veldkers en het zeldzame, maar hier massaal aanwezige goudveil, genoeg om onze soep groen te kleuren. Berenklauwblad is ook overal aanwezig, dit grote blad kan niet alleen het volume vermeerderen maar ook smaak aan de soep geven.
Nu maken we een scherpe bocht, het mooie pad terug naar boven. Brandnetel en andere bosplanten maar het is vooral aan de rand van het bos in de rommel van de boerderij dat we uitbundig veel fris groen vinden, groot glimmend look zonder lookblad, weelderige veldkers, brandnetel, knopkruid........ tevreden kunnen we terugkeren. We zullen zeker niet verhongeren.
Over knopkruid
De wetenschappelijke naam van dit algemeen onkruidje is Galinsoga vernoemd naar een zekere Galinsoga (1766-1797), botanicus en hofarts van de koningin van Spanje. De soortnaam parviflora komt van het Latijnse parvus = klein en flos = bloem: met kleine bloemen. De Nederlandse naam ‘knopkruid’ verwijst ook naar het kleine, knopvormige gele bloemhoofdje.
De plant komt van oorsprong uit Zuid-Amerika (Andesgebergte). Rond 1820 is deze plant op een of andere manier hier in Europa ingeburgerd. De plant komt vooral voor in akkers en tuinen, omgewoelde wegbermen en opgehoogde terreinen. Kaal Knopkruid is eetbaar, tenminste de jonge blaadjes en stengels. Het kan ook in soep meegekookt worden. Het smaakt een beetje naar zeekraal en zit vol met calcium. Oude bijnamen zijn Akkerpest (een woekerend onkruid), Duitskruid (knopkruid breidde zich vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog uit, de fout van die Duitsers...), ook de naam Moffenkruid zegt genoeg.
Maar......we moeten verder, planten zoeken om straks een wilde soep te maken voor twintig hongerige mensen. Bij de grote visvijver vinden we volop kleine veldkers en het zeldzame, maar hier massaal aanwezige goudveil, genoeg om onze soep groen te kleuren. Berenklauwblad is ook overal aanwezig, dit grote blad kan niet alleen het volume vermeerderen maar ook smaak aan de soep geven.
Nu maken we een scherpe bocht, het mooie pad terug naar boven. Brandnetel en andere bosplanten maar het is vooral aan de rand van het bos in de rommel van de boerderij dat we uitbundig veel fris groen vinden, groot glimmend look zonder lookblad, weelderige veldkers, brandnetel, knopkruid........ tevreden kunnen we terugkeren. We zullen zeker niet verhongeren.
Over knopkruid
De wetenschappelijke naam van dit algemeen onkruidje is Galinsoga vernoemd naar een zekere Galinsoga (1766-1797), botanicus en hofarts van de koningin van Spanje. De soortnaam parviflora komt van het Latijnse parvus = klein en flos = bloem: met kleine bloemen. De Nederlandse naam ‘knopkruid’ verwijst ook naar het kleine, knopvormige gele bloemhoofdje.
De plant komt van oorsprong uit Zuid-Amerika (Andesgebergte). Rond 1820 is deze plant op een of andere manier hier in Europa ingeburgerd. De plant komt vooral voor in akkers en tuinen, omgewoelde wegbermen en opgehoogde terreinen. Kaal Knopkruid is eetbaar, tenminste de jonge blaadjes en stengels. Het kan ook in soep meegekookt worden. Het smaakt een beetje naar zeekraal en zit vol met calcium. Oude bijnamen zijn Akkerpest (een woekerend onkruid), Duitskruid (knopkruid breidde zich vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog uit, de fout van die Duitsers...), ook de naam Moffenkruid zegt genoeg.
vrijdag, november 04, 2016
Amulet
Het woord amulet kan afgeleid zijn van het Arabische 'hamalet' dat aanhangsel betekent. Of van het Latijnse 'amoliri' dat afwenden betekent. Plinius de Oudere (24-79 na onze jaartelling) gebruikte in zijn Natuurlijke historie het woord amuletum. Een ander woord is talisman, dat via het Arabische tilasm teruggaat op het Griekse telesma, 'gewijd voorwerp'. Het dragen van een amulet is een internationaal gebruik dat vrijwel tijdloos is.
Een voorbeeld uit het oude Egypte is de udjat, het oog van Horus, dat zieken genas en doden hielp te herrijzen. Men droeg de amulet meestal aan de hals, de arm, de vingers of de oren, maar ook wel in een broekzak of bevestigd tegen het zieke lichaamsdeel. De amulet werd gebruikt om demonen af te schrikken en als zodanig valt zij onder de magische middelen. Vaak ook is de toepassing te begrijpen vanuit de sympathie-en signatuurleer.
Voorbeelden van amuletten die men vroeger om de hals droeg: tanden of een muizenkop (voor het doorkomen van de tanden), een ijzeren ring (jicht), doodkistnagels (reuma), wormen in een zakje (dauwworm), een rood draadje (neusbloedingen). Oorringen droeg men om oogklachten te voorkomen en te behandelen. Soms ook stak men de amulet in de broekzak of hing men hem in een zakje in de onderbroek: paardenkastanje of aardappel tegen reuma, de wortels van helmkruid tegen aambeien en de knolletjes van mannetjesorchis tegen potentieproblemen.
Soms waren er middelen die men gelijktijdig als amulet én geneesmiddel gebruikt. Een aftreksel van de maretak (Viscum album) op rode wijn was (is?) een middel tegen epilepsie. Ringen uit het hout van de maretak gebruikt men voor hetzelfde doel.
Een mengsel van wilde kastanjes en peper droeg men in een zakje op de maag of men nam het in bij maagklachten (Van Andel, 1909).
Vaak vond men de amulet ook bij de christelijk-magische middelen. Zo ontlenen de gewijde penning, de medaille en het vaantje hun betekenis als amulet aan het feit dat men door het dragen ervan zich onder bescherming van een heilige stelt. Ik kan mij nog herinneren dat we 50 jaar geleden in het College een relikwie kregen van de heilige. Een kleine dichtgeplakte briefomslag met een stukje stof, dat in contact was geweest met de beenderen van de heilige.
Het dragen van amuletten komt ook nu nog voor. Zeker in de vorm van edelstenen.
Kennelijk voorzien amuletten of hoe je ze ook wil noemen aan een universele menselijke behoefte om zich veilig te voelen.
Mogelijke werkingen van amuletten
Een voorbeeld uit het oude Egypte is de udjat, het oog van Horus, dat zieken genas en doden hielp te herrijzen. Men droeg de amulet meestal aan de hals, de arm, de vingers of de oren, maar ook wel in een broekzak of bevestigd tegen het zieke lichaamsdeel. De amulet werd gebruikt om demonen af te schrikken en als zodanig valt zij onder de magische middelen. Vaak ook is de toepassing te begrijpen vanuit de sympathie-en signatuurleer.
Losgespoelde wortel bij Cornillon |
Soms waren er middelen die men gelijktijdig als amulet én geneesmiddel gebruikt. Een aftreksel van de maretak (Viscum album) op rode wijn was (is?) een middel tegen epilepsie. Ringen uit het hout van de maretak gebruikt men voor hetzelfde doel.
Een mengsel van wilde kastanjes en peper droeg men in een zakje op de maag of men nam het in bij maagklachten (Van Andel, 1909).
Vaak vond men de amulet ook bij de christelijk-magische middelen. Zo ontlenen de gewijde penning, de medaille en het vaantje hun betekenis als amulet aan het feit dat men door het dragen ervan zich onder bescherming van een heilige stelt. Ik kan mij nog herinneren dat we 50 jaar geleden in het College een relikwie kregen van de heilige. Een kleine dichtgeplakte briefomslag met een stukje stof, dat in contact was geweest met de beenderen van de heilige.
Het dragen van amuletten komt ook nu nog voor. Zeker in de vorm van edelstenen.
- Bergkristal: Geeft zelfvertrouwen, stelpt bloeding en diarree, helpt tegen rugpijn, menstruatiestoornis, depressie en overgangsklachten, werkt reinigend na ziekte, geeft nieuwe energie, helpt bij wagen en zeeziekte.
- Hematiet: Helpt bij bloedarmoede, lichamelijke zwakte en vermoeidheid, geeft kracht en moed, bevordert een rustige slaap en stelpt bloedingen
Kennelijk voorzien amuletten of hoe je ze ook wil noemen aan een universele menselijke behoefte om zich veilig te voelen.
Mogelijke werkingen van amuletten
- Een symbolische betekenis, mogelijk een placebowerking
- Het dragen van een amulet herinnert je ook steeds weer aan het probleem of de belofte. Een geheugensteuntje. Een communicatiemiddel dus. Zoals de smartphone?
- Een energetische werking van het kruid, de edelsteen of van de vorm van het amulet
- Een mogelijk materiële werking door het overgaan van mineralen en andere stoffen door wrijving op de huid.
Abonneren op:
Posts (Atom)