Posts tonen met het label bende. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bende. Alle posts tonen

dinsdag, juni 25, 2019

Met de bende in de bergen

Route: Parking Col Croix de fer 2067m → Col Lazard 2525m → Gite de l’Etendard 2441m → Lac Bramant (tussen de refuge en Col Nord) → Col Nord des Lacs 2533m → Le Tévaroz 2330m → Plan Rouet 2000m → Sur la Tourbière 2055m → Lac Potron en Lac Guichard → Parking Col Croix de fer 2067m

Voor alles is er een eerste keer ...
Dit is een unicum in het leven van onze bende, twee keer dezelfde tocht op een paar dagen tijd. Ja, Gîte de l’Etendard staat deze week voor de tweede keer op onze agenda. Daar is echter een goeie reden voor, vorige zaterdag deden we deze tocht namelijk in guur weer en regen. We hopen vandaag op betere omstandigheden en die zien er bij het vertrek toch veel belovend uit.
We starten op onze ondertussen vertrouwde parking: dotterbloemen in beek en een witte kwikstaart op het dak van het café. Eerst onze portie zetelliften en grindpaden afwerken. Klein hoefblad, monnikskapboterbloem, vrouwenmantel, alpenviooltje en bergnagelkruid fleuren het brokkelig pad op. Gele berganemonen en witte krokussen volgen de oevers van het riviertje. De grindweg is zo dominant dat we soms het ‘echte’ pad missen. Vandaag kunnen we het juiste spoor beter volgen dan zaterdag. Toen hadden we niet zoveel tijd om te zoeken, we moesten vooral verder door de regen. Maar ook vandaag komen we soms tot de vaststelling dat een pad op de grindweg uitkomt waarvan we een afslag eerder blijkbaar gemist hebben.

Er is veel volk op pad – alsof ‘iedereen’ vandaag naar boven wil. We zijn bij de ‘laatsten’ die vertrekken maar we kunnen er nog enkele voorbijsteken. De zon is er maar er is ook veel wind. Op de plaats waar het pad weer op de grindweg komt - en waar het zaterdag echt goed begon te regenen - zie ik nu een hagedisje. We houden hier een langere pauze. Het is hier ook zalig zitten op ons zelf gefantaseerd topje. De wind doet deugd – ik voel me letterlijk ‘uitwaaien’.

Net als we verder willen gaan, waait de hoed van Maurice weg. In een reflex ga ik er achteraan, zelfs in het
sneeuwveld, maar hij blijft verder rollen. Even denk ik dat het een verloren zaak is maar dan blijft de hoed toch liggen. Een strooien hoed in de sneeuw, eigenlijk wel een mooi beeld maar ik neem geen foto want ik wil het risico niet lopen dat hij opnieuw wegwaait en ik er opnieuw achteraan moet. En toegegeven, ik ben toch wel een  beetje buiten adem na die ren.
Eénmaal de hoed weer op het passende hoofd klimmen we in de sneeuw en tegen de wind in naar Col Lazard. Net hetzelfde als zaterdag, alleen zijn vandaag veel mensen ons al voor geweest. We ‘ploeteren’ door de sneeuw (wat na onze tocht van gisteren geen probleem meer kan zijn) en komen op Col Lazard om direct door te stappen naar de refuge. Tijd voor de middagpauze, een biobiertje met de naam ‘Guide’ en een groepsfoto.

Langs de meren
Omdat het weer heel goed meezit, beslissen we om een extra lus te maken rond de twee meren. Het Grand Lac, is afgedamd als stuwmeer. Het is nog steeds ondergesneeuwd, alleen de randen van lichtblauw verraden de aanwezigheid van het meer. Door die sneeuw is de start van het pad wat moeilijk te vinden maar Maurice is en blijft de beste padvinder. We gaan over de dam van het eerste meer en kunnen de in de zon glinsterende ijsschotsjes zo uit het water halen, een mooi lichtspel.

Wat verder ligt nog iets te schitteren
in de zon. In een grote plas ijswater
zwemmen een vijftal grote kikkers
tussen ‘pollen’ kikkerdril. De blaasjes
van het kikkerdril weerkaatsen in het
zonlicht en zijn precies kleine lampjes.

Op het smeltwater, tussen het sneeuwveld en het lac is het opletten geblazen. Hier wegglijden betekent een ijskoude douche. Het landschap is hier wel bijzonder met die ijsmeren, sneeuw en bergen. Aan de overkant zien we een ‘glijspoor’ met op het einde een grote rotsblok. Die is dus letterlijk als een blok naar beneden
gedonderd.

Omdat Maurice last heeft van pijnlijke voeten laten we het tweede meer voor een andere keer en lopen we op een dun brugje tussen de twee meren door naar de andere kant, richting Col Nord des Lacs. Ook langs deze kant overbruggen we nog veel sneeuwveldjes. De sneeuw is zacht en ‘smeltklaar’ waardoor we met z’n allen eens goed kunnen ‘doorzakken’. De putten naast de rotsen zijn soms wel heel erg diep maar iedereen komt veilig op Col Nord aan. Hier weer even een rustpauze waar sommigen een platte rustpauze van maken.

Maurice stelt voor om af te dalen in de sneeuw. Dat heeft voordelen. Het is minder pijnlijk voor de voeten én het is heel plezierig. We dalen 200m al stappend en glijdend tot aan Le Tévaroz. Bij het glijden is het eerst wat zoeken naar de juiste balans maar dan gewoon de sneeuw en de helling zijn werk laten doen ... en het gaat snel. Toch wel een bijzonder gevoel om op die manier de berg af te komen. Het is een perfecte landing, net op de juiste plek op het pad. Een steenmanneke toont ons dat we goed zitten en we gaan verder met een natte broek. Gelukkig schijnt de zon in onze rug, dat bevordert het droogproces.

Een afdaling in stenige ondergrond met voorjaarsanemonen, een bleke variant van klokjesgentiaan, bergvaleriaan, huislook in bloei en geel kartelblad en dan weer het grindpad, de zetelliften en een bloedneus....
We sluiten de dag weer af aan het Lac Potron en Lac Guichard. Waterdrieblad staat nu in bloei, de bronlibellen zijn allemaal ontpopt, alleen hier en daar vinden we nog hun ‘omhulsel’. Naast de orchissen, alpenereprijs, trollius en tormentil van vorige zaterdag zie ik nu ook moerasviooltje, buxusvleugeltjesbloem, bergvenkel en bloeiresten van beenbreek.

Het zicht op ‘onze’ drie topjes (Les Aiguilles d’Arves) is vandaag in David Hamilton-sfeer. Hopelijk betekent dit niet dat het morgen weer regent.

zondag, augustus 02, 2015

De bende bij de refuge en de genepl

Terug in de Franse Alpen bij Vallouise, wel 11 jaar na mijn eerste bezoek. Veel is er niet veranderd, de bergen blijven nu eenmaal op hun plaats. Alleen op de eindparking in de vallei 'Pré de Madamme  Carle' moet je nu betalen om te parkeren. We wandelen naar de refuge Glacier Blanc, een breed pad zigzaggend naar boven, indrukwekkend landschap met zicht op de Dôme des Ecrins en zijn gletsjer die voor geoefende wandelaars zelfs te beklimmen is  maar daar zullen we ons vandaag niet aan wagen. 

We willen wel graag een onooglijk plantje, genepi des glaciers vinden. Naar omhoog dus, op 2200 meter komen we bij de torrent, het water komt rechtstreeks van de gletsjer. Deze nog steeds grote gletsjer kwam ooit tot op de parking, daar raakten de gletsjertongen van de witte en zwarte gletsjer mekaar. Nu kunnen we ons hier over de glad gepolijste rotsen al wandelend verplaatsen. Op een hoogte van 2200 meter werd de eerste refuge gebouwd. een gerestaureerd gebouwtje is nu een herinnering aan die refuge Tuckett. Construit en 1886 pour suppléer un abri sous roche utilisé par les premiers alpinistes, l'ancien refuge Tuckett est le témoin de l'époque pionnière de l'alpinisme en Vallouise dans la seconde moitié du XIXe siècle.

Hogerop dan maar tot aan de refuge Glacier blanc en daar op een onoogelijke plaats langs het paadje naar het toilet vinden we enkele exemplaren van de mythische Genepi noir. En ja, echt de geur van de gelijknamige likeur. La plante qui est un tonicardiaque, sert à confectionner un alcool, mais peut également se consommer en tisane. On la trouve dans de nombreuses préparations culinaires de la région.
Depuis toujours, les haut-alpins, privés d’un rendement suffisant des vignes, distillent les alcools blancs, alcool de poires, vins de noix, “Pétafouere” et macérations de plantes. Parmi ces dernières, les fameux génépis.
Huile essentielle, principe d’amertume, tanin et résine, les vertus des tiges aériennes des génépis sont réputées traditionnellement pour soigner les troubles de l’appareil respiratoire. En infusion, les brins calmaient la toux des petits montagnards et le transit digestif des estomacs fragiles.

http://www.ecrins-parcnational.fr/

woensdag, juni 25, 2014

Op zoek naar goud in de bergen, over col de Coux naar lac des Mines d’0r

Onze tweede dagtocht in de bergen vatten we vol goede moed aan, ook al zorgt de 1100 m hoogteverschil van gisteren duidelijk voor wat stramheid in de benen. De zon brandt minder fel, wat een verademing is voor mijn reeds rode bovenarmen. We nemen het weggetje aan de gîte dat de bloemenweide doorkruist. Een feestelijk begin want orchissen, valkruid (Arnica montana), het harig klokje (Campanula barbata), rozenkransjes (Antennaria dioica) en witte rapunzels (Phyteuma spicatum) doen om het hardst hun best om op te vallen. In de weide draaien we links af richting col de Coux, een stukje door het bos – wat ‘haarspeldbochtjes’ met witte klaverzuring (Oxalis acetosella) en netelbladereprijs (Veronica urticifolia).

Als we opnieuw de weide betreden, slaan alpenmarmotten (Marmota marmota) direct alarm. Dezelfde ‘rode vlagjes’ als gisteren staan ook hier weer langs de weg. Deze blijken de wegaanduiding voor een ‘trial’ die vandaag doorgaat, 60 km op en over de bergen lopen … en ja, de eerste ‘loper’ steekt ons met flinke pas voorbij. Zelf doen wij het vandaag gelukkig een stuk rustiger, ook al omwille van de snikhete zon, zodat er nog voldoende tijd rest om te genieten van de planten langs de paadjes. In de bermen van het bos staat dalkruid (Maianthemum bifolium), knikkend nagelkruid (Geum rivale) en ooievaarsbekken (Geranium). Het stijgen valt goed mee, zo ‘pas’gewijs gaan we langzaam maar merkbaar omhoog langs de GR 5 en worden verrast door heel wat roomse kervel (Myrrhis odorata), die in het wild niet zo vaak voorkomt, lieve vrouwbedstro (Galium odoratum) en moesdistel (Cirsium oleraceum). De bospaardenstaart (Equisetum sylvaticum) heeft fijnere maar langere ‘takjes’ dan onze alom gekende heermoes (Equisetum arvense). De klare klierstijl (Adenostyles glabra) staat bijna in bloei en er staat ook een hoefblad (Petasites) dat we nog niet bij naam kunnen noemen.

De klim
Aan forêt de Fréterolle (1600 m) nemen we een bocht naar rechts en het wordt onmiddellijk duidelijk dat een tandje bijgestoken zal moet worden. De helling is plots veel steiler, de zon is weer van de partij, de lastige, lange klim naar col de Coux gaat van start. Het is een breed pad, zo kunnen de trailers ons gemakkelijk voorbij en hoeven we niet steeds opzij te gaan en ons ritme te onderbreken. Hier nog steeds wondklaver (Anthyllis vulneraria), dagkoekoeksbloem (Silene dioica) en alpenviooltjes (Viola alpina). Zelf betrap ik me erop dat ik steeds naar de grond kijk en vergeet omhoog of rond te kijken. De omgeving is nochtans - hoe kan het ook anders - prachtig met de groenbegroeide rotsen en sneeuwvelden die hoog boven ons uitsteken. Normaal gezien stap ik een helling graag ononderbroken en op mijn ritme gestaag op. Maar het is lastig en ik kan die vele mooie bloemen toch niet zomaar allemaal voorbij lopen zonder ze aan te kijken.
Als ik alpenvetblad (Pinguicula alpina) zie, is de beslissing snel genomen om wat op adem te komen en deze plant samen met de gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris) en de stengelloze gentiaan (Gentiana acaulis) op de gevoelige plaat te zetten. De adempauze heeft mij deugd gedaan want nu kan ik vrij goed doorstappen tot op de col de Coux waar een ontvangstcomité de trailers staat aan te moedigen voor een tussentijdse controle. Er is behoorlijk wat volk daarboven op de Frans-Zwitserse grens maar ook een koude wind. Wat beschut zitten is aangewezen; anders koelen we te sterk af. Op de col is wel één en ander te bewonderen: een soort zonneroosje (Helianthemum oelandicum subsp. alpestre), blaassilene (Silene vulgaris), vrouwenmantel (Alchemilla vulgaris), alpenvrouwenmantel (Alchemilla alpina), bergsteentijm (Calamintha sylvatica), slanke sleutelbloem (Primula elatior), brave hendrik (Chenopodium bonus-henricus), klein hoefblad (Tussilago farfara), alpenkwastjesbloem (Soldanella alpina) en tweebloemig viooltje (Viola biflora).

Col de Fornet

Na het trailergebeuren wat te hebben aanschouwd, verlaten we hun parcours en trekken verder via de kam naar Le Vanet. Op de kam wandelen is altijd bijzonder hoewel soms wat eng. Het is een mooi padje dat tegelijkertijd wat nieuwe ontdekkingen oplevert: narcisanemoon (Anemone narcissifolia), buxusvleugeltjesbloem (Polygala chamaebuxus) en pluimkartelblad (Pedicularis foliosa).
Op Le Vanet beslissen we om toch de col de Fornet te bestijgen, de dag is nog jong en anders zijn we veel te vroeg ‘thuis’. Zo lopen we echter ook van de kaart af want de col de Fornet staat niet meer op deze stafkaart. Eigenlijk geen probleem, alle markeringen zijn tiptop in orde en zoals steeds zullen we wel weer een pad vinden om in dezelfde helling af te dalen. Het pad loopt in de flank maar dan vergaat het ons plotseling toch minder goed. Het pad blijkt op verschillende plaatsen vrij ‘geërodeerd’ omdat de sneeuw er nog maar net weg is en ze met haar smeltwater grote ravage aanrichtte op het pad. Hier en daar is het dus bijzonder modderig en is het ‘vastigheid’ zoeken in de steile keiwanden of sneeuwveldjes. Soms zien we meters ver geen pad meer en dan verschijnt het opnieuw.

De gele bollen van de wegaanduiding zijn over het algemeen goed te volgen behalve dan op die plaatsen waar alles meegesleurd werd door sneeuw of water. Met wat griezelige overstapjes raken we toch op onze bestemming en ondanks de penibele pad-ervaringen is er nog tijd om van de flora te genieten die net vanonder het water of sneeuw komt piepen. Zo passeren we een veldje waar alpenkwastjesbloempjes en slanke sleutelbloemen elkaar de loef proberen af te steken, om het eerst boven. Rechts van het pad winnen de kwastjes, links in de afdaling de sleutelbloemen. We merken sporen van een gems (Rupicapra rupicapra), dat geeft ons moed. Als zij op de flank kan lopen, dan kunnen wij dat ook. Uiteindelijk bereiken we de bellevedère op de Frans-Zwitserse grens omstreeks het middaguur waarmee deze plaats prompt uitroepen wordt als picknickplaats. Onze homp stokbrood met kaas eten we met zicht op een Zwitserse vallei – en of dat smaakt.

Kwistig met kwastjes
Om té lang te genieten is de wind te fris en ook de zon laat het wat afweten. We volgen het pad verder - de wondklaver blijft ons vergezellen - tot wat wij uitroepen als de col de Fornet, een sneeuwveld dicht bij een skistation. Er staat geen enkele aanduiding maar hier moet het zijn. Veel is er niet te zien aan een skistation dus nemen we vrijwel onmiddellijk het pad dat afdaalt naar de vallei en … ook hier is het pad op meerdere plaatsen onderbroken. Klein hoefblad (Tussilago farfara) komt als het ware dwars over ons pad ‘gestroomd’. Korte tijd slagen we erin de gele bollen nog te volgen tot het pad plots bedolven ligt onder een sneeuwveld dat té gevaarlijk is om zomaar over te steken.
 
De gids beslist dat we gewoon zullen afdalen in de wei, hoe dan ook moeten we toch naar beneden. Afdalen recht op recht is natuurlijk niet het meest evidente. We proberen vaste tred te houden in een ’grasland’ dat net vanonder de sneeuw vandaan komt en waar duizenden alpenkwastjesbloempjes staan. Nog nooit heb ik me door zoveel van deze kwastjes omgeven geweten. Maar nu zijn we niet alleen van de kaart af maar ook nog eens van het pad af … het wordt wat strompelen tot de helling wat glooiender wordt. Tijdens onze afdaling treffen we zelfs een paal met de wegaanduiding die meegesleurd werd met de sneeuw … en hiermee komen we natuurlijk geen stap vooruit wat oriëntatie betreft. Met een verrekijker ontdekken we even verderop echter nog een rechtstaand paaltje zodat we de richting weer kunnen bepalen. Een klaterend beekje steken we over - klaterende beekjes hoorden we vandaag nog niet veel - en het geluid alleen al doet ons deugd. Het paaltje staat net boven Chalet d’Aiguille en daarbij ook net weer op onze kaart.

Het lac des Mines d’Or
Nu we terug op het pad én op de kaart zijn, is een rustpauze gepermitteerd. Tijd om de breedbladige gentiaan (Gentiana acaulis) en de alpenviooltjes te bewonderen. Een veldje alpenzuring (Rumex alpinus) staat fris met jonge scheuten. We ‘horen’ de immense stilte op dit plaatsje ….
Na de pauze passeren we de Chalet, zien we nog een eenzame krokus (Crocus) maar dan verandert het groene weidepad in een breed, stenig weggetje dat moeilijk stapt door de grote keien die er liggen. Gelukkig treffen we op dit eerder saaie, dalend pad een aantal prachtige stukjes. Zo lopen we tussen forse bermen alpenzuring. De aanwezigheid van een riviertje zorgt voor massaal veel dotterbloemen die met hun geel-neigend-naar-oranje een andere kleurtoets brengen dan het vele geel van boterbloemen (Ranunculus spec.), paardenbloemen (Taraxacum officinale), bergnagelkruid (Geum montanum), paardenhoefklaver (Hippocrepis comosa) en wondklaver. Het klein hoefblad is op deze hoogte al uitgebloeid. Wat verder krijgen we nog een boeket van dotterbloem, monnikskapboterbloem (Ranunculus aconitifolius), roze sleutelbloemen (Primula farinosa) en felblauwe gentianen (Gentiana spec.). Als we wat dichterbij komen, blijkt dat er hier ook veel alpenvetblad tussen staat, nog nooit zoveel van dit witte, vleesetend plantje samen gezien. Wat verder wordt onze aandacht getrokken door de bellen van koeien die op het pad lopen. De stier zit er rustig bij en laat zich aanvankelijk gewillig fotograferen tot hij het welletjes vindt en opstaat. Gelukkig voor ons wandelt hij de andere kant op. Het riviertje naast de saaie weg klatert uitnodigend maar het is té steil om volgen, hoewel het ons wellicht sneller naar het lac des Mines d’Or zou brengen.

Goud in de bergen
Aan de alpage Bô-Bouron (1540m) botsen we op een muurtje vergeet-me-nietjes (Myosotis). Omdat we de stenige weg meer dan beu zijn, proberen we een kortsluiting door het bos om tot bij het meer te komen. We gokken en nemen iets dat op een pad lijkt - en misschien ooit wel eens pad geweest is - maar al snel is duidelijk dat we té hoog blijven. Voor een tweede keer vandaag gaan we dus recht op recht - en met momenten redelijk steil - naar beneden maar deze keer door de varens en oplettend voor alle takken die her en der verspreid liggen op de bosgrond. Dit levert natuurlijk weer nieuwe planten op het lijstje: dubbelloof (Blechnum spicant), boswederik (Lysimachia nemorum), bosbessen (Vaccinium), orchissen en grote plukken baardmos (Usnea). Wat verder komen we dan toch op een pad dat ons naar de achterkant van het meer brengt. Veel volk hier aan lac des Mines d’Or, het is zondag maar vandaag passeerden de trailers hier ook. Rond het meer zien we gele monnikskap (Aconitum vulparia), moerasspirea (Filipendula ulmaria) en gele dovenetel (Galeobdolon luteum). Dagkoekoeksbloem, adderwortel (Polygonum bistorta) en een witte schermbloemige vormen een prachtig bermboeket, verder nog echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), witte rapunzel en netelbladereprijs.
 
De huidige cafetaria aan het meer zou ooit de vroegere uitvalsbasis geweest zijn voor echte goudzoekers. Gezien de ligging was dit ook een passage op de smokkelroute tussen Frankrijk en Zwitserland. Wij laten ons een goudblond ‘blancheke’ van de brouwerij Mont Blanc inschenken en genieten op het terras na van ons ‘goud’ dat we vandaag in de bergen ontdekten. Op de laatste rechte lijn naar onze gîte staan veenpluis Eriophorum angustifolium), tormentil (Potentilla erecta) en gewoon vetblad (Pinguicula vulgaris) ons uit te zwaaien. Blij dat we thuis zijn … een frisse douche is goud waard.

Tochtverloop
Gîte de Chardonnière – Verchaix – 1360 m
Col de Coux – 1920 m
Frontière Franco-Suisse belvedère – 2165 m
Col de Fornet – 2219 m
Chalêt de l’Aiguille – 1939 m
Lac de Mines d’Or – 1390 m
Gîte de Chardonnière – Verchaix – 1360 m


maandag, maart 28, 2011

Doornappels in een braaf landschap

Zo maar een wandeling met mijn 'bende'. Een voorbereiding op onze jaarlijkse Alpenreis. Het Argendaalpad  in de buurt van Kortrijk. De wandelroute verkent de landelijke omgeving van Bellegem.
Gelegen op een hoogte tussen Leie en Schelde wordt dit rurale gebied gekenmerkt door een golvend landschap met vergezichten. Toch vooral landbouwgebied met hier en daar bosjes, die spijtig genoeg opgevuld worden met villa's, die proberen te imponeren. Verder zijn er wat mooie, gerestaureerde hoeves te bewonderen.

Resten (stoppels) van mais en andere granen stofferen de akkers, toch zijn er ook al wat groene graanrijtjes te genieten. Herboristische plantengroei is er niet veel aanwezig, we vinden wel, verrassend, nog een rij statige droogresten van doornappels. Ik heb toch maar wat zwarte zaadjes uit de nog steeds stekelige 'doornappels' geschud, een herborist moet toch wat meehelpen aan de verdere verspreiding van dit soort sjamanistische planten. Daar zijn herboristen toch voor.

Wat verder zijn het de imponerende bloemknotsen van het groot hoefblad die het landschap stofferen. Het lijkt wel een groep purperorchissen, maar moest dat zo zijn, dan zou er al lang een reservaathek omheen geplaatst zijn.
Ik ben in elk geval meer dan tevreden met deze Petasites hybridus. In de kruidengeneeskunde worden ze al eeuwenlang gebruikt als een spasmolytische pijnstiller, bij menstruatieklachten, hoofdpijn maar nu vooral bij hooikoorts.

Zijn tegendraadse groei, de bloemen zijn er voor het blad, was de aanleiding tot de Middeleeuwse naam Filiae ante Patrem, zonen voor vaders. Andere vreemde namen waren pestwortel omdat hij zo woekerend groeit of omdat hij vroeger tegen de pest gebruikt werd. Al in het kruidboek van Dodonaeus werd Hoefblad pestillentiewortel genoemd. Dodoens schrijft: 'Pestilentie wortel ghedroogt, ghepoedert en met wijn gedroncken is een seer costelijke medecijne tegen die pestilentie .... zij doet den mensche zweeten...
De wetenschappelijke naam petasites verwijst mogelijk ook naar de pest, al is het meer waarschijnlijk dat het woord afkomstig is van petasos, Grieks voor breedgerande hoed.

maandag, juni 21, 2010

Bergtocht naar Colle Battagliola

Daar gaan we. Klim van Maddalena naar Colle Battagliola. We vertrekken bij de camping aan het meer, het is zondag en dus zijn de Italiaanse dagtoeristen massaal aanwezig, maar na de eerste klim-meters zijn we al weer alleen op de wereld.
Even nog door het weiland, de bergbeek oversteken, altijd een beetje spannend en dan verdwijnen we in de steile boshelling onder de mooie lorkenbomen. Een zigzaggend pad met fleurige plantengroei van eerst nog Ereprijs en klein hoefblad dat hoger overgaat in Veratrums en Gentianen, na een uurtje naar omhoog bereiken we de boomgrens. Nu wandelen we vooral tussen lage Elzenstruiken met hangende katjes. We krijgen dan ook weer een point de vue op het meer en de weg naar Chianale. Aan de vallei-overkant zien we ook het pad dat we gisteren gevolgd hebben met de verschillende dorpjes.
Na nog een uurtje klimmen aan deze kant van de berg, bereiken we een eerste zijkam, daarna is het een stukje dalen om dan het laatste klimmetje naar de col aan te vatten. Net voor de col gaat de elzenplantengroei over in Alpenroosjes, die nu net hun eerste felrode bloemen openen. Op de col kijk je zoals het hoort in een andere vallei, in dit geval Valle Maraita.

Veel keuze?

Op de col zijn er nu veel keuzemogelijkheden. Een breed pad, geschikt zelfs voor een jeep zigzagt helemaal naar Chiesa in de Maraitavallei. Als we die weg nemen moeten we wel een tiental kilometers over een verharde weg en de laatste 4 kilometers zelfs over de grote weg naar Col Agnel. We proberen wat twijfelachtige wegen, die op hoogte blijven, te volgen en komen zo eerst bij een topje uit met kruis, madonna en kwetterende Italianen. We wandelen snel verder over de kam naar een topje met een hedendaags symbool, een lelijke antenne. Het pad wordt steeds onduidelijker en achter de antenne gaapt een diepte. Ik probeer nog wat andere mogelijkheden uit en kom zo bij een klein wat verstopt colletje uit, waar een Italiaans vrouwtje met man net nog haar bikinibovenstuk kan aantrekken. In de buurt vind ik het wildemanskruid. Is dat symbolisch? In elk geval, de wilde man die ik wil zijn, durft langs deze kant nog de vrouw nog de afdaling aan. Dus toch naar Chiesa ofwel terug via Col Battagliola naar het meer.

Afdalen naar Chiesa, klimmen naar de col

We kiezen voor de afdaling naar Chiesa, het begint ook serieus bewolkt te worden, dus zeker geen moment om van het pad af te gaan. Alleen die lange omweg via een mogelijk drukke weg zint mij niet zo. We kijken nog eens uitvoerig op de kaart en besluiten dan om met enkele mensen terug over de col Battagliola naar Maddalena te gaan, terwijl de anderen verder afdalen naar Chiesa, waar ik ze dan met de auto kan ophalen. Miguel, Hilde en ik dus terug naar boven. Geen zware opgave, integendeel we genieten volop van de toch weer uitzonderlijke plantengroei hier in de bergweilanden. Verschillende orchideeën, waaronder een geel bloeiende, het zou de Vlierorchis kunnen zijn, alleen hij ruikt niet naar vlier. Onderweg zien we ook nog een plaatselijke bewoner gentiaanwortels oogsten. Illegaal? Dus gele gentianen staan er ook veel, naast de Veratrum, waar vroeger bij het oogsten vergiftigde vergissingen van kwamen. Een andere opvallende plant, die nu als een witte spookverschijning uit de nevels opduikt, is de Witte affodil.

Afdalen naar Maddalena

Ondertussen naderen we weer de col, nog een lange afdaling, die als 1 uur 30 wordt aangeven, waarvan ik weet dat het veel sneller kan. Me nog eens laten gaan, is één van mijn kleine berggenoegens. Niet om de prestatie maar om het ritmisch één zijn met de natuur. Een half uur later sta ik, nog in extase van de afdaling, weer tussen die heerlijke Italiaanse zondagstoeristen. Dan nog een snelle afdaling met de auto, alhoewel, mijn benen moeten wel even wennen aan die gas- en rembeweging. Via Casteldelfino rechts opdraaien naar Chiesa, een rustige, zeer typische bergvallei met vele bijzondere dorpjes. Nog even zoeken naar mijn wandelvrienden, ze zaten in de zeer plaatselijke cafe, maar toch altijd weer wonderlijk dat we mekaar terug vinden. En... Chiesa en omgeving verdient wel om meer bewandeld te worden.

Info Chiesa

Het dorpje Chiesa behoort samen met Chiazale, Celle, Fontanile en Ribiera tot de gemeente Bellino.
Chiesa is gelegen op 1480 meters boven de zeespiegel en telt volgens de statistieken maar 26 inwoners. Er is één café, waar mijn wandelvrienden zaten en enkele gîtes voor toeristen.

Info wandelen vanaf de col

Vanaf de col di Battagliola kun je naar de gelijknamige Punta 2401 meter, niet zo hoog en dus zonder veel moeite te beklimmen. Moeilijker is de verder en hoger gelegen Monte Pietralunga op 2731 meter van daaruit kun je zelfs naar de col en vallei van Bondormir en zo een rondwandeling maken terug naar Maddalena. Wel voor gevorderden!
Kaart Monviso – Sampeyre – Bobbio Pelice 106 / 1:25.000

Info plant Asphodelus albus / Witte affodil

Merkwaardig is wel dat de wortel van deze stevige, vaste plant blijkbaar al in de tijd van Dodonaeus 16de eeuw medicinaal gebruikt werd. Hij schrijft dat 'Die wortelen sonderlinghe van dat ierste gheslacht van Affodillen ghesoden ende gedroncken/ doen water maken ende die urine lossen/ ende verwecken die natuerlijcke cranckheyt van den vrouwen'.

donderdag, juni 29, 2006

Met de bende in de bergen. Vanoise / Bonneval sur Arc.

Route: Pont St Charles 2057m - Gorge de Malpasset - Refuge de Prariond 2324m - Col de la Galise 2987m - Col de la Lose 2957m - Refuge - Pont St Charles

Een dag waarvoor woorden niet zullen volstaan. Elke zin, elk woord zal een beperking zijn van de belevenissen van vandaag. Toch een poging.

Met de auto over Col de L’Iseran (2764m), kleine stop om de zomerskiërs bezig te zien. Verder richting Val d’Isère tot aan de Pont St Charles (2057m). Parking en start, koud en zonnig,
richting Refuge de Prariond op 2324m. Heel leuke wandeling langs de Gorge de Malpasset, rustig stijgend voor ongeveer een uurtje, alpenkauwen in ons gezelschap.
Middagmaal aan de refuge en dan de bergen in naar de Col de la Galise (2987m) langs enorme steenmannekes en sneeuwveldjes. Onderweg passeren we wat marmotten die ravotten. Vanop het pad is de Glacier des Sources de l’Isere te zien. De col zelf was niet zo bijzonder (niets aangeduid) ware het niet dat we nu écht op de grens met Italië staan en we langs de andere kant het Lago Serru en de Plan Ballotta zien waar Miguel, Maurice en ik zeven jaar geleden ook rondliepen. De Gran Paradiso, de Punta Violetta en de weg naar de vallei van de Savoie hut zijn
duidelijk te zien.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m). Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m).Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.