Posts tonen met het label Allium ursinum. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Allium ursinum. Alle posts tonen

donderdag, april 04, 2024

Daslookmomenten

Daslook (Allium ursinum) is een familielid van ui en prei. Het wordt ook wel wilde knoflook of boslook genoemd. 
Uit de ondergrondse bol komt een 10-50 cm hoge stengel met elliptische, smal-lancetvormige bladeren tot 20 cm lang. De witte bloemen verschijnen in tuilen van april tot mei. Daslook is wijdverspreid in het grootste deel van Europa en Azië. Het wordt al sinds de middeleeuwen gekweekt als medicinale, kruiden- en groenteplant. Tegenwoordig kan hij volop in het wild worden aangetroffen, voornamelijk in vochtige, schaduwrijke en voedselrijke oever- en loofbossen.

Mythologische informatie over wilde knoflook
In het Nederlands is de naam dus look van de dassen. Als je de officiele Latijnse naam Allium ursinum naar het Nederlands vertaalt, wordt het look van de beren. Van zogenaamde ‘berenplanten’ wordt gezegd dat ze bij hun consumenten ‘berenkrachten’ kunnen opwekken. De naam wordt vaak geassocieerd met vruchtbaarheid, vernieuwing en revitalisering. Iedereen die in het voorjaar wel eens een uitgestrekte daslookweide in het bos heeft betreden, krijgt een indruk van de ongebreidelde kracht van deze machtige plant.

Het rijke spectrum aan effecten van wilde knoflook
In de volksgeneeskunde wordt daslook – vergelijkbaar met knoflook – gebruikt bij maag-darmklachten zoals obstipatie of winderigheid, maar ook tegen hoge bloeddruk en aderverkalking [1]. Uit dierproeven op ratten bleek dat de gezondheidsbevorderende effecten van daslook op het hart- en vaatstelsel zelfs superieur zijn aan die van knoflook (waar wel veel uitgebreider onderzoek naar is gedaan): de gemeten verlaging van de bloeddruk en de regulatie van de bloedsomloop. lipiden en bloedsuikerspiegel hebben een beschermend effect. Mogelijk dus werkzaam bij hypertensie, arteriosclerose en hartbeschermend [3]. De zwavelverbindingen die het bevat hebben antioxiderende en antimicrobiële effecten. Daarom gebruik ik het graag bij luchtweginfecties en om het immuunsysteem te versterken. Daslook helpt ook bij het binden en verwijderen van gifstoffen uit het lichaam en het bevorderen van een gezonde darmflora [4].

Let op: De gepresenteerde onderzoeksresultaten dienen niet als instructies voor zelfbehandeling met een preparaat gemaakt van de plant. Ze worden hier genoemd als voorbeelden om het mogelijke potentieel van de plant te laten zien. Verdere studies zijn noodzakelijk. Daslook is nog niet als medicinale plant beschreven in officiële medische monografieën zoals Commission E of ESCOP. 
Er zijn geen contra-indicaties bekend. Er kunnen echter maagirritatie of huiduitslag optreden als gevolg van het ontgiftend, zuiverend effect van daslook, vooral als het te veel wordt geconsumeerd of bij gevoelige mensen [3]. 

Zelf daslook verzamelen? De geur zegt veel.
Als je de daslookplant niet goed kent, ie er vergissing mogelijk met giftige planten zoals lelietje-van-dalen, herfsttijloos, aronskelk of Salomonszegel. Alle delen van de plant zijn eetbaar. Voor medische doeleinden worden bladeren / kruiden (Allii ursini folium / herba, verzameld in april en mei) en bollen (Allii ursini bulbus, verzameld in september en oktober) gebruikt.  

Wat zit er in dasflook? 
  • Zwavelverbindingen (mosterdolieglycosiden) zoals alliine en allicine: wilde knoflook heeft een hoger gehalte aan zwavelactieve stoffen dan knoflook (tot 7,8 g vergeleken met 1,7 g per 100 g droge stof). Mosterdolieglycosiden hebben een sterk ontgiftende en stimulerende werking op het immuunsysteem.
  • Flavonoïden: antioxidante plantenpigmenten
  • Vitaminen B6 en C
  • Mineralen: vooral ijzer, magnesium, mangaan, kalium en calcium
  • Prostaglandinen: ontstekingsmediatoren
  • Lectines: potentieel kiemremmend
  • Adenosine: bloeddrukverlagend effect
Helaas gaan de zwavelhoudende ingrediënten gedeeltelijk verloren als ze worden gedroogd. Daarom wil ik je hieronder twee goede opties laten zien hoe je het hele jaar door van daslook kan genieten. 













Recept voor daslookpesto
In het voorjaar maakt wilde knoflook de geest wakker en is een van de klassiekers voor de traditionele lentekuur. Daslookpesto maak je bijvoorbeeld als volgt:

Basis:
  • 250 g verse wilde knoflookblaadjes
  • 200 ml olijfolie
  • zout en peper
Het basismengsel kan verfijnd worden door:
  • 150 g Pecorino of Parmezaanse kaas
  • 100 g pijnboompitten, pompoenpitten, zonnebloempitten of hazelnoten
Bereiding: Alle ingrediënten worden zorgvuldig gehakt en in een blender gemengd totdat het mengsel een uniforme consistentie heeft. Vul nu de pesto in gesteriliseerde potten. Voeg als laatste een laagje olijfolie toe om de pesto te bewaren en de pot luchtdicht af te sluiten. Als je hygiënisch hebt gewerkt, is de pesto, mits donker en koel bewaard, wel maanden houdbaar. Hoe meer verfijningen zoals noten of kaas worden toegevoegd, hoe korter de houdbaarheid. De pesto is geschikt voor pasta, in sauzen of met roomkaas op brood.

Moedertinctuur van daslook voor thuisgebruik
Als je daslook aan je medicijnkastje wilt toevoegen, raad ik aan een moedertinctuur van wilde knoflook te gebruiken:
Een donkere glazen fles losjes gevuld met fijn gemaakte bladeren, stengels en zelfs bloemen van daslook. Giet er vervolgens wodka of alcohol met ca. 40 volumeprocent bij tot het plantmateriaal bedekt is. Het geheel laat u 3 weken in het donker staan, wel één keer per dag schudden. Vervolgens zeef  en pers je alles en bewaar je de moedertinctuur in een donkere fles op een koele plaats.
Indien nodig (om het immuunsysteem te versterken, de spijsvertering te stimuleren ...) dagelijks 2 koffielepeltje puur of met een beetje water innemen. Voor een voorjaarskuur en ontgifting kun je op deze manier wilde knoflook maximaal 6 weken achter elkaar innemen.

Literatuur 
Geschiedenis van daslook
Er is goed bewijs voor het gebruik van daslook door Mesolithische mensen.  Verkoolde bollen van A. ursinum werden geïdentificeerd in de laat-mesolithische nederzetting in Halsskov in Denemarken (Kubiak-Martens 2002).  Men gaat er vanuit dat daslook een van de planten was die bijdroeg aan het dieet van jager-verzamelaars.  Allium ursinum was bekend bij de vroege Kelten en de oude Romeinen.  De Griekse arts Dioscorides noemde vier soorten uien, waaronder A. ursinum, en schreef ook een ontgiftende werking aan de plant toe (Meyer et al. 1999; Richter 1999).  Ramson / daslook was ook in de Middeleeuwen goed bekend;  het behoort tot de groep planten die vaak worden aangetroffen op middeleeuwse West-Slavische archeologische vindplaatsen (Celka 2011).  Karel de Grote nam A. ursinum op in zijn Capitulare de Villis imperialibis, waar hij formeel planten catalogiseerde, vooral die met geneeskrachtige eigenschappen, en documenteerde hoe de tuinen moesten worden gepland en verzorgd (Clickner 2011).  Hieronymus Bock verstrekte tekeningen van de plant in zijn Kreutterbuch, Lonicerus oordeelde dat wilde knoflook superieur was aan gewone knoflook (Richter 1999; Błażewicz-Woźniak et al. 2011; Strzelecka en Kowalski 2000; Madaus 1938).

In de Europese traditionele geneeskunde wordt daslook over het algemeen aanbevolen als spijsverteringsstimulans, als anti-microbieel middel, voor het verwijderen van gifstoffen uit het lichaam en om hart- en vaatziekten te voorkomen (Treben 1992; Macků en Krejča 1989; Leporatti en Ivancheva 2003).  Het werd verder vaak toegepast als middel bij ademhalingsproblemen, zoals verkoudheid met koorts of bronchitis.  A. ursinum is bij uitwendig gebruik effectief gebleken ter ondersteuning van wondgenezing, bij chronische huidaandoeningen en bij acne.

dinsdag, februari 14, 2023

De eerste daslookblaadjes

Nog lang geen lente. Toch zijn ze er weer. De eerste dit, de eerste dat en dus ook de eerste daslookblaadjes. Geluk en gelik zit in een groen blaadje. Zelfs voor een oude herborist.

The plant is widely distributed in Europe and Asia and does not grow in areas above 1900 m above sea level. The active growth phase of wild garlic lasts three to four months and begins in early spring, between late February and early March. The expected flowering period of wild garlic is between April and May. All parts of the plant are edible [3], but the bulbs and leaves are most commonly consumed. For consumption, the leaves are harvested by flowering time, while for medicinal purposes, leaves or herb (Allii ursini folium/herba), collected in April and May, and bulbs (Allii ursini bulbus), collected in September and October, are used [4,5]. Wild garlic is usually collected as a wild plant species from natural habitats, but in some countries, this plant species is on the list of protected plants, so it is not possible to collect it from the wild for personal use and sale [6]. The cultivation of this species is relatively demanding, as it has special requirements, especially environmental conditions in which it grows in its natural habitats. Moreover, the propagation of this plant is difficult due to certain biological characteristics or ecological requirements, such as slow growth, specific soil requirements and low germination rates [7].

Modern pharmacological studies have confirmed many of the above traditional indications for the use of wild garlic. It is recommended as a digestive, antimicrobial, and detoxifying agent for the body, and a number of in vitro and in vivo experiments have shown Allium ursinum to be a plant with high potential for the prevention and treatment of diseases of the cardiovascular system [8,9,10,11,12,13]. It is commonly used as a remedy for respiratory diseases, such as colds or bronchitis [14]. Wild garlic is effective in wound healing, as well as chronic skin diseases [6]. It is effective in regulating blood pressure, lowering insulin levels and total cholesterol levels, with a tendency to increase HDL cholesterol. All the mentioned beneficial effects of wild garlic on human health can be attributed mainly to the sulfurous compounds, which are the most characteristic constituents of Allium plants. Allium ursinum belongs to the Allium species of methiine/alliine type, which means that it contains mainly a mixture of (+)-S-methyl-L-cysteine sulfoxide (methiine) and (+)-S-allyl-L-cysteine sulfoxide (alliine). Another important chemical constituent of wild garlic is also polyphenolic compounds. The leaves of wild garlic contain high concentrations of ferulic and vanillic acid, p-coumaric acid, and kaempferol derivatives, as well as high concentrations of flavonoids [15,16,17]. In addition, wild garlic leaves contain pigment compounds, especially chlorophylls and carotenoids, vitamins, such as vitamin C, and of the macro- and microelements in wild garlic, the iron content of 247.9 mg/kg is noteworthy [18,19]. Precisely because of the rich nutritional composition and content of phytochemicals with high therapeutic potential and the range of biological activities, from antioxidant to antimicrobial, that it exhibits, this plant species can be considered a functional food with high production potential for various functional products and food supplements of natural origin.

References
  1. Prakash, B. Functional and Preservative Properties of Phytochemicals; Academic Press Elsevier: London, UK, 2020. [Google Scholar]
  2. Cena, H.; Calder, P.C. Defining a Healthy Diet: Evidence for the Role of Contemporary Dietary Patterns in Health and Disease. Nutrients 2020, 12, 334. [Google Scholar] [CrossRef][Green Version]
  3. Demasi, S.; Mellano, M.G.; Falla, N.M.; Caser, M.; Scariot, V. Sensory Profile, Shelf Life, and Dynamics of Bioactive Compounds during Cold Storage of 17 Edible Flowers. Horticulturae 2021, 7, 166. [Google Scholar] [CrossRef]
  4. Oborny, B.; Botta-Dukát, Z.; Rudolf, K.; Morschhauser, T. Population ecology of Allium ursinum, a space-monopolizing clonal plant. Acta Bot. Hung. 2011, 53, 371–388. [Google Scholar] [CrossRef]
  5. Lenkova, M.; Bystricka, J.; Toth, T.; Hrstkova, M. Evaluation and comparison of the content of total polyphenols and antioxidant activity of selected species of the genus Allium. J. Cent. Eur. Agric. 2016, 17, 1119–1133. [Google Scholar] [CrossRef][Green Version]
  6. Sobolewska, D.; Podolak, I.; Makowska-Wąs, J. Allium ursinum: Botanical, phytochemical and pharmacological overview. Phytochem. Rev. 2015, 14, 81–97. [Google Scholar] [CrossRef][Green Version]
  7. Jeong, M.J.; Song, H.J.; Kim, H.G.; Park, D.J.; Yong, S.H.; Choi, E.; Seol, Y.; Ghimire, B.; Choi, M.S. The optimal cultivation conditions for wild garlic (Allium victorialis var. Platyphyllum) under the forests as a non-timber forest product (NTFP). Agrofor. Syst. 2019, 94, 747–760. [Google Scholar] [CrossRef]
  8. Kim, T.K. Edible Medicinal and Non-Medicinal Plants; Springer: Dordrecht, Germany, 2014; Volume 7. [Google Scholar]
  9. Pavlović, D.R.; Veljković, M.; Stojanović, N.M.; Gočmanac-Ignjatović, M.; Mihailov-Krstev, T.; Branković, S.; Sokolović, D.; Marčetić, M.; Radulović, N.; Radenković, M. Influence of different wild-garlic (Allium ursinum) extracts on the gastrointestinal system: Spasmolytic, antimicrobial and antioxidant properties. J. Pharm. Pharm. 2017, 69, 1208–1218. [Google Scholar] [CrossRef]
  10. Murugesan, S.; Pandiyan, A.; Saravanakumar, L.; Moodley, K.; Mackraj, I. Protective role of wild garlic on isoproterenol-induced myocardial necrosis in wistar rats. J. Ethnopharmacol 2019, 237, 108–115. [Google Scholar] [CrossRef]
  11. Stanisavljević, N.; Bajić, S.S.; Jovanović, Ž.; Matić, I.; Tolinački, M.; Popović, D.; Popović, N.; Terzić-Vidojević, A.; Golić, N.; Beškoski, V.; et al. Antioxidant and Antiproliferative Activity of Allium ursinum and Their Associated Microbiota During Simulated in vitro Digestion in the Presence of Food Matrix. Front. Microbiol. 2020, 11, 1–17. [Google Scholar] [CrossRef]
  12. Forma, A.; Chilimoniuk, Z.; Januszewski, J.; Sitarz, R. The Potential Application of Allium Extracts in the Treatment of Gastrointestinal Cancers. Gastroenterol. Insights 2021, 2, 136–146. [Google Scholar] [CrossRef]
  13. Rankovic, M.; Krivokapic, M.; Bradic, J.; Petkovic, A.; Zivkovic, V.; Sretenovic, J.; Jeremic, N.; Bolevich, S.; Kartashova, M.; Jeremic, J.; et al. New Insight into the Cardioprotective Effects of Allium ursinum L. Extract Against Myocardial Ischemia-Reperfusion Injury. Front. Physiol. 2021, 12, 1–14. [Google Scholar] [CrossRef]
  14. Coulston, A.M.; Rock, C.L.; Monsen, E.R. Nutrition in the Prevention and Treatment of Disease; Academic Press: Orlando, FL, USA, 2001. [Google Scholar]
  15. Wu, H.; Dushenkov, S.; Ho, C.-T.; Sang, S. Novel acetylated flavonoid glycosides from the leaves of Allium ursinum. Food Chem. 2009, 115, 592–595. [Google Scholar] [CrossRef]
  16. Gîtin, L.; Dinicǎ, R.; Parnavel, R. The influence of extraction method on the apparent content of bioactive compounds in Romanian Allium spp. leaves. Not. Bot. Horti Agrobot. Cluj-Napoca 2012, 40, 93–97. [Google Scholar] [CrossRef][Green Version]
  17. Oszmiański, J.; Kolniak-Ostek, J.; Wojdyło, A. Characterization and content of flavonol derivatives of Allium ursinum L. plant. J. Agric Food Chem. 2013, 61, 176–184. [Google Scholar] [CrossRef]
  18. Piatkowska, E.; Kopeć, A.; Leszczynska, T. Basic chemical composition, content of micro and macroelements and antioxidant activity of different varieties of garlic’s leaves polish origin. Nauka Technol. Jakość 2015, 98, 181–192. [Google Scholar]
  19. Lachowicz, S.; Oszmiański, J.; Wiśniewski, R. Determination of triterpenoids, carotenoids, chlorophylls, and antioxidant capacity in Allium ursinum L. at different times of harvesting and anatomical parts. Eur. Food Res. Technol. 2018, 244, 1269–1280. [Google Scholar] [CrossRef][Green Version]