Na het boodschappen doen in een doorweekt Carhaix, stop ik even bij de brug over de Hyèresrivier net buiten het stadje. Een mooi romantisch plekje waar ik steeds maar voorbij rijd.
Een brug en resten van een brug, een oude watermolen, bos, een snelstromende rivier en bengelende bloemen van de reuzenbalsemien doen me eindelijk eens halt houden.
De reuzenbalsemien dus. Ik mag deze vrolijke plant wel. Een uitheemse eenjarige rakker die steeds verder oprukt en gemakkelijk manshoog kan worden. Impatiens glandulifera is zijn officiële naam. Hij valt op door zijn doorzichtige stengels, die er vlezig uitzien en zijn grote symmetrische rood tot paars kleurende bloemen. Vooral langs beken en rivieren en in natte graslanden is de soort te vinden. En dus vinden we hem ook in het natte Bretagne. Het zaad, dat door de plant wordt weggeslingerd en zich zo verder verspreidt, wordt ook nog gemakkelijk door mens en dier meegenomen, waardoor de uitbreiding van de soort nog groter wordt.
Een andere bijzonderheid van de Balsemienen is dat ze als kiemplant een klein wortelstelsel hebben dat al snel afsterft en vervangen wordt door een adventief wortelstelsel. Als de planten daarna snel groter worden ontwikkelen ze aan het onderste deel van de stengel steltwortels, waarmee de planten zichzelf overeind houden.
Genezend?
Mensen die geloven in de Bachbloesemtheorie denken dat de reuzenbalsemien behulpzaam is om springerige en ongeduldige mensen wat tot rust te brengen. De reden waarom de reuzenbalsemien daarvoor geschikt wordt geacht is zijn 'springerig gedrag'. Zijn Latijnse naam Impatiens betekent ook 'ongeduldig' en verwijst naar het feit dat deze plantensoort bij de minste aanraking zijn zaden wegschiet. Vandaar ook de Nederlandse geslachtsnaam Springkruid. Een vorm van signatuurleer dus.
Langs de Hyeres bij Carhaix-Plougouer |
Uit wat wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de plant veel 'anti-werkingen' heeft: anti-schimmel, anti-tumor, anti-bacterieel en anti-allergie (tegen jeuk). Zelf heb ik nog geen persoonlijke ervaringen met het gebruik van deze ongeduldige balsemien, we hebben gelukkig vele andere inheemse planten zoals weegbree die dezelfde geneeskrachtige werking vertonen.
Wat wetenschappelijk onderzoek en wat gestolen Engelse tekst
The common names Policeman's Helmet, Bobby Tops, Copper Tops, and Gnome's Hatstand all originate from the flowers being decidedly hat-shaped. Himalayan Balsam and Kiss-me-on-the-mountain arise from the fact that the plant originates in the Himalayan mountains.
The species name glandulifera comes from the Latin words glandis meaning 'gland', and ferre meaning 'to bear', in that the plant has glands that produce a sticky, sweet-smelling, and edible nectar.
Impatiens balsamina L. (Balsaminaceae) is an annual herb which originated in Asia. The whole plant has been used as indigenous medicine in Taiwan for the treatment of rheumatism, swelling and fingernail inflammation. Modern pharmacological studies have reported this plant demonstrating antifungal, antibacterial, antitumor, antipruritic and antianaphylactic activities [5, 6]. The active compounds isolated from this plant include peptides (Ib-AMP1-4) from seeds, quinones[1, 4-naphthoquinone, lawsone, 2-methoxy-1,4-naphthoquinone (MeONQ), balsaquinone, impatienol, naphthalene-1,4-dione] from petals, pericarp and aerial parts, and flavonoids (kaempferol, quercetin, rutin, astragalin, nicotiflorin, naringenin and their derivatives) from petals and leaves [5–8].
- H. Oku and K. Ishiguro, “Antipruritic and antidermatitic effect of extract and compounds of Impatients balsamina L. in atopic dermatitis model NC mice,” Phytotherapy Research, vol. 15, pp. 506–510, 2001.View at Google Scholar
- D. G. Lee, S. Y. Shin, D.-H. Kim et al., “Antifungal mechanism of a cysteine-rich antimicrobial peptide, Ib-AMP1, from Impatiens balsamina against Candida albicans,” Biotechnology Letters, vol. 21, no. 12, pp. 1047–1050, 1999. View at Publisher · View at Google Scholar
- J. E. Little, T. J. Sproston, and M. W. Foote, “Isolation and antifungal action of naturally occurring 2-methoxy-1,4-naphthoquinone,” Journal of Biological Chemistry, vol. 174, pp. 335–342, 1948. View at Google Scholar
- P. Panichayupakaranant, H. Noguchi, W. De-Eknamkul, and U. Sankawa, “Naphthoquinones and coumarins from Impatiens balsamina root cultures,” Phytochemistry, vol. 40, no. 4, pp. 1141–1143, 1995.View at Publisher · View at Google Scholar