Posts tonen met het label margriet. Alle posts tonen
Posts tonen met het label margriet. Alle posts tonen

dinsdag, maart 03, 2020

Natuurtuin met een verhaal: een bloemenweide


Een natuurrijke tuin is een klein natuurgebiedje aan huis, waar wilde planten, vogels, beestjes en natuurmensen zich op hun best voelen. In zo een tuin kun je van de natuur afgekeken kleine biotoopjes creëren. Zeg maar, kleinschalige halfnatuurlijke landschappen. Een van die mogelijke biotoopjes is een bloemrijk grasland.
Je gazon laten verwilderen, is één manier om zo’n grasland te creëren. Een fleurigere manier is een geploegd of gespit stukje grond in te zaaien met wilde planten, die van nature in een hooiland voorkomen. Kijk maar naar de kalkgraslanden in Wallonië, bijvoorbeeld bij Han sur Lesse of in de vallei van de Molignée.
Mooie planten voor zo’n grasland zijn beemdkroon, blauwe knoop, gras- en andere klokjes, rode klaver, echt walstro, wilde margriet en beemdooievaarsbek. Natuurlijk zijn er veel meer planten te gebruiken, maar deze zijn gemakkelijke, stevige en mooi bloeiende soorten, die om te beginnen goede resultaten geven. En waar ook mooie verhalen aan verbonden zijn.
Andere interessante, mooie maar wat moeilijker te kweken planten zijn duizendguldenkruid, kievitsbloem (vochtiger) en ratelaar.

Beheer
kruisbladwalstro
Het beheer van een bloemrijk grasland is eenvoudig. Maai 1 tot 2 keer per jaar, afhankelijk van de vruchtbaarheid van de grond. Haal het maaisel weg, om de grond te verarmen en om de planten niet te verstikken. Bij vruchtbare of zware grond de eerste keer maaien eind juni, eventueel net voor je op vakantie gaat, bij het terugkomen staan de bladrosetten er dan weer fris bij en heb je ook nog een goeie kans op een tweede bloei. De tweede keer maai je dan eind september of nog iets later. Je wilt mogelijk zaad oogsten en dan moeten de zaden natuurlijk rijp kunnen worden. Of je wilt sommige stengels en zaaddozen gewoon mooi laten zijn op het land. Het is maar wat je mooi of slordig vind!    

Enkele planten voor een bloemenweide.

Beemdkroon - Knautia arvensis
 is een vaste plant van 60 cm hoog met grijsgroene bladeren. Typisch is wel dat de onderste bladeren anders van vorm zijn dan de bovenste. Beemdkroon heeft een vertakte wortelstok (rhizoom). De plant bloeit in juni met lilablauwe bloemen, al zijn er ook varieteiten met witte of gele bloemen.
De oude namen Scabiosa en Schurftkruid verwijzen naar zijn vroeger gebruik bij huidkwalen en meer bepaald tegen schurft.
Biotoop: wat vochtige, kalkrijke weilanden en dijken.

Blauwe knoop – Succisa pratensis
De plant kan tot 1m hoog worden, is wat forser dan de beemdkroon en vormt een bladroset.
Hij bloeit vooral juli met grote blauwe tot paarse bloemen. Er komen echter ook gele soorten voor. De bloemhoofdjes zijn bij het begin van de bloei half bolvormig en worden later bolvormig.
De wortel ziet er afgebeten uit, vandaar het verhaal dat de duivel deze plant wou vernietigen omdat hij te waardevol was voor de mensen. Duitse en Engelse benamingen verwijzen nog naar dit verhaal. Duits: Gewöhnlicher Teufelsabbiss, Engels: Devilsbit Scabious
Biotoop: schrale wat zure graslanden.

Geel Walstro – Galium verum
Het is een vaste, geel bloeiende plant die tot 80 cm hoog kan worden. De slappe stengels waaien makkelijk, in ons bloemrijkweiland tussen wat stevige grassen en andere planten blijft hij beter rechtop staan.
Typisch is de sterke, zoete geur van cumarine. De hele bloeiende plant werd vroeger omwille van zijn melkstremmende kwaliteiten gebruikt om kaas te maken. Op het menselijk bloed heeft hij juist een verdunnende werking. De gele kleurstof in het bovengronds gedeelte van walstro werd gebruikt om chesterkaas te kleuren, het ondergronds gedeelte, dus de wortels, bevatten een rode kleurstof. Deze plant is niet voor niks familie van de beroemde kleurstofplant Meekrap.
Biotoop: weilanden, heggen, duinen, aan wegkanten, op droge zandgronden.

Margriet
Een sterke vaste plant. De gele, door grote witte straalbloemen omgeven bloemhoofdjes van de wilde margriet, zijn onmisbaar in ons grasland.  
Biotoop: graslanden, grazige bermen, dijken en langs wegkanten.

Beemdooievaarsbek – Geranium pratense
Een bossige vaste plant 1 meter hoog met blauwe bloemen. Er zijn veel uitheemse soorten en cultivars, zoals Geranium endressii en  G. maculatum, die eventueel ook te gebruiken zijn in een bloemrijk grasland.
Biotoop: Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op voedselrijkere, kalkhoudende, grazige grond. Ruige bermen, grasland, heggen, oude spoorwegen, dijken, ruigten.

woensdag, mei 27, 2015

Margriet

Bij de ingang van domaine du Bonsoy bloeien uitbundig wilde margrieten gemengd met blauwbloeiend beemdkroon en in het weiland er achter eindeloos veel gele boterbloemen. Zou de boer blij zijn met zo'n weiland? De paarden en een meute echte ezels lijken er in elk geval geen last van te hebben.
Wilde margrieten zien er vrolijk en fris uit, toch verspreiden ze een minder okselfrisse geur. Medicinaal worden ze nauwelijks nog gebruikt, toch vreemd voor zo'n algemene en niet giftige plant.

Door de eeuwen heen vinden we wel veel toepassingen van deze margriet. Of was er verwarring met echte kamille of madeliefje?
De Engelse beroemde herborist Gerard schreef: 'Dioscorides saith that the floures of Oxeie made up in a seare cloth doe asswage and washe away cold hard swellings, and it is reported that if they be drunke by and by after bathing, they make them in a short time wellcoloured that have been troubled with the yellow jaundice.'
Culpepper tells us that it is 'a wound herb of good respect, often used in those drinks and salves that are for wounds, either inward or outward' . . . and that it is 'very fitting to be kept both in oils, ointments, plasters and syrups.' He also tells us that the leaves bruised and applied reduce swellings, and that 'a decoction thereof, with wall-wort and agrimony, and places fomented or bathed therewith warm, giveth great ease in palsy, sciatica or gout. An ointment made thereof heals all wounds that have inflammation about them.'

Toch werden er vroeger ook kritische bemerkingen gemaakt. Zo lezen we in het 6de deel van Afbeeldingen der Artsenijgewassen uit 1801. ' Men meenden dat het wondheelend, urinedrijvend, en tot uitdrijving der inwendige etterstoffen van dienst zij. De schrijver Krauss zegt verder' wie slaat er nu geloof aan dit wondermiddel?'

Op de serieuze hedendaagse website 'Plants for the future' vinden we 'The whole plant, and especially the flowers, is antispasmodic, antitussive, diaphoretic, diuretic, emmenagogue, tonic and vulnerary. It is harvested in May and June then dried for later use. The plant has been employed successfully in the treatment of whooping cough, asthma and nervous excitability. Externally it is used as a lotion on bruises, wounds, ulcers and some cutaneous diseases. A decoction of the dried flowers and stems has been used as a wash for chapped hands. A distilled water made from the flowers is an effective eye lotion in the treatment of conjunctivitis'.
Toch is er weinig wetenschappelijk onderzoek te vinden voor zijn medisch gebruik. Aan de vreemde geur kunnen we wel aflezen dat er in elk geval etherische olie in de plant aanwezig is en dat is al eerder onderzocht. The oil of  L. vulgare contained much more aliphatic acids and esters than the oils of the other investigated Asteraceae species but had a very low concentration of polyacetylenes.

Eigen ervaringen met het medisch gebruik van Leucanthemum vulgare heb ik niet. Mogelijk zijn de bloemen als lotion vooral goed voor de huid.

Nota: Content and composition of essential oils in some Asteraceae species
Proceedings of the Estonian Academy of Sciences (Impact Factor: 0.37). 01/2011; 60(1):55-63. DOI: 10.3176/proc.2011.1.06. The content and composition of the essential oils of five Asteraceae species from Estonia were studied. The oil yields ranged from traces up to 0.2%. By using GC-FID and GC-MS methods a total of 115 compounds were identified and significant qualitative and quantitative differences were observed among the studied species. The main constituents of the essential oils of the studied Asteraceae species were as follows: Chamomilla recutita: bisabolol oxide A (39.4%), bisabolone oxide A (13.9%), (Z)-en-yne-dicycloether (11.5%), bisabolol oxide B (9.9%), α-bisabolol (5.6%), and chamazulene (4.7%); Chamomilla suaveolens: (Z)-en-yne-dicycloether (37.2%), geranyl isovalerate (22.9%), (E)-β-farnesene (15.6%); Anthemis tinctoria: α-eudesmol (10.2%), γ-cadinol (8.7%), γ-cadinene (4.0%); Matricaria perforata: (Z,Z)-matricaria ester (77.9%), (E)-β-farnesene (3.5%), matricaria ester isomer (3.5%), and matricaria lactone (3.0%); and Leucanthemum vulgare: (E)-β-farnesene (7.3%), hexadecahydrocyclobuta[1,2:3,4]dicyclooctene (5.3%), decanoic acid (4.9%), and γ-eudesmol (4.5%). The number of compounds found in all plant oils studied was 14.