|
#Cascatellestuin eind juli |
Zomer in de Cascatellestuin. De blote grond is op 1 jaar wonderbaarlijk snel begroeid geraakt. De weinige blote stukken zijn vooral ontstaan door het weghakken van de Japanse duizendknoop en op die plaatsen ontkiemen nu vooral eenjarige akkerkruiden zoals melganzenvoet en spiesmelde. De natuur houd blijkbaar niet van blote grond.
Met zulke echte 'onkruiden' zoals Herderstasje, Knopkruid en zeker Melde of melganzevoet, heb ik een soort haat - liefde verhouding. Aan de ene kant bewonder ik hun overlevingsdrang maar tezelfdertijd vind ik het hinderlijk dat ze overdadig overal ontkiemen waar ik andere planten wil laten groeien. Maar als ze dan ook eetbaar blijken te zijn of nog meer andere kwaliteiten vertonen, gaat mijn bewondering toch overheersen.
Chenopodium album behoort tot een grote familie van de Ganzenvoetachtigen. De bladeren hebben de vorm van een ganzenvoet, vandaar ook de naam. Ook chenopodium komt van het Griekse chen, gans en podos, voet of podion, voetje. Een oudere naam Pes anserinum verwijst ook naar de ganzenvoet. Dodonaeus zegt het zo ' van sommighe soorten zijn die bladeren breet, rontsomme met diepe kerven gesneden, eenen voet van een gans schier ghelijck'.
De naam Mel of melde, heeft mogelijk te maken met meel, de bladeren zien er wat wittig, als met meel bestoven uit. Of zou het verwijzen naar het vroegere gebruik van de zaden als meel om brood of pap te maken. In de grotwoningen van onze verre voorouders waren de meldes waarschijnlijk een belangrijke voedselbron. Mel betekent ook malen, wat weer verwijst naar de zaden als grondstof voor meel.
Naast het gebruik van het zaad als meel, waren ook de bladeren als bladgroente in gebruik. Ten andere onze spinazie behoort tot dezelfde familie. Het meldeblad kun je dan ook op dezelfde manier gebruiken gestoofd als spinazie of rauw in een gemengde sla. In de tijd voor de populariteit van de spinazie zijn er zelfs cultivars van Chenopodium album ontwikkeld met rood en lichtgroen blad. Het zijn snel groeiende gewassen waarvan de rode varëteit zelfs enige sierwaarde heeft. Maar er zijn wel meer Ganzevoetachtigen die bekend zijn. De minst opvallende maar toch in de omgeving van de mensen groeiend, noemt Brave Hendrik in feite Goede Hendrik naar het Latijnse bonus en naar een oude Duitse benaming 'guter Heinrich'. Is dat een vriendelijke of een onvriendelijk bedoelde naam? Chenopodium Bonus Henricus, in het Latijn klinkt het bijna heilig, al groeit hij wel hoog in de bergen in de stront van de schapen. Goed eetbaar als groente, maar ik pluk hem toch liever in andere omgevingen.
De meest bekende Ganzenvoet op dit moment is echter de Zuid-Amerikaanse Quinoa, het mythische Incagraan dat al duizenden jaren als een soort rijst gebruikt word en nu ook in Europa ingeburgerd is. Ook de jonge bladplanten zijn te gebruiken en nogal decoratief met hun hardrose gekleurde puntjes aan de uiteinden van de bladeren.
En we zijn er nog niet, er is ook nog Chenopodium ambrosoides, nu vergeten maar vroeger in de apothekersboeken beroemd om zijn wormdrijvende eigenschappen. Ook weer een Zuid- Amerikaanse soort die in Brazilië een zeer algemeen onkruid is en zich hier in de tuin ook als zodanig gedraagt. Hij houdt ook de familietraditie in eer van plant met onopvallende groene bloemetjes, maar zijn vreemde geur geeft de plant toch enige charme. Hij mag dus blijven in de tuin.
In Belize en omstreken is het een geliefd huis- en keukenmiddel. Naast zijn officiële gebruik als wormdrijvend medicijn wordt van de hele plant ook een kalmerend aftreksel gemaakt en de wortel van één plant 10 minuten gekookt in 2 kopjes water wordt als een uitstekende kuur tegen crudo of te wel een kater beschouwd. Het kruid wordt verder ook als smaakmaker en gasverdrijver aan bonengerechten toegevoegd. Twee vliegen in één klap dus. Lekker en gezond.
C. album is under exploited vegetable which has high functional potential apart from basic nutritional benefits. The plant is used in diet not only to provide minerals, fibre, vitamins and essential fatty acids but also enhance sensory and functional value of the food. The plant has been traditionally used as a bloodpurifier, diuretic, sedative, hepatoprotective, antiscorbutic laxative and as an anthelmentic against round and hookworms. Pharmacological studies have revealed that the plant possesses anthelmentic, sperm immobilizing and contraceptive properties. It is also claimed to be antipruritic and antinociceptive in action. Therefore C. album holds a great potential for in depth biological evaluation.