vrijdag, september 22, 2023

Over Atropa belladonna en atropine

Wolfskers. Atropa belladonna. Het is een prachtige en spannend giftige, hoge vaste plant met bruinpaarse bloemen en grote, glanzende zwarte bessen. Groeit goed op neutrale tot kalkhoudende grond, halfschaduw en zon. In Europa staat ze in bossen en bosranden en dan vooral op verstoorde plaatsen, zoals tussen natuurlijk puin bij rotshellingen of na (gedeeltelijke) kap van het bos. 

Zijn giftigheid en geneeskracht heeft de wolfskers te danken aan het alkaloïdengehalte van 0,3-0,5 % , de alkaloïden bevinden zich in alle delen van de plant (stengel, rijpe en onrijpe vruchten, bladeren en zaden). Het alkaloïdengehalte van de groeiende plant bestaat in blad en wortel voor respectievelijk 90 % en 70 % uit L-hyoscyamine. Na de groei, en in het bijzonder na de oogst, racemiseert L-hyoscyamine tot atropine (R-,L-hyoscyamine). Verder bevatten Atropa belladonna-bladeren apoatropine, tropine, scopolamine, aposcopolamine, 3-αphenylacetoxytropane en tropinone (allemaal < 10 %). 

De naam Atropa belladonna is mogelijk deels een verwijzing naar de doodsgodin Atropos uit de Griekse mythologie, een verwijzing naar het dodelijke gif van deze plant. ‘Bella donna’ komt uit het Italiaans en betekent ‘mooie vrouw’. Vroeger druppelden Italiaanse vrouwen sap van de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en ze een donkerder en glanzender uiterlijk te verlenen. In de negentiende eeuw werden extracten van Atropa belladonna gebruikt als kruidengeneesmiddel voor de behandeling van geelzucht, roodvonk, kinkhoest, zenuwziektes en epilepsie. 

In de Commissie E-monografie staat vermeld dat gedroogde bladeren van Atropa belladonna, soms in combinatie met de bloem, de gedroogde wortels en de wortelstokken als kruidenmedicijn gebruikt worden bij spasmen en koliekachtige pijnen in het maagdarmkanaal en de galgang. Er zijn geen reguliere geneesmiddelen geregistreerd die Atropa belladonna bevatten (najaar 2007) . De FDA vermeldt dat (synthetische) belladonna-alkaloïden en belladonna-alkaloïden uit Atropa belladonna en Datura stramonium aanwezig zijn in over-the-counter verkoudheidsmedicijnen in de Verenigde Staten. De FDA geeft aan dat er geen adequate gegevens zijn over de veiligheid en de werkzaamheid van deze stoffen in deze toepassingen .
 
In de homeopathie wordt Atropa belladonna onder andere gebruikt als middel tegen hoofdpijn, oorpijn, koorts, maagpijn en misselijkheid en om pokken en mazelen te behandelen(19) . In Aziatische medicijnen die in Engeland verkrijgbaar zijn wordt Atropa belladonna (bikh luffah) gebruikt als pijnstiller, narcoticum, diureticum, pupilverwijder en kalmerend middel.

Gebruik van Atropa belladonna kan de anticholinerge effecten van tricyclische antidepressiva versterken en kan interactie met amantadine en quinidine vertonen omdat deze stoffen ook een anticholinerge werking hebben . Een acute Atropa belladonna-vergiftiging is net als andere vergiftigingen met tropane alkaloïden (bevattende planten) te herkennen aan vier belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding . Een inname van twee tot vijf bessen voor kinderen en tien tot twintig bessen voor volwassenen (zonder behandeling) wordt beschouwd als letale dosis . 

Tropane alkaloïden
De tropane alkaloïden atropine, hyoscyamine en scopolamine (synoniem: hyoscine) oefenen een anti-muscarineachtige werking uit doordat ze de binding van acetylcholine aan muscarineachtige cholinerge receptoren competitief remmen. De muscarinereceptoren bevinden zich in de effectorcellen van het parasympathische zenuwstelsel, vooral in het gladde spierweefsel en in het klierweefsel(18) . Verder komen deze receptoren ook in de neurale cellen van het perifere en het centrale zenuwstelsel voor. De tropane alkaloïden remmen dus parasympathische functies(18) . Bij lage doseringen remmen ze specifiek de muscarineachtige cholinerge receptoren, terwijl ze in hoge doseringen op deze manier ook een anti-nicotineachtige werking kunnen uitoefenen door de binding van acetylcholine aan nicotineachtige cholinerge receptoren te remmen(16,17) . De nicotineachtige cholinerge receptoren zijn gelegen in de ganglia (zenuwknopen), op de neuromusculaire verbindingen en in het centrale zenuwstelsel(41) . 

De tropane alkaloïden worden na orale inname snel en volledig opgenomen in het maagdarmkanaal. De werking begint korte tijd na inname. Vermeld wordt dat de tropane alkaloïden de bloed-hersenbarrière en de bloedplacentabarrière kunnen passeren en sporen van de tropane alkaloïden in de moedermelk terecht kunnen komen . 

Atropine 
Atropine is een racemisch mengsel van het R- en het L-enantiomeer van hyoscyamine. Het L-enantiomeer (L-hyoscyamine, zie paragraaf 4.2.2) is verantwoordelijk voor de competitieve remming van acetylcholine en dus de remming van de parasympathische functies door atropine. Het R-enantiomeer heeft geen anticholinerge werking(18) . Atropine remt de uitscheiding van parasympathisch gestuurde klieren zoals speeksel- en traanklieren en klierweefsel in neus, bronchiën, maag en alvleesklier. Verder vermindert atropine de spieractiviteit in het maagdarmkanaal, de urineblaas, de bronchiën en de ogen. Ook kan atropine de hartslag en de atrioventriculaire prikkelgeleiding beïnvloeden. Atropine remt de muscarinereceptoren in het centrale zenuwstelsel. Dit leidt tot een zwakke stimulatie van de nervus vagus, stimulering van de ademhaling en remming van extrapiramidale-motorische activiteit. Bij overdosering kunnen psychotische effecten optreden en wordt het centrale zenuwstelsel onderdrukt(18) . 

maandag, september 18, 2023

Hoestzalf met tijm

Een hoestzalf? Eens wat anders.... en een goede aanvulling van een hoestsiroop.  Zelf hoestzalf maken heeft veel voordelen. Het belangrijkste voor mij is dat het een heel eenvoudige manier is om je gezondheid in eigen hand te nemen
. Daarnaast is het roeren van een zalf ook leuk en is het fijn om met je handen iets te creëren. Het is natuurlijk ook een groot voordeel dat ik door het zelf te maken zelf kan bepalen welke ingrediënten ik op mijn huid aanbreng en welke niet. Dit maakt het gemakkelijk om synthetische materialen te vermijden. 

Het effect van tijm.
Tijm ( Thymus vulgaris ), oorspronkelijk afkomstig uit Mediterrane landen, dankt zijn werking vooral aan de etherische olie (waaronder thymol en carvacrol), de labiaatlooistoffen (waaronder rozemarijnzuur) en de flavonoïden (vooral apigenine) [1]. Het verbetert het immuunsysteem [2]. De tannines hebben onder meer een antibacteriële, slijmvliesafdichtende en ontstekingsremmende werking. Deze eigenschappen maken tijm ook tot een geschikte geneeskrachtige plant bij verkoudheid of hoest. De flavonoïden hebben antioxiderende en celbeschermende eigenschappen. 

Wat zeggen Commissie E, ESCOP en HMPC over tijm?
Volgens Commissie E kan tijmkruid inwendig worden gebruikt voor catarre van de bovenste luchtwegen, evenals voor symptomen van bronchitis en kinkhoest. Deze applicatie wordt ook vermeld door ESCOP. Het bevestigt ook uitwendig gebruik bij slechte adem en ontstekingen van het mondslijmvlies. Het HMPC heeft tijmkruid geclassificeerd als een traditioneel geneesmiddel dat slijmoplossend werkt en helpt bij verkoudheidshoest.

Maak je eigen hoestzalf met tijm – zo werkt het
Ingrediënten
  • 100 ml biologische amandelolie (alternatief biologische olijfolie)
  • 8 g verse tijmblaadjes
  • 9 g bijenwas
Materiaal
  • een pot en een glas dat in de pot past (voor een waterbad)
  • een zeef om te filteren
  • een houten of glazen stokje om te roeren
  • een leeg, steriel zalfpotje (100 ml)
  • Etiket en pen om te schrijven
Stapsgewijze voorbereiding
  • Stap 1 : Doe de tijmblaadjes en biologische amandelolie in een kleine pot en plaats deze in een waterbad op laag vuur. Als het glas begint te bewegen, moet de temperatuur lager worden gezet.Zorg ervoor dat alle bladeren bedekt zijn met olie. Roer indien nodig met het houten of glazen staafje.
  • Stap 2 : Laat de tijm nu 1 uur in warme olie weken. Zorg ervoor dat het glas niet rammelt of danst in de pot, anders wordt de watertemperatuur te hoog.
  • Stap 3 : Zet na 1 uur het vuur uit. Laat de tijmtakjes een nacht in de olie trekken. Bedek het glas met wat keukenrol of een stuk stof.
  • Stap 4 : Doe de volgende ochtend de olie met de blaadjes in de zeef en knijp ze er goed uit. Ik gebruik een kleine lepel om de bladeren in de theezeef te drukken. Er moet ongeveer 80 ml olie-extract overblijven.
  • Stap 5 : Doe de gefilterde olie terug in de pot en plaats deze terug in het waterbad. Voeg de bijenwas toe en laat deze smelten in de olie. Door steeds opnieuw te roeren, kun je dit proces een beetje versnellen.
  • Stap 7 : Zodra de was gesmolten is, roer je alles nog eens goed door. Vervolgens kunt u de vloeibare zalf in het schone zalfpotje gieten. Om de levensduur van de zalf te verlengen, spoelt u het zalfpotje af met een beetje alcohol met een hoog percentage en laat u het drogen. Laat de zalf volledig afkoelen voordat u het deksel erop draait.
  • Stap 8 : Label er ten slotte een etiket op (productiedatum en ingrediënten) en je zelfgemaakte hoestzalf met tijm is klaar!
Tips voor bewaren en houdbaarheid
Schoon werken, aanbrengen en correct bewaren zorgen ervoor dat de tijmzalf zo lang mogelijk meegaat. Zorg er daarom voor dat je zalf altijd op een koele en donkere plaats bewaart. Het hoeft niet in de koelkast. Een kast in een vrij koele gang of badkamer is voldoende.
Je moet ook een propere en droge lepel gebruiken om de zalf uit het potje te verwijderen. Zo voorkom je dat ziektekiemen via je vingers in de zalf terechtkomen en deze besmetten. Stop met het gebruik van de zalf als de geur of kleur verandert of als deze ranzig begint te ruiken. Dit kunnen tekenen zijn dat het bedorven is.

Toepassing van tijmzalf
Tijmzalf kan niet alleen verlichting bieden bij hoest, maar ook bij verstopte neus, loopneus en bronchitis. Om dit te doen, wrijf je meerdere keren per dag en voordat je naar bed gaat over je borst en bovenrug. Als u een verstopte, rode neus heeft, balsem dan de buitenkant van uw neus ermee. Ik smeer ook graag een kleine hoeveelheid rond het neusgat.
Mits er geen allergieën zijn voor één van de ingrediënten, kan tijmzalf ook gebruikt worden bij kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.

Als een verkoudheid, hoesten.... langer dan 3 dagen aanhoudt, dient u een arts of alternatieve arts te raadplegen. Als u de volgende symptomen ervaart, moet u onmiddellijk uw arts of alternatief arts raadplegen: koorts boven 39 °C, ernstige hoofdpijn, braken, stijve nek, pijn op de borst, ophoesten van etterende afscheiding (bleek, groenachtig of bruinachtig van kleur).

En tenslotte…
Het is zo gemakkelijk om met slechts 3 ingrediënten een huismiddeltje te maken tegen hoest, verkoudheid, bronchitis en verstopte neus. Probeer het uit en ontdek het zelf!

Literatuur
[1] Teuscher E. Medicinal spices.  Stuttgart: medpharm GmbH Scientific Publishers; 2006
[2] Stern S, Helga Ell-Beiser H. Phytotherapie in Theorie und Praxis. 1. Aufl. Aarau und München: AT-Verlag; 2022
[3] Baudoux D. L’aromathérapie. Edition Amyris; 2009

zondag, september 10, 2023

Wandelen in de hoge venen. Beenbreek.

Wandelen in de Hoge Venen. Heimweewandelingen zijn het voor mij. Vroeger wandelden en kampeerden we in het Brackvenn bij min 20 graden. Overlevingstochten noemden we het dan ook. Nu in de zomer met een tropische 30 graden is het een andere vorm van overleven. We vinden vooral zuurminnende planten, nogal logisch in het veen. Struikheide, veel soorten bosbessen maar ook zeldzamere soorten ogentroost en beenbreek. Vreemde naam beenbreek en inderdaad in de hoge venen was het vroeger niet altijd even veilig. Veel boeren lieten hun vee en schapen grazen in de zure venen. Vaak verdwenen er dieren in de moerassen die vroeger veel uitgestrekter waren dan nu. Meer dan eens gebeurde dit door dat de dieren hun benen braken tussen de grasbulten van het hoogveen. Een ander verhaal doet de ronde dat in de zure venen er te weinig calcium beschikbaar was voor de dieren, waardoor ze broze botten kregen en deze dan ook gemakkelijk braken. 
Een plant in de venen herinnert ons dus nog aan het verlies van vee in die tijd, de Beenbreek (Narthecium ossifragum). In de venen groeit Beenbreek tussen ander soorten van het zure en vochtige milieu, zoals Gewone dophei (Erica tetralix), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) en Veenpluis (Eriophorum angustifolium). De diepgele bloemen van het beenbreek kwamen vroeger in zulke aantallen voor dat het veen geel werd gekleurd. 

Etymologie van de Beenbreek
Een generaal-majoor Georg Reichwein, uit Christiana, schreef in 1661 een brief aan Simon Paulli, waarin hij beschreef dat het vee, wanneer het Narthecium graast, van stonde aan een ziekte krijgt, waarbij alle beenderen breken en vermolmen, zodat men de pijpbeenderen met huid en al om een stok kan winden.
Toch gaan de beesten niet dadelijk dood; ze kunnen zelfs nog genezen, als ze maar gevoerd worden met de fijngemalen beenderen van andere slachtoffers. Reichwein noemt deze plantensoort daarom Ossifragi, en Paulli, die dit verhaal in de tweede druk, van 1667, van zijn boek over de geneeskruiden publiceert, noemt de plant Beengraes.
   Linnaeus, die in zijn "Flora lapponica" van 1737 wel aan de juistheid van dit verhaal twijfelt, kiest toch in 1753 de soortaanduiding ossifragum bij het geslacht Anthericum (graslelie).
Volgens de internationale nomenclatuurregels is die soortaanduiding gebleven, al werd ook sindsdien de soort overgebracht naar een nieuw geslacht Narthecium.
Na 1793 komt ook in Duitse boeken de naam Beinbrech voor, sinds 1830 meer en meer vervangen door Beinheil, wat eigenlijk precies het omgekeerde betekent, namelijk beengenezend, maar op zulke kleinigheden moet men niet letten bij het vergelijken en verklaren van plantennamen.

Van der Trappens verhaal, Ossifrage de Norvège
J.E. van der Trappen wijdt in zijn "Herbarium Vivum" (1839) een lange beschouwing aan deze laster tegen « eene der voornaamste sieraden van onze flora »: « moeijelijk kan men zich voorstellen dat deze Narthecium, die voor ons zooveel bekoorlijks heeft, voor het vee zulke nadeelige eigenschappen in zich verborgen houdt, als daaraan door eenigen toegeschreven zijn geworden.
Men heeft immers beweerd dat zij den bijnaam van ossifragum ontving, omdat zij het vermogen zoude bezitten om de beenen van het vee dat haar gegeten had, niet alleen zwak en krachteloos, maar ook zeer lichtbaar te maken. 
Zoo heerschte er vóór anderhalve eeuw in het Brandenburgsche en in het hertogdom Maagdenburg, reeds sedert eenige jaren een veeziekte, waarbij beenbreuk een hoofdverschijnsel was.
Eenigen geloofden zekerlijk dat deze plant, toen vrij algemeen onder den naam van Ossifrage de Norvège bekend, de oorzaak was dat het vee zoodanig vermagerde, dat de ruggegraat begon uit te steken, en zelfs wel middendoor brak, waardoor het gaan natuurlijk belet werd.

Jacob Fabricius, lijfarts van den Zweedschen koning Christiaan zoude dezelve in 1614 het eerst uit Noorwegen mede gebragt hebben. (.) Hoe deze Narthecium dit bewerkte werd van deze zóó, van genen weder anders begrepen, of liever op de zonderlingste wijzen verklaard: Simon Paulli was van oordeel dat er in de gronden waar deze plant groeit, kwikzilver of lood aanwezig is; anderen verwierpen dit gevoelen ganschelijk, doch kwamen op hunnen beurt met allerlei ongerijmdheden voor den dag.
Ik zal hiervan geen gewag maken, maar mij vergenoegen met deze plant slechts als een pronkstuk der Natuur te beschouwen, want ontegenzeggelijk bestaan er voorwerpen, die volstrektelijk tot dit doel schijnen daargesteld te zijn.
Misschien is de meening, dat de moeras-Narthecium voor het vee zoo verderfelijk is, enkel daaruit ontstaan, dat de beesten die zich met het voeder van zulke plaatsen, waar deze plant veel groeide behelpen moesten, zwak en ziekelijk, traag en loom in de beenen werden.

Zulke plaatsen toch leveren inderdaad bijna geen bekwaam veevoeder op, en het is daarom niet te verwonderen dat bij het vee, op dergelijke plaatsen weidende, en hierdoor al spoedig een niet behoorlijk gevoed ligchaam omdragende, verschijnselen als bovengenoemd waargenomen zijn geworden.Voor lang al is door anderen gene stelling ontkend geworden; Gunner noemde dezelve reeds een fabel.

Toch blijkt de negatieve werking van de beenbreek helemaal geen fabel. En blijken de planten wel degelijk giftig kan zijn voor het vee.

For more than four centuries, the intake of Narthecium ossifragum has been associated with poisoning in domesticated animals. Saponins occurring in flowering tops of the plant are considered to cause kidney damage in calves. At present, there are more than 30 papers on the saponins of N. ossifragum in the literature, although the structures of these compounds have hitherto not been determined. Here, we identify the saponins of N. ossifragum as sarsasapogenin, sarsasapogenin-3-O-β-galactopyranoside, sarsasapogenin-3-O-(2'-O-β-glucopyranosyl-β-galactopyranoside) and sarsasapogenin-3-O-(2'-O-β-glucopyranosyl-3'-O-α-arabinopyranosyl-β-galactopyranoside). Moreover, six aromatic natural products were isolated and characterized from the methanolic extract from flowers of N. ossifragum. 

All compounds were tested for cytotoxicity in mammalian cell lines derived from the heart, kidney, and haematological tissues. The saponins exhibited cytotoxicity in the micromolar range, with proportionally increasing cytotoxicity with increasing number of glycosyl substituents. The most potent compound was the main saponin sarsasapogenin-3-O-(2'-O-β-glucopyranosyl-3'-O-α-arabinopyranosyl-β-galactopyranoside), which produced cell death at concentrations below 3-4 μM in all three cell lines tested. This indicates that the saponins are the toxicants mainly responsible for kidney damage observed in cattle after ingestion of N. ossifragum.

Positiever is dat de gele bloemen vroeger als haarkleurmiddel in gebruik zijn geweest. This plant was known as 'Maiden Hair' because the yellow flowers were used as hair dye.

vrijdag, september 08, 2023

Heermoes wetenschappelijk bekeken

Oude medicijnen - nieuwe inzichten? Nieuwe strategieën voor de behandeling van urineweginfecties met heermoes.

Tamm-Horsfall-eiwit (syn. THP, uromoduline) is een eiwit dat wordt uitgescheiden in de distale tubulus van de nier en dat in staat is uropathogene E. coli te binden en zo de eliminatie ervan te verbeteren en de interactie tussen pathogeen en gastheer te verminderen. Het verhogen van de secretie van THP door speciale inductoren vertegenwoordigt een nieuwe en innovatieve therapeutische strategie voor het voorkomen en/of behandeling van urineweginfecties.
In een biomedisch onderzoek met n=10 proefpersonen werd de invloed van een droog heermoesextract (DEV 4-7:1, extractiemiddel water) uit Equisetum arvense L. onderzocht op THP-secretie na zeven dagen inname. De respectieve dagelijkse dosis van het extract komt overeen met 7,2 g geneesmiddel. De THP-concentraties in de individuele monsters en in de samengevoegde urine werden gekwantificeerd uit de ochtendurine die op studiedagen 0, 3, 6 en 8 werd verzameld. Bovendien werden de elektrolyten in alle urinemonsters en het creatininegehalte gekwantificeerd. Routinematige parameters werden bepaald met behulp van urine-teststrips.

De verhouding THP/creatinine [μg/mg] (= THP-uitscheidingssnelheid) bij toediening van heermoesextract vertoonde significante stijgingen gedurende de betreffende toedieningsperiode (tot 400%, gebaseerd op de startwaarde van de urine op dag 0). Er werd ook een diuretisch effect gevonden, wat bleek uit de verminderde osmolariteit en verhoogde uitscheiding van elektrolyten (Na + , Cl - , Ca 2+ en siliciumderivaten). Verder de invloed van de urinemonsters in ex-vivotest voor de adhesie van UPEC (stam NU14) aan menselijke T24-blaascellen. Er werd aangetoond dat de relatieve bacteriële adhesie aan de gastheercellen significant afnam tijdens de behandeling met heermoes. De remming van bacteriële adhesie correleert zeer goed met de THP-toename in de betreffende urinemonsters. Het paardenstaartextract, dat volledig werd gekarakteriseerd door LC-MS, vertoonde zelf geen anti-adhesieve eigenschappen. Er kan dus worden geconcludeerd dat ofwel de nierstimulatie van THP, ofwel de geïnduceerde diurese (uitscheiding urine) leidt tot een vermindering van de bacteriële adhesie (hechting).

Samenvattingen
Tamm-Horsfall-eiwit (syn. THP, uromoduline) is een eiwit dat wordt uitgescheiden in de distale tubulus van de nier en dat in staat is uropathogene E. coli te binden en zo de bacteriële uitscheiding verbetert en de pathogeen-gastheer-interactie vermindert. Het verhogen van de secretie van THP door specifieke inductoren vertegenwoordigt een nieuwe en innovatieve therapeutische strategie voor de profylaxe (voorkomen) en / of behandeling van urineweginfecties.

uit Tijdschrift voor Fytotherapie 2023; 44(03)

vrijdag, september 01, 2023

Meidoorn, verhalen en verzinsel

Meidoorn behoort zonder meer bij de toptien van onze geneeskrachtige planten. Veilig, goed werkzaam, goed wetenschappelijk onderzocht, makkelijk te oogsten en te gebruiken voor onze geliefde hart. Meer dan genoeg redenen om deze struik te bewonderen en te waarderen. Niet te verwonderen dus dat er over de struik in het verleden ook vele verhalen verteld werden.

Volgens een Teutoonse legende zou de meidoorn ontstaan zijn uit een bliksemschicht, en daarom werd de heester vaak gebruikt voor begrafenisvuren, de kracht van de heilige rook zou de overledene rechtstreeks naar de hemel brengen.
In het oude Griekenland en Rome gebruikte men de meidoorn vooral bij huwelijksplechtigheden, bij de Grieken was de meidoorn gewijd aan de godin Maia, naar wie de maand mei genoemd is, in christelijke tijden werd de boom ook gekerstend en gewijd aan Maria. Meidoorns staan dan ook vaak bij Mariakapelletjes. Net als andere doornige struiken werd van de meidoorn gedacht dat hij de kracht had om bliksem en bozen te weren.

De meidoornbloesems symboliseren de ontluikende lente en de wedergeboorte van het leven. Onze voorouders omheinden hun heilige plaatsen met meidoornhagen, terwijl de Romeinen de hagedoorn wijdden aan de beschermgodin van de “huisdorpels”. Een ander boek vertelt dat de Romeinen met de meidoorn op de proppen kwamen toen Christus het levenslicht nog moest zien. Zij plantten de meidoorn rond hun weiden om het Romeinse vee binnen de perken te houden.
Toen de christenen het voor het zeggen kregen, kwamen Mariakapelletjes wel eens naast of midden in een meidoornstruik terecht. Zo’n kapelletje moest de ‘heidenen” eraan herinneren dat ze voortaan gunsten moesten afsmeken bij Maria en niet langer bij een of andere heidense god.

De bekendste heilige meidoorn is die van Glastonbury. Volgens de legende kwam Jozef van Arimathea in hartje winter van '63 na Christus naar dit plaatsje in Engeland. Hij stak zijn wandelstok in de grond. Toen gebeurde het grote wonder : de stok kreeg bloesems, net alsof het lente was. Een wandelstok uit meidoornhout gemaakt, hielp niet alleen bij het wandelen, maar maakte ook een beetje indruk. Hij beschermde, volgens de overlevering, de wandelaar tegen vermoeidheid. En voor de boeren, die net als Jozef de timmerman nogal last hadden van houtsplinters, kon de meidoorn een uitkomst zijn. Een papje van fijngestampte bessen en bladeren zorgden ervoor dat diepliggende splinters uit de huid loskwamen.

De nabijheid van de meidoornstruik inspireerde op haar beurt ook de ‘christelijke’ verhalen. Zo was het vlug algemeen aanvaard dat de meidoorn Christus’ doornenkroon symboliseerde. De meidoornbloesem met hun rode meeldraden, stelden dan weer zijn wonden voor.

Beschermstruik
Wie of wat er nu tussen zijn takken hing, een christelijk kapel of een Romeinse vogel, het deerde de meidoorn niet. Hij bleef alles met veel liefde beschermen. De bliksem kreeg geen kans als er een
meidoorn in de buurt stond. Maria kon zich in haar kapelletje veilig voelen. De reden voor de bliksemvriendelijkheid ligt voor de hand. Er zit namelijk niet veel vocht in de struik. Daardoor trekt hij de bliksem niet zo intensief aan.
Een oude spreuk uit “De magische Kruidentuin” van Scott Gunningham zegt het zo :

Pas goed op voor een eikenboom
De bliksem zet je onder stroom,
Rust niet tegen een essenstam,
Die zet je hart in vuur en vlam,
Zit maar onder een meidoorn neer
Hij is echt de beste beschermheer.

Je zorgt dus best voor meidoornstruiken rond je huis. Die waren trouwens ook voor andere dingen goed. Om te beginnen konden de heksen dan niet binnendringen om kwaad aan te richten. Dat was natuurlijk meegenomen. Zelfs als je met een heks getrouwd was, niet in heksen geloofde of geen meidoornstruiken naast je deur wilde, deed je er toch goed aan, tenminste toch een meidoorntak boven je deur te hangen. Dan was je huis beschermd tegen ziekten. Als er jou dan toch links of rechts door een microbe besmet werd , kon je nog altijd door een tunnel van meidoorntakken kruipen. Je beeldde je dan maar in dat je alle kwalen aan die takken liet hangen. Je kwam moreel gesterkt uit de tunnel te voorschijn.
Als dat ook nog niet hielp, dan ging je best naar een tovenaar of kruidenvrouw die een meidoorn-toverstok had. De toverstok zorgde ervoor dat kwade geesten, die voor ziekten en andere ellende zorgden, uit de buurt bleven. Soms verjoegen ze ‘het boze’ uit de stallen door bloesems samen met meidoornhout te verbranden. De rook ontsmette de stal van het boze oog.
Meidoornbladeren in een kinderwiegje joegen boze geesten weg en hazelaar- en meidoorntakken werden bij het bruidsbed geplaatst. In huis opgehangen boden ze bescherming tegen blikseminslag.

Meistruik
De Engelsen gebruikten meidoorntakken vol bloesems, geplukt op de vooravond van 1 mei. Tussen de takken staken ze blauwe en gele bloemen.
In de periode voor dat de aardappel het voornaamste voedingsmiddel werd, waren de koeien en hun producten speciaal beschermd. Kippen die zo vriendelijk waren een ei te leggen op Goede Vrijdag, kregen ook een vriendelijke tik op hun kop. Een tijdje later hingen ze die eieren in de meistruik. De versierde struik kreeg een plek voor het huis. Die voorkwam het bederf van room- en melkproducten. Werd de melk ondanks de struik toch zuur, dan moest er magie of een andere bovennatuurlijk kracht aan het werk zijn. Dan moest je je weiland beschermen door er takken lijsterbes tussen te steken. Die konden de eventuele zwarte magie breken. De meistruik bleef twee weken staan tot de bloesems helemaal verwelkt waren.

Liefdessymbool
Als een meisje vroeger op 1 mei een meidoorntak voor haar deur zag hangen, ging haar hart sneller slaan. Ze wist dan dat een bedeesde minnaar haar het hof wilde maken. Als het meisje een blauw of wit lint aan de tak vastmaakte, mocht de jongen naar binnen komen. Soms gebeurde het wel eens dat een boze pa of ma de tak over de haag wierp en een gevarendriehoek in de plaats hing ...
Als je wat ouder werd, nog op liefdespad wilde, je huis vol witte en blauwe linten lag en er nooit een meidoorntak in de wijde omgeving te bespeuren viel, moest je, voor je schoonheid door ouderdom verdween de wei in, want :
‘Als op 1 mei, een schone meid
zich ’s morgens in het veld neervleit
en zich baadt in meidoorndauw
blijft ze een hemelschone vrouw’


Veel lieflijke, vreemde maar ook duidelijk verouderde verhalen zelfs wat met een seksistisch of discriminerend tintje. Verhalen zijn ook voor niks verhalen, verzinsels. Bedoeld om de mensen bezig te houden? Of mogelijk toch met een verborgen betekenis?

donderdag, augustus 10, 2023

Ganzenvoet en andere meldes.

#Cascatellestuin eind juli
Zomer in de Cascatellestuin. De blote grond is op 1 jaar wonderbaarlijk snel begroeid geraakt. De weinige blote stukken zijn vooral ontstaan door het weghakken van de Japanse duizendknoop en op die plaatsen ontkiemen nu vooral eenjarige akkerkruiden zoals melganzenvoet en spiesmelde. De natuur houd blijkbaar niet van blote grond. 

Met zulke echte 'onkruiden' zoals Herderstasje, Knopkruid en zeker Melde of melganzevoet, heb ik een soort haat - liefde verhouding. Aan de ene kant bewonder ik hun overlevingsdrang maar tezelfdertijd vind ik het hinderlijk dat ze overdadig overal ontkiemen waar ik andere planten wil laten groeien. Maar als ze dan ook eetbaar blijken te zijn of nog meer andere kwaliteiten vertonen, gaat mijn bewondering toch overheersen.

Chenopodium album behoort tot een grote familie van de Ganzenvoetachtigen. De bladeren hebben de vorm van een ganzenvoet, vandaar ook de naam. Ook chenopodium komt van het Griekse chen, gans en podos, voet of podion, voetje. Een oudere naam Pes anserinum verwijst ook naar de ganzenvoet. Dodonaeus zegt het zo ' van sommighe soorten zijn die bladeren breet, rontsomme met diepe kerven gesneden, eenen voet van een gans schier ghelijck'.
De naam Mel of melde, heeft mogelijk te maken met meel, de bladeren zien er wat wittig, als met meel bestoven uit. Of zou het verwijzen naar het vroegere gebruik van de zaden als meel om brood of pap te maken. In de grotwoningen van onze verre voorouders waren de meldes waarschijnlijk een belangrijke voedselbron. Mel betekent ook malen, wat weer verwijst naar de zaden als grondstof voor meel.

Naast het gebruik van het zaad als meel, waren ook de bladeren als bladgroente in gebruik. Ten andere onze spinazie behoort tot dezelfde familie. Het meldeblad kun je dan ook op dezelfde manier gebruiken gestoofd als spinazie of rauw in een gemengde sla. In de tijd voor de populariteit van de spinazie zijn er zelfs cultivars van Chenopodium album ontwikkeld met rood en lichtgroen blad. Het zijn snel groeiende gewassen waarvan de rode varëteit zelfs enige sierwaarde heeft. Maar er zijn wel meer Ganzevoetachtigen die bekend zijn. De minst opvallende maar toch in de omgeving van de mensen groeiend, noemt Brave Hendrik in feite Goede Hendrik naar het Latijnse bonus en naar een oude Duitse benaming 'guter Heinrich'. Is dat een vriendelijke of een onvriendelijk bedoelde naam? Chenopodium Bonus Henricus, in het Latijn klinkt het bijna heilig, al groeit hij wel hoog in de bergen in de stront van de schapen. Goed eetbaar als groente, maar ik pluk hem toch liever in andere omgevingen.

De meest bekende Ganzenvoet op dit moment is echter de Zuid-Amerikaanse Quinoa, het mythische Incagraan dat al duizenden jaren als een soort rijst gebruikt word en nu ook in Europa ingeburgerd is. Ook de jonge bladplanten zijn te gebruiken en nogal decoratief met hun hardrose gekleurde puntjes aan de uiteinden van de bladeren.

En we zijn er nog niet, er is ook nog Chenopodium ambrosoides, nu vergeten maar vroeger in de apothekersboeken beroemd om zijn wormdrijvende eigenschappen. Ook weer een Zuid- Amerikaanse soort die in Brazilië een zeer algemeen onkruid is en zich hier in de tuin ook als zodanig gedraagt. Hij houdt ook de familietraditie in eer van plant met onopvallende groene bloemetjes, maar zijn vreemde geur geeft de plant toch enige charme. Hij mag dus blijven in de tuin.
In Belize en omstreken is het een geliefd huis- en keukenmiddel. Naast zijn officiële gebruik als wormdrijvend medicijn wordt van de hele plant ook een kalmerend aftreksel gemaakt en de wortel van één plant 10 minuten gekookt in 2 kopjes water wordt als een uitstekende kuur tegen crudo of te wel een kater beschouwd. Het kruid wordt verder ook als smaakmaker en gasverdrijver aan bonengerechten toegevoegd. Twee vliegen in één klap dus. Lekker en gezond.

C. album is under exploited vegetable which has high functional potential apart from basic nutritional benefits. The plant is used in diet not only to provide minerals, fibre, vitamins and essential fatty acids but also enhance sensory and functional value of the food. The plant has been traditionally used as a bloodpurifier, diuretic, sedative, hepatoprotective, antiscorbutic laxative and as an anthelmentic against round and hookworms. Pharmacological studies have revealed that the plant possesses anthelmentic, sperm immobilizing and contraceptive properties. It is also claimed to be antipruritic and antinociceptive in action. Therefore C. album holds a great potential for in depth biological evaluation. 

dinsdag, augustus 08, 2023

Hyssop

Hyssop hoort thuis in het gereputeerd gezelschap van andere lipbloemigen zoals tijm, rozemarijn en bonenkruid en in dat eerbiedwaardig gezelschap vind je hem ook in de Cascatellestuin. Deze vaste plant heeft kleine kobaltblauwe bloemen aan het uiteinde van de stengels. Een bijzonderheid is dat de bloemen aan één zijde van de vierkantige steel staan. De blaadjes zijn smal en lancetvormig.

Er zijn roze en witte variëteiten, een dwergvariëteit, Hyssopus aristatus, en vroeger zelfs soorten met gevlekte bladeren, die volgens Parkinson 'zulk een aardig effect opleverden dat menige vrouwe de takjes in het haar en in de armen droeg'. De naam hysop zou uit het Hebreeuws 'ezob' komen en 'heilig' betekenen.

Hyssop houdt van een kalkachtige, goed gedraineerde, lichte bodem en een zonnige standplaats. Hij heeft de naam insectenwerend te zijn, maar trekt wel bijen en vlinders aan. De honing was vroeger vermaard om zijn aroma. 

In de dagen van koningin Elizabeths regering was hyssop een favoriet voor heggen en doolhoven. De gesnoeide takken werden dan gebruikt als geurig strooi- en schroeikruid en dienden tegen het alom aanwezige boze oog. Om zijn geurige hoedanigheden stond hysop op de strooilijst van Thomas Tusser. De etherische olie ruikt naar kamfer en wordt door de parfumerie-industrie zelfs hoger gewaardeerd dan die van lavendel. Deze olie wordt door de likeurindustrie verwerkt in Chartreuse. Tn de Oudheid dronk men Hyssopites, een wijn die uit de blaadjes was gewonnen.

Voor keukengebruik is verse hysop nodig, die met mate gebruikt moet worden vanwege de dominerende, wat bittere en scherpe smaak. Het kan worden gebruikt in combinatie met het eveneens peperige bonenkruid en wordt dan verwerkt in vette gerechten, zoals paling, en in soepen en rauwkostschotels; vooral tomaten gaan heel goed samen met hysop.

Het kruid heeft ons in culinair opzicht weinig te bieden, althans tegenwoordig. Er is een tijd geweest dat de voor ons onvoorstelbare hoeveelheden van salie, hysop en bonekruid in vleespastei werden verwerkt. Het volgende lijkt me dan ook eerder een gedicht dan een recept: Take vele, en smyte in lytel pecys into a potte, an waysshe yt sayre, than tayke sayre water, and lat yt boyle togedere with Perceley, Sawge, Sawery an Ysope.

Medicinaal is hyssop als thee of tinctuur vooral goed voor de luchtwegen, bij virale infecties en chronische klachten zoals astma en COPD.

Wetenschappelijk onderzoek
The Hyssop plant was used, which boosts the immune system's effectiveness and limonene, rosemary, caffeic acids and flavonoids, all biologically active compounds in this plant, cause improved breathing problems, colds, and especially for SARS-CoV-2. As a result, utilising the Hyssop plant can help in reducing SARS-CoV-2 in faeces. This plant's antioxidant properties effectively reduce SARS-CoV-2 in faeces by 30%; nevertheless, depending on the patient's condition. This plant is also beneficial for respiratory and digestive health. Chemosphere . 2022 Oct;305:135247.  Critical role of Hyssop plant in the possible transmission of SARS-CoV-2 in contaminated human Feces and its implications for the prevention of the virus spread in sewage

donderdag, augustus 03, 2023

Ook suikerwortel bloeit

Suikerwortel in de #Cascatellestuin
Suikerwortel is een vaste plant, die behoort tot de schermbloemigen (Apiaceae). De soort kan tot 1,50 meter hoog worden. De plant bloeit in juli en augustus met witte schermbloemen. Suikerwortel maakt onder de grond een bundel vingerdikke wortels die tot 15 centimeter lang zijn. Aan de buitenkant zien ze er onappetijtelijk uit, maar van binnen is het vlees wit.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Sium, is geleend uit het Oudgrieks, waar síon (σίον) 'modder' betekent en verwijst naar vochtige grond ofwel oever of moeras. Het tweede deel, sisarum, stelt iedereen voor een raadsel. In het Oudgrieks bestaat het woord sisaron niet en de suikerwortel zelf was daar tot de Middeleeuwen onbekend. Mogelijk is sisarum een regionale variant van sium.

Het is onbekend waar de suikerwortel inheems is (of was). Mogelijk stamt hij uit noordelijk Rusland en dat de Vikingen hem zuidwaarts hebben vervoerd op hun tochten via de Wolga naar Byzantium, een plaats die later Constantinopel werd genoemd en tegenwoordig bekend staat als Istanbul. In Engeland noemen ze hem skirret en die benaming zou verwant zijn aan het Oud-Noorse sykurrót ('suikerwortel') en is dus ook een aanwijzing dat de Vikingen hem hebben ingevoerd. Suikerwortel stamt dus uit koelere oorden, was onbekend in de warmste delen van het Mediterrane gebied en het meest zuidelijke gebied waar de teelt bekend is was Zuid-Frankrijk.

Ooit werd de suikerwortel in ons land uitbundig geteeld en gegeten. Het probleem was natuurlijk dat er maar weinig echt zoete producten jaarrond beschikbaar waren. Pas toen de suiker uit de suikerbiet en later suikerriet gemeengoed werden, raakte de suikerwortel al snel in de vergetelheid.

De wortel werd zelden rauw gegeten en meestal gekookt. Ze is stevig van structuur, smaakt zoet en ietwat bloemig. De smaak lijkt op een kruising tussen wortel en pastinaak, maar er zit ook iets van noot in. Ze kunnen ook worden gekookt, gebakken of toegevoegd aan soepen.

Oude kruidboeken en kookboeken dichten de suikerwortel een heilzame werking toe: zieken zouden er van opknappen, de consumptie zou goed voor de maag zijn en suikerwortel zou vochtafdrijvend zijn. Maar goed, de wortel is zoet en daar knap je altijd een beetje van op.

De wortel van suikerwortel bevat 4 tot 8 procent suiker. De suikerbiet levert tegenwoordig ongeveer 17 procent, maar daar is uiteraard jarenlange verbetering aan vooraf gegaan. Het suikergehalte van suikerriet ligt met 12 tot 16 procent iets lager dan dat van suikerbiet.





vrijdag, juli 28, 2023

Bergbonenkruid bloeit in de Cascatellestuin

Satureja hortensis, is een klein, eenjarig plantje uit de familie van de lipbloemigen, het is inheems in Zuid Europa en het Middellandse Zeegebied. De Satureja montana L. is een winterharde, overblijvende plant, die niet zoveel als toekruid gebruikt wordt als de Satureja hortensis, die fijner is van smaak en geur. De zeer aromatische bladeren en de zachte uiteinden van de stengels vormen de bekende kruiderij.

Bonenkruid in het oude Rome

In het oude Rome kende men bonenkruid als groente en als kruiderij. Vermengd met wijn vormde het kruid een saus, die geserveerd werd tijdens feestmalen. Oude kronieken geven aan dat bonenkruid, dat een peperachtige smaak heeft, bij de Romeinen bekend was voordat de eerste hoeveelheden echte peper vanuit India aangevoerd werden.
Zoals de Latijnse naam Satureja aangeeft, dacht men dat de saters deze plant uitverkoren hadden als hun favoriet en dat zou de reden kunnen zijn, waarom men haar vroeger en ook nu nog als een de geslachtsdrift opwekkend middel beschouwde. Ook werd dit kruid, in het bijzonder als tonicum en maagmiddel voorgeschreven en ter behandeling van bijen- en wespensteken. Vergilius, die leefde in de eerste eeuw voor onze jaartelling, kweekte bonenkruid als ambrozijn voor zijn bijen en noemde het een van de geurigste toekruiden. De Romeinen brachten het bonenkruid naar Engeland, waar het savory genoemd werd. In de oude Angelsaksische recepten werd het al spoedig een belangrijk ingrediënt in farsing, vulling voor pastei.

Bonenkruid bij Dodonaeus
Dodonaeus, arts en kruidkundiige uit de 16de eeuw, vermelde bonenkruid als een soort tijm (Serpyllum). Hij schrijft 'Dat ander gheslacht van Serpillum dat Tenderick geheeten wordt / es van stelen ende bladeren die ghemeyne Hysope wat ghelijck. Het heeft houtachtighe dunne steelkens niet cruypende / maer recht op wassende / met cleyne smalle bladerkens becleet. Die bloemen comen tusschen die bladerkens voort ghelijck aen die ghemeyne hof Cuele / dyen dit cruyt van fatsoene ende van smaecke seer ghelijckt / uutghenomen dattet minder es / meer houtachtich / ende dat het swinters niet en sterft ghelijck die Cuele / maer blijft duerende ghelijck die ghemeyne Hysope / Roomsche Quendel / ende dyerghelijckeandere cruyden. Hij beschouwt het bergbonenkruid als een wilde tijm 'Serpillum ende sonderlinghe dat wildt gheslacht / met wijn oft water ghesoden ende ghedroncken verweckt ende doet comen die natuerlijcke cranckheyt van den vrouwen / drijft af den steen ende dat graveel ende doet die urine rijsen ende lossen' en zegt ook dat het 'stilt oock den loop des buycx / gheneest dat crimpsel ende es seer goet tseghen die treckinghe ende spanninghe van den zenuwen'. Bonenkruid is inderdaad ook gasdrijvend, bacteriedodend en stoppend. Dus zeker goed voor de darmen.

Bonenkruid botanisch
Bonenkruid heeft dunne, harige, rechtopgaande stengels met veel zijtakken en wordt ongeveer 30 cm hoog. De smalle, ovale blaadjes zijn zacht donkergroen van kleur. De kleine bloemen zijn lichtpaars, roze of wit.Vermeerdering geschiedt meestal door middel van zaad. Bonenkruid groeit goed in de meeste gematigde klimaatzones, in de volle zon in lichte, vruchtbare, goed gedraineerde leemgrond. Voor de handel wordt het zaad in april uitgezaaid, in rijen die 75 cm uit elkaar liggen, met een tussen-ruimte van 15 cm tussen de planten onderling. Het oogsten gebeurt vlak voor de bloei, ongeveer 75 tot 120 dagen na het zaaien. Het afgesneden kruid wordt gewoonlijk in de schaduw gedroogd en dan luchtdicht afgesloten verpakt, om te voorkomen dat de etherische olie verloren gaat.

maandag, juli 24, 2023

Gezegende distel bij Dodoens en andere coryfeeën uit een ver verleden

Over de bloeiende gezegende distel in de Cascatellestuin. Zo was het gebruik vroeger volgens Dodonaeus. 

Cardobenedictus is op alle manieren (of het sap er van) ingenomen zeer goed tegen alle venijn en vergiftiging en ook tegen alle besmettelijke koortsen en pestachtige ziekten, te weten als het op tijd ingegeven wordt. Hetzelfde kruid op de voor vermelde manier gebruikt of ook binnen het lijf genomen is zeer nuttig om te genezen al diegene die van enige kwade dieren als slangen, adders, schorpioenen en vergiftige spinnen gestoken of gebeten zijn. (gif en pest zijn beide vroeger vrijwel dezelfde ziektes)

Dezelfde Cardobenedictus zuivert de vervuilde maag die met hete galachtige vochtigheden verladen is en verzoet of verzacht de smarten er van en vooral als ze door vervuiling, ongesteldheid of enig ander gebrek van de maag zelf hun oorsprong hebben.

Hetzelfde kruid brengt de wormen om en drijft ze af, geneest het krimping van de buik, laat zweten, laat de plas en het niergruis rijzen en is daardoor goed diegene die enig gebrek of smart in de nieren, zijden en lendenen van steen of niergruis of van enig andere oorzaken hebben.

Poeder van Cardobenedictus met wijn ingenomen laat rijpen, rijzen en lossen de fluimen op de borst en geneest daardoor de gebreken van de longen en maakt langere adem en verteert de slijmerigheid van de maag en is ook goed diegene die uitdrogen en op de longen gekwetst zijn.

Cardobenedictus in wijn gekookt en gedronken geneest ook de verstopping van de baarmoeder.

Hetzelfde kruid, hetzij groen, hetzij droog in spijs of drank genoten verdrijft de grote pijn in de ogen en bezwijming in het hoofd, versterkt de memorie en geneest de vergeetachtigheid en is zeer goed tegen doofheid gebruikt.

Dit kruid verdrijft ook de mollen en andere beesten die in de hoven schadelijk zijn, want ze komen nimmermeer wroeten bij of omtrent die bedden daar Cardobenedictus groeit.ռo:p>

De gedroogde delen zijn zeer bitter en in de apotheek bekend als herba Cardui benedicti. Dit wordt in de voorzomer in het begin van de bloei verzameld. De stof behoort tot de bittere stoffen die tot bevordering van eetlust worden ingenomen. De plant dankt zijn genezende werking aan het zeer bittere melksap dat een bacteriedodend middel bevat. Het wordt nu alleen nog maar bij dieren gebruikt.

Een afkooksel, 5 gram op een tot twee delen water, is een volksmiddel tegen maag en leverziektes, chronische catarre, wisselkoortsen. Het is een onderdeel van bittere kruiden die met gelijke delen Artemisia, duizendguldenkruid en deze plant bestaan waarvan 15 gram op een tot twee koppen genomen wordt en zou goed zijn tegen maag en darmproblemen. Net zo de benedictenwijn, 2 gram op 100 gram wijn.

En volgens Bock;  Ik moet hier ettelijke Empirica of beroemde stukken zoals ze tot me zijn gekomen aanwijzen, eerst zal dit kruid Cardo Benedict keizer Fridrichen uit India tot een heerlijke verering toegekomen zijn, werd daarbij gezegd zo iemand dit kruid wat in de spijs of drank gebruikt die zal voor de grote hoofdpijn (welke boven de ogen woedt) en van ettelijken de Nagel genoemd behoedt worden. Gemeld kruid genoten in spijs en drank zal de duizeligheid verdrijven, goede gedachtenis brengen en dat verloren gehoor weer brengen.‘

Monografie Cnicus benedictus
Cnicus benedictus L. popularly known as “blessed thistle”, the sole species in the genus Cnicus, is a thistle-like medicinal plant in the family Asteraceae. It is an annual plant with leathery leaves. The leaf of the plant is astringent, diuretic, bitter, diaphoretic, and stomachic (7,8). An infusion of the whole plant has also been used for the treatment of arthritis, liver, and gallbladder problems (9). Blessed thistle leaves, flowers, and stems have been used in “bitter” tonic drinks and in other preparations taken orally to enhance appetite and digestion (10). This medicinal plant has been tested in laboratory investigations for its properties against cancer, infections, and oxidative stress (11,12).

One of the major constituents that exist in Cnicus benedictus is “cnicin” that belongs to the terpenes family (13,14). There are numerous documents concerning the effects of terpene on treating pain (15,16). It has been also demonstrated that cnicin (as a terpene) has antibacterial and anti-inflammatory effects (17,18).

Due to the chemical compounds that exist in this plant, such as terpene (i.e. cnicin), and the strong association of this components with tranquilizing and antinociceptive effects, and because the analgesic effect of this medicinal plant’s referred in the “Canon of Medicine, an encyclopedia of medicine by Avicenna (19,20), we decided to evaluate the antinociceptive effects of Cnicus benedictus leaf methanolic extract (CBHE) and one of its major constituent, cnicin, in the rats. To elucidate the possible underlying mechanism(s) of CBHE antinociception, the involvement of the L-arginine (arg)/nitric oxide (NO)/cGMP/ ATP-sensitive K+ channels (KATP) channel pathway (LNCaP) and opioids systems were analyzed.

11. Can Z, Baltaş N, Keskin S, Yildiz O, Kolayli S. Properties of antioxidant and anti-inflammatory activity and phenolic profiles of şevketi bostan (Cnicus benedictus L) cultivated in aegean region from Turkey. TURJAF. 2017;5(4):308–314. DOI: 1024925/turjafv5i4308-3141054. [Google Scholar]
12. Horn G, Kupfer A, Rademacher A, Kluge H, Kalbitz J, Eißner H, et al. Cnicus benedictus as a potential low input oil crop. Eur J Lipid Sci Tech. 2015;117(4):561–566. DOI: 10.1002/ejlt.201400158. [Google Scholar]
13. Kumar NS, Paul D, Allakonda L. Medicinal plants-recent advances in research and development. 3rd ed. New York: Springer; 2016. Liquid Chromatography-Mass Spectrometry (LC-MS): approaches to adulterant detection in herbal products; pp. 73–95. [Google Scholar]
14. Ulbricht C, Basch E, Dacey C, Dith S, Hammerness P, Hashmi S, et al. An evidence-based systematic review of blessed thistle (Cnicus benedictus) by the natural standard research collaboration. J Diet Suppl. 2008;5(4):422–437. DOI: 10.1080/19390210802519754. [Google Scholar]
15. Guimarães AG, Serafini MR, Quintans-Júnior LJ. Terpenes and derivatives as a new perspective for pain treatment: a patent review. Expert Opin Ther Pat. 2014;24(3):243–265. DOI: 10.1517/13543776.2014.870154. [PubMed] [Google Scholar]
16. Bak CW, Yoon SJ, Chung H. Effects of an a-blocker and terpene mixture for pain control and spontaneous expulsion of ureter stone. Korean J Urol. 2007;48(5):517–521. DOI: 10.4111/kju.2007.48.5.517. [Google Scholar]
17. Bach SM, Fortuna MA, Attarian R, de Trimarco JT, Catalán C, Av-Gay Y, et al. Antibacterial and cytotoxic activities of the sesquiterpene lactones cnicin and onopordopicrin. Nat Prod Commun. 2011;6(2):163–166. [PubMed] [Google Scholar]
18. Erel SB, Karaalp C, Bedir E, Kaehlig H, Glasl S, Khan S, et al. Secondary metabolites of Centaurea calolepis and evaluation of cnicin for anti- inflammatory, antioxidant, and cytotoxic activities. Pharm Biol. 2011;49(8):840–849. DOI: 10.3109/13880209.2010.551538. [PubMed] [Google Scholar]