Satureja hortensis, is een klein, eenjarig plantje uit de familie van de lipbloemigen, het is inheems in Zuid Europa en het Middellandse Zeegebied. De Satureja montana L. is een winterharde, overblijvende plant, die niet zoveel als toekruid gebruikt wordt als de Satureja hortensis, die fijner is van smaak en geur. De zeer aromatische bladeren en de zachte uiteinden van de stengels vormen de bekende kruiderij.
Bonenkruid in het oude Rome
In het oude Rome kende men bonenkruid als groente en als kruiderij. Vermengd met wijn vormde het kruid een saus, die geserveerd werd tijdens feestmalen. Oude kronieken geven aan dat bonenkruid, dat een peperachtige smaak heeft, bij de Romeinen bekend was voordat de eerste hoeveelheden echte peper vanuit India aangevoerd werden.
Zoals de Latijnse naam Satureja aangeeft, dacht men dat de saters deze plant uitverkoren hadden als hun favoriet en dat zou de reden kunnen zijn, waarom men haar vroeger en ook nu nog als een de geslachtsdrift opwekkend middel beschouwde. Ook werd dit kruid, in het bijzonder als tonicum en maagmiddel voorgeschreven en ter behandeling van bijen- en wespensteken. Vergilius, die leefde in de eerste eeuw voor onze jaartelling, kweekte bonenkruid als ambrozijn voor zijn bijen en noemde het een van de geurigste toekruiden. De Romeinen brachten het bonenkruid naar Engeland, waar het savory genoemd werd. In de oude Angelsaksische recepten werd het al spoedig een belangrijk ingrediënt in farsing, vulling voor pastei.
In het oude Rome kende men bonenkruid als groente en als kruiderij. Vermengd met wijn vormde het kruid een saus, die geserveerd werd tijdens feestmalen. Oude kronieken geven aan dat bonenkruid, dat een peperachtige smaak heeft, bij de Romeinen bekend was voordat de eerste hoeveelheden echte peper vanuit India aangevoerd werden.
Zoals de Latijnse naam Satureja aangeeft, dacht men dat de saters deze plant uitverkoren hadden als hun favoriet en dat zou de reden kunnen zijn, waarom men haar vroeger en ook nu nog als een de geslachtsdrift opwekkend middel beschouwde. Ook werd dit kruid, in het bijzonder als tonicum en maagmiddel voorgeschreven en ter behandeling van bijen- en wespensteken. Vergilius, die leefde in de eerste eeuw voor onze jaartelling, kweekte bonenkruid als ambrozijn voor zijn bijen en noemde het een van de geurigste toekruiden. De Romeinen brachten het bonenkruid naar Engeland, waar het savory genoemd werd. In de oude Angelsaksische recepten werd het al spoedig een belangrijk ingrediënt in farsing, vulling voor pastei.
Bonenkruid bij Dodonaeus
Dodonaeus, arts en kruidkundiige uit de 16de eeuw, vermelde bonenkruid als een soort tijm (Serpyllum). Hij schrijft 'Dat ander gheslacht van Serpillum dat Tenderick geheeten wordt / es van stelen ende bladeren die ghemeyne Hysope wat ghelijck. Het heeft houtachtighe dunne steelkens niet cruypende / maer recht op wassende / met cleyne smalle bladerkens becleet. Die bloemen comen tusschen die bladerkens voort ghelijck aen die ghemeyne hof Cuele / dyen dit cruyt van fatsoene ende van smaecke seer ghelijckt / uutghenomen dattet minder es / meer houtachtich / ende dat het swinters niet en sterft ghelijck die Cuele / maer blijft duerende ghelijck die ghemeyne Hysope / Roomsche Quendel / ende dyerghelijckeandere cruyden. Hij beschouwt het bergbonenkruid als een wilde tijm 'Serpillum ende sonderlinghe dat wildt gheslacht / met wijn oft water ghesoden ende ghedroncken verweckt ende doet comen die natuerlijcke cranckheyt van den vrouwen / drijft af den steen ende dat graveel ende doet die urine rijsen ende lossen' en zegt ook dat het 'stilt oock den loop des buycx / gheneest dat crimpsel ende es seer goet tseghen die treckinghe ende spanninghe van den zenuwen'. Bonenkruid is inderdaad ook gasdrijvend, bacteriedodend en stoppend. Dus zeker goed voor de darmen.
Bonenkruid botanisch
Bonenkruid heeft dunne, harige, rechtopgaande stengels met veel zijtakken en wordt ongeveer 30 cm hoog. De smalle, ovale blaadjes zijn zacht donkergroen van kleur. De kleine bloemen zijn lichtpaars, roze of wit.Vermeerdering geschiedt meestal door middel van zaad. Bonenkruid groeit goed in de meeste gematigde klimaatzones, in de volle zon in lichte, vruchtbare, goed gedraineerde leemgrond. Voor de handel wordt het zaad in april uitgezaaid, in rijen die 75 cm uit elkaar liggen, met een tussen-ruimte van 15 cm tussen de planten onderling. Het oogsten gebeurt vlak voor de bloei, ongeveer 75 tot 120 dagen na het zaaien. Het afgesneden kruid wordt gewoonlijk in de schaduw gedroogd en dan luchtdicht afgesloten verpakt, om te voorkomen dat de etherische olie verloren gaat.