vrijdag, juni 18, 2021

Vitex-vooruitzichten

Ook mijn Vitexstruikjes hebben de Coronaverhuis van Bretagne naar België niet overleefd. Hopelijk kan ik tijdens onze kruidenstage begin juli nog wat stekjes of zaad uit de Franse Drôme meebrengen. Terug naar de bron dus, mijn moederplanten van vele jaren geleden en al de herinneringen daar aan verbonden, zijn nu eenmaal uit die streek afkomstig. Herinneren en herbronnen. Bij deze dan maar wat nuchtere info over deze, voor mij emotionele kuisheidsbomen zoals ze ook genoemd worden. 

Botanie Vitex species

Vitex en Maurice in Nyons
Het geslacht Vitex behoort bij de IJzerhardfamilie. Het is een grote, overwegend tropische tot subtropische familie van houtgewassen. Er worden 2500 tot 3000 soorten in 75 tot 100 geslachten toe gerekend. Het geslacht Vitex omvat ca. 380 soorten en ondersoorten. Vitex agnus castus L. is de vitexsoort waar ik het over heb, een soort die steeds meer medicinale betekenis krijgt. Er zijn echter nog vele andere soorten, waaronder: Vitex negundo L. (India, Australië), Vitex trifoliata L. (India, Indonesië), Vitex peduncularis Wall. (India), Vitex rotundifolia L. (China, Japan). 

De twee tot vier meter hoge, vaak aromatisch geurende struik van Vitex agnus castus L. bezit lichtbruine, aanvankelijk viltige takken met kruisgewijs tegenoverstaande, vijf- tot zeventallig gedeelde lancetvormige loofbladeren, die in de late herfst afvallen. De kleine violet tot roze gekleurde bloesems (er komen ook blauwe en witte variëteiten voor) staan in dichte pluimvormige bloeiwijzen bijeen. De bloeitijd begint pas midden in de zomer, juli en augustus, wanneer de plant over het algemeen weinig water ter beschikking staat. Indien ze in die tijd bij het kweken droog wordt gehouden, zal ze een sterke ontwikkeling van vruchtbeginsels te zien geven. Na de bestuiving groeit daaruit een beigebruine aromatische vrucht (zaad) ter grootte van een peperkorrel, een zogenaamde steenbes, die in rijpe toestand vier zaden bevat. Deze hebben een peperachtige geur en smaak. Het is deze vrucht die voorrnamelijk medicinaal gebruikt worden om extracten en tincturen te maken. 

Vitex agnus castus L. groeit in beekbeddingen en aan rivieroevers, hij hoort thuis in het Middellandse-Zeegebied, op de Krim en in Midden-Azië. Dikwijls treft men haar aan in gezelschap van oleander- en tamarisk-struiken. De struik heeft veel warmte nodig, overwintert toch vrij goed in ons klimaat, maar komt wel laat in blad en vruchtzetting gebeurt helemaal niet in ons klimaat. Zelf had ik enkele struiken in een serre staan waar ze wel zaad vormden. Vermeerdering gebeurt door uitzaaiing of door middel van uitgerijpte krachtige stekken in de zomer.

Een herinnering uit de Drôme

Eindelijk naar mijn aromatuin met zijn geurige Vitexstruiken. Helaas de eerste struik die we zien is zwaar gesnoeid, na enig zoeken kan ik nog net een twintigtal halfrijpe vruchtjes verzamelen. Verderop is er gelukkig nog een tweede struik, die vol hangt met rijp zaad. Van de lange, vertakte aren zijn de grijsbruine, donzige vruchten snel en gemakkelijk af te ritsen. Half verdoken in de struik word ik gekoesterd door de zoet-weeige geur en voel ik de eeuwenoude ervaringen van deze Monnikenpeper.

Meer over Vitex 

maandag, juni 14, 2021

Kamilletijd

Echte kamille kan nu geoogst worden. Het zijn de bloemhoofjes in de vroege bloei geplukt, die we nodig hebben om geneeskrachtige preparaten te maken. 

Matricaria recutita L. (syn. Chamomilla recutita (L.) Rauschert) [Fam. Asteraceae]  of de Echte kamille is een laagblijvende, eenjarige kruidachtige plant afkomstig uit Zuid- en Oost-Europa en Noord- en West-Azië, algemeen voorkomend op braakliggende, onbewerkte ruigten, evenals op gecultiveerde grond in heel Europa tot zelfs in Noord-Azië en India. Kamille komt in het bijzonder overvloedig voor in Hongarije en Kroatië en Noord- en Oost-Afrika en nu ook ingeburgerd in Australië en de Verenigde Staten. De kamille die verkrijgbaar is in de handel is afkomstig van gekweekte planten uit Argentinië, Egypte, Bulgarije en Hongarije en in mindere mate uit Spanje, de Tsjechische Republiek en Duitsland (BHP, 1996; Wichtl en Bisset, 1994).

In Duitsland is kamille een van de meest belangrijke geteelde medicinale planten. Daar wordt die gekweekt op 'braakgelegde gebieden' in overeenstemming met EEG-verordeningen (Lange en Schippmann, 1997). Het materiaal dat gebruikt wordt in de Indiase Ayurvedische geneeskunde groeit in de Punjab en de hogere Ganges vlakten (Karnick, 1994; Nadkarni, 1976) en de kamille die gebruikt wordt in de Afrikaanse geneeskunde groeit in Noord-Afrika en koelere gebieden van Zuid- en Oost-Afrika (Iwu, 1990).

Kamille werd reeds in de oudheid beschreven in de medische geschriften en was belangrijk in oude Egyptische, Griekse en Romeinse medicijnenleer. De naam is afgeleid van het Griekse ‘Chamos’ (grond) en ‘Melos’ (appel), verwijzend naar de lage groeiwijze en de appelgeur van de verse bloemen. Beschrijvingen van de plant zijn reeds te vinden in de geschriften van Hippocrates, Dioscorides en Galen. In de afgelopen 30 jaar heeft uitgebreid wetenschappelijk onderzoek de traditionele toepassingen van kamille bevestigd (Foster, 1990; Salaman, 1992). In de Verenigde Staten werd kamille eerst gecultiveerd door Duitse kolonisten en officieel vermeld in de farmacopee van de Verenigde Staten en de National Formulary. In de negentiende eeuw werd het een belangrijk medicijn dat vooral bij ziekten van jonge kinderen voorgeschreven werd door Amerikaanse eclectische artsen (Felter en Lloyd, 1983; Leung en Foster, 1996). Vandaag is het officieel in vele nationale farmacopees waaronder die van Oostenrijk, Egypte, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Italië, Nederland, Zwitserland en Rusland (Bradley, 1992;. Newall et al., 1996).

In Duitsland is de kamillebloem geregistreerd als een standaard medicinale thee (infusie) voor orale inname, voor topicale toepassing als spoeling of gorgelen, crème of zalf, als een dampinhalator en als een additief voor zitbaden of stoombaden. Zo wordt kamille officieel vermeld in de Duitse farmacopee en is ze tevens een erkend kruid in de Commissie E monografieën. Waterige infusies, hydroalcoholische droogextracten, vloeibare extracten, tincturen en de vluchtige olie worden allemaal gebruikt als monopreparaten en als actieve bestanddelen in meer dan 90 gelicentieerde geneesmiddelen (ABDA, 1982; Banz, 1998, Bradley, 1992; Braun et al., 1997, DAB 10, 1991, Meyer-Buchtela, 1999, Schilcher, 1997, Wichtl en Bisset, 1994). 

In de Duitse kindergeneeskunde zijn kamillebereidingen de eerste keuze voor het verzorgen van de gevoelige huid van baby's en jonge kinderen, in het bijzonder voor inflammatoire huidaandoeningen zoals luieruitslag en melkschurft (Schilcher, 1997). In de Verenigde Staten is het nu een van de meest gebruikte ingrediënten voor kruidenthees. Het wordt afzonderlijk of als een primaire component gebruikt in een breed scala van voedingssupplementen en gezonde voedingsproducten voor orale inname en verder ook voor topicale toepassing in de huidverzorging (Foster, 1990; Leung en Foster, 1996). In de Homeopathische farmacopee van de Verenigde Staten wordt Duitse kamille ook ingedeeld als een OTC-klasse C preparaat bereid als een 1:10 (w/v) alcoholische tinctuur van de hele bloeiende plant, in 45% v/v alcohol (HPUS, 1992).

Volgens de farmacopee moet Echte kamille uit de gedroogde bloemhoofdjes (capitulums), die minstens 0,4% (v/w) blauw vluchtige olie bevatten (Ph.Eur.3 methode 2.8.12), worden samengesteld. Bovendien zijn niet meer dan 25% bloemfragmenten toegestaan die door een 710-zeef kunnen​​. De botanische herkomst moet worden bevestigd door dunnelaagchromatografie (TLC) en macroscopisch en microscopisch onderzoek (Bruneton, 1995, Ph.Eur.3, 1997, Ph.Fr.X, 1990, Wichtl en Bisset, 1994). Zowel de Britse kruidenfarmacopee en de ESCOP-monografieën vereisen dat het materiaal voldoet aan de Europese farmacopee (BHP, 1996; ESCOP, 1997; Schilcher, 1997).

Chemie en farmacologie

Kamille bevat flavonoïden (tot 8 %) waaronder apigenine en luteoline, vluchtige oliën (0,4-2,0 %) bestaande uit x-bisabolol (tot 50 %) en chamazuleen (1-15 %), sesquiterpeenlactonen (matricin en matricarin), slijmstoffen (10 %) bestaande uit polysacchariden, aminozuren, vetzuren, fenolhoudende zuren, choline (tot 0,3 %) en coumarines (0,1 %) (Bradley, 1992; Bruneton, 1995; Leung en Foster, 1996; Newall et al., 1996; Wichtl en Bisset, 1994).

De Commissie E rapporteerde ontstekingsremmende, musculotrope, krampstillende, wondhelende, antibacteriële, bacteriostatische en stimulans voor het huidmetabolisme als eigenschappen van kamille.

Kamille vertoonde anti-inflammatoire, spijsverteringsbevorderende en krampstillende activiteiten op de menselijke maag en het duodenum. Orale toediening van kamille-extract veroorzaakte een diepe slaap van 10 van de 12 patiënten die een hartkatheterisatie ondergingen (Mann en Staba, 1986). Kamillethee heeft een duidelijk hypnotiserend effect (Reynolds, 1989). Een hydroalcoholisch extract van kamillebloemknoppen had een spasmolytisch effect op de dunne darm van proefdieren (Bruneton, 1995; Newall et al., 1996). De flavonen, vooral apigenine, evenals een a-bisabolol en andere vluchtige oliebestanddelen zijn verantwoordelijk voor de spasmolytische effecten (Bradley, 1992). In vitro vertoonde kamille anti-staphylococcale eigenschappen (Molochko et al., 1990).

Toepassingen

De Commissie E keurde het inwendig gebruik van kamille goed voor gastro-intestinale krampen en ontstekingsaandoeningen van het maagdarmkanaal. Ook het uitwendig gebruik voor huid- en slijmvliesontstekingen evenals bacteriële huidziekten met inbegrip van die van de mondholte en het tandvlees. Het is ook goedgekeurd voor ontstekingen en irritaties van de luchtwegen (inhalaties) en ano-genitale ontstekingen (baden en spoelen). Het Britse Kruidencompendium geeft aan dat kamille goed is voor inwendig gebruik tegen krampen of ontstekingen van het maag-darmkanaal, maagzweren en milde slaapstoornissen en voor uitwendig gebruik tegen ontstekingen en irritaties van de huid en slijmvliezen voor alle delen van het lichaam en voor eczeem (Bradley, 1992). De Duitse standardisatie voor kamillethee geeft het gebruik aan voor gastro-intestinale klachten en irritatie van de slijmvliezen van de mond, de keel en de bovenste luchtwegen (Wichtl en Bisset, 1994).

Dosering en toediening 

Tenzij anders voorgeschreven: 3 g hele bloemhoofdjes drie- tot viermaal per dag tussen de maaltijden.

Inwendig:

  • Infusie: 3 g in 150 ml water, drie- of viermaal per dag voor maag-darmklachten. Gebruik de infusie als spoel- of gorgelmiddel tegen ontsteking van de slijmvliezen van de mond en keel.
  • Vloeibaar extract 1:1 (g/ml): 3 ml, drie- of viermaal daags.
  • Tinctuur 1:5 (g/ml): 15 ml, drie- of viermaal daags.

Uitwendig:

  • Badadditief: 50 g per 10 liter warm water (huid, rustgevend)
  • Inademen: inhaleer stoomdamp van een warme waterige infusie tegen de ontsteking van de bovenste luchtwegen.
  • Kompres: halfvaste pasta of verband met 3-10% m / m bloemhoofdjes.
  • Spoelen: warme waterige spoeling met 3-10% infusie bvb vaginaal
Wetenschappelijk onderzoek

Hedendaagse studies bij mensen hebben de anti-inflammatoire, spijsverteringsbevorderende, ontstekingsremmende, krampstillende, antibacteriële en kalmerende werking onderzocht (Bradley, 1992; Leung en Foster, 1996; Mann en Staba, 1986; Szabo-Szalontai en Verzar-Petri, 1977; Newall et al.., 1996). Een in-vivohuidpenetratiestudie van kamilleflavonen werd bij negen gezonde vrouwelijke vrijwilligers uitgevoerd. Het onderzoek concludeerde dat flavonoïden niet alleen in de bovenhuid geabsorbeerd worden maar ook doordringen in diepere huidlagen wat belangrijk is voor het locaal gebruik als ontstekingsremmend middel (Merfort et al. 1994).

In een andere gecontroleerde bilaterale vergelijkende studie werd de werkzaamheid van een kamillezalf (Kamillosan) versus 0,25% hydrocortison, 0,75% fluocortin butyl ester en 5% bufexamac onderzocht als dermatologisch middel bij onderhoudsbehandelingen van eczeemachtige aandoeningen. Over een periode van drie tot vier weken werd de onderhoudsbehandeling uitgevoerd op 161 patiënten met huidontstekingen op handen, onderarmen en onderbenen. Aanvankelijk werden die huidonstekingen behandeld met 0,2% difluorcortolone valeraat. De kamillebereiding vertoonde min of meer even doeltreffende therapeutische resultaten als het hydrocortisonpreparaat. Het bleek echter beter dan het niet-steroïdale anti-inflammatoir middel 5% bufexamac en de 0,75% fluocortin butyl ester. De auteurs concludeerden dat kamillezalf therapeutisch vergelijkbaar is met hydrocortison en superieur is aan de andere geteste producten voor de behandeling van neurodermitis (Aertgeerts et al., 1985).

In een dubbelblinde, gerandomiseerde, multicentrische studie in parallelle groepen kregen 79 kinderen (6 maanden tot 5,5 jaar) met acute, niet-gecompliceerde diarree ofwel een appelpectine-kamille-extractbereiding of een placebo in aanvulling op de gebruikelijke rehydratie en een voedingsdieet. Na drie dagen behandeling was de diarree bij de onderzoeksgroep significant beter dan in de placebogroep. De pectine-kamillebereiding verminderde de duur van diarree significant (p <0,05) met ten minste 5,2 uur. De ouders beschreven het genezingsproces tweemaal daags in een dagboek en, in tegenstelling tot de placebogroep, werd een trend van voortdurende verbetering waargenomen in de pectine-kamillegroep (de la Motte et al., 1997).

In een klinisch dubbelblind onderzoek werd de therapeutische werkzaamheid van een kamille-extract op wondgenezing onderzocht bij 14 patiënten die een tatoeage lieten zetten. Objectieve parameters werden gebruikt om het epitheel en het drogende effect van de kamillebereiding op het open wondoppervlak na huidverwijdering door tatoeages te evalueren. De auteurs rapporteerden dat de vermindering van het wondvocht en de drogende tendens statistisch significant zijn (Glowania et al., 1987).

Ondanks het populaire gebruik van kamillethees als mild kalmeringsmiddel en slaapmiddel in Duitsland en elders heeft de Commissie E geen goedkeuring verleend voor een dergelijk gebruik omwille van het ontbreken van een gepubliceerd onderzoek op dit gebied. Een studie geeft echter aan dat apigenine, een in water oplosbaar bestanddeel van kamille, zich bindt met benzodiazepinereceptoren en aldus een moleculaire basis vormt voor een mogelijk licht temperende werking op het centraal zenuwstelsel (Viola et al., 1995).

Referenties

  • ABDA (ed.). 1982. Pharmazeutische Stoffliste, 4th ed., with supplements. Frankfurt am Main: Arzneib üro der ABDA.
  • Aertgeerts, P. et al. 1985. [Comparative testing of Kamillosan cream and steroidal (0.25% hydrocortisone, 0.75% fluocortin butyl ester) and non-steroidal (5% bufexamac) dermatologic agents in maintenance therapy of eczematous diseases] [In German]. Z Hautkr 60(3):270-277.
  • Bradley, P.R. (ed.). 1992. British Herbal Compendium, Vol. 1. Bournemouth: British Herbal Medicine Association.
  • Braun, R. et al. 1997. Standardzulassungen f ür Fertigarzneimittel —Text and Kommentar. Stuttgart: Deutscher Apotheker Verlag.
  • British Herbal Pharmacopoeia (BHP). 1996. Exeter, U.K.: British Herbal Medicine Association. 131.
  • Bruneton, J. 1995. Pharmacognosy, Phytochemistry, Medicinal Plants. Paris: Lavoisier Publishing.
  • Bundesanzeiger (BAnz). 1998. Monographien der Kommission E (Zulassungs- und Aufbereitungskommission am BGA f ür den humanmed. Bereich, phytotherapeutische Therapierichtung und Stoffgruppe). K öln: Bundesgesundheitsamt (BGA).
  • de la Motte, S., S. Bose-O'Reilly, M. Heinisch, F. Harrison. 1997. Doppelblind-vergleich zwischen einem apfelpektin/kamillenextrakt-pr äparat und plazebo bei kindern mit diarrhoe [Double-blind comparison of an apple pectin-chamomile extract preparation with placebo in children with diarrhea]. Arzneimforsch 47(11):1247-1249.
  • Deutsches Arzneibuch, 10th ed. (DAB 10). 1991. (With subsequent supplements through 1996.) Stuttgart: Deutscher Apotheker Verlag.
  • ESCOP. 1997. 'Matricariae flos.' Monographs on the Medicinal Uses of Plant Drugs. Exeter, U.K.: European Scientific Cooperative on Phytotherapy.
  • Europäisches Arzneibuch, 3rd ed. (Ph.Eur.3). 1997. Stuttgart: Deutscher Apotheker Verlag. 1161-1162.
  • Felter, H.W. and J.U. Lloyd. 1983. King's American Dispensatory, 18th ed., 3rd rev. Portland, OR: Eclectic Medical Publications [reprint of 1898 original]. 1246-1247.
  • Foster, S. 1990. Chamomile. Botanical Booklet Series, No. 307. Austin: American Botanical Council.
  • Glowania, H.J., C. Raulin, M. Swoboda. 1987. [Effect of chamomile on wound healinga clinical double-blind study] [In German]. Z Hautkr 62(17):1262, 1267-1271.
  • The Homeopathic Pharmacopoeia of the United States (HPUS). 1992. Arlington, VA: Pharmacopoeia Convention of the American Institute of Homeopathy.

zondag, mei 30, 2021

Nieuwe Escop-monografie over salie

ESCOP is de European Scientific Cooperative on Phytotherapy, de Europese overkoepelende organisatie van nationale verenigingen op het gebied van fytotherapie. De ESCOP is in 1989 opgericht door de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie tezamen met  zusterverenigingen uit de Bondsrepubliek en het Verenigd Koninkrijk. ESCOP is onafhankelijk, niet alleen van zowel nationale overheden als de Europese overheid, maar ook van de  industrie. De gedachte bij de oprichting was namelijk dat een overkoepelende organisatie beter geschikt zou zijn om de individuele belangengroepen op dit gebied te behartigen in gesprekken met beleidsbepalende en wet- en regelgevende overheden, met name met Brussel. Inmiddels zijn 14 nationale organisaties aangesloten bij ESCOP.

ESCOP publiceert regelmatig nieuwe monografieën over veelgebruikte kruiden. Oudere monografieën zijn in boekvorm verkrijgbaar. Dat geldt niet voor de nieuwe en herziene monografieën. Deze zijn uitsluitend nog digitaal beschikbaar.

Echte Salie (Salvia folium)

Salie kan gebruikt worden bij dyspeptische klachten zoals brandend maagzuur en een opgeblazen gevoel. Ook wordt het toegepast bij hyperhidrose, opvliegers, hyperglykemie en hyperlipidemie en ontstekingen van de mond of keel.

De monografie geeft informatie over de dosering en interacties met andere medicatie.

In vitro-experimenten met salieblad toonden anti-microbiële, anti-oxiderende, ontstekingsremmende, antigenotoxische, hypoglykemische, cytoprotectieve en angiogenese-remmende activiteiten aan. In vivo-experimenten lieten anti-nociceptieve, ontstekingsremmende, hypoglykemische, lipidenverlagende, maagbeschermende, geheugenverbeterende, antimutagene, wondgenezende, antioxidatieve, anti-ulcerogene en larvicide eigenschappen zien.

Farmacologische studies bij vrouwelijke vrijwilligers en gezonde oudere volwassenen toonden verbeterde lipidenprofielen, antioxiderende afweer en effecten op het geheugen.

Gecontroleerde klinische onderzoeken met salieblad lieten antimicrobiële en antiflogistische effecten zien bij patiënten met afteuze ulcera, gingivitis of faryngitis en bij patiënten met primaire hyperlipidemie of type 2-diabetes vertoonden hypoglykemische en lipidenverlagende effecten.

De monografie gaat ook in op veiligheid. Humane studies lieten slechts milde bijwerkingen zien, zonder effecten op de lever- of nierfunctie.

De literatuur die in de monografie wordt aangehaald, is gericht op het samenbrengen van relevante informatie over de mogelijke fysiologische rollen van salieblad en zijn belangrijkste bestanddelen.

zaterdag, mei 29, 2021

Mijn eerste klaproos 2021

Klaprozen waren altijd erg bekende, ‘populaire’ planten. Dat bewijzen de vele (volks)namen. Sommige spreken echt wel tot de verbeelding: stinkroos, kollebloem, rode kol, korepater, kankerbloem, rode koornbloem, klapper, weulverbloem, bloeddroppels der soldaten, donderbloem, oorlogsbloem, doodsbloem, maankop, rosewiet, korenheul, heulbloem, koornroos, …

De algemene naam ‘papaver’ zou afgeleid zijn van het Keltische ‘papapap’ dat ‘pap’ of ‘brij’ betekent en het Latijnse ‘verum’ dat ‘echt’ of ‘waar’ betekent. Dat slaat op de oude gewoonte om papaversap door de pap te roeren om zo huilende baby’s rustiger te maken of in slaap te krijgen. ‘Rhoeas’ komt misschien van het Griekse ‘rhuan’ of ‘rhyas’ wat ‘vallend’ betekent en wijst op het snel uitvallen van de bloemblaadjes. De naam kan ook afkomstig zijn van het Griekse ‘Rhodeos’ of ‘rood’ naar de rode kleur van de bloemen. 

Volgens de Duitse botanicus en arts Hieronymus Bock (1498-1554) werd de klaproos genoemd naar het klapperende of ratelende geluid dat de rijpe zaden maken in de zaaddozen als deze geschud worden. Een andere verklaring verbindt de naam met een oeroud kinderspelletje waarbij bloemblaadjes werden omgevouwen tot een soort zakje dat, als je er een klap op gaf, met een klappend geluid opensprong. Dit spelletje werd ook beschreven door de Duitse arts Leonhard Fuchs (1501-1566), als verklaring voor de Duitse naam ‘Clapperroose’. Het tweede deel ‘roos’ verwijst natuurlijk naar de bloemvorm en de rode kleur van vele rozen.

Een andere oude naam voor deze plant is ‘kollebloem’. In 1543 vermeldt Fuchs ‘Colle’ en ‘Colbloemen’, Dodoens noteert in 1618 ‘Collebloem’. Het woord ‘kol’ kan wijzen op de gelijkenis van de gladde doosvrucht met een kaal kopje. Maar omdat de ‘kollebloem’ meestal in het koren groeit, kan de naam ook een verbastering zijn van ‘korenbloem’. Dodoens noemt de grote klaproos ook ‘wilden heul’, waarbij ‘heul’ is afgeleid van het Middelnederlandse ‘oele’, ontstaan uit het Latijnse ‘oleum’. Zo verwijst de naam naar de olie die uit papaverplanten geëxtraheerd kan worden.

De naam ‘kankerbloem’ zou erop wijzen dat boeren haar een ‘kanker’ in het veld vonden, maar het volksgebruik meldt dat de bloem zowel tegen kanker zou helpen, maar ook kanker kon veroorzaken.

De naam ‘klaproos’ wordt ook verbonden met de eigenschap van de bloem om dicht te klappen bij regenweer. In Vlaanderen wordt ze ook wel ‘onweersbloem’ of ‘donderbloem’ genoemd. In Wallonië wordt dit ‘tonnoire’, naar ‘tonnerre’. In vroegere tijden probeerde men ook onweders te bezweren met behulp van de klaproos. Men plukte grote boeketten met donderbloemen om die in de kerk te laten zegenen. Kwam er nadien onweersdreiging opzetten, dan stak men de gezegende planten in brand. 


woensdag, mei 26, 2021

Koekoeksbloem, vrolijke vergankelijkheid

In vochtige weilanden, langs oevers van rivieren kunnen we ze nu dansend tegen komen. De echte koekoeksbloem. Deze sierlijke vaste plant uit de Anjerfamilie (Caryophyllaceae) die zowat 80 cm hoog kan worden, heeft heldergroene bladeren smal lancetvormig en de frêle stengels zijn vaak vertakt en ruw behaard. Opvallend zijn de franje-achtige bloemen waarmee de plant sierlijk kan bloeien. De bloemen vallen des temeer op omdat aan de stengels maar weinig blaadjes zitten. Ze zien er wat rafelig uit (een Engelse naam voor de plant luidt Ragged robin: rafelige roodborst). De bloemkleur is rozerood, een enkele keer komen ook witte bloemen voor. De bloeitijd loopt van mei t/m juli met soms nog een tweede bloei in de nazomer en herfst van augustus tot in oktober.

Echte koekoeksbloem in vochtig grasland 

Echte koekoeksbloem, Silene flos-cuculi houdt van vochtige tot drassige grond die matig voedselrijk is. Dit kan zowel zand, leem, lichte klei, zavel als veenbodem zijn. Ze is o.a. te vinden in vochtige tot natte graslanden/hooilanden en bermen, aan sloot- en waterkanten, in vochtige lichte loofbossen en in duinvalleien. Waar de natuurlijke omstandigheden goed zijn, kan de Echte koekoeksbloem massaal aanwezig zijn en vormt ze grote rozerode tapijten. Het is een zonminnende soort die ook gedijt op licht-beschaduwde plekken. In Nederland is het een nog vrij algemene soort, behalve in de zeekleigebieden. Het is een Rode Lijstsoort. In Vlaanderen (eveneens Rode Lijst) en in Wallonië ook aangemerkt als een vrij algemene soort. Hoewel Echte koekoeksbloem wordt beschouwd als een soort die nog vrij algemeen voorkomt, is ze in het natuurlijke landschap sterk achteruitgegaan. Vooral bemesting en verlaging van de grondwaterstand ten behoeve van intensieve landbouw en veeteelt zijn desastreus voor deze soort. 

In haar natuurlijke habitat kan ze samen voorkomen met Gewone dotterbloem, Pinksterbloem, Grote ratelaar, Veldlathyrus en verschillende orchideeënsoorten. De bloemen worden bestoven door honingbijen, wilde bijen, hommels en dag- en nachtvlinders. 

Naamgeving 

De botanische naam Silene gaat terug naar de bosgod Silenus, die wordt beschouwd als de vader van de silenen. Hij staat vaak dronken en rijdend op een ezel afgebeeld met een dikke buik, net als de opgeblazen kelk van de koekoeksbloem. Volgens een andere interpretatie stamt silene af van het Griekse sialon in de betekenis van speeksel of slijm, omdat vele soorten kleverig zijn. De soortaanduiding Flos-cuculi is samengesteld uit de Latijnse woorden flos = bloem en cuculus = koekoek, koekoeksbloem. Een vroegere botanische naam voor de plant was Lychnis flos-cuculi. 

Voor de Nederlandse naam zijn twee verklaringen: de naam is aan de plant gegeven omdat de bloei zou samenvallen met de komst en de roep van de koekoek. Een tweede, meer waarschijnlijke verklaring hangt samen met een soort schuim dat je vaak kunt vinden in de bladoksels van verschillende soorten koekoeksbloemen. Dit schuim is afkomstig van de larve van de schuimcicade (door het beestje zelf geproduceerd en als beschermende woning gebruikt). Het werd voor koekoeksspog (spuug) aangezien. 

Volksnamen zijn Kraaienbloem, Hanebloem, Haanderikkebloem en Haneklauwen (de stengel met bloem doen aan een vogelpoot denken), Vleeschbloem, Saffraanbloem, Roodsteerntje en Rode sterrekes (verwijzing naar de rozerode kleur van de bloem), Mariaroosje en Pinksterbloem (in relatie tot de bloeitijd), Armoedsbloem (de bloemen zien er rafelig uit en riepen blijkbaar een beeld van armoede op), Kikkerbloemen (mogelijk omdat de plant op drassige plekken groeit), Wilde duizendschoon, Wilde tuilkens en Wilde lichnis. 

Magisch ritueel spiritueel 

In de middeleeuwen werden van Koekoeksbloem kransen en guirlandes gevlochten die werden gebruikt als een teken van vreugde of verdriet bij trouwerijen of begrafenissen. 

Medicinaal weinig gebruikt

Onze bekendste 16e-eeuwse plantkundige Dodonaeus schreef over Echte koekoeksbloem: 'Het zaad, kruid en het hele gewas van de kraaibloempjes is zeer goed tegen de steken van de schorpioenen, ja ze hebben daar zo grote kracht in dat het kruid alleen voor de schorpioenen geworpen die heel machteloos en traag maakt zodat ze niemand schadelijk of hinderlijk kunnen wezen, het geneest ook allerhande vergif'. De plant bevat o.a. saponinen, maar er zijn verder geen medicinale toepassingen bekend.  Toch zijn er enkele onderzoeken geweest, die aanwijzingen geven voor een anti-schimmelwerking 'this report is the first to show the biological activity of L. flos-cuculi in terms of the antifungal and antiamoebic activities and acute toxicity. It is also the first isolation of the main ecdysteroids from L. flos-cuculi micropropagated, ecdysteroid-rich plant material'. *

Wild en vrolijk in de tuin

Echte koekoeksbloem kan een tuin lange tijd sieren met haar uitbundige en langdurige bloei. Ze heeft wel een vochtige tot natte en liefst zonnige standplaats nodig. Koekoeksbloem wordt ook als sierplant in verschillende variëteiten gekweekt met o.a. witte en dubbele bloemen. In het openbaar groen een mooie soort voor vochtige weides, natte bermen of oeverranden. Aantrekkelijke bloemenweides worden gecreëerd met soorten als Pinksterbloem, Kleine ratelaar, Scherpe boterbloem, Gevleugeld hertshooi, Rietorchis, Moerasspirea en Poelruit. 

*Molecules. 2021 Feb 9;26(4):904. doi: 10.3390/molecules26040904.Two Ecdysteroids Isolated from Micropropagated Lychnis flos-cuculi and the Biological Activity of Plant Material

dinsdag, mei 25, 2021

Pronkboon of Roomse boontjes. Eetbaar windscherm.

We proberen de pronkboon te laten groeien langs ons 'balkon' in de hellingbossen van Bonsoy. Deze vergeten groente komt oorspronkelijk uit de berggebieden van Centraal-Amerika en Mexico en werd in de 17de eeuw naar Europa gebracht. 

Mogelijk stamt de pronkboon Phaseolus coccinaeus af van de wilde soort Phaseolus formosus. Deze klimplant is in België eenjarig en rechtswindend. De bloem is trosvormig, en de bloei vindt plaats van juni tot eind september. De plant is weinig vatbaar voor ziekten en heeft weinig last van ruwe weersomstandigheden. Doordat de plant niet snel kapot waait wordt hij vanouds als windkering bij snijbonen, augurken, en vroeger ook bij tabak gebruikt. Ook in de siertuin kan hij mooi staan. Al snel leerde de mens de voedzame kenmerken van de soorten van het geslacht Phaseolus kennen en cultiveerde tal van varianten, zoals de bruine boon, de kievitsboon, de sperzieboon en de snijboon. 

De pronkboon behoort tot de Azteekse of prehistorische bonen en zou gevonden zijn in prehistorische graven. Ze worden in vele vormen door de Mexicanen en Z. Amerikanen gekweekt en gegeten. Is beschreven in 1633, was in Engeland omstreeks 1650. Clusius zag de eerste pronkboon in een klooster te Lissabon. Die was vanuit Peru naar Spanje gebracht. Hij kreeg ze direct uit Brazilië, schonk ze aan vrienden en zorgde zo voor zijn verspreiding. A. Munting; ‘Phaseolus americanus niger flore phoeniceo of zwarte Amerikaanse boon met een als brandende mooie rode kleur die het oog zeer bevallig is en die van velen Piet Hein bonen genoemd wordt omdat de admiraal Piet hein die in1628 de Spaanse zilvervloot genomen heeft die eerst uit Amerika in deze landen bracht.’

En nu afwachten of deze eetbare pronkboon mijn bosbalkon wil versieren.



 



zondag, mei 23, 2021

Christoffelkruid in het Belgisch regenwoud

Tijdens onze heroïsche wandeling in het 'Belgisch regenwoud' hebben we ook een magische ontmoeting met de zwarte gifbes of het Christoffelkruid. Deze decoratieve vaste plant groeit in donkere loofbossen en geheimzinnige valleien. Zo groeien giftige planten nu eenmaal graag. Christoffelkruid lijkt oppervlakkig op jonge planten van gewone vlier, maar verschilt hiervan doordat haar bladeren drievoudig geveerd zijn (ipv tweevoudig bij vlier). Meer nog lijken de bladeren op die van de Geitenbaard – Aruncus dioicus, die bovendien in hetzelfde milieu voor kan komen. 

Dodoens schrijft 'Tegenwoordig heet dit kruid in het Latijn Christophoriana en Sancti Christophon herba, dat is Sint Christoffelskruid, St. Christoffel is de schutspatroon van de schatgravers. De plant zou toverkracht bezitten en middels deze toverkracht helpen bij het zoeken naar verborgen schatten. De oorspronkelijke benaming was Herba sancti Christophori waar het Duitse Christophskraut, Sanct Cristophskraut, Stoffeleskraut, Zwitsers Christofferli, het Franse herbe de Saint-Christophe en het Engelse herb-Christopher van afgeleid zijn.

Sint Christoffel is ook de patroon van geesten en tovenaars. Onder het kruid zou een geest liggen die de schat bewaakte. Om de geest te verdrijven moest het kruid aangeraakt worden en een bijzonder christoffelgebed opgezegd worden. Dit bezweren werd christoffelen genoemd (in het Hoogduits: christophelen). Tovenaars gebruikten het kruid om te christoffeln, met andere woorden: om geld verbergende geesten te bezweren.

De Heilige Christophorus gold ook als beschermheer tegen de pest. Actaea werd vroeger gebruikt tegen die ziekte. Wie in staat was die ziekte af te wenden en een tegenmiddel had, die bezat een grote schat. De aanblik van een heilige had sowieso al een dood verdrijvende werking en samen met zijn plant stond je sterk.

Gebruik vlgs Dodonaeus

Zo was het gebruik vroeger. zegt Dodonaeus. ‘Sint Christoffelskruid is zo hinderlijk en schadelijk, ja dodelijk, als het gebruikt of van binnen ingenomen wordt zoals de geslachten van Aconitum of wolfswortel mogen wezen. De giftige bessen die met aluin gemengd worden geven een goede zwarte verf. Is ze de Actaea van Plinius (die hij beschrijft zwaar ruikende of stinkende bladeren te hebben, ruwe geknoopte stelen, zwart zaad als de klimop en met zachte bessen) is ze goed om de inwendige gebreken van de vrouwen te genezen. Nochtans is onze Christophoriana altijd voor een vergiftig gewas gehouden geweest.’

In de homeopathie wordt het als tinctuur tegen epilepsie, astma en waterzucht gebruikt.

Actaea spicata Linn., commonly known as Baneberry, belongs to family Ranunculaceae. A survey of ethnopharmacologic records reveals that the plant has been traditionally used in the treatment of rheumatism, inflammation, rheumatic fever, lumbago, scrofula, nervous disorders, chorea, and as emetic, expectorant, laxative, stomachic and purgative. The plant has also been used in traditional systems of medicines of various countries for the treatment of snake bite, asthma, and externally for skin complaints. In some parts of Europe the powdered leaves, stems and flowers are used as an insecticide. Chopra RN, Nayar SL, Chopra IC. Glossary of Indian Medicinal Plants. New Delhi: Council of Scientific and Industrial Research; 1956. Duke JA, Duke PA, Ducellier JL. Duke?s Handbook of Medicinal Plants of the Bible. New York: CRC Press; 2008.

Preliminary phytochemical screening showed presence of phenols and flavonoids in A. spicata.  Investigation was undertaken to estimate total phenols and flavonoids in methanol extract of A. spicata roots, and its ethyl acetate fraction. In vitro antioxidant activity was also evaluated in the methanol extract and ethyl acetate fraction using DPPH method. Ethyl acetate fraction was found to contain twice the content of flavonoids and phenols in comparison to methanolic extract, whereas phenolic content in methanol extract was approximately similar to ethyl acetate fraction. A significant antioxidant activity, i.e., mean percentage inhibition of DPPH radical was observed in methanol extract and ethyl acetate fraction at the concentration of 10 μg/ml and 5 μg/ml respectively. Finally, it was suggested that polyphenols are responsible for antioxidant activity of A. spicata.

donderdag, mei 20, 2021

Hét paleodieet bestaat niet

Volgens goeroes die het ‘paleodieet’ promoten, moeten we eten wat onze voorouders aten om gezond te zijn. Ze beweren dat veel chronische ziektes een gevolg zijn van het feit dat wat we vandaag eten verschilt van het voedsel waarvoor ons lichaam ‘ontworpen’ is. Het kan zeker geen kwaad ons te realiseren dat onze voorouders geen worstenbroodjes en milkshakes aten. Dat betekent niet dat we ernaar moeten streven een specifiek paleodieet te volgen. Voedselafdrukken leren dat het voedingspatroon van vroege homininen doorheen de tijd en naargelang de plaats varieerde, en dat we hoogstwaarschijnlijk tot flexibele eters zijn geëvolueerd, aangedreven door steeds veranderende klimaten, omgevingen en voedselbeschikbaarheid. Met andere woorden: er bestaat niet zoiets als één dieet van onze voorouders dat we kunnen nabootsen. Flexibiliteit liet onze voorouders toe zich te verspreiden over de planeet en telkens iets te eten te vinden op de ontelbare verschillende buffetten die de natuur ons voorschotelde. Het was de sleutel tot ons evolutionaire succes.

https://eostrace.be/artikelen/wat-aten-onze-voorouders

Neanderthalers zwaaiden van ongeveer 400.000 tot 40.000 jaar geleden de plak in Europa en West-Azië. Daarna verdwenen ze. Paleo-antropologen discussiëren al meer dan een eeuw over wat er is gebeurd, en waarom. Tot vandaag bestaat daarover nauwelijks consensus.

Populaire verhalen schetsen een beeld van brute neanderthalers, die zich in ijzige omstandigheden, gehuld in dierenhuiden, op mammoet- en wolharige neushoornvlees storten. Zo was het niet altijd. Neanderthalers leefden in uiteenlopende habitats, van koude, droge steppe tot warmere, vochtigere, open boslandschappen.

Recent onderzoek van hun kiezen laat bij neanderthalers uit meer beboste gebieden complexe microslijtage met putjes zien, wat doet vermoeden dat ze vaker harde planten aten. Neanderthalers uit de steppe vertonen daarentegen minder complexe microslijtage, wat wijst op een minder gevarieerd dieet dat voornamelijk uit zacht vlees bestond.

Andere onderzoekers vonden verschillen in de microslijtage op de snijtanden bij beide groepen. Mogelijk bewerkten de steppe-neanderthalers met hun snijtanden dierenhuiden, terwijl de bos-neanderthalers gevarieerder aten. Het lijkt erop dat neanderthalers flexibele eters waren met een voedingspatroon dat mee varieerde met hun leefomgeving.

Bij de anatomisch moderne mensen die in Europa leefden tijdens de laatste ijstijd lagen de zaken anders. We zien niet veel verschil in microslijtage tussen individuen uit open landschappen en meer beboste gebieden. Noch bij oudere, noch bij jongere fossielen. Misschien waren de vroege moderne mensen onder veranderende omstandigheden beter dan neanderthalers in staat hun favoriete kostje te bemachtigen.

woensdag, mei 19, 2021

De meidoorn bloeit. Het hart is verheugd.

Al eeuwenlang wordt de meidoornstruik gebruikt om weilanden en akkers af te scheiden en zo het vee binnen te houden. De hagedoorn, zoals hij vroeger genoemd werd, was een vruchtbaarheidssymbool en hoorde bij bruiloften die vooral in de lente plaats vinden. De meidoorn werd ook gebruikt als versiering voor de meiboom. De Romeinen plaatsen de struik rondom het huis of legden een meidoorntakje in de wieg om zich te beschermen tegen ziekten en boze geesten.

De officiële naam Crataegus is afgeleid van het Griekse woord “crataios” wat sterk of stevig betekent. Het hout van de meidoorn is sterk en hard. Bij onthoofdingen werd zelfs gebruik gemaakt van een hakblok van meidoornhout. Ook wandelstokken werden vervaardigd van meidoorn, het hout zou de wandelaar tegen vermoeidheid beschermen. De soortnaam oxy- acantha die Linnaeus gaf aan de boom betekent “met scherpe dorens”.

Officieel statuut van meidoorn

Meidoorn is opgenomen in de Europese farmacopee en nationale farmacopeeën van onder meer Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië en behoort nog tot de meest gebruikte kruiden in Europa en elders in de wereld. Er is toenemend wetenschappelijk bewijs dat (gestandaardiseerde) preparaten van meidoorn helpen bij chronisch hartfalen (New York Heart Association klasse I tot III), angina pectoris, coronaire hartziekte, atherosclerose, hypertensie, orthostatische hypotensie, (milde) hartritmestoornissen en hyperlipidemie.1-8 Meidoorn bevordert de weefseldoorbloeding en kan klachten van claudicatio intermittens (etalagebenen) en het fenomeen van Raynaud (koude vingers en tenen) verlichten. In humane klinische studies is vooral gekeken naar de werkzaamheid van meidoornextract bij chronisch congestief hartfalen.5 In een aantal klinische studies van hoge kwaliteit is aangetoond dat het fytotherapeuticum symptomen van hartfalen vermindert, de hartfunctie verbetert en de kwaliteit van leven verhoogt.4,5,9

Meidoorn versterkt en beschermt het hart

Verschillende fracties en inhoudsstoffen van meidoorn (waterextract, flavonoïdenfractie, epicatechine, vitexine, rutine, triterpenenfractie, OPC (oligomere procyanidinen), hyperoside, luteoline-7-glucoside) verhogen de contractiekracht van het hart (positief inotroop effect) en verlagen de hartfrequentie (negatief chronotroop effect) . Meidoorn versterkt het hart, verbetert de doorbloeding van de kransvaten, verhoogt het hartminuutvolume (de hoeveelheid bloed die door het hart in één minuut wordt voortgestuwd) en zorgt voor toename van de aanvoer en verbruik van zuurstof door het hart. Meidoorn beschermt het hart en de hersenen significant tegen ischemie-reperfusieschade en beperkt weefselbeschadiging na een hart- of herseninfarct. Volgens onderzoekers komt dit mede doordat meidoorn een sterke antioxidantwerking heeft, het enzym leukocytelastase remt en de productie van endotheelstikstofoxide bevordert. In een diermodel voor chronisch hartfalen had medicatie met meidoornextract een gunstige invloed op de structuur en functie van de hartspier.

Meidoorn gaat hartritmestoornissen tegen

In verschillende in-vitro en in-vivo dierexperimenten is aangetoond dat preparaten van meidoorn (van bessen of bladeren en bloemen) hartritmestoornissen tegengaan die zijn opgewekt door aconitine, calciumchloride of chloroform-adrenaline.1,2 In dieronderzoek nam de kans op, door ischemie-reperfusie geïnduceerde hartritmestoornissen (vooral het kamerfibrilleren) na een hartinfarct significant af (vergeleken met placebo), indien de proefdieren in de drie maanden voorafgaande aan het hartinfarct dagelijks meidoornextract hadden gekregen.16

Meidoorn heeft een milde bloeddrukverlagende en vaatverwijdende werking. Bij proefdieren met een normale of verhoogde bloeddruk, die onder narcose waren gebracht, leidde intraveneuze toediening van meidoornextract (blad, bloem) tot dosisafhankelijke bloeddrukverlaging. Meidoornextract ontspant de bloedvaten door het stimuleren van vaatverwijding, het remmen van angiotensine converterend enzym (ACE) en mogelijk door remming van het adrenerge systeem.

Enkele recepturen voor eigen gebruik als thee

  • meidoornbloesem + hartgespantoppen + citroenmelisse bij hartritmestoornissen
  • meidoornbloesem + herderstasje + echte guldenroede bij een te hoge bloedruk

Kruidenmengsels overgieten met heet water, minimum 10 minuten laten trekken, zoeten met honing, verbetert de werking.

Referenties

  1. 1. Chang Q et al. Hawthorn. J Clin Pharmacol. 2002;42(6):605-12.
  2. 2. WHO monographs on selected medical plants, volume 2, 2002. Folium cum Flore Crataegi.
  3. 3. Fong HH et al. Hawthorn. J Cardiovasc Nurs. 2002;16(4):1-8. Review.
  4. 4. Natural Standard and Harvard Medical School. Hawthorn. www.intelihealth.com
  5. 5. Dahmer S et al. Health effects of hawthorn. Am Fam Physician. 2010;81(4):465-8. Review.
  6. 6. Belz GG et al. Dose-response related efficacy in orthostatic hypotension of a fixed combination of D-camphor and an extract from fresh crataegus berries and the contribution of the single components. Phytomedicine. 2003;10(S4):61-7. Review.
  7. 7. Walker AF et al. Hypotensive effects of hawthorn for patients with diabetes taking prescription drugs: a randomised controlled trial. Br J Gen Pract. 2006;56(527):437-43.
  8. 8. Chang WT et al. Hawthorn: potential roles in cardiovascular disease. Am J Chin Med. 2005;33(1):1-10.
  9. 9. Guo R et al. Hawthorn extract for treating chronic heart failure. Cochrane Database of Systematic Reviews 2008, Issue 1. Art. No.: CD005312. DOI: 10.1002/14651858.CD005312.pub2.
  10. 10. Pittler MH et al. Hawthorn extract for treating chronic heart failure: meta-analysis of randomized trials. Am J Med. 2003;114(8):665-74.
  11. 11. Jayalakshmi R et al. Cardioprotective effect of tincture of Crataegus on isoproterenol-induced myocardial infarction in rats. J Pharm Pharmacol. 2004;56(7):921-6.
  12. 12. Veveris M et al. Crataegus special extract WS 1442 improves cardiac function and reduces infarct size in a rat model of prolonged coronary ischemia and reperfusion. Life Sci. 2004;74(15):1945-55.

dinsdag, mei 18, 2021

Zuring, een natuurlijk medicijn tegen botontkalking

Langs de weg en aan de randen van akkers en weilanden groeit een kruid dat nu bloeit en dat misschien ooit nog gebruikt gaat worden als een medicijn tegen botontkalking. Volgens dier- en reageerbuisstudies van Koreaanse wetenschappers remt een waterextract van krulzuring de afbraak van botweefsel.

Rumex crispus
Onderzoekers van het Korea Institute of Oriental Medicine experimenteerden met een zelfgemaakt extract van Rumex crispus, zoals krulzuring officieel heet, op waterbasis. De drie belangrijkste bioactieve stoffen in dat extract waren de anthraquinones emodine, chrysophanol en physcion.

Dierstudie
De onderzoekers injecteerden muizen gedurende twee dagen met RANKL. Dat is een eiwit dat osteoclasten - de botcellen die weefsel afbreken - activeert.
Gedurende de 5 dagen die daarop volgden, gaven de onderzoekers een deel van de muizen daarnaast twee keer per dag een op water gebaseerde extract van krulzuring. Als de muizen mensen waren geweest, hadden ze 2 keer dag een dosis van 2 gram extract gekregen.

Je kunt zuring eten als groenten, maar dagelijkse suppletie met zuringextract is niet automatisch veilig. Zuring bevat ook veel oxalaat, en niet iedereen reageert daar goed op. Mocht je gaan experimenteren met zuring, zorg er dan voor dat je een product in handen krijgt zonder oxalaat.
Het extract verminderde het effect van RANKL op het botvolume, de botdichtheid en de sterkte van de botten.

In vitro-studies
De onderzoekers stelden osteoblasten - dat zijn de cellen in bot die het skelet opbouwen - bloot aan het zuringextract. Zo achterhaalden ze in ieder geval een deel van het mechanisme waarlangs zuring botontkalking afremt. Zuring schakelde een aantal genen aan die actief zijn als osteoblasten botweefsel opbouwen, zoals osteopontin en osterix. Dat was vooral het werk van de anthraquinones chrysophanol en physcion.

De onderzoekers deden hetzelfde met osteoclasten. Ze ontdekten dat emodine, chrysophanol en physcion in het zuringextract genen die in osteoclasten betrokken zijn bij de afbraak van botweefsel juist minder hard lieten werken. 

Conclusie
"This suggests that a water extract of Rumex crispus could be used as a pharmacological candidate for traditional medicine in the prevention and treatment of osteoporosis", resumeren de Koreanen.

Bron: BMC Complement Altern Med. 2017 Oct 26;17(1):483.

zondag, mei 16, 2021

Dovenetel, vergeten glorie?

Dovenetel behoort tot het domein van de volksgeneeskunde. Medicinaal wordt de witte dovenetel (Lamium album) nog weinig gebruikt en dan zijn het vooral de lipbloemetjes die gegeten worden. De plant heeft zijn naam dove-netel te danken aan de overeenkomst van haar bladeren met die van de brandnetel. Dovenetelblaadjes die doof zijn, niet "prikken".
De dovenetel komt voor in Europa en Azië en groeit bij voorkeur enigszins beschut onder hogere planten, zoals bomen en struiken, vooral in tuinen, langs de kant van wegen, hagen en muren. Ze houdt van een koel-vochtige omgeving, maar weet zich op vele plaatsen te vestigen.

In mijn jeugd was het een geliefde bezigheid, de bloemen te plukken en uit te zuigen om de kleine druppeltjes nectar te proeven. Rond 1300 noemde Jan Yperman het 'honichbloem'. Ook namen als 'suikertjes', 'suikernetel' en zuugbloem' of 'zuiglammetjes' kom je inde geschiedkundige naamgeving tegen. Wel wat apart, maar toch hiermee in verband staand, zijn de Belgische bijnamen 'mammeluiten', 'memmen-kruid' en 'memmekens'. Deze naamgeving heeft te maken met borsten of 'mammae'. Zuigbloemen was dus wel een heel toepasselijke naam.

De Duitse geneeskundige en mystica Hildegard von Bingen (1098-1179) waardeerde de "Bienensaug", zoals zij de dovenetel noemde, ook al.
Zij schrijft 'De dovenetel is warm en een mens, die haar eet, lacht graag, omdat haar warmte invloed heeft op de milt en bijgevolg het hart verheugd wordt. Maar bij wie er wit in de ogen groeit, hij moet ze met de wortel uit de aarde trekken en dezojuist ontwortelde plant 's nachts in het water van een opborrelende bron leggen, en dan de plant verwarmen in een pan,nadat ze uit het water genomen werd. En zo legt hij ze warm op zijn ogen. En dit moet hij doen gedurende drie nachten, en het wit in zijn ogen zal kleiner worden en verdwijnen.

De bloemen werden vooral gebruikt bij vrouwenklachten, in de eerste plaats onregelmatige en pijnlijke menstruatie, ontstekingen aan het onderlichaam en witte vloed. Bij deze problemen werd ook een uitwendige behandeling in de vorm van baden aanbevolen. 

Dovenetel hedendaags nog weinig in gebruik dus, is lang geleden ook verbannen uit mijn cursusboek, maar als ik nieuwe wetenschappelijke literatuur mag geloven, is er misschien toch nog een therapeutische toekomst voor deze dovenetel.

The German Commission E recommends the use of dead nettle tea for treating catarrh of the upper respiratory passages (internally) and a topic treatment of mild inflammation of the mucous membranes of the mouth and throat and for non-specific leucorrhoea. Dead nettle infusions are also recommended externally for mild superficial inflammation of the skin. The German Commission E recommends a daily dose is 3 grams for internal use and 5 grams for external use as a hip bath. May be made into a tea or added to mouth rinses, baths, and compresses. For tea preparation: Pour boiling water over 1 gram (1 teaspoon = 0.5 grams) of finely chopped white dead nettle, steep for 5 minutes, then strain. To relieve respiratory ailments, drink one cup with honey several times per day.

Referenties
  • J Nat Prod. 2009 Dec;72(12):2158-62.Lamiridosins, hepatitis C virus entry inhibitors from Lamiumalbum. Zhang H, Rothwangl K, Mesecar AD, Sabahi A, Rong L, Fong HH.Phytochemical study of the aqueous extract of the flowering tops of Lamium album led tothe identification of the antiviral iridoid isomers lamiridosins A and B. These compounds werefound to significantly inhibit hepatitis C virus entry (IC(50) 2.31 muM) in vitro. Studies of 14iridoid analogues showed that, while the parent iridoid glucosides demonstrated no anti-HCV entryactivity, the aglycones of shanzhiside methyl ester, loganin, loganic acid, geniposide(10), verbenalin , eurostoside, and picroside II exhibited significant anti-HCV entry and anti-infectivity activities.
  • Budzianowski J, Skrzypczak L. 1995. Phenylpropanoid esters from Lamium album flowers.Phytochemistry 1995 Mar; 38(4): 997-1001.
  • Savchenko T, Blackford M, Sarker SD, Dinan L. 2001. Phytoecdysteroids from Lamium spp:identification and distribution within plants. Biochem Syst Ecol 2001 Oct; 29(9): 891-900.
  • Wichtl M and NG Bisset (eds). 1994. White Dead Nettle. In Herbal Drugs and Phyto-pharmaceuticals. (English translation by Norman Grainger Bisset). CRC Press, Stuttgart, Pp. 288-291.

woensdag, mei 12, 2021

Grote muur ook een plant

Vrolijk wit feest op mijn verjaardag, Grote muur bloeit. In ons Bonsoybos zijn soms hele plakkaten te vinden met donkergroene smalle bladeren. Zeker als de grote witte bloemen in flinke aantallen aanwezig zijn, valt de Grote muur, Stellaria holostea, direct op. 

De overjarige plant is een mooi voorbeeld van een plantensoort uit de Anjerfamilie. Na de herfst sterven de bovengrondse delen van de Grote muur af, maar die blijven als een beschermende laag in de winter op de bodem achter.

De grote muur, een plant die niet direct voor van alles en nog wat goed is, wel goed om van te genieten. Een vrolijke witte waterval. De bekendere verwant vogelmuur heet in het Duits Vogelmiere en in het Frans kent men de volksnaam Mouron des oiseaux. Bij Dodoens (1644) kwam Vogelmuur “van de fransoysen du Mouron; van de welcke de Nederlanders den naem Muer ghenomen hebben“. Het is dus hoogstwaarschijnlijk dat de naam Muur (die ook voorkomt in de Nederlandse namen van soorten van de geslachten Stellaria, Arenaria en Sagina) afgeleid is uit het Franse Mouron. Eigenaardig genoeg beweert een Franse onderzoeker net het omgekeerde: “Le terme de ‘mouron’ dérive du neérlandais moyen muer (…).” Wie heeft er gelijk?

De wetenschappelijke naam Stellaria is afkomstig van het Latijnse stelle, ster, naar de in een ster gerangschikte bloemblaadjes. Holostea komt van het Griekse holos: geheel, en osteon: been, een naam die dateert van Dioscorides, heelbeen. Het Engels break-bones of all bone, ouder all-bones, mogelijk naar zijn brosheid, verwij­st ook naar zijn denkbeeldige krachten. De knopen van de plant zijn gezwollen als de lendenen en zo heelt het mogelijk ook de gebroken beenderen. (of naar het gemakkelijk breken van de stengels).

Volgens Fuchsius verbind het volksgeloof de naam met iets dat angst aanjoeg. De bloemen lichten ‘s avonds en ‘s nachts onder de hagen op als witte ogen, duivelsogen, Engelse devils’s eye en in Duits Teufelsblumen. Die plant behoorde tot de duivel en de slangen. Kinderen in Cornish waren bang om de bloemen te plukken, als ze het deden zou de adder hen bijten. Vaak komen in het voorjaar de adders uit om zich te zonnen in de hagen. Wel vreemd hoe zo'n vrolijk bloemetje ooit duivels kon zijn.

donderdag, april 22, 2021

Paardenbloem bloeit

De paardenbloem bloeit. Het moment om van de bloemen een soort honing te maken. De grootste geneeskracht zit echter wel in de wortel en die kun je best in de herfst oogsten.

In de paardenbloem zitten de volgende inhoudsstoffen: bitterstoffen, flavonoiden, cumarine, fytosterolen, inuline, fructose (lente 18% en herfst 40%), veel eiwit, magnesium, fosfor, kalium, vitamine C en slijmstoffen (1,1 %) .   Wortels zijn te oogsten van september tot maart en veel voedingsstoffen zitten in de wortels. De paardenbloem bevordert de galsecretie en helpt bij jicht, reuma en vooral bij leverklachten. De plant heeft een stimulerende werking op lever en gal en werkt vochtafdrijvend ( de Franse naam voor paardenbloem verwijst hiernaar: pis-en-lit oftewel bedplasser. In de volksgeneeskunde wordt de paardenbloem gebruikt als mild afvoerend, zogenaamd bloedreinigend middel en als middel tegen spijsverteringsklachten (bitterstoffen).

 Uitwendig wordt de plant gebruikt bij huidziektes, waaronder eczeem. Het witte sap uit de stengel kan worden gebruikt om wratten mee te behandelen. In sommige bronnen wordt gesproken dat paardenbloemsap zou helpen tegen puisten. Over het witte sap moet wel worden opgemerkt dat het bij inwendig gebruik (eten), vooral bij kinderen, kan leiden tot misselijkheid, braken en diarree. Ook moet het sap niet in de ogen komen.

In 2011 werd een studie gepubliceerd in Journal of Ethnopharmacology waarin het effect van thee uit paardenbloemwortel op leukemiecellen werd onderzocht. Thee bleek apoptosis, oftewel het proces van geprogrammeerde celdood, in leukemiecellen in gang te zetten. Kenmerkend voor apoptosis is dat “foute cellen” wel en “gezonde cellen” niet uiteenvallen. Voorzichtig stelden de onderzoekers dat men zou moeten overwegen paardenbloem als een potentieel kankermedicijn te beschouwen. 

Ook in 2011, verscheen in the International Journal of Oncology onderzoek waarin geconcludeerd werd dat paardenbloem de groei van prostaatkankercellen onderdrukt. En in hetzelfde jaar werd onderzoek van de afdeling Chemie en Biochemie van de Windsor Universiteit in Ontario (Canada) gepubliceerd dat heeft aangetoond dat extracten van paardenbloemwortel apoptosis bij menselijke melanoom cellen veroorzaakt. In hun eerste laboratoriumonderzoek zorgde het extract ervoor dat kankercellen binnen 48 uur begonnen te desintegreren, terwijl er geen gezonde cellen uiteenvielen. Een continue lage dagelijkse dosis wortelextract doodde uiteindelijk alle kwaadaardige cellen maar geen gezonde. Deze hoopvolle eerste positieve resultaten in het laboratorium hebben geleid tot meer gesubsidieerd wetenschappelijk onderzoek. Een volgende stap is onderzoek bij proefdieren en mensen. De resultaten bij patiënten moeten worden afgewacht voordat met meer zekerheid over de werkzaamheid van paardenbloemen uitspraken gedaan kunnen worden.

BLADEREN

Dierstudies toonden aan dat extracten bereid uit de bladeren krachtige diuretische eigenschappen bezitten. Deze werking is beduidend sterker dan van extracten bereid uit de wortels van de plant. Deskundigen schrijven deze diuretische werking toe aan het hoge kaliumgehalte van de bladeren. De diuretische en saluretische werking van een vloeibaar extract van de plant bleek qua werking maar niet qua bijwerking vergelijkbaar met furosemide (regulier diureticum). Dierstudies toonden eveneens cholagoge en choleretische eigenschappen aan. Inname van afkooksels van verse bladeren veroorzaakte een verdubbeling van de galproductie!

WORTEL

Vervolgonderzoeken met wortelextracten brachten eveneens cholagoge en choleretische eigenschappen aan het licht. Ook deze dierstudies toonden een vermeerdering van de galproductie aan. Humane studies bewezen dat de wortel de lever- en galfunctie stimuleert. Van Hellemont stelt dat de galsecretie toeneemt met een factor 2 tot 4. Hij meent dat de plant preventief toe te passen is bij patiënten met een predispositie tot galsteenvorming. Zij dienen daartoe wortelextracten een aaneengesloten periode te gebruiken. De beïnvloeding van de algemene stofwisseling en van de celfunctie door de vele enzymen uit de plant zou -volgens Van Hellemont- gunstig uitwerken op de leveren galfunctie. De wortel werkt alleen preventief en bezit geen galsteenoplossende eigenschappen! 

Aanvullend wetenschappelijk dieronderzoek bewees dat extracten van de hele plant bij dieren ontstekingsremmend en tumorremmend werken. Uit humane studies bleek dat plantenextracten met succes toe te passen zijn bij de behandeling van virale hepatitis. Verschillende auteurs vermelden voor de gehele plant de indicaties lever- en/ of galfunctiestoornissen, ontstekingen van de huid, psoriasis, hepatitis, ziekte van Pfeiffer, leverzwelling, levercirrose, hepatopathie, constipatie, bonkende hoofdpijn vanuit de ooghoeken omhoog over het voorhoofd naar de slapen, dyskinese van de galwegen, cholecystitis, cholecystopathie en cholelithiasis (preventief).

JANG, J., ET.AL., 2011. Suppression of growth and invasive behavior of human prostate cancer cells by ProstaCaidTM: Mechanism of activity. In: International Journal of Oncology 38(6): pp. 1675-82.

OVADIE, P., ET.AL., 2011. Selective induction of apoptosis through activation of caspase-8 in human leukemia cells (Jurkat) by dandelion root extract, The Journal of Ethnopharmacology. January 2011; 133(1): 86-91.

CHATTERJEE, S.J., ET.AL., 2011. The efficacy of dandelion root extract in inducing apoptosis in drug-resistant human melanoma cells. In: Evidence-based Complementary and Alternative Medicine, 2011; 2011: 129045.

vrijdag, april 16, 2021

Groot hoefbladextracten tegen hooikoorts

Groot hoefblad begint nu te bloeien. In Bretagne waar we tot voor kort woonden, is hij massaal aanwezig langs de rivier. Ik zal ze missen, die bijzondere bloemen en de indrukwekkende bladeren. Zouden ze mij ook missen? Hoe dan ook, onverbiddelijk zullen ze wel blijven bloeien en groeien. Geneeskracht en gevaar verspreiden. Een plant die vraagt om een handleiding. 

Groot hoefblad (Petasites hybridus (L.) G.Gaertn., B.Mey. & Scherb.; Asteraceae) is één van de bekendste planten waarvan de werking bij allergische rhinitis wetenschappelijk is bevestigd. 

Bloem van hoefblad kopje onder
in de Aulne
Extracten van zowel rhizoom (wortelstok) en wortels als van de bladeren worden al eeuwenlang gebruikt, onder andere bij hoest, astma, spasmen in gladde spieren en hoofdpijn. De belangrijkste werkzame stoffen zijn de sesquiterpenen petasin, isopetasin en neopetasin. Petasites bevat echter ook levertoxische pyrrolizidinealkaloïden (PA’s). Het gehalte van deze alkaloïden is in de bladeren tienmaal lager dan in de wortels. Door middel van superkritische CO2-extractiemethoden kunnen extracten verkregen worden die vrij zijn van PA’s, wat wil zeggen dat eventuele sporen ervan onder de detectiegrens liggen.


Het anti-allergische effect van petasinen is voor een deel terug te voeren op een antihistamine-activiteit en op een ontstekingsremmende activiteit. Het Petasites-extract verhindert de calciuminflux in geactiveerde mestcellen, wat zorgt voor blokkering van degranulatie van deze mestcellen (remming van het vrijkomen van histamine). Remming van de vorming van leukotriënen in immuuncellen zorgt voor de anti-inflammatoire werking.

Klinische studies naar Ze 339 Petasites-extract

Een gestandaardiseerd en gepatenteerd CO2-extract van de bladeren van Petasites hybridus (Ze 339) is in 2003 in Zwitserland op de markt gekomen als geregistreerd receptgeneesmiddel met als indicatie de behandeling van intermitterende allergische rhinitis en de symptomen in de neus, oog en keel. De effectiviteit en kortetermijnveiligheid van dit extract is in meerdere, kortdurende studies van twee weken aangetoond door de fabrikant, vergeleken met een placebo of met een positieve controle met antihistaminica. Allergische rhinitis bij de proefpersonen werd bevestigd met een huidpriktest, soms aangevuld met een bepaling van specifieke IgE-antistoffen.

 Een dosis (tablet) bevat 20-40 mg extract overeenkomend met 8 mg petasin. Naast petasinen (20,3%), bevat het extract onder andere vetzuren (40,2%), aromatische componenten (7%) en fytosterolen (1,2%).

Een studie waarin twee verschillende doses Ze 339-extract werden vergeleken met een placebo toonde dat de effectiviteit dosisafhankelijk is. De studie werd uitgevoerd onder 186 personen met bevestigde intermitterende allergische rhinitis. In de groep die 2 weken lang 3 tabletten per dag kreeg (24 mg petasin), trad bij 91% een verbetering van de totale symptomen op en in de groep die 2 tabletten per dag kreeg (16 mg petasin) gebeurde dat bij 71%.

Eerdere onderzoeken

Eerder al werden positieve effecten gemeten in een verkennende studie met 6 proefpersonen met allergische rhinitis. Gebruik van 6 tabletten per dag gaf binnen 5 dagen een sterke afname van de concentraties van ontstekingsmediatoren (cysteïnyl-leukotrieen, leukotrieen B4) en van histamine in het neusvocht. Rhinomanometrie, een methode waarbij het functioneren van de neus wordt gemeten, toonde een sterke verbetering in de symptomen van een verstopte neus.

Post-marketing surveillance uitgevoerd bij 580 personen liet bij 90% een verbetering zien van de symptomen (neus- en oogklachten en niezen) na 2 weken gebruik van gemiddeld 2 tabletten per dag. Effectiviteit, verdraagbaarheid en verbetering van kwaliteit van leven werden positief beoordeeld door respectievelijk 80%, 92%, en 80% van de proefpersonen. Bijwerkingen werden gemeld door 3,8% van de proefpersonen, voor het merendeel (milde) klachten van het maagdarmkanaal. Bovendien gaf toevoeging van een antihistaminicum aan het Petasites-extract geen verdere verbetering van de klachten.

Interessant is verder dat het Ze 339-extract ook objectief gemeten (met behulp van rhinomanometrie) effectief is tegen een verstopte neus, iets wat vaak niet of minder snel verbetert bij gebruik van antihistaminica. In een cross-overstudie met 18 proefpersonen werd dit verschil toegeschreven aan een sterke afname van leukotrieen B4 (LTB4) en interleukine-8 (IL-8) in het neusvocht, wat niet optrad bij het gebruikte antihistaminicum (desloratadine). In deze studie herstelde een verstopte neus na provocatie met graspollen sneller na gebruik van Ze 339-extract dan na gebruik van desloratadine of een placebo.

Referenties

  • Thomet OA, et al. Anti-inflammatory activity of an extract of Petasites hybridus in allergic rhinitis. Int Immunopharmacol. 2002;2(7):997-1006.
  • Brattström A. A newly developed extract (Ze 339) from butterbur (Petasites hybridus L.) is clinically efficient in allergic rhinitis (hay fever). Phytomedicine. 2003;10 Suppl 4:50-2.
  • Schapowal A; Petasites Study Group. Butterbur Ze339 for the treatment of intermittent allergic rhinitis: dose-dependent efficacy in a prospective, randomized, double-blind, placebo-controlled study. Arch Otolaryngol Head Neck Surg. 2004;130(12):1381-6.
  • Käufeler R, et al. Efficacy and safety of butterbur herbal extract Ze 339 in seasonal allergic rhinitis: postmarketing surveillance study. Adv Ther. 2006;23(2):373-84.
  • Dumitru AF, et al. Petasol butenoate complex (Ze 339) relieves allergic rhinitis-induced nasal obstruction more effectively than desloratadine. J Allergy Clin Immunol. 2011;127(6):1515-21.e6.
  • Gray RD, et al. Effects of butterbur treatment in intermittent allergic rhinitis: a placebo-controlled evaluation. Ann Allergy Asthma Immunol. 2004;93(1):56-60.
  • Anderson N, et al. Hepatobiliary Events in Migraine Therapy with Herbs-The Case of Petadolex, A Petasites Hybridus Extract. J Clin Med. 2019;8(5):652. Published 2019 May 10

6. Thomet OA, et al. Anti-inflammatory activity of an extract of Petasites hybridus in allergic rhinitis. Int Immunopharmacol. 2002;2(7):997-1006.
7. Brattström A. A newly developed extract (Ze 339) from butterbur (Petasites hybridus L.) is clinically efficient in allergic rhinitis (hay fever). Phytomedicine. 2003;10 Suppl 4:50-2.
8. Schapowal A; Petasites Study Group. Butterbur Ze339 for the treatment of intermittent allergic rhinitis: dose-dependent efficacy in a prospective, randomized, double-blind, placebo-controlled study. Arch Otolaryngol Head Neck Surg. 2004;130(12):1381-6.
9. Käufeler R, et al. Efficacy and safety of butterbur herbal extract Ze 339 in seasonal allergic rhinitis: postmarketing surveillance study. Adv Ther. 2006;23(2):373-84.
10. Dumitru AF, et al. Petasol butenoate complex (Ze 339) relieves allergic rhinitis-induced nasal obstruction more effectively than desloratadine. J Allergy Clin Immunol. 2011;127(6):1515-21.e6.
11. Gray RD, et al. Effects of butterbur treatment in intermittent allergic rhinitis: a placebo-controlled evaluation. Ann Allergy Asthma Immunol. 2004;93(1):56-60.
12. Anderson N, et al. Hepatobiliary Events in Migraine Therapy with Herbs-The Case of Petadolex, A Petasites Hybridus Extract. J Clin Med. 2019;8(5):652. Published 2019 May 10.

6. Thomet OA, et al. Anti-inflammatory activity of an extract of Petasites hybridus in allergic rhinitis. Int Immunopharmacol. 2002;2(7):997-1006.
7. Brattström A. A newly developed extract (Ze 339) from butterbur (Petasites hybridus L.) is clinically efficient in allergic rhinitis (hay fever). Phytomedicine. 2003;10 Suppl 4:50-2.
8. Schapowal A; Petasites Study Group. Butterbur Ze339 for the treatment of intermittent allergic rhinitis: dose-dependent efficacy in a prospective, randomized, double-blind, placebo-controlled study. Arch Otolaryngol Head Neck Surg. 2004;130(12):1381-6.
9. Käufeler R, et al. Efficacy and safety of butterbur herbal extract Ze 339 in seasonal allergic rhinitis: postmarketing surveillance study. Adv Ther. 2006;23(2):373-84.
10. Dumitru AF, et al. Petasol butenoate complex (Ze 339) relieves allergic rhinitis-induced nasal obstruction more effectively than desloratadine. J Allergy Clin Immunol. 2011;127(6):1515-21.e6.
11. Gray RD, et al. Effects of butterbur treatment in intermittent allergic rhinitis: a placebo-controlled evaluation. Ann Allergy Asthma Immunol. 2004;93(1):56-60.
12. Anderson N, et al. Hepatobiliary Events in Migraine Therapy with Herbs-The Case of Petadolex, A Petasites Hybridus Extract. J Clin Med. 2019;8(5):652. Published 2019 May 10.

woensdag, april 14, 2021

Pinksterbloemen, ezels en smocks

Pinksterbloemen en echte ezels bewaken de toegang tot Bonsoy. Ezels zelf eten niet graag pinksterbloemen, sommigen mensen wel, daarin onderscheiden mensen zich van ezels en andere zoogdieren. Wij leren scherpe stoffen in dit geval mosterdolieglycosiden lekker vinden, stoffen die de plant juist aanmaakt om ons af te schrikken. We noemen dat dan culinaire cultuur.

Mosterdolieglucosiden nu vooral glucosinolaten genoemd zijn de belangrijkste stoffen in pinksterbloem, het zijn water oplosbare organische verbindingen die bestaan uit zwavel, stikstof en glucose, ze vallen onder de glucosiden. Het zijn secundaire metabolieten die vooral voorkomen in de Brassicaceae . Deze groep stoffen veroorzaken de scherpe mosterdsmaak in planten zoals mosterd (Sinapis alba), Rucola (Eruca sativa), tuinkers (Lepidium sativum), mierikswortel (Armoracia rusticana), waterkers (Nasturtium officinale)), maar ook in radijs en rammenas. Glucosinolaten hebben mogelijk een celbeschermend effect tegen vele soorten kanker o.a.  tegen borst- en prostaatkanker. Deze stoffen veranderen mogelijk de stofwisseling in kankercellen, veroorzaken apoptosis (celdood), en ze hebben een sterke anti-oxidante, ontstekingsremmende en immuunmodulerende werking.

Volgens oude Britse herboristen konden deze planten ook de seksuele lust opwekken. Shakespeare schrijft over de pinksterbloem, de 'smocks':"When turtles tread, and rooks, and maidens bleach their summer smocks". De Engelse naam voor pinksterbloem is 'smock', een bloem die geassocieerd werd met de zogenaamde Engelse melkmeiden. De naam stamt van oud-Engels lustmoce, lust: seksueel verlangen, dat gewoonlijk als smicke of smick-smock gebruikt werd. De pinksterbloem leek blijkbaar op een vrouwelijk nachthemd dat gebleekt werd in de zon op het bleekveld....... Dat pinksterbloemen prikkelend proeven kan ik wel begrijpen maar dat deze bloemetjes de seksuele appetijt prikkelen, dat kan ik me nauwelijks voorstellen. Blijkbaar moet ik toch nog met andere ogen naar onnozele plantjes leren kijken.


 




dinsdag, april 13, 2021

Gele en andere anemonen

En dan vind ik langs in de boshelling bij de Maas bij Hastiere tussen velden vol witte bosanemoon enkele plukjes geelbloeiende anemonen. Een afwijking of wel degelijk de zeldzame gele anemoom? En inderdaad volgens mij en volgens Plantnet inderdaad de gele anemoon, Anemone ranunculoides. Mogelijk de eerste keer in mijn 77-jarig leven dat ik deze lieflijke plant in levende lijve tegen kom en dus is het toch een beetje feest.  

De naam Anemone komt waarschijnlijk van het Griekse anemos: wind. naar de snel afvallende gele kelkblaadjes die door de wind meegevoerd worden. dat ranunculoides betekent ranonkelachtig. Dit slaat op de gele kleur van de bloem, al vertoont de plant verder niet veel overeenkomst met de ranonkel of boterbloem.

De planten groeien vaak in groepen bij elkaar op vochtige, humeuze, kalkrijke en voedselrijke grond. De groeiplaatsen zijn altijd beschaduwd. Het is een soort die we tot de schaduwplanten rekenen, dat wil zeggen dat het een soort is die vroeg in het voorjaar zijn hele ontwikkeling doormaakt als de bomen en struiken nog bladloos zijn. In de voorzomer sterft het bovengronds deel van de planten af, nadat de opgebouwde reserve naar de wortelstok getransporteerd is. Hierin lijkt de plant als twee druppels water op de Bosanemoon, een veel algemenere soort, waar ze vaak samen mee voorkomt.

Mogelijk is Gele anemoon ook wel ingevoerd en in grote landgoederen geplant als geneeskrachtig kruid. Maar we weten wel dat de plant niet zo onschuldig is als hij lijkt. De plant bevat een stof die giftig is voor het hart. Voordat de bomen in blad staan, in maart, geeft het tot 20 centimeter grote plantje het bos kleur. Maar lieflijk is bedrieglijk: een hongerige volwassene stierf ooit na het eten van dertig verse anemoontjes. Alle plantendelen zitten vol met giftige anemonine en protoanemonine. In het Russische Kamtsjatka zou het zelfs gebruikt geweest zijn om pijlgif mee te maken.

In de herboristentaal werd het herba venti genoemd, kruid van de wind. Veel van die verkla­ringen zijn afkomstig van Plinius, hij vertelt dat de bloem van ane­moon niet uit zichzelf opent, maar alleen als de wind waait. Mocht dit niet zo zijn, geef hem dan de schuld. Op een anemoon past de zinsnede: “ Brevis ets usus” “haar rijk is van korte duur”, een poëtische zinspeling op zijn vergankelijke schoonheid.

woensdag, maart 31, 2021

Prikkelende wrangwortels gevonden

Wandelen bij Waulsort. Aan de voet van de witte rotsen ontdek ik een veldje met de minst opvallende en meest zeldzame Helleborussoort, de Wrangwortel. Aan zo'n naam moet een verhaal verbonden zijn. Deze Helleborus virides werd zo genoemd omdat de wortels van deze plant vroeger gebruikt werden om te “wrangen” of “een wrang te zetten”: daarbij werd in de oren of de staart van koeien een stukje van de wortel van deze plant gestoken. Dat veroorzaakte een prikkeling en ettering, een zogenaamde etterdracht, waarbij dan uit het stukje wortel stoffen vrijkomen die zieke dieren van ontstekingen verloste. Het woord wrang is dus afgeleid van het werkwoord wringen, wat dan slaat op het uiteen wringen van de huid om het stukje wortel te plaatsen.

Wrangwortel (Helleborus viridis) werd ook Groen nieskruid genoemd en behoort samen met Zwart nieskruid, d. i. de bekende Kerstroos  (Helleborus niger), tot hetzelfde geslacht dat in het Nederlands Nieskruid heet. De helleborusplanten zijn giftig en extracten werden vroeger wel gebruikt om zinsverbijstering en andere mentale problemen te behandelen.

De naam Nieskruid verwijst naar de wortelstok en de zaden van deze plant die stoffen bevat die de neus prikkelen en dus niezen veroorzaakt. Vroeger werd uit de wortelstok een poeder bereid dat gebruikt werd om het niezen te bevorderen. Het zou zelfs als niespoeder in kinderspeelgoed verwerkt geweest zijn. Een gevaarlijk speeltje.

Interessante info over Helleborus in artikel. Ethnobotanical, historical and histological evaluation of Helleborus L. genetic resources used in veterinary and human ethnomedicine. Viktória Lilla Balázs, Rita Filep, Tünde Ambrus, Marianna Kocsis, Ágnes Farkas, Szilvia Stranczinger & Nóra Papp 
Genetic Resources and Crop Evolution volume 67, pages781–797(2020)

In the official European materia medica several historical records can be found on the therapeutic use of hellebores. In the Ancient Times the region of Anticyra, a port in the north coast of the Gulf of Corinth was famed for its hellebores which were regarded as a cure for insanity, gout, and epilepsy (Encyclopaedia Britannica 1910a).

The medical history of the species is a matter of controversion, because it has often been mistaken for other species (e.g. Adonis vernalis L., Actaea spicata L., Astrantia major L.), as a result of false botanical identification. The name of Helleborus has been used in some cases to describe other plants. Typical examples include mentioning H. albus for Veratrum album (Woodville 1810), or H. niger for Melampodium, which has been named in Melampus’ honor. Melampus, an ancient mythological shepherd and healer recommended the milk of a goat, which had been fed on the herb of hellebore, for the daughters of King Proetus for madness (Wood and Bache 1839; Encyclopaedia Britannica 1910b). Gallic men soaked the arrows into ellebore during hunting (data by Plinius). In Ancient Egypt the species was applied against mental disorders (Rácz 2010). In the antique medicine of Europe, the root was used as a purgative drug and for maniacal disorders by the removal of black bile. For a long time, H. niger was considered as “Hellebore of Hippocrates” recommended by antique medical writers (Woodville 1810).

In the modern Western materia medica H. niger L., H. orientalis L., and H. foetidus L. were used with various therapeutic purposes in the eighteenth–nineteenth century. While the Central European medico-pharmaceutical literature presented data mainly on H. niger, in Western European references H. foetidus was recognized as an official drug. H. niger was mentioned as a diuretic, emmenagogue and cathartic, called a melanagogue drug recommended in female obstructions, hysteric and hypochondriac fits, melancholy, madness, epilepsy, leprosy, and inveterate quartans in the eighteenth century (Alston 1770). It was also documented that its use can lead to inflammations of mucous membranes (gastric or intestinal), skin inflammation, and even vesication (Wood and Bache 1839). Irritating effect on nasal mucosa was therapeutically used by applying sternutatory (sneezing) powders including powdered rhizome of H. niger and H. viridis L. (Magyary-Kossa 1926).

The traditional and official medical use of Helleborus species is based mainly on the chemistry of some components as genetic resources. Among them, hellebores are rich in structurally diverse active compounds that are responsible for a variety of pharmacological effects (Cioca and Cucu 1974; Milbradt et al. 2003; Szabó 2005), e.g. cardiac glycosides, steroidal saponins, ecdysones, and protoanemonin (Szabó 2005). Steroidal saponins have wide structural diversity as both furostan and spirostan skeleton structures (Challinor et al. 2012; Maior and Dobrotă 2013). Concentration of helleborin, the most well-known cardioactive glycoside of hellebores, was found to be higher in H. purpurascens Waldst. et Kit. compared to H. odorus Waldst. et Kit. and H. viridis (Wissner and Kating 1974; Szabó 2005).

donderdag, maart 25, 2021

De natuur mijn tuin.

Officieel heb ik geen tuin meer. Heb ik wel ooit een tuin gehad? Wettelijk waren de vele tuinen die ik in mijn leven gebruikt heb, eigendom van mijn vrouw, mijn vriendin, van de Belgische spoorwegen, van mijn ouders, van de buren of van vrienden en nu dus van het domein van Bonsoy. Alhoewel ik hier mede-eigenaar ben van een hellingbos van vele hectaren zomaar langs de Maas. En ja, de natuur is altijd mijn tuin geweest. 

In Bonsoy mogen we wonen maar moet de natuur natuur blijven, alleen subtiele ingrepen van de mens zijn in theorie toegestaan. Bomen zoals eik, berk en esdoorn vormen het dak van ons bos, struiken zijn vooral hazelaars, kardinaalsmuts ea, nog een verdieping lager willen vooral bramen heersen en helemaal op en onder de grond vinden we daslook, bosanemoon, bosaardbei, speenkruid, aronskelk en hier en daar ook gulden sleutelbloem. Rond mijn huis probeer ik met zo weinig mogelijk verstoring de diversiteit en eetbaarheid nog wat te vergroten door aanplant van framboos, zwarte bes, bosbes en wilde kruisbes en dan de klimmers langs het balkon, hop, kamperfoelie en zelfs de woeste bosrank mag er zijn. 

Vandaag zwarte bes en hop aangeplant. Hop zou nog dit jaar de ijzeren balkonleuning aan het zicht moeten onttrekken en ons hopelijk al bitter-aromatische bellen opleveren. Hildegard van Bingen, de middeleeuwse abdis, schreef dat hop “niet erg bruikbaar is.” Hop “maakt de ziel van een man treurig, en verzwaart zijn innerlijke organen.” Niet echt hoopgevend, mijn ziel treurig maken, daar zit ik nu niet op te wachten, maar de signatuur van hop van snel groeien 'hop hop' spreekt mij wél aan.

Bijna tegengesteld aan de sedatieve werking van de hop is de versterkende werking van de zwarte bessen en van de aromatische knoppen van Ribes nigrum als glycerinemaceraat. Zwarte bes werd reeds aanbevolen in de 18 eeuw als "levenselixir". De zwarte besknoppen is één van de meest veelzijdige extracten uit de gemmotherapie. Het is een krachtig tonicum dat een doeltreffende werking heeft op vele fysiologische processen in het lichaam en als adaptogeen werkzaam is.