De paardenkastanje, Aesculus hyppocastanum werd ooit in lange lanen aangeplant als sierboom. In Brussel is hij opvallend meer langs de openbare weg aanwezig dan in andere Europese steden dankzij koning Leopold II die een voorliefde had voor deze soort om er de grote lanen mee te verfraaien. De bladeren en bloemen verschijnen vanaf april en zijn majestueuze voorkomen en dicht gebladerte maken er een boom van eerste orde van, zeer geschikt om monumentale decors te vormen, vooral bij aanplantingen in rijen.
Zijn hout is wit, melkachtig, met zijdeachtig uitzicht, zeer homogeen, zeer licht en zacht, gemakkelijk te bewerken maar weinig duurzaam. Het brandt slecht. Het werd vooral gebruikt bij het brandschilderen. De kastanje bevat zetmeel, saponinen (aescine) en glucosiden die de vrucht licht toxisch maken (esculine, fraxine). De aescine (of escine) bezit geneeskrachtige eigenschappen (ontstekingwerend en vaatvernauwend) terwijl de esculine gebruikt wordt voor de identificatie van micro-organismen. In de fytotherapie worden een uit de noten gewonnen lotion en capsules gebruikt om bloedsomloopproblemen en aambeien te behandelen.
In de postume Vlaamse heruitgave van het kruidenboek van Dodoens uit 1618, die door andere geleerden verzorgd werd, lezen we: “De vreemde Castanten [bedoeld is de kastanjes van de Paardenkastanje] zijn seer goet om de dempige [kortademige] ende hoestende Peerden te helpen ende te genesen: daerom zijn sy Peerde Castanien oft Ros-Castanien geheeten.” Hier verschijnt dus met enige verandering de nu gebruikelijke Nederlandse naam Paardenkastanje.
De algemene bladsteel van het samengestelde blad heeft aan de voet een verdikking die enigszins op de hoef van een paard lijkt en die bladsteel laat na het vallen van het blad een hoefijzervormig bladlitteken op een twijg achter, waarbij nog vlekken te zien zijn die op hoefnagels gelijken en te wijten zijn aan afgebroken vaatbundels. Soms wordt gedacht dat dit de naam van de boom verklaart, maar het is eerder de historische verklaring over de genezende kracht van de kastanjezaden die geloofwaardig is.
God, de duivel, kastanje en oude gebruiken
God schiep de tamme kastanje. Toen de duivel dat zag wilde hij ook zo’n boom maken. Dit werd de paardenkastanje, die staat dus onder duivelse invloed. Ook reuma kwam van de duivel. Zo worden al vanouds zaden door de ouden tegen jicht gebruikt en nog niet lang geleden droegen de mannen (en de vrouwen?) de zaden in hun broekzakken om hen zo te beschermen tegen reuma. Het krachtigst werken de kastanjes die je gekregen hebt. Uit de zaden werd vroeger een middel bereid tegen reuma, jicht en neuralgie.
De zaden bevatten saponinen of zeepstoffen. Het ruwe vet werd na een behandeling gebruikt bij de spiritusbereiding en als een extract voor toiletzepen. Het meel bevat een soort stijfsel dat bekend is als amandelmeel of patés d’ amande, wat uit de gedroogde en gezeefde vrucht bereid en waar een geurtje aan toegevoegd werd. Zo was het geschikt om de handen te verzachten. Dat stijfsel werd ook gebruikt door boekbinders om de boeken te beschermen tegen insecten. En ook nu gebruiken we weer de zeepstoffen om kleding en haar te wassen.
Van de vrucht werd een snuifpoeder gemaakt door ze te verbranden en tot een poeder te malen. Het niezend vermogen werd eraan gegeven door er de tot poeder vermalen bloemetjes van lelietje der dalen doorheen te mengen.
De olierijke afkooksels van de groene schillen werden wel gebruikt om luizen te verdrijven. Hiermee werden de naden van de bedstede met het afkooksel ingesmeerd.
De bast werd tegen koorts gebruikt. Net zoals de schors bezit het een heilzame en ingewand versterkende kracht, de reden waarom men deze boom wel eens de Europese kinaboom noemde (kinineboom: Cinchona)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten