Posts tonen met het label Bonsoy. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bonsoy. Alle posts tonen

donderdag, januari 18, 2024

Sneeuw in Bonsoy. Magische natuur. Gelderse roos, glinsterende sneeuw en genitaliëngeur


Gedempt geluid, glinsterende sneeuw, alleen op de wereld.

Gelderse roos of Viburnum. Deze vruchten worden pas gegeten als de vorst er over heen is gegaan. En dan nog. De smaak is bitter en zelfs de vogels mijden ze. Ze hangen dan ook vaak nog in de winter aan de struiken. Pas wanneer het gevroren heeft worden ze soms door lijsters en pestvogels gegeten. Deze vruchten bevatten cumarinen, diterpenen en glycosiden die spijsverteringsklachten kunnen veroorzaken. De bessen veroorzaken, rauw gegeten, braken en diarree, maar zijn gekookt ongevaarlijk. Maar de bessen verbergen ook een groot geheim. 

Er zijn Viburnumsoorten met een zwaar zoete, tropische geur, anderen verspreiden een vluchtig fris, bijna citroenachtig aroma en verder zijn er ook Viburnums die ons neusorgaan met een stinkende zwavelgeur teisteren.Nog merkwaardiger was mijn ontdekking dat sommige van die geuren, van zoet tot zuur, in verband gebracht werden met de geur van de genitaliën. En dan ook genitaliënbloem genoemd werden. Bloemen dus die een vaginale geur verspreiden.


 

donderdag, oktober 05, 2023

Karmozijnbes in Bonsoy

Slenterend door ons dorp Domaine du Bonsoy kom ik mensen maar ook planten tegen. Oosterse karmozijnbes bijvoorbeeld, een buitenlander zoals de naam al aangeeft, die zich in België en omstreken wel thuis voelt. Dit imponerend struikachtig kruid wordt wel aangeplant in tuinen en parken en verwildert van daaruit, onder meer doordat vogels de bessen eten en de zaden later elders uitkakken. Zo komt de soort niet alleen terecht in de stedelijke omgeving, maar ook wel in de natuur. 

Hoewel het exacte toxische mechanisme nader onderzoek vereist, is het bekend dat de bladeren en wortels van de oosterse karmozijnbes als giftig moeten worden beschouwd. Hoewel de jonge bladeren van deze plant misschien geen nadelige gevolgen hebben, ontwikkelen ze een giftige component naarmate ze ouder worden. Ook de wortels bevatten deze giftige stof. Het risico op accidentele vergiftiging is groter wanneer mensen de bladeren op een verkeerde leeftijd kunnen oogsten. De wortels hebben een zuiverende werking (braken en diarree) bij inname.

Als je deze giftige, woekerende maar voor mij bewonderenswaardige exoot toch eens wil telen. Hier wat advies. Het is een zogenaamde koelkiemer, zaaien bij 18-22ºC gedurende 2-3 weken en vochtig houden, verplaats naar -4 to +4ºC gedurende 4-6 weken, verplaats naar 5 tot 12ºC om te kiemen. Phytolacca acinosa verlangt een zonnige tot gedeeltelijk beschaduwde plek.

zaterdag, november 12, 2022

Herboristische buitendag en poëtische planten. Over beekpunge.

Nog altijd de herboristische buitendag. We dwalen door het domein van Bonsoy tot aan de vijver en vissen naar planten. Paarbladig goudveil, echte valeriaan, knopig helmkruid, beekpunge en dan..... het licht, het glinsterend herfstlicht en de kruidige mensen. Alsof we in een hemelse wereld vertoeven.

En daar hoort de poëtische taal uit oude kruidenboeken bij, de taal van lang geleden. een plant van lang geleden, de beekpunge ......... De Neder-Duitsers noemen dit gewas waterpunghen en beeckpunghen en dikwijls naar de Duitse naam Becabunga, de Hoogduitsers Bachbungen en Bungen’.

Bachbungen bij Bock, Punge bij Hildegard, Pfungen, Ponge, Punghen. Het Latijnse beccabunga betekent mondpijn, de plant werd gebruikt bij scheurbuik, is ook scherp in gebruik. Beccabunga is in Vlaams beckpungen: mondpijn, vanwege de scherpte van de bladeren die vroeger gegeten werden in salades. Beccabunga werd in Duits Bachbunge, vandaar komt een verbastering in woord tot beek, - beke, - of bekekruid, beekpunge.  De stam punge kan vanuit het Duits bunge ook zoveel betekenen als pauk zodat het woord op de bolle vruchten kan slaan. In de signatuurleer werd het kruid gebruikt tegen opgeblazenheid.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Deze waterpungen worden ook in salade gegeten als de waterkersen en worden ook zeer nuttig en goed gehouden om de eigen ziekte van de Duitse landen die aan de zee palen en scheurbuik genoemd wordt te genezen  en op dezelfde manier gebruikt zoals men de waterkersen plag in te geven. Dan ze zijn van krachten en werking zwakker en slapper dan de waterkers.

De bladeren van deze waterpungen met wijn gedronken zijn goed tegen de koude plas en druppelplas en tegen de schurft van de blaas van binnen en vooral als het met de wortels van asperges ingenomen worden.

De bladeren van dit kruid worden ook met olie en azijn gegeten en zijn een goede en bekwame spijs voor diegene die slecht water lossen en van het niergruis ziek zijn. Hetzelfde zegt Dioscorides en Aegineta van de Cepeaea ook.

Waterpungen, als Tragus betuigt, worden veel gebruikt van de paardendokters om de gezwellen te verdrijven en te genezen de schurft en nijdigheid van de paarden.

Die waterpungen in salade gegeten jagen af de dode vrucht en verwekken de maandstonden.’ Het zuivert het bloed, wordt verkocht met waterkers en als salade gegeten, hoewel het wat te scherp is om aangenaam te zijn.




zondag, maart 14, 2021

Herboristenweekend bij Bonsoy. Over valeriaan.

Tijdens onze kruiden-tweedaagse bij Bonsoy vonden we ook vrij veel valeriaanplanten. Niet verwonderlijk, in vochtige, voedselrijke grond voelt de echte valeriaan zich goed thuis. In deze periode van het jaar beginnen de eerste blaadjes van de planten bovengronds te komen en worden ze ook voor ons zichtbaar. Al blijft het toch wel snuffelen op de grond om die jonge blaadjes te detecteren. Moeilijk maar ook wel boeiend. Een spoorzoeken dat veel voldoening geeft. 

Deze Valeriana officinalis behoort zonder meer tot de top twintig van de geneeskrachtige plant. Ook dat officinalis, zeg maar een officiële plant die in de officine, de apotheek gebruikt wordt, verwijst al naar de waarde van dit kruid. Niet verwonderlijk dus dat ook chemici en farmacologen regelmatig in de wortel gepeuterd hebben.

Als stamplant van de valeriaan, die als geneeskruid wordt gebruikt volgens de verschillende artsenijboeken, geldt Valeriana officinalis L. De plant behoort tot de familie der Valerianaceae, waarvan er wereldwijd zowat 400 soorten bestaan, verdeeld over 15 geslachten. Bekende andere familieleden zijn Centranthus ruber, ook wel rode valeriaan genoemd, een bekende sierplant in tuinen en Valerianella olitoria of veldsla, dat als groente wordt gegeten.
De Valeriana officinalis volgens Linnaeus is een zeer complexe verzamelsoort, die binnen de soort een groot aantal ondersoorten en variëteiten herbergt, die, hoewel ze morfologisch, geografisch en in chromosomenaantal duidelijk kunnen verschillen, vaak uiterst moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Volgens sommige systematici dient een aantal ervan als afzonderlijke soorten te worden beschouwd. In Nederland en België komt voornamelijk een octoploïde vorm voor (2n = 56).

Groeiplaats van Valeriaan

Valeriana officinalis is een overblijvende plant die oorspronkelijk afkomstig is uit Noord Rusland en zich van daaruit verspreid heeft over geheel Midden en West-Europa, Klein Azië, Siberië en Japan. De plant behoort ook tot de Indische plantenwereld en is ingevoerd in Zuid Afrika en Noord Amerika. Hij groeit zowel op droge als op vochtige bodem, in moerassen en op bergen. De enorme verspreiding moet wellicht worden toegeschreven aan het lichte pluizige zaad, dat gemakkelijk door de wind wordt meegenomen. Hoewel de valeriaan tenslotte overal groeit, geeft ze toch de voorkeur aan vochtige moerassige grond.

Teelt en oogst van valeriaan

snuffelen naar kleine plantjes langs de Maas
De plant wordt zowel in het wild verzameld als gekweekt. De valeriaan die hedendaags in de handel wordt gebracht is voornamelijk geteeld. Overal waar valeriaan als geneeskruid toepassing vindt, wordt gebruik gemaakt van de wortel: Valerianae radix. Deze valeriaanwortel bestaat uit een wortelstok, de eigenlijke wortels en de uitlopers. De wortelstok of de stengelvoet is het belangrijkste deel. In het 2e jaar groeit daar ook de bloeistengel uit.
De oogsttijd is voornamelijk september en oktober, hoewel er ook kwekers zijn die het hele jaar door oogsten afhankelijk van de vraag naar het geneeskruid.
Tijdens en na het drogen verandert de kleur van de wortel van wit tot donkerbruin, waarbij dan tevens de bekende voor valeriaan zo specifieke onaangename geur ontstaat. Naarmate sneller wordt gedroogd (bv. via vriesdrogen) blijft de wortel lichter van kleur. Vroeger meende men dat de donkerste wortel ook de meest geneeskrachtige was (Van Dorssen, 1935).

Valeriaanzuren

Omdat de sterke, vreemde geur van Valeriaan nogal opvallend is, zeker als hij gedroogd is, heeft men de werking vooral willen toeschrijven aan de geurstoffen, de vluchtige olie. Daarom hebben wetenschappers in hun zoektocht naar stoffen met een kalmerende werking veel analyses gedaan op de olie van de plant. De stoffen die werden gevonden, zoals isovaleriaanzure bornylesters, valereenzuur en valeranon hadden wel degelijk een sedatieve en spasmolytische werking bij kikkers en konijnen, alleen waren er maar minimale hoeveelheden hiervan in de plant aanwezig.

Valepotriaten
Naast vluchtige oliestoffen komen er ook kleine hoeveelheden alkaloïden voor, zoals methylpyrrylketon en valerianine, die sedatief zijn. Interessant is ook dat een ander alkaloïde actinidine, geen kalmerende maar juist een opwindende werking heeft... op katten. Al heel lang is bekend dat katachtigen opgewonden geraken al ze Valeriaan reuken.
In de jaren zestig van de vorige eeuw werden door Schultz en medewerkers nieuwe kalmerende stoffen gevonden in Valeriana wallichii, een valeriaansoort uit de Himalaya en in Centranthus ruber, de rode valeriaan, die bij ons als sierplant verkocht word, maar die ook verwilderd op muurtjes groeit. Deze nieuwe verbindingen noemden zij valepotriaten, afgeleid van valeriana-epoxy-tri-esters. Het zijn nogal instabiele verbindingen, die onder invloed van warmte, zuren en alcali gemakkelijk kunnen afbreken, wat mogelijk de reden is dat ze zo laat ontdekt werden. Deze verschillende verbindingen hebben natuurlijk ook allemaal en eigen naam gekregen, waarvan de belangrijksten valtraat, didrovaltraat en isovaltraat zijn.
Interessant is ook dat bij het gebruik van die geïsoleerde verbindingen een hoge dosering niet méér kalmerende werking gaf, maar soms zelfs een verminderde werking.

Samengevat

Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de werking van valeriaan niet terug te brengen is tot één stofje maar dat waarschijnlijk een complex van bestanddelen en zelfs de geur de werking bepalen. Om al de stoffen nog eens op te sommen:
  • valepotriaten hebben een duidelijk sederende activiteit
  • etherische olie lijkt minder actief, maar kunnen toch mede de werking richten, mogelijk ook door het ruiken zelf.
  • afbraakstoffen van de valepotriaten vertonen soms ook een sedatieve werking, dus als er geen valepotriaten aanwezig zijn in tinctuur of thee kunnen ook die stoffen de werking mede veroorzaken.
Ouder wetenschappelijk onderzoek
  • Bounthanh, C., C. Bergmann, J.P. Beek, M. Haag-Berrurier en R. Anton (1981)Planta Med. 41, 21-28
  • Van Dorssen, Chr. J, (1935) Radix Valerianae, Dissertatie, Utrecht
  • Von Eickstedt, K.W. en S. Rahman (1969) Arzneim.-Forsch. 19, 316-3-19
  • Hegnauer, R. (1966) Pharm. Acta Helv. 41, 577-587
  • Hegnauer, R. (1973) Chemotaxonomie der Pflanzen, Band VI, Birkhauser Verlag, Bazel-Stuttgart, blz. 638-657
  • Van Meer, J.H. en R.P. Labadie (1980) in: Plantaardige geneesmiddelen in de gezondheidszorg, (Labadie, R.P. Editor) Bohn, Scheltema en Holkema,Utrecht, blz. 156-163
  • Meijers, T. (1957) Een onderzoek van het Linneon Valeriana officinalis L. in Nederland, Dissertatie, Leiden
  • Schultz, O.E. en K. Eckstein (1962) Arzneim.-Forsch. 12, 12-15, ibid.12,1005-1012
  • Stoll, A., E. Seebeck en D. Stauffacher (1957) Helv. Chim. Acta 46, 1205
  • Thies, P.W. en S. Funke (1966) Tetrahedron Lett. 11, 1155-1170
  • Thies, P.W. (1971) in: Pharmacognosy and Phytochemistry (Wagner, H. en L. Hörhammer, Eds) Springer Verlag, Berlijn, Heidelberg, New York blz.41-63
  • Wagner, H. en K. Jurcic (1979) Planta Med. 37, 84-86
  • Wagner, H., K. Jurcic en R. Schaette (1980) Planta Med.38, 358-365

zondag, december 20, 2020

Mandragora onder mijn balkon

Onze planten, meegereisd van Bretagne naar Bonsoy Belgie verblijven onder de beschutting van een klimophaag. Hier kunnen ze hopelijk veilig overwinteren vooraleer ze volgend jaar een goede grondplaats krijgen toegewezen. Tussen tijm en rozemarijn, hutje mutje naast mekaar staan ook mythische planten zoals de rozenwortel, ginseng, wolfskers en de alruin. 

Mandragora officinarum, de alruin, het mannetje, het pisdiefje is ongetwijfeld de beroemdste onder de magische planten. De geslachtsnaam is afgeleid van het Griekse woord mandra, wat 'stal’, 'kudde' of 'vee' betekent. Het verwijst mogelijk naar het feit dat de alruin giftig is voor dieren, maar ook voor mensen. Alruin betekent 'alle runen'. Deze magische plant zou de deur openen naar de oude kennis van het runen lezen. Volgens een andere bron verwijst alruin naar Albruna, de naam van een zieneres.

De alruin vindt zijn oorsprong, waarschijnlijk in het huidige Palestina. Hij was reeds bekend in het oude Egypte. De artsen uit Alexandrië lieten de wortel in wijn trekken en gebruikten dat brouwsel als een narcoticum. Bij de Grieken had deze plant een grote faam als liefdesdrank en werd gebruikt tijdens vruchtbaarheidsrituelen. Ook in de Bijbel wordt de Mandragora vermeldt om onvruchtbaarheid te genezen. De kracht van deze plant zit in zijn vreemde wortel, die meestal gedraaid en gespleten is en daardoor, met enige fantasie op een mens lijkt. Vanwege die vorm noemde de Griekse wijsgeer Pythagoras (600 v. C.) haar 'anthropomorphos', op een mens gelijkend. Een vroegchristelijk verhaal beschrijft de alruin als een voorstudie voor de mens. Een afgekeurd probeersel voor de echte mens.

Er zijn veel spannende verhalen rond het uitgraven van de plant. Het oogsten moest gebeuren op een maanloze nacht. Men zei dat elke aanraking tot de dood leidt en daarom moest de wortel worden uitgegraven door een hond. Bij het uitrukken zou de plant een door merg en been dringende gil uitstoten, een afschuwelijke kreet, waar je krankzinnig van wordt of ter plekke sterft. In de Griekse 'Dierengeschiedenis' van Claudius Aeliaus verschijnt de plant onder de naam 'knospatos', de door de hond uitgetrokkene.

Ja, en dat allegaartje van bijzondere planten staat zomaar aan mijn voeten onder ons balkon. Toch iets om in deze donkere tijden tevreden mee te zijn.




zaterdag, november 28, 2020

Kriskras wandelen bij Bonsoy: rotsen, Maas, maretakken en Maurice

Point de vue bij Bonsoy. Rotsen van Waulsort.

oude appelboom met veel maretakken

Zoals zoveel geneeskrachtige kruiden heeft ook de Viscum een lange historie. Reeds de Trojaanse held Aeneas verschaft zich met behulp van een maretak toegang tot de onderwereld om zijn overleden vader weer te zien. En in de 'Edda', een IJslands heldenepos uit de vroege middeleeuwen, ziet de jaloerse god Loki kans om met een twijg van de maretak de zonnegod Baldur te doden met hulp van de blinde Hödur. Voor de Druïden is de maretak de meest heilige plant. Uit de eiken-Viscum bereiden zij krachtgevende rituele dranken.

Plinius de Oude in Book XVI schrijft in Engelse vertaling:
"The Druids, that is what they call their magicians, hold nothing more sacred than mistletoe and a tree on which it is growing when it [mistletoe] is discovered it is gathered with great ceremony"

Ook in onze tijd worden aan de Viscum positieve krachten toegeschreven: we gaan geen dieren of mensen ritueel slachten, maar we hangen met Kerstmis boven de deuropening een maretak om ons te verzekeren van gezondheid en welzijn in het komende jaar. Een kus onder de maretak brengt het jonge paar de zegen van gezond nageslacht, zo heet het. In de volksgeneeskunst gold de mistel al heel lang als heilzaam bij menstruatiestoornissen, epilepsie en hoge bloeddruk. De betekenis bij kanker werd pas ontdekt in de 20e eeuw.

zaadpeulen van look-zonder-look

Ooit werd de look-zonder-look gebruikt als toekruid om aan de maaltijd een knoflook-aroma te geven. Niet alleen in Nederland en België, ook elders in Europa; de Duitse naam Lauchkraut en de Engelse naam Hedge Garlic wijzen hier duidelijk naar. Wie vergeten heeft om bij de groenteboer een knoflookje mee te nemen, weet dus de weg om dit verzuim goed te maken. Even op zoek naar een paar blaadjes look-zonder-look in de beschaduwde wegberm of langs de bosrand en de maaltijd is gered. Al is de smaak toch wat aan de flauwe kant. Maar culinair verbergt onze Look zonder look nog wel enkele andere smaakjes. Zo proeven de zaden scherp mosterdachtig, met heel veel moeite zou je er een soort mosterd kunnen van maken. Dat werd ten andere al in 1552 door een zekere Tragus geadviseerd. De wortel ruikt dan weer naar rapen, maar is nogal vezelig om zo maar op te snoepen. Je kan hem wel laten meetrekken in een groentesoep of ragout. En het laatste onderdeel van de plant dat we kunnen gebruiken zijn de witte bloemen, die vooral in de salade en op een boterham met platte kaas te genieten zijn.


woensdag, augustus 12, 2020

Kruidenboeken meer dan plantenboeken

Na vele maanden Coronaverblijf in Bretagne ben ik even terug in mijn eigen herboristenhuis in Bonsoy. Een slaapkamer vol met zowat 1000 muffe kruidenboeken. Mijn eigen leven in 100,000 bladzijden papier. Hoeveel leven heb ik nog nodig om alles te herlezen? Bladerend door enkele boeken ouder dan mezelf kom ik tot het besef...... Boeken over kruiden zijn van alle tijden. Ze handelen niet alleen over planten, maar geven ons ook een beeld van de geschiedenis van geneeskunde, kunst, literatuur en religie. Kruidenboeken als uitdrukking van hun tijd. Kriskras kruidenboeken.

Kruiden langs heg en steg – J.P.Thijsse

Botanische beschrijvingen van wilde planten langs wegen en hagen door de bekende botanicus Thijsse. In het tweede deel (appendix) heeft P. Daveke de geneeskrachtige werking van deze ‘onkruiden’ beschreven. Hij gebruikt daarbij de boeken van o.a. Dinand, Uyldert, Daems en Börngen. Het boek geeft een beeld van de beginnende bezorgdheid over de vernietiging van de natuur. Milieuproblemen zouden we het nu noemen.

Volksgeneeskunde – Johann Friedrich Osiander. Heruitgave Jansma 1981

Eenvoudige middelen en raadgevingen tegen de kwalen en krankheden der menschen. Osiander was hoogleraar in de geneeskunde aan de Akademie te Göttingen. Hij schrijft ‘Ik wilde op een groote menigte van eenvoudige hulpmiddelen de aandacht vestigen, welke de natuur zelve der menschelijke ziekten heeft tegengesteld, maar die tevens door vele practici ten onregte gering geschat en versmaad worden.’ Geen klassiek kruidenboek waar de planten van A tot Z besproken worden, maar eerder een ziektenregister met een genummerde opsomming van kruiden- en andere middeltjes tegen al die kwalen. Het is voor ons nu moeilijk te begrijpen, hoe een geleerde soms zulke vreemde, irrationele remedies kon adviseren. Het uitgeperste sap van pissebedden bijvoorbeeld tegen waterzucht. Al moet ik toegeven dat de irrationele recepten mij eerder uitzondering lijken dan regel.

Geneeskrachtige kruiden voor gezonden en zieken – Gaston Van Bortel

In de traditie van de religieuze kruidengeneeskunde, dat betekent een bijna naïef geloof in de wijsheid van de natuur en vooral in de wijsheid van de God die dat alles geschapen had.. God en de natuur waren blijkbaar nog één. Zelfs toen ik twintig was, werd mij gevraagd hoe ik van de natuur kon houden zonder in God te geloven.

Geneeskundige planten – Heer-Oom. Uitgave Het Kruis 1957

Vertederend in zijn naïviteit en gelukkig wel geschreven met een grote praktische kennis over het gebruik van de geneeskrachtige planten. Een citaat uit de inleiding: 'Reeds lang werd er naar dusdanig modern handboek in de Nederlandse taal gezocht en gewacht, en het is op uitdrukkelijk verlangen van honderden belangstellende lezers van het weekblad ‘Het Kruis’ dat Heer-Oom tot het besluit gekomen is van zijn praatjes onder vorm van brochuur te laten uitgeven'. Maar… dus wel geschreven in 1957. Opvallend is ook hoe ernstig en plechtstatig alles verwoord werd, waardoor het voor ons (voor mij) bijzonder grappig wordt. Was alles toen zwaar op de hand of zijn wij te oppervlakkig geworden?

Heilkunst im Spiegel von Apothekenstandgefässen und ihren Signaturen

Over kunstige apothekerspotten en hun kruidige inhoud. Over de geschiedenis van o.a. Carduus marianus, Cichorium, Cinnabaris, Digitalis als ‘topical’, Extractum Fumaria, Fungus Sambuci….De potten met hun barokke versieringen geven ons een idee over de esthetische opvattingen van die tijd en laten ons ook zien hoe belangrijk en kostbaar geneeskrachtige planten toen waren.

Besluit

Het begin van de twintigste eeuw was de opkomst van de moderne scheikundige en fysiologische kennis van geïsoleerde stoffen uit planten. We konden de werking van één stofje leren kennen, waardoor sterk werkende medicinale planten zoals Digitalis, Datura en Atropa belladonna nauwkeuriger gedoseerd konden worden en dus minder bijwerkingen veroorzaakten.

De kruiden werden ouderwets, obsoleet zoals de apothekers en artsen dat noemden. Toch was er vooral in religieuze kringen een drang om bij het oude, het natuurlijke te blijven. In zekere zin een zeer conservatieve reflex.

Tot dat jaren later, tegen het eind van de twintigste eeuw progressieve alternatievelingen begonnen te beseffen dat geneeskruiden en oudere geneeswijzen ook hun waarde hebben en gerust naast de moderne geneeskunde konden staan. Moderne onderzoeken van die oude middelen zorgden voor een wetenschappelijke onderbouwing en zo werden conservatieve, ouderwetse gebruiken opnieuw modern en zelfs modieus. 

zondag, november 26, 2017

Leven in de natuur: daslook

Tweede buitendag van de herboristenopleiding in het domaine du Bonsoy. Na de middag dalen we af naar de Maas. De bomen hebben ons pad opgevrolijkt met hun herfstig gekleurd blad. Onzichtbaar onder blad en in de grond overwinteren bol- en knolgewassen.

Als everzwijnen snuffelen en wroeten we blad en aarde om en ontdekken geneeskrachtige en culinaire wortels. Echte valeriaan die de geïrriteerde aardbewoner kan kalmeren, nagelkruid die PDS-darmen tot rust kunnen brengen en..... we vinden ook de aromatische daslookbolletjes die soep en andere gerechten kunnen kruiden. Een verborgen wereld die herboristen vol verwondering ontdekken en met bewondering beleven.

Over daslook:  There is good evidence for the use of ramson by Mesolithic people. Charred bulbs of A. ursinum were identified—in the late Mesolithic settlement at Halsskov in Denmark (Kubiak-Martens 2002). It was hypothesized that ramson was one of the plants that contributed to the hunter-gatherer diet. A. ursinum was known to the early Celts and to the ancient Romans. The Greek physician Dioscorides mentioned four kinds of onion, among them A. ursinum and also attributed a detoxifying effect to the plant (Meyer et al. 1999; Richter 1999). Ramson was well known also in the Middle Ages; it belongs to the group of plants often found at medieval West Slavic archeological sites (Celka 2011). King Charles the Great, also known as Charlemagne, included A. ursinum in his Capitulare de Villis imperialibis, where he formally cataloged plants, mostly those possessing medicinal properties, and documented how the gardens should be planned and cared for (Clickner 2011). Hieronymus Bock provided drawings of the plant in his Kreutterbuch, Lonicerus judged wild garlic to be superior to regular garlic (Richter 1999; Błażewicz-Woźniak et al. 2011; Strzelecka and Kowalski 2000; Madaus 1938).

zondag, november 13, 2016

Wilde wandelsoep

Wild Voedsel. Wandelen in het domaine du Bonsoy. Bij de receptie wandelen we recht naar beneden, bij het beekje naar de vijver toe. Twintig mensenkinderen achter mij aan. We schuifelen in herfstige geur en met mijn oranje regenscherm verwijder ik de gele, roeste bladeren om resten van groen blad bloot te leggen. Gekke goudzoekers zijn we wel, als we voor de zoveelste keer gewoon nagelkruid ontdekken. Een plantje uit de grond halen en dan de subtiele geur van kruidnagel opsnuiven. Kleine, kinderlijke wonderen met betekenis. Geum urbanum, geel nagelkruid, vergeten plant met bijzondere werking op de darmen.

Maar......we moeten verder, planten zoeken om straks een wilde soep te maken voor twintig hongerige mensen. Bij de grote visvijver vinden we volop kleine veldkers en het zeldzame, maar hier massaal aanwezige goudveil, genoeg om onze soep groen te kleuren. Berenklauwblad is ook overal aanwezig, dit grote blad kan niet alleen het volume vermeerderen maar ook smaak aan de soep geven.

Nu maken we een scherpe bocht, het mooie pad terug naar boven. Brandnetel en andere bosplanten maar het is vooral aan de rand van het bos in de rommel van de boerderij  dat we uitbundig veel fris groen vinden, groot glimmend look zonder lookblad, weelderige veldkers, brandnetel, knopkruid........ tevreden kunnen we terugkeren. We zullen zeker niet verhongeren.

Over knopkruid
De wetenschappelijke naam van dit algemeen onkruidje is Galinsoga vernoemd naar een zekere Galinsoga (1766-1797), botanicus en hofarts van  de koningin van Spanje. De soortnaam parviflora komt van het Latijnse parvus = klein en flos = bloem: met kleine bloemen. De Nederlandse naam ‘knopkruid’ verwijst ook naar het kleine, knopvormige gele bloemhoofdje.
De plant komt van oorsprong uit Zuid-Amerika (Andesgebergte). Rond 1820 is deze plant op een of andere manier hier in Europa ingeburgerd. De plant komt vooral voor in akkers en tuinen, omgewoelde wegbermen en opgehoogde terreinen. Kaal Knopkruid is eetbaar, tenminste de jonge blaadjes en stengels. Het kan ook in soep meegekookt worden. Het smaakt een beetje naar zeekraal en zit vol met calcium. Oude bijnamen zijn Akkerpest (een woekerend onkruid), Duitskruid (knopkruid breidde zich vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog uit, de fout van die Duitsers...), ook de naam Moffenkruid zegt genoeg.

zaterdag, oktober 24, 2015

Havikskruid bij Bonsoy

Al bij het begin van onze wandeling, nog in het domaine du Bonsoy, vinden we een groep bloeiende oranje havikskruiden. Niet zo direct een bekende geneeskrachtige plant maar wel redelijk zeldzaam. Dit plantengeslacht  is wereldwijd verspreid, met vele soorten en ondersoorten. De grote variaties hebben we te danken aan de speciale manier waarop havikskruiden zich voort planten. De vrucht en het zaad ontwikkelen zich zonder dat bevruchting nodig is. Het blijkt, dat alhoewel stuifmeel rijkelijk op de stempel terecht kan komen, geen 'kieming' van de stuifmeelkorrel plaatsheeft, of, indien dit wèl het geval is, toch geen bevruchting volgt. Dit leidt tot zeer tal­rijke groepen Hieraciums, die wel op elkaar gelijken, maar in detail steeds verschillend blijven en die dus moeilijk te onderscheiden. Als je dan weet dat er nog zelfbestuiving (tussen de bloemen van één hoofdje) en bastaardering tussen soorten kan voor­komen, wordt het duidelijk hoe ingewikkeld en moeilijk de systematiek binnen de havikskruiden is
.
De wetenschappelijke naam Hieracium is vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het gebruikten als oogdruppels om een bijzonder scherp gezicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte men het sap in oogwater. Anderen menen dat het 'hierakion' zou heten, omdat het op hoge rotsen groeide, waar haviken huisden. Een andere al even twijfelachtige verklaring, vinden we in het uiterlijk van de bloem­hoofdjes. De straalbloempjes, met hun getande, dwars afge­sneden bloemkroonblad, liggen dakpansgewijs gerang­schikt en het lijnenpatroon dat hierdoor ontstaat, herinnert aan de gestreepte tekening in de veren van een havik.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/hieracium-havikskruid

Hieracium aurantiacum (syn. Pilosella aurantiaca) est une plante vivace souvent stolonifère faisant partie de la famille des Composées (Astéracées). Connue sous le nom d'épervière orangée, cette plante toute simple, pousse dans les prairies et les zones rocailleuses subalpines des montagnes européennes. Elle est protégée en Alsace et en Auvergne.

Les racines traçantes s'étalent rapidement formant parfois des stolons qui assurent une multiplication et un investissement rapide des lieux, c'est pourquoi elle est utilisée au jardin en couvre-sol pour stabiliser une butte, couvrir un talus ou tout simplement une zone laissée en prairie naturelle. Les feuilles vert bleuté portées en rosettes, laissent émerger de leur centre une tige hérissée de poils noirs portant des bouquets de petites fleurs (0,5 à 2 cm de diamètre) orange lumineux.

Ce coloris éclatant accompagnera parfaitement des fleurs bleues ou mauves comme la campanule, la bourrache, l'agastache ou la vipérine pour former un ensemble champêtre qui attirera au passage les insectes pollinisateurs dans votre jardin !

Cette plante est aussi reconnue pour ses vertus médicinales : en tisanes, elle freine la production de mucosité et est donc préconisée pour les pathologies de l'appareil respiratoire. Elle constitue aussi un bon diurétique. En cataplasme, elle facilite la cicatrisation des blessures.