Posts tonen met het label monnikspeper. Alle posts tonen
Posts tonen met het label monnikspeper. Alle posts tonen

donderdag, augustus 14, 2025

Vitex agnus-castus. Een monografie.

De kuisheidsboom (Vitex agnus-castus), nu vooral monnikspeper genoemd, werd lange tijd geclassificeerd als lid van de IJzerhardfamilie (Verbenaceae). Recenter is hij echter ingedeeld bij de lipbloemenfamilie (Lamiaceae) en de onderfamilie Viticoideae.
 
De 3 tot 5 meter hoge struik is inheems in het Middellandse Zeegebied en West-Azië. De karakteristieke bladeren, met vijf tot zeven lobben en een ietwat hennepachtig uiterlijk, zijn kenmerkend. De afzonderlijke blaadjes worden tot 10 cm lang. Hij bloeit in de zomermaanden en de kleuren van de in kransen gerangschikte bloemen variëren van wit tot blauw, rood tot violet. De ronde, donkere vruchten met vier zaden doen denken aan peper.

Geschiedenis van gebruik

Monnikspeper werd al in de Grieks-Romeinse oudheid gebruikt voor mandenmakerij (vandaar de generieke naam Vitex) en rituele doeleinden. Plinius vermeldt in Boek 24 van zijn Natuurlijke Historie dat Atheense vrouwen hun bedden met de bladeren besprenkelden tijdens de Thesmophoria (een feest ter ere van de godin Demeter) om hun kuisheid te bewaren. Dit is ook te vinden in Boek 1 van Dioscorides' Pharmacopoeia. De gangbare namen waren "agnos" of "agnus", evenals "lygos" en "vitex".

Zelfs toen was de belangrijkste medische toepassing ervan gynaecologie, bijvoorbeeld om seksueel verlangen te verminderen, de menstruatie en melkproductie te bevorderen, en onvruchtbaarheid en amenorroe te behandelen. Het werd ook aanbevolen bij vergiftiging, parasitaire infecties, als slaapmiddel en bij winderigheid.

In de vroege kloostergeneeskunde verdween de anafrodisiake betekenis ervan aanvankelijk. Monnikspeper wordt wel aangetroffen als ingrediënt in een recept voor theriak in de "Farmacopeia van Lorsch" (ca. 800). Het werd herontdekt aan het einde van de 11e eeuw in Salerno, of beter gezegd op Monte Cassino, waar Arabische teksten werden overgeschreven waarin de oude aanwijzingen waren overgeleverd en zorgvuldig waren aangepast. De term "agnus castus" wordt voor het eerst vermeld in Salerno.

De plantkundige Matthiola schreef in 1626 in zijn „Kreuterbuch“: „Er nimmt die Begierde zum Venushandel und solches tut nicht allein der Samen, sondern auch die Blätter und Blumen, nicht aber nur so man sie esset, sondern auch wenn man sie im Bett verstreut“.
Door de monniken werd het zo nog lang gebruikt en samen met kamfer zou dit het beoogde anafrodisiake effect moeten opleveren. Dodonaeus in zijn Cruydeboeck 1554 geeft het recept: ‘Voor zwellingen van de mannelijke leden, neem de bladeren van dit gewas, druivenbladeren, van elk twee handen vol, kruidt ze in verse boter en slaat dit papsgewijze om het geslacht'.
Na de talrijke vermeldingen in de late middeleeuwen en de gedrukte kruidenboeken in de vroegmoderne tijd, nam de populariteit ervan weer af. In de 20e eeuw begon langzaam een ​​tweede renaissance, ondersteund door wetenschappelijk onderzoek.

Materia medica en Inhoudsstoffen

De rijpe, gedroogde bessen (monnikspepervruchten) worden medicinaal gebruikt. Ze zijn bruinachtig tot zwart en hebben een diameter van ongeveer 3 tot 5 mm. Hun geur doet denken aan salie, terwijl hun smaak peperig is. Het commercieel verkrijgbare middel wordt voornamelijk in het wild geoogst, met Albanië en Marokko als belangrijkste leveranciers.

De werkzame stoffen zijn onder meer bicyclische diterpenen (rotundifuran), circa 1% iridoïdglycosiden (agnuside, aucubine), lipofiele flavonoïden (minimaal 0,08% casticine, penduletine), hydrofiele flavonoïden (orientine, luteoline-7-glycoside, isovitexine), triglyceriden (α-linoleenzuur, oliezuur en linolzuur), sesquiterpenen (β-caryofylleen, germacrene B) en 0,3 tot 1,8% etherische olie (sabineen, 1,8-cineool, 4-terpineol, α-pineen, β-pineen, limoneen), die een zeer uiteenlopende samenstelling kunnen hebben.
De bladeren werden vroeger ook gebruikt,

Werking en indicaties

Het gebruik ervan wordt algemeen erkend (HMPC-monografie) voor de behandeling van symptomen van het premenstrueel syndroom (PMS), dat onder andere wordt toegeschreven aan een prolactineremmende werking. Dit is in tegenspraak met het traditionele gebruik om de melkproductie te bevorderen, waardoor het gebruik ervan tijdens het geven van borstvoeding momenteel wordt afgeraden. Klinische studies hebben een significante vermindering aangetoond van PMS-symptomen zoals prikkelbaarheid, stemmingswisselingen, woede, hoofdpijn en gevoelige borsten. De monografieën van Commissie E en ESCOP noemen PMS als mogelijke oorzaak van menstruatieonregelmatigheden en mastodynie. De gebruiksduur dient minimaal drie cycli te zijn.

Ook de onvoldoende onderzochte toepassingen bij vruchtbaarheid en tijdens de menopauze worden besproken. Historisch gebruik als afrodisiacum is ook niet onderzocht, hoewel sommige vrouwen bijwerkingen hebben gemeld. Er zijn hierover helemaal geen gegevens voor mannen.

Naast de humane geneeskunde wordt Vitex gebruikt voor de behandeling van het syndroom van Cushing (ECS), een hormonale stoornis bij paarden. Toepassingen bij andere zoogdieren (met uitzondering van katten) worden getest in de diergeneeskunde, deels analoog aan traditionele indicaties bij mensen (bijvoorbeeld het verminderen van het libido bij mannelijke en vrouwelijke konijnen).

Contra-indicaties en bijwerkingen

Mogelijke contra-indicaties zijn onder andere oestrogeengevoelige tumoren en aandoeningen van de hypofyse. Gebruik in deze gevallen uitsluitend op medisch advies. Preklinisch onderzoek wijst op interacties met bestaande medicijnen die dopamine-agonisten en -antagonisten, oestrogenen en anti-oestrogenen bevatten.
Ernstige bijwerkingen anders dan allergische reacties zijn niet bekend. Zelden komen jeukende netelroos, hoofdpijn (al gemeld door Dioscorides en Plinius), misselijkheid en maag- en onderbuikpijn voor.

Receptuur en bereidingen

Het is alleen zinvol om het in te nemen in de vorm van gestandaardiseerde, kant-en-klare preparaten; theepreparaten zijn voorlopig weinig in gebruik. Beschikbaar zijn voornamelijk capsules met droog extract (ADH 7-13:1), filmomhulde tabletten (ADH 7-11:1) en tinctuur (ADH 1:5).

Literatuur

zaterdag, augustus 02, 2025

Mijn Vitex bloeit en dus..... wat oude geschiedenis van deze kuisheidsboom

Mijn Vitex agnus-castus bloeit. 
De Verbenaceae of IJzerhardfamilie is een grote, overwegend tropische tot subtropische familie van houtige gewassen van zowat 2500 tot 3000 soorten in 75 tot 100 geslachten verdeeld. Het geslacht Vitex bevat ca. 380 soorten en ondersoorten.
Onze Vitex agnus castus L. is een soort die voor de farmacie van grote betekenis geweest is. De twee tot vier meter hoge, vaak aromatisch geurende struik van Vitex agnus castus L. bezit lichtbruine, aanvankelijk viltige takken met kruisgewijs tegenoverstaande, vijf- tot zeventallig gedeelde lancetvormige loofbladeren, die in de late herfst afvallen. De kleine violet tot roze gekleurde bloesems (er komen ook blauwe en witte variëteiten voor) staan in dichte pluimvormige bloeiwijzen bijeen. De bloeitijd begint pas midden in de zomer (juli / augustus), wanneer de plant over het algemeen weinig water ter beschikking heeft. Indien tijdens die periode bij het kweken bijzonder droog wordt gehouden, zal ze een sterke ontwikkeling van vruchtbeginsels geven. Na de bestuiving groeit daaruit een donkerbruine tot zwarte vrucht ter grootte van een peperkorrel - een steenbes, die in rijpe toestand vier zaden bevat. Deze bezitten een peperachtige geur en smaak. Vitex agnus castus L. groeit in beekbeddingen en aan rivieroevers op de vlakte en in de onderste bergregionen en hoort thuis in het Middellandse-Zeegebied, op de Krim en in Midden-Azië. Dikwijls treft men haar aan in gezelschap van oleander- en tamarisk-struiken. De struik heeft veel warmte nodig en is dan ook in ons klimaat officieel niet winterhard. Alhoewel in mijn eigen tuinen de laatste twintig jaar veel grote en kleine Vitexplanten de winter overleefd hebben. Vermeerdering van de plant kan vrij makkelijk door zaaien of door middel van uitgerijpte krachtige stekken in de zomer.

Geschiedenis en etymologie van de Vitex

De in het Middellandse-Zeegebied thuishorende struik Vitex agnus castus L. (syn. Agnus castus vulgaris Carr.) werd al in de oudheid als cultuur-en medicinaal gewas gebruikt. De geslachtsnaam Vitex bevat het oeroude grondwoord "vei", dat "wikkelen, buigen, vlechten" betekent en zinspeelt op de soepele maar taaie, harde twijgen die voor het vervaardigen van gevlochten omheiningen werd gebruikt. Reeds Plinius in de eerste eeuw noemde de plant Vitex en wellicht heeft hij daarbij gedacht aan vitilium (Lat.: vlechtwerk).
De soortnaam Agnus castus is daarentegen uit een verkeerde woordinterpretatie ontstaan. Bij Theophrastus - derde eeuw en Dioscorides - eerste eeuw - heet de struik agnos, maar als synoniem komt ook agonos voor. Terwijl agonos met onvruchtbaarheid vertaald moet worden, betekent agnos heilig, rein, kuis, net zoals het uit het Latijn stammende castus. 
De beide Griekse begrippen houden vermoedelijk verband met de ter ere van Demeter in Athene gehouden feesten, de Thesmophoria. De vrouwen, die tot het feest ‘ongerept’ moesten blijven tooiden zich met de bloemen van de Vitexstruik en gebruikten bladeren en takken voor de legerstede die zij gedurende de feestdagen in het tempelkomplex van Demeter opsloegen. Door Plinius worden deze ceremoniën in zijn artikel over Vitex, dat door de Grieken agnon wordt genoemd, beschreven met de woorden: "Matronae thesmophorüs Atheniensium castitatem custodientes his foliis cubitus sibi sternunt". Zo ontstond de thans nog gebruikte naam "Agnus castus" uit het Latijnse ' 'castitas'' (kuisheid) en de gelijkschakeling van het Griekse "agnos" met het Latijnse "agnus" (lam). Zo kuis als een lam dus en Kuislam is ook een nu nog gebruikte naam voor Vitex.

Het cultische gebruik van Vitex was in de antieke oudheid wijdverbreid. Zo bericht Pausanias" in tweede eeuw over een aan Asklepios, de Griekse god van de geneeskunst, gewijde tempel dat zich daar een uit vitexhout vervaardigd godenbeeld bevond. Maar ook de medische toepassing ging met magische voorstellingen gepaard. Zo schrijft Dioscorides dat de takken, als men ze in de hand houdt, een bescherming vormen tegen aanvallen door wolven. Homerus noemt de struik lugos = wilgenteen, twijg en bekeek hem eveneens als onheilbezwerend en als kuisheidssymbool. Volgens de Griekse mythologie werd de godin Hera onder een Agnus castus-struik geboren. Hera werd door het volk als "hoedster van het huwelijk" vereerd. De Vestaalse Maagden in Rome droegen twijgen van Vitex als kuisheidssymbool.
De omstreeks het jaar 330 na Chr. in Pergamum geboren Oribasius, de latere arts en vriend van keizer Julianus, voert in zijn omvangrijke werk Sunagogai iatrichai - Verzamelingen met een medische inhoud -"Agni folia et semen" op onder de '' officinale middelen".

In de elfde eeuw ontwikkelde zich aan de hand van de Latijnse naam Agnus castus de Duitse benaming Keuschlamm (kuislam), die voor het eerst wordt aangetroffen bij Albertus Magnus' in de twaalfde eeuw.
In de eerste Duitstalige Naturgeschichte, van Konrad von Megenberg - 14de eeuw, wordt de plant "Kauschlamp" genoemd. Andere volksnamen zijn: "Keuschstrauch", "Kuischboom" of "Kuisheidsplant" in het Nederlands, en "Chaste tree" in het Engels. De in de antieke oudheid heersende opvatting die tot uitdrukking kwam in het feest ter ere van Demeter werd door het christendom overgenomen. Zo werd bij de inwijding van novices de weg naar het klooster met bloemen van Agnus castus bestrooid.

De naar peper geurende en smakende vruchten werden in Zuid-Europa als specerij gebruikt. Vooral in kloosters werd het gewaardeerd, daar werd aangenomen dat door het nuttigen van de vruchten de "vleselijke lust" onderdrukt werd. Hierover bericht Hieronymus Bock: "Den zuchtigen und alle Zeit frommen Closterleütten so keüschheit zu halten sich undernommen, schenkke ich difl gewachsjre rüge darauffzu haben, damit irem eid, den siegethon, genuggeschehe..."

De benamingen Mönchspfeffer, Mönchssamen en Pfefferbaum wijzen op het gebruik van de vruchten in de kloosterkeuken. De in de vorige eeuw hier en daar gebruikelijke naam Gewürz-Mülle slaat niet alleen op de kruidige zaden, maar ook op de wit-viltige takken en onderkant van de bladeren, die eruitzien alsof ze met meel (meel = Mulle) bestoven zijn. Ook de zaden kunnen er wollig uitzien. De bladeren hebben eveneens een scherpe smaak en werden af en toe in plaats van hop bij het brouwen van bier toegepast. Mogelijkerwijs houdt de naam "Schafmülle (Schaaffmuelle)", die bij Adamus Lonicerus te vinden is, verband met
de Latijnse aanduiding "agnus" (lam, schaap).

In de vijftiende en zestiende eeuw wordt Vitex agnus castus L. vooral Abrahamsbaum of Abrahamsstrauch, zelfs tot in het Noordeuropese Denemarken, waar hij Abrahamstra werd genoemd. Volgens Loew werd de struik in Syrië aangeduid als abramis to dendron, als "Boom van Abraham" dus. Wellicht baseert men zich hierbij op de bijbelplaats in Genesis Abraham plantte boomen te Ber-Seba" (Luthervertaling) Hiermee valt echter nog geenszins te bewijzen dat Abraham ook inderdaad Vitex-soorten heeft aangeplant, vooral niet
daar modernere bijbelvertalingen het over een andere plant, de tamarisk hebben.

Ook Dodonaeus moet ik hier natuurlijk vermelden. Hij schrijft 'Men zegt ook van Agnus castus dat de reizende lieden die daarvan een takje bij zich dragen niet moe worden, noch smart of vervelling tussen hun benen of elders zullen voelen, zoals Dioscorides daarvan geschreven heeft.
Om de grote kracht die deze boom heeft om de onkuise lusten te bedwingen is hij in sommige kloosters veel te vinden, want de geestelijke mensen plegen deze bladeren of bloemen onder hun bed te leggen of ze vullen kleine zakjes met de voor vermelde bladeren, bloemen of zaad en leggen dat onder hun lendenen in het bed en zo worden ze minder gekweld in hun slaap van de kwade onkuise dromen. De monniken van Italië gorden zich met deze taaie twijgen. Het zaad en bloemen in water gekookt en het geslacht of de schaamstreek daarmee gewassen beneemt de stijfheid van het geslacht of de mannelijke leden en als de natuur iemand tegen zijn wil of weten ontgaat dan zal men deze bladeren en bloemen in water koken en dat met wat azijn ingeven en de schaamdelen met het water goed wassen en reinigen. Zelfs de rook van het zaad in de vrouwelijkheid ontvangen blust de onverzadigbare vurigheid en begeerte van bijslapen. Lobel zegt nochtans dat dit zaad bij sommige de bijslapen lust vermeerdert net zoals het zaad van ruit die lust benomen heeft, dan dat komt door enige eigen aard van de mensen die soms veel van andere mensen verschillen. Het heeft ook de kracht om af te snijden of om de onkuisheid tegen te gaan (dat is minnen zonder dat er zaad gaat)'

Mijn eigen geschiedenis met Vitex
Vitex en andere vertrouwde plantenvrienden. maandag, oktober 05, 2009

Op donderdag was ik nog eens in mijn oude, nu verwilderde tuin in Schriek. Begeesterend, spannend en zelfs emotioneel vind ik het rondsnuffelen tussen de resten van planten die ik daar ooit gezaaid en geplant heb. Zien hoe ze hun eigen gang gaan, zich flink uitbreiden of overwoekerd worden door de andere natuur. Zuiderse Monnikenpepers, waarvan de bloeitakken zich kronkelend door de open serredeur naar buiten wringen, Marrokaanse munt, onvervalst geurend, woekerend tegen huizenhoge bamboes op, maar ook Griekse alantplanten, aardperen en gele agrimonies kunnen zich zonder problemen handhaven.
Natuurlijk zijn er ook veel ooit vertroetelde plantjes verdwenen, niet alles kan zich in dit geweld van groei standhouden. Gelukkig denk ik minder aan de planten die er niet meer zijn, dan aan de nog aanwezige kruiden. Uit het oog is wel een beetje uit het hart.
Ik kom nu nog wat oogsten voor de herboristen opleiding van vanavond in Haasrode en de cursus van de volgende dagen helemaal in Natoye. Vooral het plukken van de Vitextakken vol zoet geurende zaden dompelt mij onder in een Oosterse sfeer van duizend en één nachten, niet verwonderlijk voor een zaadje dat hormonaal werkzaam is. Gelukkig brengt het ploeterend oogsten van ondergrondse aardpeerknollen en alantwortels mij terug naar de aardse werkelijkheid.En een half uur later rijd ik weg met een auto vol van aardse en hemelse geuren, op weg naar de mensen.

Vitex-vooruitzichten / vrijdag, juni 18, 2021
Ook mijn Vitexstruikjes hebben de Coronaverhuis van Bretagne naar België niet overleefd. Hopelijk kan ik tijdens onze kruidenstage begin juli nog wat stekjes of zaad uit de Franse Drôme meebrengen. Terug naar de bron dus, mijn moederplanten van vele jaren geleden en al de herinneringen daar aan verbonden, zijn nu eenmaal uit die streek afkomstig. Herinneren en herbronnen. 

Een herinnering uit de Drôme
Eindelijk naar mijn aromatuin met zijn geurige Vitexstruiken. Helaas de eerste struik die we zien is zwaar gesnoeid, na enig zoeken kan ik nog net een twintigtal halfrijpe vruchtjes verzamelen. Verderop is er gelukkig nog een tweede struik, die vol hangt met rijp zaad. Van de lange, vertakte aren zijn de grijsbruine, donzige vruchten snel en gemakkelijk af te ritsen. Half verdoken in de struik word ik gekoesterd door de zoet-weeïge geur en voel ik de eeuwenoude ervaringen van deze Monnikenpeper.

Vitex voor ons vroegere huis / juli 2024
Tijdens onze kruidenstage in de Franse Drôme bezoeken we ook nog eens het dorp Bellegarde. 
De plaats waar we verschillende jaren gewoond hebben. Het huis en 'mijn' planten zijn er nog steeds. De monnikenpeper voor het huis groeit er goed in de warmte van de asfalt. Deze mythische plant trekt zich blijkbaar niks aan van uitlaatgassen en motorenherrie. Herinnering is hier alom aanwezig. We wandelen achter het huis de trap op naar de schamele resten van het oude dorp. Bloeiende bezembrem en bosjes wilde tijm geuren ons tegemoet. Boven zijn de resten van een lang geleden aangelegd labyrint nog net zichtbaar. We wandelen over de kam met zicht op de oude kruidentuin, plukken bloeiende wilde lavendel en via een geitenpad komen we in het gehucht Le Passol uit. De oude populieren met de hun geur van wierook heb ik hier leren waarderen. Terug in Bellegarde dalen we af in de verwildering van de kruidentuin. Veel planten zijn verdwenen maar de oude getrouwen alant, alsem, bonenkruid en muskaatsalie houden meer dan stand. We dompelen ons onder in de geur van heimwee, plukken wild om ons heen alsof we de hele tuin mee willen dragen en verlaten volgeladen van geur en geestkracht ons oude dorp. Het ga je goed Belle Garde.