zondag, december 17, 2017

Look zonder look

Goed plantengezelschap in de winter is look zonder look. Ook op onze wandeling in Weris vonden we de groene glimmende bladeren langs hagen en bosranden, maar zover moet je niet lopen om te genieten van deze plant, want hij is overal wel te vinden onder hagen en bij bosranden.

 Look zonder look is de merkwaardige Nederlandse naam die al eeuwen wordt gebruik voor deze bescheiden, wit bloeiende plant . De plant is tweejarig, het eerste jaar maakt hij een wortelrozet met ronde bladeren, het tweede jaar schiet hij op tot 1 meter hoog. De bladeren  reuken subtiel naar look. Maar het is botanisch geen echte look. Vandaar die typisch Nederlandse naam: Look-zonder-look; de plant ruikt naar Look, maar bezit geen ondergronds lookbolletje. De naam die al in de 16de eeuw door Dodonaeus aan de plant werd gegeven, is zo kenmerkend dat er maar heel weinig andere volksnamen van de plant bekend zijn. Ook de wetenschappelijke naam duidt op de geurverwantschap met de look, Alliaria petiolata.  Alliara is een afleiding van Allium, de wetenschappelijke naam voor het geslacht Look;  petiolatus betekent gesteeld en heeft betrekking op de gesteelde bladen  van het wortelrozet. Dit is uitzonderlijk omdat de bladeren van een wortelrozet meestal ongesteeld zijn. Vroeg in het voorjaar schiet de plant door en maakt dan kleine, witte bloemen.

Tot omstreeks 1950 was de Look-zonder-look  beperkt aanwezig in ons land. Het is opmerkelijk, dat de soort zich sindsdien sterk heeft uitgebreid. En nu een zeer algemeen kruid is langs bosranden en in boomrijke tuinen. Het is bijzonder geschikt om het te laten verwilderen in de schaduwrijke hoekjes van een tuin of bij de composthoop. 

Look-zonder-look werd vroeger aangewend als middel om zweren te laten rijpen, ingewandswormen te lijf te gaan en als bloedzuiverend middel. De niet meer in gebruik zijnde naam Alliaria offïcinalis, uit of van de apotheken, duidt op deze medicinale werking. Simon Pauli zei al in 1666 ‘qu’elle déterge et modifie les ulceres putrides et sordides’. En mijn Franse herboristenvoorbeeld Dr. Leclerc zag goede resultaten bij de behandeling van ‘gelures ulcereux’. Dus tegen bevriezing. Het verse blad ging de ettering tegen en stimuleerde de aanmaak van huidweefsel. Maar ook bij impetigo (krentenbaard)  maakte Leclerc er gebruik van.

Volgens de ethnobotanist Lieutaghi heeft het blad een ontsmettende werking en kan het vooral vers in het voorjaar bij verkoudheid en bronchiale problemen als slijmoplossend middel gebruikt worden.  De ontsmettende mosterdolieglycosiden in de plant zullen daar niet vreemd aan zijn. Hij is wat werking betreft dan ook te vergelijken met mierikswortel en knoflook maar minder sterk.
Bij keelpijn en heesheid zou je het kunnen combineren met ons zangerskruid bij uitstek de Raket, Sisymbrium officinale.

Ook werd de plant gebruikt als toekruid om aan de maaltijd een knoflook-aroma te geven. Niet alleen in Nederland en België, ook elders in Europa; de Duitse naam Lauchkraut en de Engelse naam Hedge Garlic wijzen hier duidelijk naar. Wie vergeten heeft om bij de groenteboer een knoflookje mee te nemen, weet dus de weg om dit verzuim goed te maken. Even op zoek naar een paar blaadjes Look-zonder-look in de beschaduwde wegberm of langs de bosrand en de maaltijd is gered. Al is de smaak toch wat aan de flauwe kant. Maar culinair verbergt onze Look zonder look nog wel enkele andere smaakjes. Zo proeven de zaden scherp mosterdachtig, met heel veel moeite zou je er een soort mosterd kunnen van maken. Dit werd ten andere al in 1552 door een zekere Tragus geadviseerd. De wortel ruikt dan weer naar rapen, maar is nogal vezelig om zo maar op te snoepen. Je kan hem wel  laten meetrekken in  een groentesoep of ragout.

En het laatste onderdeel van de plant dat we kunnen gebruiken zijn de witte bloemen, die vooral in de salade en op een boterham met platte kaas te genieten zijn. Nu niet denken dat Look zonder look het nieuwe wondermiddel is, de werking is beperkt maar toch een gezonde, verse en gratis aanvulling uit de tuin der natuur. 


  • The Really Wild Food Guide. Recepten oa Look zonder look couscous balletjes 
  • Pierre Lieutaghi. Le livre des bonnes herbes. Actes sud. 
  • Grieve. A Modern Herbal. Penguin 1984 ISBN 0-14-046-440-9
  • Rudat KD. Antibiotic action of substances in higher plants, particularly in Alliaria officinalis and other leeklike plants on Bacterium pyocyaneum. J Hyg Epidemiol Microbiol Immunol. 1957;1(2):213-24.

zaterdag, december 16, 2017

Winterwandelen

Onze twintigste wandeling in het Waalse megalietendorp Weris. Dus niet alleen een kruidenwandeling. Toch zijn er ook veel planten te ontdekken. Veel blote bomen zijn juist in de winter bijzonder. Bij onze afspraakplaats aan de kerk staat een stevige notenboom Juglans regia, nu te herkennen aan de grove stam en grillige takken maar voor mij nog meer herkenbaar aan de half vergane bladeren met hun karakteristieke geur. De smurrie op de grond is bijna een papcompres op zich. Je zou het zo bij nat eczeem op de huid kunnen plakken.

Maar we willen wandelen en niet alleen een toertje rond de kerk. Toch staat hier bij de kerk ook een mooie lindeboom. De zaadbolletjes met de 2 schutblaadjes zijn nog duidelijk zichtbaar. Verderop richting Oppagne vinden we onder een meidoornhaag de klassieke eetbare wilde planten: look-zonder-look en vogelmuur. En nog 10 stappen verder op een oude muur de al even klassieke planten voor dit stenig biotoop: steenbreekvaren, eikvaren en huislook. Niet de bekendste medicinale planten maar zeker allemaal planten met een verhaal.

We wandelen stevig verder tussen kale velden en graslanden richting Oppagne. Ons doel de dolman van Oppagne. Geflankeerd door 4 stoere eiken blijft dit oeroud monument voor controverse zorgen. Een mythische plek voor de enen, een hoop gestapelde stenen voor de anderen. Begraafplaats of smartphone van duizenden jaren geleden?

Niet alleen magische stenen maar ook een magische plant is hier overal overvloedig aanwezig. De maretak, vogelijm, Viscum album, parasiterend in de kale bomen valt hij juist in de winter glimmend geelgroen op. Hij tart de zwaartekracht, groeit tegendraads, niet van onder naar boven zoals een fatsoenlijke plant betaamt maar bolrond alle kanten uit. Niet alleen naar de zon maar ook naar de aarde. Chaotische orde. Een plant dus om orde in de menselijke chaos te brengen. Een gezwel dat gezwellen kan genezen. Geen plant om op te eten maar om er onder te staan. Een amulet.

Over Viscum album https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/viscum-album-maretak-vogellijm

dinsdag, december 12, 2017

Oppagne bij Wéris

Wat voorbereidingen voor onze zoveelste wandeling bij de menhirdorpen Wéris en Oppagne. Ik ontdek op internet interessante info uit het boek van Jean Marie SEBILLE, Histoires du village d’ Oppagne. Volume I. Geschiedenis van Oppagne. Niet direct informatie over planten maar wel over de dolmens van Oppagne en Wéris.

Menhirs van Oppagne
EMILE TANDEL (Les Communes Luxembourgeoises, 1892) verklaart de etymologie van de naam Oppagne als volgt. O, ob, op betekent “rivier”. Op kan ook verwijzen naar de helling van een heuvel. Pagne of page komt
van het Latijnse pagus, wat “dorp, bourg (Fr.)” betekent.
In prehistorische tijden was de streek rond Oppagne ingenomen door de Keltische stam van de Poemani. Tijdens het derde millennium vóór Christus richtten zij een aantal megalithische bouwwerken op. Deze stenen uit de omgeving van Oppagne vormden samen met die uit de omgeving van Wéris een en hetzelfde geheel.

Les trois menhirs d’Oppagne bevinden zich op een hoogte van 287m en werden voor het eerst in 1888 opgemerkt. Ze zijn gemaakt van zogenaamde ‘puddingstenen’ die minstens 1600m verder uit de buurt werden aangevoerd. De grootste van de drie heeft een hoogte van 3,20m, een breedte van 1,20m en zit 1,44m diep in de grond. Hij weegt meer dan 9 ton.

De Dolmen van Oppagne bevindt zich op een hoogte van 277m. Hij bevindt zich op 200m afstand van de oude Romeinse weg richting Oppagne. Het monument is 9,90m lang en 4,60m breed. Men heeft bij onderzoek de resten van negen lichamen gevonden. Waarschijnlijk zijn het de doden van de Gobelet-stam, die hier omstreeks 2500 v.C. leefde.

JM SEBILLE eindigt dit hoofdstuk met twee artikels. Les dolmens de Wéris maîtrisent-ils les forces telluriques nocives? (uit : Avenir de Luxembourg Plus, 9 november 1989) zet uiteen hoe de prehistorische grafmonumenten niet toevallig op deze plekken werden gebouwd maar dat de bouwers rekening hielden met de loop van bepaalde tellurische, i.e. tot de aarde behorende, energielijnen, die onder andere het mummificeren van de doden in de hand werkten. Er is ook sprake van magnetische, geneeskrachtige en het lichaam regenererende energielijnen.

Een ander artikel uit hetzelfde blad (25 mei 1990) Inquiétude dans les chaumières: y a-t-il un druide à Wéris? vertelt over Renaat De Jonghe, ex-leraar van Vlaamse of Nederlandse afkomst, die lid is van de Order of Bards, Ovates and Druids en de Cercle du Blanc Caillou. De man ging op zoek naar de energielijnen die de monolieten in de streek met elkaar verbinden. Als een nieuwe druïde trekt hij geregeld de bossen in om er in de nabijheid van (zogenaamde) menhirs allerlei rituelen en bezweringen uit te voeren.

Puddingsteen of poddingsteen / Conglomeraat

Menhirs bij dolmen van Oppagne
De megalieten van Wéris, de dolmen en menhirs, bestaan allemaal uit de lokale puddingsteenrotsblokken. Als u deze rots van nabij kunt bekijken dan lijkt het wel een soort beton van kiezelstenen in cement. En inderdaad, het is een soort natuurlijk beton dat "puddingsteen" wordt genoemd. Deze rots is een zandsteenconglomeraat miljoenen jaren terug gevormd met donkere en bleke rolkeien van kwartsiet ... aaneengeklit in een fijne maar harde zandmassa van het strand van een al lang verdwenen prehistorische zee.

Op een hogere gelegen heuvelhelling ten oosten van Wéris ligt een harde laag conglomeraatbank, puddingsteen. Door de werking van de aarde over de miljoenen jaren heen, aardbevingen, erosie,...  kwamen er barsten in de bank, zijn sommige rotsblokken uit de bank losgekomen en weggegleden. Zo'n 5.000 jaar geleden bedacht de mens dat die rotsblokken toch wel ideaal waren. Ze zochten naar de juiste steen, versleepten die tot op de juiste plek en plaatsen de menhirs en bouwden er megalieten mee.

Puddingsteen is een ontzettend moeilijk te bewerken steen omwille van zijn hardheid. Het is dankzij deze hardheid dat de megalieten de tand des tijd, de vernielzucht en de recuperatiedrang van de mens heeft weerstaan. De plaatselijke gebouwen werden vooral met natuursteen zoals zand- en kalksteen opgetrokken.
En toch is er een tijd geweest dat hier een steengroeve was. Van 1866 tot WOI werd puddingsteen hier op industriële wijze gewonnen. De stenen werden in rechthoekige blokken of in halve cirkels gehouwen. Vervolgens werden ze op stevige en brede karren vervoerd, getrokken door tien tot veertien paarden, naar het station van Barvaux sur Ourthe. Van hieruit bracht de trein ze naar Luik of naar het Franse Lotharingen, waar ze als vuurvaste bodems gebruikt werden in de hoogovens.

Dit deel van de streekgebonden industriële geschiedenis werd beschreven door Joseph Bernard in "Exploitation des carrières de poudingues de la Plate à Wéris", artikel verschenen in het trimestrieel tijdschrift "Terre de Durbuy" nr 29 (maart 1989).

vrijdag, december 01, 2017

Instanthoestsiroop

Hoestsiroop in de sneeuw
Midden in de nacht. Wakker worden van een helse hoestbui. In allerijl een anti-hoestmiddel gefabriceerd. 
Wat heb ik in huis? Tinctuur van vlierbessen en tinctuur van kaasjeskruidbloemen, van elk een soeplepel bij mekaar gegooid samen met een lepel vloeibare honing. Goed roeren en mijn instanthoestsiroop is klaar voor gebruik.  Snel een koffielepel naar binnen gewerkt en.... het leek nog te helpen ook.


Over kaasjeskruid / Malva
Het Latijnse Malva komt van het Griekse malakos: verzachten, of het Griekse malassoo: week maken, een verwijzing naar het verzachtende slijm van de zaden. Bij de ouden heette het malue,  waar een u voor v staat. van Beverwijck, ‘zo genoemd naar de Latijnse naam Malva die wederom komt van het Griekse Malacha alsof men zei verzachtend, waarom ze ook bij dezelfde Grieken Akopos, dat is pijn stillend, genoemd wordt’.

Een andere oude naam Peppel of pappel komt van het gebruik om te pappen op brandwonden en verzachtende werking op de verharde slijmvliezen. Varro verhaalt dat priesteressen van Apollo in Rome de voeten met deze zalf insmeerden en dan op blote voeten door de kolen liepen. Zo ook schrijft Magnus dat de magiërs er hun handen mee insmeerden en dan allerlei dingen uit het vuur konden halen.

Deze plant werd zo gebruikt in lang vervlogen, donkere tijden. Als men toen beschuldigd werd van een misdaad kon men een beeld van schuld of onschuld verkrijgen door een oordeel. Personen van zwakke gezondheid of licht gestel, vooral monniken en schrijvers, waren vrij gesteld van de normale methode van een gevecht. Die konden hun onschuld aantonen door een gloeiende ijzeren staaf vast te houden. Dat gebeurde in de kerk. De verdachte, hij kon vrienden bij zich hebben, werd beschermd door zijn handen te bedekken met een dikke laag van een substantie die hem toestonden de hitte te weerstaan. Deze zalf werd in de 13de eeuw beschreven. Het sap van de Malva en de slijmige zaden van een soort vlooienzaad samen met het wit van een ei werden gemengd, de handen waren daarmee even goed bedekt als met een paar handschoenen.

Uitproberen van die anti-brandzalf is op eigen risico. Instanthoestsiroop maken is zonder risico.