Posts tonen met het label wild voedsel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label wild voedsel. Alle posts tonen

woensdag, februari 14, 2024

Ook akkerkool eetbaar in februari.

De akkerkool is een van de meest voorkomende akkeronkruiden en is al sinds het Neolithicum onze ​​culturele metgezel. Akkerkool vind je vooral in open, voedselrijke gebieden, zoals velden, tuinen en braakliggende gronden.
Het speelde een belangrijke rol in het dieet van onze voorouders,  een gebruik dat helaas in de vergetelheid is geraakt.

Onkruid en arme mensenvoedsel
De gewone akkerkool (Lapsana communis) was in het Neolithicum al een van de meest voorkomende onkruiden op landbouwgronden. Verkoolde overblijfselen akkerkool in neolithische nederzettingen laten zien dat deze toen vaak werd gegeten. Er zijn ook aanwijzingen voor het gebruik ervan als voedselplant uit de Romeinse tijd.
In het oude Rome bestond het gezegde ‘Lapsana vivere’, wat ‘leven op akkerkool’ betekent. Het gezegde had echter een negatieve betekenis omdat het werd gebruikt voor de lagere klasse die op het platteland woonde (plebs Rustica) en niet veel te eten hadden. De akkerkool lijkt een voedsel voor de armen te zijn geweest of een noodvoedsel in tijden van honger. Het oude gebruik ervan als groente is echter grotendeels vergeten. 

Vroeger als voedsel in gebruik
De akkerkool is een winterannuel. Dit betekent dat de zaden in de herfst ontkiemen, als rozet overwinteren om de volgende zomer te bloeien en vervolgens weer af te sterven. Als wilde groente worden alleen de jonge bladeren van de rozet geoogst voordat de bloemscheut zich ontwikkelt. Ze zijn rijk aan mineralen en vitamines. De jonge bladeren zijn het meest geschikt tussen begin februari en eind april. De delicate rozetblaadjes smaken als een salade met een aangename bittere toon, vergelijkbaar met witlof. De jonge bladeren zijn niet alleen een heerlijk ingrediënt in een salade. Ook zijn ze ideaal als groente, in soepen, bij eiergerechten of als spinazie-achtige vulling in dumplings of als topping voor een quiche. Als je niet van de subtiele bitterheid houdt, kun je de bladeren voor gebruik 10 minuten in lauw water leggen.

Alleen de jonge voorjaarsbladeren zijn geschikt voor culinair gebruik, omdat de bitterheid en zuurheid van de bladeren toeneemt naarmate de bloei nadert. Met name de stengelbladeren zijn dan niet meer eetbaar en ook de bladstructuur wordt taai en vezelig.

De bloemknoppen die vanaf juni verschijnen zijn dan weer geschikt voor consumptie, bijvoorbeeld door ze te stoven in boter. De gele straalbloemen zijn ook geschikt als eetbare decoratie. Je kunt ze eraf plukken en eenvoudig over salades en desserts strooien. De lintbloemen moet je 's ochtends  oogsten, omdat 's middags de kleine bloemen sluiten tot de volgende ochtend. [1][2]

Zelden gebruikt als medicinale plant
Je zult tevergeefs naar akkerkool zoeken in farmacopeeën en wetenschappelijke monografieën. Zelfs in de volksgeneeskunde van onze voorouders speelde het geen grote rol. Zowel in de oudheid als in de middeleeuwen zijn er zeer weinig tradities te vinden. In ieder geval werd akkerkool gebruikt door de geplette bladeren extern op ontstoken delen van de huid en op zweren te plaatsen. Er werd ook gezegd dat het een bijzondere werking had op ontstoken borsten tijdens het geven van borstvoeding, daar verwijst ook de Engelse plantennaam ‘nipplewort’ en de Franse naam 'Herbe-aux-mamelles' naar. Deze toepassing werd al genoemd door de Neurenbergse arts Joachim Camerarius (1534–1598). De bladeren werden in reuzel gekookt om een ​​zalf te maken. In de volksgeneeskunde werden ook gebarsten handen, brandwonden en kleine wonden behandeld met akkerkoolzalf. In de volksgeneeskunde werd de licht diuretische plant ook gebruikt voor spoeltherapie bij urineweginfecties. inwendig gebruikt tegen constipatie omdat het een mild laxerend effect zou hebben. Dit wordt ook aangegeven door de officiele naam Lapsana, die uit het Oudgrieks komt en zoiets betekent als ‘leegmaken’. 

Inhoudsstoffen en mogelijk gebruik
De secundaire plantaardige stoffen die tot nu toe in de bladeren zijn ontdekt, zoals flavonoïden, chlorogeenzuur, cichoreizuur en cafeïnezuurderivaten, zouden zowel een antioxiderende werking (radicalenvangers!) als een versterkend effect op het immuunsysteem kunnen hebben. Er zitten ook veel sesquiterpeen-bitterstoffen in akkerkool, die de eetlust stimuleren, de galstroom bevorderen en ons organisme versterken. [3][4]

Literatuur
[1] Beiser R. Wilde kruiden. Stuttgart: Trias; 2017
[2] Beiser R. Onze eetbare wilde planten. Stuttgart: Kosmos; 2022
[3] Fontanel D, Debouzy JC. Sesquiterpeenlactonglycosiden van Lapsana communis L. ssp. Communis. Fytochemie 1999; 51:999-1004. DOI: 10.1016/s0031-9422(98)00718-3
[4] Fontanel D, Galtier C, Viel C et al. Caffeoylkinine- en wijnsteenzuren en flavonoïden van Lapsana communis L. ondersoort communis (Asteraceae). Tijdschrift voor Natuuronderzoek C. 2014; 53:1090-1092. DOI: 1090-1092. 10.1515/znc-1998-11-1224

zaterdag, september 10, 2022

Ganzevoeten, eetbaar en nog meer

Tijdens onze buitendag bij Weelde Statie, de plek waar ik het grootste deel van mijn leven gewoond heb, vinden we ook een akkertje met veel melde- of ganzenvoet-achtigen. 

De ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae) heeft haar naam te danken aan het geslacht Chenopodium, het is een groep doorgaans welig tierende 'onkruiden' uit gematigde en warme gebieden. Veel soorten uit dit plantengeslacht hebben bladeren waarvan de omtrek met enige fantasie aan die van een ganzenvoet doen denken. Deze planten familie is om een aantal redenen interessant.

In de eerste plaats is dit plantengeslacht economisch van betekenis omdat ze een aantal bekende groenten bevat zoals spinazie, rode biet en snijbiet. Verder is het opvallend, dat ook veel wilde ganzenvoetsoorten eetbaar zijn en, als 'primitieve' groenten, waarschijnlijk een rol hebben gespeeld in het voedingspatroon van onze voorouders. Ook van economische betekenis is de suikerbiet die in de 18de eeuw werd ontwikkeld uit 16de eeuwse 'wortelbiet'. Tenslotte telt de familie een aantal soorten die zich aan zee thuis voelen. Tot deze zoutplanten behoren de zeekraal en klein schorrenkruid (Suaeda maritima). Ze hebben het voor andere planten vaak dodelijk zeezout nodig om in leven te kunnen blijven en werden vroeger vaak verbrand om het looghoudend as als wasmiddel te gebruiken.

Als geneeskrachtige planten worden de Ganzenvoetachtigen niet meer gebruikt, toch vond ik een merkwaardig wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat het zaad van Chenopodium album een 'potent sperm-immobilizing agent' is. Een waterig aftreksel, extract van de zaden bleek bij ratten een vrij sterke contraceptieve werking uit te oefenen. Nog vreemder is dat 2000 jaar geleden Hyppocrates volgens Leclerc het zaad voorschreef « lorsque la semence de l'homme se putréfie dans l'utérus ». Dus om gezond sperma te verkrijgen. Wel opvallend, mogelijk ook onrustwekkend maar zeker interessant om verder te onderzoeken.

De naam Melde komt van het werkwoord ‚malen’. De zaden kunnen tot meel gemalen, het blad als bladgroente bereid. een recept, met het blad. Laat wat melde smelten in de pan, meng met blokjes mozzarella en basilicum, draai dit alles in een hartig flensje en laat het even frituren in olie. Opdienen met rijst en rauwkost.

https://sites.google.com/view/kruidwis1/kruiden-planten-van-a-tot-z/atriplex-hortensis-tuinmelde

zaterdag, april 04, 2020

Nu te plukken als voedsel

    berenklauw, daslook en brandnetel





    vrijdag, december 07, 2018

    Nog te maken: Meidoornbessen-appelchutney

    Meidoornbessen-appelchutney met gember

    1 kg bessen
    1 kg appels (geschild en in stukjes gesneden)
    1 kleine ui (kan weggelaten worden)
    1l azijn (cider appelazijn)
    650g suiker
    2 theel. gemberwortel (poeder, of verse wortel fijngemalen iets meer dan 2 theel.)
    1/2 theel. kruidnagel (poeder)
    peper naar smaak

    • Zorg ervoor dat alle steeltjes van de bessen verwijderd zijn
    • Doe de gewassen bessen samen met de azijn in een pan en breng aan de kook
    • Laat ongeveer 30 minuten op een laag vuur zachtjes koken
    • Eventueel het mengsel door een zeef halen en zet de pan met de vloeistof weer op het vuur
    • Voeg hier de stukjes appel, gesnipperde ui, suiker en de kruidnagel, gember en peper aan toe
    • Laat het geheel koken tot de appel zacht is, maar nog wel zijn vorm behoud.
    • Doe de chutney in gesteriliseerde potten.


    Meer over meidoorn https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/crataegus-laevigata-meidoorn

    In medieval England, children ate the plant's fruit, which was considered to be very nutritious. The fruit was also used in Russia to make wine (Sowerby). In some regions of Europe the dry pulp of the fruits of C. laevigata and C. monogyna has been eaten or added to flour. In West Asia, the larger, more fleshy and flavorful fruits of C. aronia (L.) Bosc. (C. azarolus) are commonly harvested from the wild and eaten fresh. These two species are variable. In their native ranges, seed from superior forms is selected and planted at field edges or on non-arable land.
    The fruits are collected from the mountains around Peking and other parts of China and mixed with sugar to make a jam or jelly or a sweet wine. These, along with candied fruit slices, are commonly sold in markets and by street vendors. The sweet and sour flavor is thought to support and activate the digestion (Lu, Smith & Stuart, Hooper).
    The nutlets of C. laevigata and C. monogyna have been found at a number of archeological sites in Europe, from the Neolithic to Roman time. Crataegus aronia seeds have been found in Bronze Age sites in Israel, as well as other archeological sites in the Near East (Zohary and Hopf 1988).
    At least a dozen species of Crataegus are documented as food plants of various native groups of North America. Often the fruits were dried and stored for winter use. For an enumeration of native groups that used hawthorn as food, plus references, see E. Yanovsky (1936).

    hyperoside
     Flavonoids
    The first work on the flavonoids of C. laevigata and C. monogyna was conducted in 1953, when hyperoside, vitexin-4'-L-rhamnoside, quercetin, and vitexin were isolated by Kranen-Fiedler (Kowalewski & Mrugasiewicz). Since then, at least 30 more flavonoids have been isolated from these plants. The classes of flavonoids that have been particularly well studied in hawthorn and have shown activity are flavone derivatives such as hyperoside and vitexin-4'-O-rhamnoside; oligomeric procyanidins (with varying degrees of polymerization); polymeric procyanidins; and the catechin l-epicatechin. Hawthorn fruits, as well as the leaves, contain catechin polymers, called condensed tannins, which account for the astringent effect noted by Gerard in the late 1500s. Colorless condensed tannins can be transformed to phlobaphenes which have a bright red color. These "tannin reds," as they are sometimes called, have been ascribed cardioactive properties. List & Hörhammer mention that these red, crystalizable pigments (found mainly in the fruits, and to a lesser extent in the autumn leaves) have the same activity as pure anthocyanins, i.e., they have a tonic effect on the cardiac muscles, are negatively chronotropic and dromotropic, and also show the bradycardiac effect commonly noted for Crataegus which is supported in a study by Hahn, et al.


    The major flavonoids in Crataegus preparations are vitexin-2"rhamnoside, rutin, and hyperoside in flowers, with the addition of vitexin in the leaves (Tittel, G. & Wagner, 1982). One commercial preparation containing a mixture of total flavonoids has also been tested for activity (Crataemon). Other tested fractions include a preparation of purified triterpenic acids, unpurified triterpenic acids, oleanolic, oleanolic acids, and a fraction of total saponins.

    Additional Notes on Pharmacology: 1."High doses of Crataegus agents lead to a decrease in cardiac output, low dosages increase it." 2."Lowers pathologically increased pyruvic and lactic acid levels" (which may be increased after heart damage). 3."[causes]...a decrease in heart frequency along with heightened systolic discharge and cardiac output after O(2)-deficit respiration of a healthy person and the prevention of ECG-alterations due to hypoxia." (Adapted from List & Hörhammer)

    zondag, november 13, 2016

    Wilde wandelsoep

    Wild Voedsel. Wandelen in het domaine du Bonsoy. Bij de receptie wandelen we recht naar beneden, bij het beekje naar de vijver toe. Twintig mensenkinderen achter mij aan. We schuifelen in herfstige geur en met mijn oranje regenscherm verwijder ik de gele, roeste bladeren om resten van groen blad bloot te leggen. Gekke goudzoekers zijn we wel, als we voor de zoveelste keer gewoon nagelkruid ontdekken. Een plantje uit de grond halen en dan de subtiele geur van kruidnagel opsnuiven. Kleine, kinderlijke wonderen met betekenis. Geum urbanum, geel nagelkruid, vergeten plant met bijzondere werking op de darmen.

    Maar......we moeten verder, planten zoeken om straks een wilde soep te maken voor twintig hongerige mensen. Bij de grote visvijver vinden we volop kleine veldkers en het zeldzame, maar hier massaal aanwezige goudveil, genoeg om onze soep groen te kleuren. Berenklauwblad is ook overal aanwezig, dit grote blad kan niet alleen het volume vermeerderen maar ook smaak aan de soep geven.

    Nu maken we een scherpe bocht, het mooie pad terug naar boven. Brandnetel en andere bosplanten maar het is vooral aan de rand van het bos in de rommel van de boerderij  dat we uitbundig veel fris groen vinden, groot glimmend look zonder lookblad, weelderige veldkers, brandnetel, knopkruid........ tevreden kunnen we terugkeren. We zullen zeker niet verhongeren.

    Over knopkruid
    De wetenschappelijke naam van dit algemeen onkruidje is Galinsoga vernoemd naar een zekere Galinsoga (1766-1797), botanicus en hofarts van  de koningin van Spanje. De soortnaam parviflora komt van het Latijnse parvus = klein en flos = bloem: met kleine bloemen. De Nederlandse naam ‘knopkruid’ verwijst ook naar het kleine, knopvormige gele bloemhoofdje.
    De plant komt van oorsprong uit Zuid-Amerika (Andesgebergte). Rond 1820 is deze plant op een of andere manier hier in Europa ingeburgerd. De plant komt vooral voor in akkers en tuinen, omgewoelde wegbermen en opgehoogde terreinen. Kaal Knopkruid is eetbaar, tenminste de jonge blaadjes en stengels. Het kan ook in soep meegekookt worden. Het smaakt een beetje naar zeekraal en zit vol met calcium. Oude bijnamen zijn Akkerpest (een woekerend onkruid), Duitskruid (knopkruid breidde zich vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog uit, de fout van die Duitsers...), ook de naam Moffenkruid zegt genoeg.

    vrijdag, december 25, 2015

    Wintervoedsel: Douglasspar en andere naalden

    Ook in de winter, zeker in onze nieuwe, zachtere winters is er wel wat voedsel te oogsten in de natuur. Hoog in de dennenbomen vinden we aromatische naalden en bladknoppen, vooral de naalden van de Douglasspar zijn een lekkernij. Als thee, als aroma in honing of suiker maar vooral als likeur zijn deze 'blaadjes' met hun appelsienachtig aroma goed te eten of te drinken. Zie receptuur in
    https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/

    Bij de Douglasspar
    Pseudotsuga menziesii (Mirb.) Franco. Deze naaldboom is genoemd naar Archibald Menzies (1754
    - 1842) een Schot, die tuinman was in de botanische tuin van Edinburgh en als doktersassistent de wereldreis van de Vancouver meemaakte. De Douglasspar behoort samen met de Abies - Zilverspar en de Pinus - Den tot de familie van de Pinaceae en de klasse van de Coniferaceae - de kegeldragende Naalbomen.
    De Douglas is nog al eens van naam veranderd: Pinus taxifolia en Pinus douglasii zijn nu ongeldige namen, aan deze laatste ontleent hij zijn Nederlandse naam Douglasspar. Het is een brede piramidale boom met vrijwel kale twijgen en spitse, bruinrode knoppen. De hangende korte kegels (5 tot 10 cm) zien er sympathiek slordig uit, door hun losstaande schubben met ver naar buitenstaande dekschubben. De naalden hebben een fijne aromatische geur die volgens sommigen naar appels ruiken en volgens anderen naar appelsien. Het hangt er van af hoe lang je kop in een zak met naalden steekt.

    De Indianen noemden deze boom sacoo-paps: grote boom. Die gebruiken de boom ook om er visharpoenen van te maken terwijl uit de deelbare wortels manden gefabriceerd werden. De vreemde wortels heb ik wel eens gevonden.
    De verse naalden die in heet water gedaan worden geven een goede thee met veel vitamine C. De takken kunnen als kerstversiering gebruikt worden omdat de naalden minder snel afvallen dan van de gewone kerstboom.

    https://hagezussen.wordpress.com/2015/12/14/over-de-douglas-spar/
    http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/alternatief/41149-douglasspar-in-geur.html

    Ander nu te eten wild bladvoedsel in mijn tuin: wilde veldsla, kleine veldkers, brandnetel, vogelmuur, jong kleefkruid, verwilderde peterselie. jong bereklauwblad en de groene zaden, jong blad van speenkruid, zevenblad en ik vergeet er nog wat. Misschien niet direct kerstvoedsel maar als vulling voor kalkoen is het wel te gebruiken. Al hoeven de kalkoenen voor mij niet bang te zijn.

    donderdag, oktober 01, 2015

    Moesdistel

    Onze Bretoense groententuin
    Een zeer oude bekende voor mij, deze moesdistel. Een zachtere, minder prikkerige variant van onze akkerdistel. Vroeger, zeer lang geleden, toen mijn haar en baard nog pikzwart was en ik als milieuridder met mijn Baarlese vrienden op zondagmorgen vroeg langs het Merkske wandelden, kwam ik veel moesdistels tegen. Ook nu is de plant niet echt zeldzaam en heb ik een stevig exemplaar gewoon in de groententuin staan. De jongere bladeren kunnen in het voorjaar gestoofd gegeten worden maar ook in het najaar, als de bloeitakken verwijderd zijn, is het blad eetbaar. Je kan de bladeren, net zoals asperges of kardoen,  afdekken om zo'n krokantere variant te verkrijgen.


    Het is verwonderlijk dat zo veel voorkomende planten als de distels, zo weinig gebruikt geweest zijn. Zou het zijn omdat we zo'n hekel hebben aan die prikkerige planten? Maar wat doen we dan met brandnetel? Of zouden deze distels geen gebruikswaarde hebben? Ook dat lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Er zijn wel degelijk andere distels medicinaal veel gebruikt. Ik denk dan vooral aan de gezegende distel en recenter Mariadistel. Hoe zit dat met de moesdistel?


    Moesdistel is een vaste plant met bleekgele bloemhoofdjes die omhuld zijn door geelgroene schutbladen. Deze omhulling doet een beetje aan groenten als sla en kool denken. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom deze plant de naam moesdistel draagt en men de plant ook is gaan eten. Een andere vorm van signatuurleer.  De Nederlandse naam ‘moesdistel’ en het Duitse ‘Kohldistel’ wijzen op het vroegere culinaire gebruik van deze plant: de jonge bladeren en de stengels werden en worden onder andere verwerkt in groentesoepen en hutsepotten.

    In onze Bretoense kruidenliteratuur wordt vermeld dat niet alleen het blad, maar ook de jonge wortels en de bloemknoppen eetbaar zijn. Le Cirse maraîcher est une plante sauvage comestible riche en acides aminés, en minéraux et en vitamines. On consomme sa racine crue ou cuite mais il faut la récolter avant la floraison. Les jeunes feuilles peuvent être utilisées en salades et les inflorescences, débarrassées de leurs piquants, se consomment comme les artichauts. Maar.... de bloemknoppen eten als artisjok was mij toch te pluizig.

    Moesdistel komt voor in Midden- en Oost-Europa en West-Siberië. In Nederland is de plant vrij zeldzaam, je kunt haar alleen in Zuid-Limburg en Noord-Brabant tegenkomen. In België is ze vrij algemeen in het zuidelijke deel van de Ardennen en in Brabant. Je vindt Moesdistel aan waterkanten, in broekbossen en op verstoorde plekken. De plant groeit goed op kalkhoudende, natte, voedselrijke gronden van klei, leem en zand. Telen als groente is goed mogelijk, je kan zaaien of oudere planten scheuren.

    Een receptje: Aardappel-moesdistelpuree
    Aardappelen samen met jong moesdistelblad en eventueel snijbiet, spinaziezuring en brandnetelblad gaar koken, afgieten, een klontje boter, wat melk, peper, nootmuskaat en zout toevoegen en alles met een vork fijn maken.

    http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/41008-distels-en-doornen.html

    dinsdag, oktober 21, 2014

    Wild weer en wilde soep

    Wild weer vandaag. Dan maar proberen om wilde soep te maken, mijn voorbereiding voor het eerste weekend van de herboristenopleiding. Wat vinden we hier aan de kust nu nog voor eetbaars. Vis vangen ga ik niet proberen, als amateur nu de zee op gaan, is zowat zelfmoord plegen; zeewier oogsten zou kunnen, bij wild weer wil er nog wel eens wat aanspoelen of misschien vind ik wel griezelige groente-overschotten van een gezonken boot.
    Op land is er voor mij meer mogelijk. Wilde rucola vinden is geen enkel probleem, ook winterpostelein is er al mondjesmaat aanwezig, zeeraket is ook te proberen. In de bosduinen de nieuwe frisse blaadjes van look zonder look en verder nieuw kervelachtig blad van het fluitenkruid. Al moet ik wel oppassen om niet de verkeerde en zwaar giftige dolle kervel of gevlekte scheerling op mijn bord te krijgen. Vooruit dan, eens driftig uitwaaien in deze Westerstorm.

    Na een uur winderig wandelen, snuffelen in de verwilderde tuinen van verlaten villa's onder de wilde wolken heb ik een plastic zakje vol met look zonder look wortel en blad, zevenblad, fluitenkruid, hertshoornweegbree, knopkruid, smalle weegbree, kleine brandnetel, kraailook, paardenbloem.... en in de tuin nog een blaadje venkel. Dit alles grof de kookpot in, half uur koken, mixen, zeven. Zout en peper of bouillon erbij. Eventueel wat kaas raspen over de soep en eten maar. Een anti-oxidanten storm waar geen tropische planten tegen op kunnen en gratis. Alhoewel wel een uurtje wandelen.

    Over look zonder look. Het blad is nu op zijn best. Als toekruid te gebruiken
    om aan de maaltijd een knoflook-aroma te geven. Niet alleen bij ons, ook elders in Europa werd het gebruikt; de Duitse naam Lauchkraut en de Engelse naam Hedge Garlic wijzen hier duidelijk naar. Wie vergeten heeft om bij de groentenboer een knoflookje mee te nemen, weet dus de weg om dit verzuim goed te maken. Even op zoek naar een paar blaadjes Look-zonder-look in de beschaduwde wegberm of langs de bosrand en de maaltijd is gered. Al is de smaak toch wat aan de flauwe kant. Maar culinair verbergt onze Look zonder look nog wel enkele andere smaakjes. Zo proeven de zaden scherp mosterdachtig, met heel veel moeite zou je er een soort mosterd kunnen van maken. Dat werd ten andere al in 1552 door een zekere Tragus geadviseerd. De wortel ruikt dan weer naar rapen, maar is nogal vezelig om zo maar op te snoepen. Je kan hem wel laten meetrekken in een groentesoep of ragout. En het laatste onderdeel van de plant dat we kunnen gebruiken zijn de witte bloemen, die vooral in de salade en op een boterham met platte kaas te genieten zijn.
    http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/39010-look-zonder-look.html

    zaterdag, maart 16, 2013

    Thuis in de tuin

    Terug in Bretagne. Ook onze Bretoense kater moest van België terug naar zijn roots. Na een dagje in de auto opgesloten geweest te zijn, gaat hij de hele nacht op stap. s'Morgens komt hij nat en verwilderd aanwaaien. Gelijk heeft hij, zelf heb ik ook wel de neiging om na een dag autorijden, uren te dolen door de natte bossen. alleen bij mij blijft het meestal bij neigingen. Toch ga ik nu wel onze natte tuin verkennen, na 3 weken weg te zijn geweest, is er toch wel wat veranderd. De wilde narcissen volop in bloei, zelfs in de onverbiddelijke ruigte langs de rivier tussen opkomende brandnetel, wilgenroosje, moerasspirea, kleefkruid en rietgras bloeien onschuldig enkele narcissen. Narcissus kan zich hier echt narcistisch spiegelen in de waterplassen van de over-stromende rivier.

    Op de dijk vind ik een afgebroken populiertak vol met maretakken. Altijd weer de vraag, doden de maretakken de bomen waarop ze groeien?Verstandig zou dat niet zijn, want dan gaan ze zelf dood. Of zouden maretakken anders denken?
    valeriaan, look zonder, daslook, vogelmuur en veldkers

    Veel eetgroen nu ook in de natuur, het vroege voorjaar is zo wie zo het beste moment om wild te eten. Veel jonge planten zijn dan minder taai en minder bitter. En zelfs giftige planten zijn dan veiliger eetbaar, al kun je daar spijtig genoeg nooit helemaal zeker van zijn. Goed eetbaar in elk geval zijn nu de ronde look-zonder-lookblaadjes, kleine veldkers, bloemen van de stengelloze sleutelbloem en natuurlijk de topper bij uitstek, daslook, die massaal in onze tuin groeit.

    Ik pluk een handje vogelmuur, veldkers, daslook, look zonder look en zelfs valeriaan. En snipper ze allemaal in de kaassaus die over de witlof met zalm in de oven gaat. Het beste van 2 werelden, zwaar gecultiveerde en gebleekte witlof en bitter groen uit de ruigste natuur. Cultuur en natuur in harmonie, dat is echt mens zijn.

    http://eten-en-drinken.infonu.nl/diversen/23905-wild-voedsel-eten-uit-de-natuur.html
    http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/39010-look-zonder-look.html

    woensdag, maart 16, 2011

    Geplukt langs de straat

    Geplukt langs de straat: winterpostelein, witte dovenetel, kleine brandnetel, kraailook, (graailoon, vraagt mijn computer?) duizendblad, bloeiend maarts viooltje, look zonder look, fluitekruid, paarse dovenetel. Allemaal eetbaar maar niet altijd smaakbaar. Al is dit pluksel ook niet bedoeld om op te eten, maar om vanavond te gebruiken tijden mijn cursus 'Help jezelf met kruiden'.


    http://eten-en-drinken.infonu.nl/recepten/31423-bloemen-in-mijn-bord-maartse-viooltjes.html
    http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/39010-look-zonder-look.html
    http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/39706-in-de-naam-van-witte-dovenetel.html

    https://sites.google.com/site/kruidwis/