Posts tonen met het label geschiedenis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label geschiedenis. Alle posts tonen

woensdag, mei 29, 2024

Geschiedenis over het gebruik van vlier

Het gebruik van vlier als medicijn dateert uit de oudheid, volgens de geschriften van Hippocrates (ca. 470-410 v.Chr.), Plinius de Oudere (ca. 23-79 n.Chr.) en Dioscorides (ca. 40-90 n.Chr.). Het woord vlier is afgeleid van het Angelsaksische woord æld, dat ‘vuur’ betekent, omdat je een vuur zou kunnen aansteken door door in de jonge, holle takken te blazen. Historisch gezien waren medicinale toepassingen voor Europese vlier te vinden in het Italiaans, Nederlands,  Portugese, Kroatisch-Slowaakse, Duitse, Oostenrijkse, Zwitserse en Hongaarse farmacopeeën. 

Van interessant historisch belang: in Anatomi Sambuci: The Anatomy of the Elder, geschreven in 1677, beschreef de arts Martin Blochwich medicijnen gemaakt van de verschillende delen van vlier, waaronder een bessentinctuur, extract (of essence), wijn, sterke drank (fermentatie) , siroop, tragea (vlierbessenpitten in poedervorm) en rob (een ingedikt sap gemaakt van de bessen, met of zonder suiker), evenals zaadolie. Hij vermelde ook conserven van vlierbloesem, siroop of honing, water en  sterke drank, azijn en oxymel (azijn en honing), wijn en olie.  Bovendien ging Blochwich dieper in op poeder, conserven en siroop die gemaakt konden worden van de knoppen of spruiten van de plant, en ook op medicijnen die gemaakt konden worden met de bladeren, middelste bast, wortels, merg en schimmel, inclusief die in de vorm  van water, siroop, oliën en smeersels.  Ten slotte beschreef hij het maken van een ‘zout en zijn geest’ door de hele plant boven een open vuur tot as te reduceren, er kokend water overheen te gieten en de plant opnieuw op een laag vuur te laten inkoken.  Dit proces leverde het zout op waarvan vervolgens de spirit werd gemaakt.  

Blochwich ging vervolgens in op de vele manieren waarop deze vlierpreparaten afzonderlijk werden gebruikt (waarvan sommige voor de moderne mens misschien nogal vreemd lijken) en in combinatie met andere ‘medicijnen’ waarvan nu bekend is dat ze giftig zijn.  Veel voorkomende aandoeningen waarvoor deze oudere preparaten werden gebruikt, zijn onder meer hoofdpijn, kiespijn, oogaandoeningen, gezichtsvlekken, mond- en keelaandoeningen, hoest, astma, heesheid, koorts, pokken, mazelen, maag- en darmaandoeningen, stenen, artritis, menstruatieklachten, ontstekingen, oedeem en brandwonden.  

Enkele van de meer ongebruikelijke behandelde aandoeningen zijn onder meer deliriën (in combinatie met leliewater, rozenwater en opium);  melancholie (door braken op te wekken);  epilepsie (met behulp van een amulet dat over het hart werd gedragen);  beroerte en verlamming (door krachtig wrijven van de ledematen met oudere geest);  bescherming tegen de pest (door een met vlierbloesem doordrenkte spons in een holle jeneverbeshouten bol te dragen en te ruiken);  en wondgenezing (door het drinken van wijn waarin vlierbladeren zijn gestampt, gevolgd door een kompres van vlierpitolie, Venetiaanse terpentijn en kopergroen [een giftig groen pigment veroorzaakt door de werking van azijnzuur op koper]).

Blochwich M. Anatomi Sambuci: The Anatomy of the Elder. Rev. ed. Jacobs A, Stipps F (eds.), Freund S (trans.). Lana, Italy: BerryPharma AG; 2010.

Traditioneel worden talloze aandoeningen behandeld met vlierbessen, waaronder dysenterie en diarree.  Het werd ook gebruikt om transpiratie op te wekken om gifstoffen te verwijderen en de weerstand tegen ziekten te vergroten. Momenteel worden vlierbessen gebruikt om symptomen geassocieerd met verkoudheid, griep en bij koortsachtige omstandigheden te behandelen als zweetdrijvend middel (een middel dat de transpiratie verhoogt). Het geperste sap van de bessen, evenals extracten en gedroogde sapconcentraten, worden gebruikt als componenten van producten voor orale inname zoals medicinale siropen en tabletten, evenals producten voor plaatselijke toepassing zoals zuigtabletten en huidverzorgingsproducten. De verse, rijpe bessen  worden gebruikt in sappen, jam, marmelade, likeuren en dessertwijnen, en ook als kleurstof in dranken, voedingsmiddelen en textiel. Vlierbloesems worden gebruikt als diureticum, laxeermiddel en zweetdrijvend middel. Bovendien worden ze gebruikt  als samentrekkend middel voor de huid en bij de behandeling van reuma, meestal als aftreksel (thee) of in een kompres.

 De gedroogde vlierbloesems worden in Europese traditionele kruidengeneesmiddelen voornamelijk in de vorm van kruidenthee, vloeibare extracten en tincturen gebruikt.  De Duitse Commissie E keurde in 1986 vlierbloesem – toegediend als vloeibaar extract, kruidenthee of tinctuur – goed voor symptomen van verkoudheid. In 1992 publiceerde de British Herbal Medicine Association een monografie van vlierbloesem in haar British Herbal Compendium, waarin de vormen van verkoudheid werden gespecificeerd.  kruidenthee-infusie (heet gedronken), vloeibaar extract (1:1, 25% ethanol) en tinctuur (1:5, 25% ethanol) voor de behandeling van koortsachtige verkoudheid. Vlierbloesemwater is ook gebruikt in ogen en huid  vochtinbrengende crèmes en bloemenextracten worden in de parfumerie gebruikt. Zowel vlierbessen- als vlierbloesemextracten worden gebruikt als smaakstoffen in voedingsmiddelen, alcoholische (bitters en vermout) en niet-alcoholische dranken, en zoetwaren.

Wat wetenschappelijk onderzoek

Talrijke in vivo en in vitro laboratoriumstudies hebben vlierbloemen en bessen beoordeeld op antibacteriële, kankerbestrijdende, ontstekingsremmende, antimicrobiële, antiproliferatieve, antivirale, antioxiderende en immunomodulerende werking, evenals op chemopreventief en cytotoxisch potentieel, cellulaire opname en genezing van brandwonden.  , insuline-simulerende en insuline-afgevende werkingen, anti-angiogene (remming van de groei van bloedvaten) activiteit, hartbeschermende activiteit en antihypertensieve eigenschappen.  

Klinische onderzoeken bij mensen ondersteunen het traditionele gebruik van en laboratoriumresultaten over vlierbessen en bloemen.   Tijdens het griepseizoen van 2009 werd een kortdurend, gerandomiseerd, dubbelblind, placebo gecontroleerd pilotonderzoek uitgevoerd bij 64 vrijwilligers die leden aan drie of meer griepachtige symptomen (hoesten, koorts, hoofdpijn, spierpijn en/of neusverkoudheid).  congestie en slijmvliesafscheiding) gedurende minder dan 24 uur.34 De patiënten werden gerandomiseerd in twee groepen van 32 en kregen vier doses van 175 mg eigen vlierbessenextract (HerbalScience Singapore Pte. Ltd.; gestandaardiseerd en verrijkt met fenolzuren, polyfenolen en een  brede diversiteit aan andere flavonoïden)35 of placebo dagelijks gedurende twee dagen.  Na 48 uur rapporteerde de vlierbessengroep een significante vermindering van de symptomen, waarbij 28% van de vrijwilligers symptoomvrij was.  De symptomen van de patiënten in de placebogroep waren onveranderd of erger.   

In 2004 heeft een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie (n=60) de veiligheid en werkzaamheid van Sambucol bij de behandeling van influenza aangetoond.36 Patiënten met influenza type A of B kregen viermaal daags 15 ml Sambucol of placebo.  .  De griepsymptomen namen bij de ouderengroep significant af op de derde of vierde dag, vergeleken met zeven tot acht dagen in de placebogroep.  De behandeling werd binnen 48 uur na het begin van de symptomen gestart en de auteurs suggereerden dat de voorbereiding voor ouderen mogelijk nog effectiever was geweest met eerdere interventie.   

In een eerder placebogecontroleerd, dubbelblind onderzoek dat in 1995 werd uitgevoerd bij 27 patiënten met griepsymptomen gedurende 24 uur of minder, kregen de patiënten gedurende drie dagen dagelijks Sambucol of een placebo (twee eetlepels per dag voor kinderen van vijf tot elf jaar oud).  leeftijd en vier eetlepels per dag voor volwassenen van 12 jaar en ouder). Binnen twee dagen ervoer 93,3% van de vlierbessengroep een significante verbetering van de symptomen, en binnen twee tot drie dagen werd bij 90% van de groep een volledig herstel bereikt.  De placebogroep ondervond pas op dag zes een vergelijkbare verbetering of oplossing.  

Meer info https://sites.google.com/site/kruidwis/kruidenmonografie-a-z/sambucus-nigra


woensdag, mei 01, 2024

Muguetjes op 1 mei

Kreeg jij ook lelietjes-van-dalen of meiklokjes op 1 mei?  En waar krijg je muguetjes en snuivertjes? Het witte meiklokje wordt op 1 mei uitgedeeld om het einde van de winter te vieren. Het brengt de ontvanger geluk voor het volgende jaar; daarom worden ze ook wel porte-bonheur ‘geluksbrenger’ genoemd. In Frankrijk is de traditie om meiklokjes te geven nog heel bekend. En ook in België zijn er heel wat mensen die op die eerste dag van mei meiklokjes uitdelen aan vrienden en geliefden, zowel echte als virtuele.

Franse traditie

De traditie zou ontstaan zijn nadat koning Charles IX op 1 mei 1561 een bosje lelietjes-van-dalen kreeg om hem geluk en voorspoed voor het komende jaar te wensen. Wie de bloemen schonk, weet men niet, maar de koning was er zo blij mee, dat hij daarna op 1 mei alle vrouwen aan zijn hof een boeket meiklokjes gaf. Nu worden meiklokjes vaak geassocieerd met de Dag van de Arbeid, een dag die 121 jaar geleden werd ingevoerd in de meeste landen van Europa.

Muguetjes

De meiklokjes heten in Vlaanderen vaak muguetjes, soms uitgesproken als mugeetjes. Muguet de mai is de Franse naam voor de bloem. De benaming muguet verwijst naar de sterke geur van de bloem. Het woord is afgeleid van muskus, de sterk riekende stof van mannelijke muskusdieren. Naast de vorm van de bloemen, de plaats waar je ze vindt of de periode waarin ze bloeien, kan dus ook de geur bepalend zijn voor de naamgeving.

Nog veel andere namen

De lijst met namen voor het meiklokje is lang. Hier en daar hoor je piepertjes, volgens Paque omdat de bloemen nauwelijks over hun bladeren heen kunnen piepen. In Antwerpen, in Zeeland en in de streek van Bergen-op-Zoom zegt men ook wel eens fiepertjes. Daarnaast bestaan ook perrebloemen, waarin perre volgens Debrabandere naar een afsluiting verwijst. Daarvan is perk afgeleid. Paque noemt ook nog de perkbloemetjes, die zo genoemd worden omdat ze altijd in groepen of perken groeien. In de Brabantse dialecten wordt het bloempje ook wel snuivertje of snuifbloemetje genoemd. Snuif is bekend in de volksgeneeskunde. De namen verwijzen naar de tot poeder gewreven, sterk geurende bloemetjes, die op cocaïneachtige manier gesnoven werden met eens een niesbui tot gevolg.

Vanwege de geneeskrachtige maar niet ongevaarlijke stoffen die het plantje bevat, was het in de volksgeneeskunst niet zo erg in trek. Dat de bloemen als ‘druppels’ aan de steekjes hangen, was volgens middeleeuwse opvatting een teken dat de plant gebruikt kon worden bij een beroerte of bij vallende ziekte. De plant moest voor zonsopgang, wanneer de dauw nog aanwezig was, geplukt worden. Men moest het geheel laten trekken in malvezij, een zoete wijn uit Napoli di Malvasia. Men kreeg dan het beroemde aqua apoplectict Hartmanni of, vrij vertaald, Hartmann’s beroertewater. P.A. Matthiolus (1501-77), noemt een dergelijk aftreksel aurea aqua: guldenwater of goudwater, vanwege de goede resultaten bij het gebruik ervan bij vele ziekten. De essence verkregen uit de bloemen bewaarde men zelfs in gouden en zilveren flesjes. Na een tijd uit de medische belangstelling te zijn geweest, neemt deze belangstelling de laatste tijd weer toe.

De beroemde arts Galenus (131-201) meende dat de hersenen een soort klieren waren: een mening die lang heeft standgehouden. In aansluiting daarop beweerde hij dat de afscheiding van deze klieren door de neus geschiedde. Daaruit heeft zich de opvatting ontwikkeld dat niespoeder of snuif bij hoofdpijn en dergelijke bezwaren een goed middel is om het hoofd weer helder te krijgen. Voor oostelijk Salland staat als volksnaam Kriewelbloem genoteerd, en het is niet onmogelijk dat deze benaming daarmede in verband staat.

Een oude Duitse volksnaam luidde Niesekraut. Een beroemde snuif was indertijd de Schneebergersnuif. Een oud recept voor niespoeder, voorkomende in een Engelse farmacopee uit de achttiende eeuw, luidde: neem gelijke delen:

  • Foliorum asarum
  • Foliorum betonice
  • Herba majoranae
  • Florus convallariae maialis.
Geneeskrachtig maar gevaarlijk
De plant bevat een twintigtal hartglycosiden, waarvan convallatoxine en convallatoxol de belangrijkste zijn. Deze stoffen hebben uitwerking op de hartspier en bloedsomploop, die vergelijkbaar is met deze van de hartglycosiden in gewoon vingerhoedskruid (Digitalis purpurea). Het onoordeelkundig medicinaal gebruik van het meiklokje of lelietje-van-dalen is gevaarlijk. De marge tussen gewenste effecten en toxische bijwerkingen is soms heel nauw. Anderzijds geven ongevallen met deze plant buiten de medicinale sfeer, maar heel zelden aanleiding tot gevaarlijke vergiftigingen, waarschijnlijk omdat slechts 10% van de hartglycosiden in het lichaam wordt opgenomen.

Zware vergiftigingen door accidentele inname worden zelden gerapporteerd. Blootstellingen worden alleen beschreven in de korte periode waarin het plantje bloeit. Na inname treedt vaak braken op wat de opname van giftige stoffen beperkt. Het Antigifcentrum ontvangt jaarlijks 40 tot 60 oproepen in verband met het meiklokje. Meestal gaat het om 2 tot 4-jarige kinderen die op een steeltje of blaadje knabbelen, een besje opeten of van het vaaswater drinken. Bij volwassenen gaat het meestal om de accidentele inname van vaaswater. 

Bij dieren
Vergiftigingen bij dieren zijn zeldzaam. Dieren vermijden de verse plant omwille van de geur. Nochtans werden bij twee katten ernstige vergiftigingen gerapporteerd. Bij een hond werd een vergiftiging met dodelijke afloop beschreven. Ook pluimvee dat gedroogde plantenresten in de voeding krijgt kan vergiftigd worden. Studies bij dieren hebben niet kunnen aantonen dat het drinken van vaaswater aanleiding geeft tot vergiftiging.

dinsdag, december 06, 2022

Kaardenbol, geschiedenis en Lyme

Aan zijn grote stekelige hoofdjes met daarin lila bloemen is de Grote kaardenbol, Dipsacus fullonum, in de zomer goed te herkennen. Ook de stekelige bladeren en stengels vallen direct op, terwijl het stagnerende regenwater in de vergroeide bladvoeten een uniek verschijnsel is in onze flora. De plant staat vaak in ruigten, maar ook wel in bermen en op de hellingen van dijken.

In de westerse planten- en volksgeneeskunde is er op het eerste zicht weinig melding van het gebruik van de kaardenbol. De wortel werd gebruikt, verpulverd als zalf, bij scheurtjes en fistels aan de anus. Pas de laatste jaren is de plant bekend geraakt als mogelijk medicijn tegen de ziekte van Lyme.

Het uitwendig gebruik van de insecten, die verdrinken in het waterbekken van de bladerenkrans, wordt ook als remedie tegen de vierdaagse koorts, een soort van malaria-koorts, aanbevolen. Opmerkelijk is dat we hier al een vermelding van het gebruik van de plant bij een vorm van malaria tegenkomen, weliswaar uitwendig en meer spiritueel dan fysiek.

Gebruik in het verleden

De Griekse arts ,farmacoloog en botanicus Dioscorides (circa 40-90 na Christus) schreef in zijn vijfdelige encyclopedie “De Materia Medica”:”de wortel dsie met wijn of azijn fijngestampt wordt tot de consistentie van een waszalf bereikt is, geneest scheurtjes aan de aars en fistels.”

Vooral vermeldenswaardig in de geschiedenis van het medicinale gebruik van kaardenbol bij Hildegard von Bingen (1098-1179). Deze Duitse benedictijnse abdis schreef in haar boek “Buch von den Planzen” (Liber simplicis medicinae), 'wanneer men gif gegeten of gedronken heeft, dient men het hoofd, blad en wortel van de cardo te verpulveren of in een spijs of drank tot zich te nemen'. In moderne terminologie is er hier een eerste maal sprake van de sterk ontgiftende werking van de kaardenbol. Volgens haar werkt het poeder gemengd met vet ook tegen huiduitslag.

Rembert Dodoens, beter bekend onder zijn gelatiniseerde naam Rembertus Dodonaeus (1517 of 1518 – 1585) was een plantkundige en arts uit de Zuidelijke Nederlanden. In zijn “Cruijdeboeck” van 1554 geeft Dodoens er dezelfde indicatie aan als Dioscorides met met nog één bijkomende indicatie 'het genezen van de vierdaagse koorts. ” Die wormkens die men in die bollekens van den Caerden vint sijn goet tseghen die vierdedaechse cortse aen den hals oft arm ghedraghen als Dioscorides scrijft.”\

Leonard Fuchs ( 1501-1566), Duits botanicus en arts en één van de vaders van de botanie, schrijft in zijn “New Kreuterbuch “dezelfde eigenschappen toe aan de kaardenbol als Dodoens.

Hieronymus Bock (1498-1554) was een Duitse botanist en arts die op zijn eigen manier en niet volgens Dioscorides zoals gebruikelijk was, maar door observatie , de planten begon te klasseren op basis van hun eigenschappen. Hij schrijft in zijn Kreuterbuch (1560) dat hij teleurgesteld is in het gebruik tegen de vierdaagse koorts van de wormpjes, afkomstig uit het waterbekken van de plant. De bladeren van de kaardenbol op het hoofd gelegd, zouden de hersenen kalmeren, het sap van het kruid in de oren zou de wormen in de oren doden. De wortel in wijn gekookt en gestampt, zou goed zijn tegen wonden, vooral aan de anus. Er zouden wratten mee verdreven worden alsook zou het water uit het waterbekken helpen tegen vlekken onder de ogen of tegen ontstoken ogen.

Een nieuwe indicatie vinden we bij Gerhard Madaus (1890- 1942) die schrijft dat de Dipsacus sylvestris gebruikt kan worden bij phthisis, longtuberculose.

Recent gebruik

Vanaf ongeveer 2007 werd het gebruik van kaardenbol geherintroduceerd in Europa. Dit was het gevolg van een hype die ontstond na de publicatie van het boek van Storl. De Duitse etnobotanicus Wolf-Dieter Storl beschrijft in zijn boek "Mit Pflanzen verbunden" het gebruik van de Kaardenbol als natuurlijk middel bij de ziekte van Lyme. In 2007 wijdde hij hieraan een heel boek :”Borreliose natûrlich heilen”. Storl had zelf de ziekte van Lyme opgelopen en etnobotanicus zijnde, ging hij op zoek naar middelen om zichzelf te genezen. Het boek werd in 2012 vertaald naar het Nederlands door Willem Jacobs: "De ziekte van Lyme". Via sociale media geraakte het gebruik van kaardenbol tegen Lyme verder verspreid. Tegelijkertijd ontstond er vanuit andere kampen ook tegenstand tegen het boek van Storl omdat het gevaarlijk is om bij een vaststaande borreliose-infectie geen antibiotica te nemen.

Martin Koradi, Dozent für Phytotherapie / Heilpflanzenkunde schreef hierover een ganse persmededeling (Pressemitteilung vom 10.08.2007) en debatteerde online met mensen die het boek van Storl hardnekkig verdedigden.

Matthew Wood en William LeSassier over de kaardenbol

Storl zelf, haalde zijn inspiratie uit het boek van Matthew Wood, “The book of herbal wisdom” dat voor de eerste maal verscheen in 1997. Wood baseerde zijn gebruik van de Dipsacus sylvestris op de traditionele Chinese geneeskunde (TCM) en op de ervaringen van collega-herboristen. Hij ontmoette William LeSassier, een Amerikaanse bekende herborist (1948-2003) die de kaardenbol gebruikte op basis van de indicaties van de TCM. Kaardenbol was één van LeSassier’s favoriete planten en hij had er een uitgebreide ervaring mee. Hij gebruikte de kaardenbol als remedie voor gewrichten die gescheurd of beschadigd waren. Lesassier baseerde zijn gebruik van kaardenbol op de TCM die een soortgelijke Dipsacus gebruikten namelijk de Dipsacus japonicus.

Wood zocht dan verder naar gegevens over het gebruik in de TCM en kwam uit op het boek van Dan Bensky’s “Chinese Herbal Medicine, Materia Medica”. Hier vinden we dat Dipsacus japonicus tonisch is voor de nieren- en de leveressence , hij staat vermeldt onder de kruiden die de Yang tonifiëren. Nier- en lever essentie verwijst niet naar de organen zelf maar wel naar energetische systemen. Wood legt voor de eerste maal een link naar gebruik bij de ziekte van Lyme. De ervaringen met het gebruik van de Dipsacus sylvestris die Wood beschrijft in zijn boek “The book of herbal wisdom” zijn eerder anekdotisch. Hij beschrijft vijf gevallen waarin er een genezing plaats vond. In het verleden was dit de enige manier waarop medicinaal gebruik van een plant kon ontstaan.

Ondertussen ontstond er een gans internetplatform voor het gebruik van kaardenbol vooral door de verspreiding via de sociale media van de successen met kaardenbol. Ik zou zeggen..... word vervolgd.

Referentie. Eindwerk herboristen opleiding over kaardenbol 

maandag, februari 15, 2021

Verhalen over veldsla


In de warmere rotshellingen van de Maas bij Hastiere, net onder de sneeuw vandaan, vind ik al volwassen wilde veldsla en kruidige kraailook. Een kant-en-klaar winterslaatje. 

Veldsla  is een één- of tweejarig laagblijvend plantje van 10 cm. hoog.  Oorspronkelijk komt het voor op Sardinië en groeit nu in een groot deel van Europa. Rond 1560 begon men het te telen en tot voor de oorlog van 1940 werd het bij ons veel gekweekt.
 
Onze aller Dodoens, wel eeuwen geleden, schrijftDe Nederlanders noemen dit kruidje wit moes en soms ook veldtkrop en soms kleer-ooghe, anders heeft het geen namen die me bekend zijn en daarnaar zal men het in het Latijn Album olus (witte groente) en in het Grieks Leucolachanon mogen noemen. Dit kruid wordt veldt-kroppen genoemd omdat zijn bladeren als die net uitspruiten op die van de jonge sla of andijvie lijken en goed zijn om in salade gegeten te worden en daarom noemt men het in het Waalse land sallade de chanoine, zegt Lobel.’  

En verder schrijft Dodoens 'Dit kruidje is wat verkoelend en daartoe vochtig makend van aard en in al zijn werkingen en eigenschappen de tamme sla vrij gelijk en in gebreke van die wordt het in de winterse maanden en in het begin van de lente op tafel gebracht en met azijn, olie en zout van vele met goede smaak gegeten zoals ander salade en voorwaar het wordt geenszins voor het slechtste saladekruid gehouden.

Vele namen heeft het in het verleden gekregen. 
  • Veldsla of veldkrop, korensla, walsla, witmoes. 
  • Duitse namen: Ackerlattich, Acker, - Feld, - of gruner Salat, Dorersalat, Feldkropp, Katterlesalat, Mausohrsalat, Vogerlsalat, Rebkresla, Wingertsalat,  Kornsalat. 
  • Engelse namen: corn salad, white pot herb, milk grass en lambs lettuce een vertaling van het 16de eeuwse Lactuca agnina.
  • Franse namen: laitue de brebis: kindersalade, salade de pretre: priestersalade of salade de chanoine: kanunniksalade, salade royal, vergelijk Engelse salade royal, dus vroeger veel gekweekt voor en in de kastelen en kloosters, Franse mache: van macher, kauwen. 
  • In Duitsland groeit het ook veel in het wild en heet daar Schaffmauler en Weiss moosz’. Mogelijk omdat het graag door schapen gegeten werd, Schafmaulchen waarschijnlijk naar de vorm van de bladeren,  Lammersalat, Lemkuntunge, Lammlezinke of Lammerlattich, 
  • Door de ouden werd beweerd dat het de locust: de sprinkhaan van Johannis de Doper zou zijn geweest die hij in de woestijn had gegeten, het sprinkhanenkruid. De zaadhuisjes lijken met enige fantasie wel wat op een sprinkhaan.
En zo zie je maar weer, tot wat voor verhalen zo'n onnozel groen plantje in de hellingen van Hastiere, kan leiden.

zaterdag, mei 16, 2020

Meidoorntijd. Over het verleden van de meidoorn.

Natuurlijk heb ik ook dit jaar, ondanks Corona, meidoornbloesem geplukt, vooral dan om tinctuur te maken. Deze Crataegus hoort zonder meer tot mijn toptien van geneeskrachtige planten. Zo een veilige, goed werkzame en veel voorkomende struik, waar je ook nog twee keer per jaar van kunt oogsten, is een zegen voor een herborist. Toch hier nu geen recepten of praktische tips maar wel enige geschiedenis van deze eenvoudige struik.
Zie ook  https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/crataegus-laevigata-meidoorn

Zowel in het Oosten als in het Westen werd meidoorn gedurende eeuwen als voedsel en als medicijn gebruikt. Het huidige gebruik van meidoorn voor hartproblemen gaat, volgens de Franse dokter Leclerc, terug tot de 17de eeuw. Leclerc stelde reeds vast, dat op basis van zijn 20 jaar ervaring met het toedienen van meidoornpreparaten, er geen giftigheid in de organen optrad, enkel bij uitzonderlijk hoge dosissen trad er een verlaging van de hartslag op en een lichte benauwdheid.
Volgens Gerhard Madaus vindt men als eerste toepassingen dat de bloemen tegen jicht werden gebruikt. Quercetanus, de lijfarts van Henry IV, maakte voor zijn koning een siroop tegen de “ouderdom”. Louise Bourgeois en J. du Chesne gebruiken de vruchten tegen blaasontstekingen. 
Van einde 19de eeuw tot vroeg in de 20ste eeuw werd het kruid door zowel homeopatische als allopatische dokters gebruikt voor verschillende hart- en cardiovasculaire problemen; en dit blijkbaar met klinisch succes. 

Green, een Ierse dokter gebruikte meidoorn zeer intensief voor hartproblemen, maar wel in het geheim. Na zijn dood in 1894, heeft zijn dochter het recept vrijgegeven; dit bleek een tinctuur te zijn van de rijpe bessen van de meidoorn. In Amerika maakte de meidoorn zijn intrede in de klinische toepassing rond 1896 om er rond 1930 weer te verdwijnen

Een zekere J.C. Jennings van Chicago, publiceerde in 1896 een artikel in de “New York Medical Journal”, waarin hij over deze dr. Greene schrijft. Hij schreef “ In de stad Ennis, in County Clare, Ierland, leefde, tot 2 jaar geleden een befaamde dokter genaamd Greene, die gekend en geliefd was in een groot deel van Ierland en delen van Engeland en Schotland voor zijn gereputeerde kennis om hartklachten te genezen. “ De broer van deze Jennings die niet ver van Ennis woonde, zorgde dat hij monsters van deze vruchten kreeg. Jennings bereidde er dan extracten mee, zoals beschreven in de Britse farmacopee. Jennings schrijft verder : “Ik heb dit dan tot op vandaag gebruikt op 43 patiënten die elk één of andere hartklacht hadden, en ik moet zeggen dat de resultaten zeer positief waren.” Gebaseerd op zijn enthousiasme voor het kruid, begon John Uri Lloyd, de belangrijkste apotheker in de geschiedenis van de Amerikaanse kruidengenesskunde en eigenaar van Lloyds Brothers Pharmacists Inc van Cincinnati, met het produceren van meidoorn medicatie. 

Gebruik bij de Indianen : Een aantal Noord Amerikaanse meidoorns werden als medicijn gebruikt door de Indianen. De vrucht van de Crataegus Chrysocarpa werd door de Potawatomi gebruikt tegen maagklachten. De Ojibwa gebruikten een afkooksel van de wortel van de meidoorn om diarree en dysenterie te behandelen. De Chippewa gebruikten het afkooksel van de wortel als tonicum en versterker voor vrouwelijke klachten. De vruchten werden gebruikt als diureticum voor lever- en blaas ontstekingen. Ook de Meskwaki gebruikten de vruchten van de meidoorn voor leveronstekingen. Zij gebruikten het als een algemeen tonicum, een constiperend middel, en een hartversterker. De Omaha-Ponca en de Winnebagos aten de melige vruchten van de meidoorn als voedsel in tijden van hongersnood. De Cherokee aten de ietwat bittere vruchten als eetlustopwekker, maar ook om de bloedsomloop te verbeteren en krampen te verlichten. Een van de westerse Noord Amerikaanse meidoornsoort, Crataegus Douglasii, werd door de Thompson Indianen gebruikt voor maagstoornissen. Hiervoor werd de bast, het hout of het sap gekookt. De Kwakiutl kauwden op de bladeren en gebruikten deze dan als papje op wonden en zweren. 

Vroeger gebruik in China : De vruchten van de Crataegus pinnatifida werden gegeten om scheurbuik te genezen. Ze werden ook gebruikt als mild laxeermiddel en tegen maagklachten. De bladeren en twijgen werden gebruikt als tegengif. In de Oosterse geneeskunde hadden de vruchten de volgende kwaliteiten : zuur, zoet en licht verwarmend. Ze werden gebruikt in voorschriften om het eten te verteren en een indigestie te verhelpen die het gevolg was van overdadig vleesgebruik, wat zich dan uitte in een gezwollen buik en pijn, of diarree. Meidoorn werd voor het eerst vermeld als medicijn in de “Tang-Ben-Cao”, een Chinese kruidenboek toegeschreven aan Su-Jing en anderen, gedateerd van 659 AD. Dit werk wordt beschouwd als de 1ste officiële farmacopee in de wereld.

donderdag, augustus 02, 2018

Arnica op de Puy de Sancy

Arnica op de Puy de Sancy
Tijdens onze wandeling op de Puy komen we tussen de toeristen door massaal veel bloeiende Arnica tegen. De planten groeien hier op een totaal andere grond dan ik gewend ben en ze zien er ook veel forser uit. Mogelijk een ondersoort van Arnica montana L..

Deze Arnica of Valkruid is nu één van onze bekendste geneeskruiden. In de klassieke oudheid echter was Valkruid, die tot de familie der Asteraceae behoort, blijkbaar niet bekend.  Waarschijnlijk is het Hildegard von Bingen geweest die voor het eerst het gebruik van Arnica beschreven heeft. Zij heeft het over een ‘Wuntwurz’ en wolfesgelegena, te gebruiken bij kneuzingen en blauwe plekken, dé indicaties waar Valkruid later voor bekend werd.

Zij kende wolfesgelegena vooral als liefdestoverij. Ze schrijft, ‘ de wolfesgelegena is zeer warm, ze heeft een giftige warmte in zich. Als een man of vrouw in liefde ontvlamt en als iemand, hij of zij, op de huid met met groene wolvesgelegena aangeraakt wordt dan zal het de aangeraakte in de liefde van een ander laten ontbranden en als het kruid gedroogd is dan wordt de man of vrouw door de liefdesvlam geheel razend zodat ze vrijwel uitzinnig worden’

De Gart der Gesundheit zegt; ‘Flores sancti Johannis Latijn. De meesters spreken dat deze bloemen zijn van natuur getemperd en worden tot een ziekte genuttigd genaamd Amor hereos, dat is een zorgvuldige begeerte van de man tot een vrouw of een vrouw tot een man. Ettelijke meesters die spreken dat dit is duivelsliefde en niet menselijk. Daarom wie zo’n melancholicus is alzo dat hij nog dag nog nacht rust heeft in zijn hoofd en altijd graag bij vrouwen zijn wil, diezelfde neemt tot hem deze bloemen en zijn fantasie en kwade wil die wordt veranderd in een goede. En u zal ook daarmee gedenken de kuisheid Sint Johannes en hem offeren een pater noster en een Ave Maria, u wordt verlost van deze kwade melancholie zonder twijfel’.

Het kruid verschijnt als Arnich bij Matthaus Sylvaticus in 14de eeuw. Conrad Gessner in zijn Hort Germaniae van 1561 geeft het de namen Alisma alpinum en Caltha alpina’.  Dan komt de naam Wolfzeilia en Wolverley van Wohl; welzijn, en verleiden. Wolverlei en Valkruid zijn nu ook de namen die we gebruiken.

Op de Puy de Sancy wemelt het van de toeristen en toch groeien gentianen en Arnica's er in overvloed. Ze wachten als het ware om de geforceerde en gekneusde spieren en gewrichten van de onervaren wandelaars te verzorgen, want daar zijn de valkruidbloemblaadjes bijzonder goed in. De aanblik alleen al kikkert ons zo op, waardoor we beslissen om over de kammen naar het stadje Mont Dore te wandelen. Een stevige wandeling op en neer tussen 1400 en 1700 meter hoogte via col de la Cabane, col de Cuzeau en als toetje afdalend langs La Grande Cascade naar Le Mont Dore, waar in het café de Paris de frisse drankjes ons goed smaken.


donderdag, juli 06, 2017

Geschiedenis van lavendel

En nu we tijdens onze kruidenstage weer volop in de Franse lavendel zitten. Een uitgebreid verhaal over de geschiedenis van deze geurende plant.

Maurice in de lavendel
Bij Dioscorides was de algemeen gebruikte naam voor lavendel spica of aspic en dat lijkt dus eerder te verwijzen naar de spijklavendel Lavandula latifolia, ook Lavandula stoechas, de kuiflavendel werd reeds genoemd in zijn geschriften. Waarschijnlijk gebruikten zij een aftreksel of  maceraat in olie, gelijkend op andere geparfumeerde oliën in de oudheid. Het was dus mogelijk de Lavandula latifolia of Spijk die gebruikt werd, al is ook daar twijfel over. Een Oosterse plant die toen ook gebruikt werd was nl de Spikenard, Nard of Nardostachus. De bloemetjes van de Spijk werden gebruikt in het bad, als toiletwater en om op de grond te strooien. Dat was waarschijnlijk ook wel nodig om de onaangename geuren te bestrijden, en dat het tezelfdertijd ook een ontsmettend werking had, was meegenomen.

Plinius vermeldt ook de “Stoechas“ waarschijnlijk de kuiflavendel, en dat het de pijn in de heupen verlicht'  “Ischiadicos dolores et spinae levat agaricum potum...item stoechadis. Verder zou het  menstruatiebevorderend zijn, borstpijnen verlichten (astma?) en als anti-dote gebruikt worden.”Stoechas....menses ciet potu, pectoris dolores levat, antidotis quoque miscetur”. De echte lavendel, Lavandula angustifolia werd toen dus niet vernoemd


Eeuwen later schrijft de Engelse kruidkundige John Gerard.  "Het gedistilleerde water van lavendel, waarvan de geur wordt opgesnoven of waarmee de slapen en het voorhoofd worden natgemaakt, is verfrissend; voor hen die aan starzucht (catalepsie) lijden en voor hen met vallende ziekte, en die dikwijls flauwvallen... Het is van groot voordeel voor hen die verlamd zijn, als zij met het gedistilleerde water van de bloemen worden gewassen of ingewreven met de olie die van de bloemen wordt gemaakt en olijfolie, op dezelfde manier als rozenolie, wat zal worden uitgelegd in de verhandeling over rozen.'

En ook Parkinson gebruikte het blijkbaar uitbundig in het bad en om het linnen te parfumeren. In zijn Paradisi in sole paradisus terrestris, or a garden of all sorts of pleasant flowers, which ayre will permit to be nursed up, uit 1692 . "Lavendel wordt door ons bijna helemaal opgebruikt, om linnengoed te parfumeren, kleren, handschoenen en leer en de gedroogde bloemen om rustig te worden.....Dit wordt doorgaans samen met andere hete kruiden in baden gebruikt, in zalven of andere zaken die men neemt om kou te bestrijden.'

John Parkinson was arts en apotheker. Evenmin als Culpeper was hij het eens met de  kruidenkennis van zijn collega's, maar hij was blijkbaar een vriendelijk man, want het lag niet in zijn bedoeling 'doctoren te onderwijzen, maar om hun tot geheugensteun te zijn'.

Dodonaeus mag natuurlijk niet ontbreken in ons geschiedkundig overzichtje. Hij schrijft 'Lavender in wijn ghesoden ende gehdroncken lost die urine, verweckt die natuerlijcke cranckheyt der vrouwen ende iaecht die secondine ende doode vruchten  af.Die bloemen van Lavender alleen oft met Caneel, Noten ende Naghelen, ghenesen datcloppen van der herten ende die geelsucht ende sijn seer goet tseghen die popelsie ende tseghen die pijne ende swijmelinghen in thooft. Zy stercken dat hooft ende die lamme leden. Die Conserve van den bloemen met suycker ghemaeckt es oock tot den voorghescreven ghebreken seer goet tsmorghens een boon groot inghenomen.Water van Lavender bloemen ghedistilleert gheneest die lamme leden als zy daermedeghestreken ende ghewasschen worden.

En Culpeper als recht geaarde astroloog schrijft "Mercurius bezit dit kruid. Het wordt speciaal gebruikt bij klachten in het hoofd en de hersenen die uit kou voortkomen, beroerte, vallende ziekte, waterzucht, indolentie, krampen, stuipen, verlammingen en veel flauwvallen. Het versterkt de maag en bevrijdt de lever en milt van verstoppingen, wekt weeën op en drijft het dode kind en de nageboorte uit. De bloemen, indien in wijn geweekt, helpen hen om water te maken die daarmee gestopt zijn, of die gekweld worden door wind of koliek als de plek ermee wordt natgemaakt... Twee lepels vol van het gedestilleerde water van de bloemen helpt hen die hun stem hebben verloren, de rillingen en driften van het hart en flauwvallen en bezwijmen, aangebracht op de slapen of neusgaten om te worden geroken.'

Lavendel tegen rillingen en driften van het hart, beter kan het niet gezegd worden.Lavendel wordt in onze tijd algemeen beschouwd als een van de veiligste en van  veelzijdigste etherische olie voor therapeutische doeleinden. Zijn eigenschappen vertonen een evenwicht tussen yang (symphaticus) en yin (parasymphaticus), hij werkt dus harmoniserend. Het is een van de betere kruiden voor onze gestresseerde tijd, en is vooral geschikt voor mensen waarbij  het vegetatieve zenuwstelsel ontregeld is.

vrijdag, januari 08, 2016

Over kemp, lijnzaad en moerbeiboom in de 18de eeuw

Kemp bij Dioscorides
In 1771 schreef de Letter-kundige Maetschappy van Brussel een prijsvraag uit luidende: Welk zyn de profytelykste Planten van dit Land, ende welk is hun Gebruyk zoo in de Medicynen als in andere Konsten? Joannes Baptista de Beunie, licentiaet in de medicynen behaalde met zijn antwoord op de vraege de prijs. Het antwoord werd gedrukt te Brussel in 1772 en omvat 70 bladzijden.

De Beunie schrijft oa over de moerbeiboom, de kemp en het lijnzaad. 
«Hoe beklaegelyk is de onkunde der Gewassen? Onse Nederlantsché Provintien, onder eene gematighde loghtstreek gelegen, brengen met duysende verscheyde Gewassen voorts, ende nouwelyckx zyn de eygendommen en kragten van hondert bekent», zo schreef de Beunie en heeft bij de planten die voor de economie belangrijk waren vermeld waar zij gekweekt werden.

Zijn ondervinding heeft hem geleerd dat de Moerbezien-boom, Morus, in de Oostenrijksche Nederlanden niet alleen overal groeit maar ook tegen de strafste winters bestand is. Daarom geeft hij de raad aan de zij-reders om de eerlang beginnende tak van commercie tot een bloeiende staat te brengen door een beknopt boekje gratis te distribueren waarin de gehele behandeling van de zij-worm en de cultuur van de witte Moerbezien-boom beschreven staan.

Over Canabis (kemp) schrijft hij het volgende: «Het Saet ende de Olie van desen plant, is alleenelyk in de Medicyenen in 't gebruyk, en als een demulcens ende relaxans bekent: maer in de Economie is desen plant van de aldergrootste nuttigheyd, ende geeft geen klyn gewin aen de Provincie van Vlaenderen. Men maekt van den Bast ofte Schors, Gaeren, Lynwaet, Lenten, Touwen, Papier etc. Het Zaet, dient tot vermakinge van alle gevogelt. De Olie word van de Seepsiers bemint, niet alleen om haere vettigheyd, maer om dat zy daer van de groene Seep sonder Indigo konnen beryden.

De tekst bij Linum (vlas) is hiermee te vergelijken: «Men moet dit Gewas houden voor den Grootsten segen van onse Oostenryksche Nederlanden, alsoo het selve aen hondert duysende menschen het brood geeft. Het Vlas-saet geeft overvloedige olie, de welke gebruykt wort om te branden, schilderen, vernissen te beryden ende  seep te maeken». Eén van de medische toepassingen door de chirurgijns was het gebruik van gestampte of gemalen vlaszaad in pappen als zeer verzachtend,