Boekweit is sedert de Middeleeuwen als kultuurplant in Europa bekend. Van oorsprong is het kruid waarschijnlijk in zijn wilde vorm afkomstig uit China, uit de provincie Yunnan, waar ook nu nog een wilde ondersoort groeit (Fagopyrum esculentum subspecie ancestralis). Tegen het einde van de Middeleeuwen was het gewas over gans Europa verspreid en werd het vooral gewaardeerd voor zijn vruchten (zaden, graan) wegens zijn hoge voedingswaarde. In de 17° en 18° eeuw werd het alleen nog beschouwd als voeding voor de armere bevolking. Als wetenschappelijke interessante geneeskrachtige plant, moest men wachten tot in de 20° eeuw.
Boekweitveld in Bretagne |
veneuze aandoeningen (spataderen, aambeien), oedemen, arteriosclerose.
Werken flavonoïden kankerbeschermend ?
Bij het uitgebreid onderzoek met flavonoïden werd ook gekeken of flavonoïden anti-mutagene en anti-cancerogene invloed hebben. Zo zijn er een aantal vaststellingen over een in-vitro-tumorremming door flavonoïden. Quercetine remt in-vivo bepaalde kinasen, die de celaanmaak sturen; ze hebben de mogelijkheid tumorpromotoren te remmen, en vertonen in hoge dosis een anti-mutageen effect. Voor de eventuele inzet van flavonoïden bij tumortherapie, moet er echter nog meer onderzoek worden verricht.
Vaatvernauwende activiteit
Boekweit in bloei |
Remming yan de hyaluronidase. Hyaluronzuur is een belangrijk bestanddeel van het basaalmembraan van de vaten en oefent tegelijkertijd een permeabiliteitsbarriere uit. Bij ontstekingsreacties kan deze hyaluronzuurstructuur door hyaluronidase enzymatisch worden afgebouwd, waardoor de vaatwand beschadigt. Rutoside is een remstof voor hyaluronidase. Een voorbehandeling met rutoside vermindert de capillairschade die door hyaluronidase kan ontstaan.
Lichtovergevoelige effecten van boekweit
Bij paarden, koeien, schapen, geiten en varkens kan na het eten van vers bloeiend boekweitkruid en na inwerking van zonlicht, vergelijkbaar met Sint-janskruid, een fotosensibiliserende reactie optreden. Dit verschijnsel is reeds honderden jaren bekend en het ziektebeeld met symptomen zoals rusteloosheid, zwellingen en ontstekingen wordt fagopyrisme genoemd. Verantwoordelijk hiervoor is de stof fagopyrine en verbindingen hiervan, die net als hypericine uit Sint-janskruid tot de naphthodiantronen behoort. Bij in-vitro onderzoeken met ethanolisch boekweitextract (0,5% fagopyrine) werd een geringe phototoxiciteit waargenomen, vergelijkbaar met hypericine. Een waterig, fagopyrine-vrij extract vertoonde geen photoxiciteit. Een phototoxiciteit is tot op heden bij de mens nog niet vastgesteld. Als gevolg van de geringe wateroplosbaarheid van naphthodiantrone zijn vergiftigingen van bereidingen met boekweitkruid die in de handel zijn, in therapeutische doseringen, niet te verwachten.
Klinische studies
Voor de verschillende hier geciteerde farmacologische werkingen van rutoside en aanverwante verbindingen, bestaan er in de literatuur talrijke bewijzen. Maar ook de werking van boekweitkruid bij 'chronisch veneuze insufficiëntie' (CVI) is op grond van aktuele klinische studies goed gedocumenteerd: In een gerandomiseerde, placebo gecontroleerde dubbelblinde studie kon men voor theebereiding uit boekweitkruid, de klinische werking in de zin van oedeembescherming worden bewezen. Aan de studie namen 67 patiënten deel met CVI in de stadia I en II. De therapie bestond in 3 x dagelijks, l filterbuiltje fagorutine thee; als placebo diende een -rutosidevrije-thee, bereid uit bladeren van Malva (kaasjeskruid). Het onderscheid tussen de placebo- en de onderzoeksgroep (verumgroep), bedroeg na 12 weken proeffase, meer dan 100 ml.
Verdere info. https://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/58199-boekweit-botanisch-en-geschiedkundig-bekeken.html