vrijdag, augustus 24, 2018

Vlierbessen. Ze zijn er weer.


Vlierbessen. Ze zijn er weer. Siroop, sap, gelei, confiture, vlierazijn. Dus veel mee mogelijk in de keuken en ook als medicijn staat de vlier in mijn toptien. Die waardering voor de vlier is waarschijnlijk al duizenden jaren oud.

Opgravingen suggereren dat de vlier reeds in het Steentijdperk als medicinale plant werd ingezet, met zekerheid weten we dat deze plant al sinds 2500 jaar in de volksgeneeskunde wordt ingezet als middel bij griep, hoest, verkoudheden en om "slijmen op te lossen".
Zo maakten de Grieken en Romeinen gretig gebruik van de gewone vlier. Galenus (131 - 201 n. C.) beschreef de vlier als "heet en droog" en daarom aan te raden bij koude en vochtige aandoeningen zoals verkoudheden en slijmvliesaandoeningen. Dodonaeus (1517 - 1585) kende er onder meer slijmoplossende en ontzwellende eigenschappen aan toe.

'In den voor-christelijken tijd', zegt de dichter Frederik Van Eeden, "had de vlier nog andere eigenschappen. Had iemand kiespijn of koorts, hij behoefde slechts een vliertakje in den grond te steken zonder een woord te spreken, de pijn of de koorts bleef dan aan
het takje kleven en ging over op de persoon, die er het eerst voorbij kwam". Nogal een vreemde en asociale manier om van een ziekte af te geraken. De vlier aldus Van Eeden  "stond ook in nauwe betrekking tot het podagra (jicht). Deze kwaal schijnt in den ouden tijd als vereerend voor den patiënt te zijn aangemerkt, omdat zij een bewijs leverde, dat hij tot de bevoorrechte klasse behoorde. Zoodra iemand den eersten aanval van podagra voelde, werd hij met vlierbladeren bekranst."  Ziekte als een statussymbool, waar heb ik dat meer gehoord?


Ook Dodonaeus maakt in zijn Cruydeboec van 1563 eveneens gewag van het gebruik van vlierbladeren bij of liever tegen het pootje, maar op een meer prozaïsche wijze dan Van Eeden.
De weledele heer Dodonaeus is altijd nuchter, nooit raakt hij eens in extase over een mooie bloem, hij denkt alleen maar aan de "cracht en werkinghe." "Die bladeren gruen ghestooten zijn goet gheleyt op die heete swillinghen ende vergaringhen, ende met bocken oft ossen ruet (= vet) vermenght versueten zij die pijne van de flederzijn daer op gheleyt."  Over de verdere uitwerking van vlier op het menschelijk lichaam is Dodoens niet erg te spreken, maar hij overdrijft wel een beetje: "Die vlier es van zijn eyghen natuere den menschelijcker natueren heel tseghen ende contrarie, hy maeekt groote walginghe ende beruerte in die maghe, dermen ende buyck, hy onstelt dat heel lichaem ende beneemt die eracht,macht ende ghesondheyt van der Jeuere (lever)". Maar Dodoens geeft ook nog een toepassing aan, die ons niet bekend was "Die besickens (= bessen) sonderlinghe die platte sadekens zijn goed den gehenen die seer vet zijn ende gheerne magherder waren, omtrent een vierendeel loots swaer tsmorghens met wijn inghenomen ende langhe tijt gebruyckt." Van blauwzuur was Dodoens niet bang en gelijk had hij. Een beetje pitjes hebben mij ook nooit kwaad gedaan.

Naast al die empirische kennis uit het verleden, kon rond de eeuwwisseling de virologe Dr. Mumcuoglu uitgebreid de antivirale werking van de proteïnes in vlierbessen aantonen.
 Zowel in de bloesems als de bessen zitten als werkzame stoffen heel wat flavonoïden zoals quercetine, isoquercitrine, hyperoside, astragaline, kaemferol. Naast deze algemeen weerstandsverhogende stoffen zitten bevatten bes en bloesem ook specifieke eiwitten, de zogenaamde hemagglutinine-eiwitten.
De beschermende werking van de vlierbes dankt ze in de eerste plaats aan het hemagglutinine-eiwit SAN-III, dat zorgt voor een 'inhibitie' of afremmen van het hemagglutinine van een virus. Dit hemagglutinine is een stof in de eiwitmantel van een virus, waarmee het zich aan de cellen in het lichaam hecht. Dit hemagglutinine afremmen betekent dus zoveel als het ziekmakend vermogen van een virus afzwakken. Daarnaast werd ook aangetoond dat de vlierbes dankzij haar bijzondere anthocyanen (kleurstoffen) een 'immunomodulerende' werking heeft, waardoor ons lichaam een betere weerstand heeft tegen virussen. De bessen zijn rijk aan anthocyanen zoals chrysanthemine (cyanidine 3-glucoside), sambucyanine (cyanidine 3-xyloglucoside), sambucine (cyanidine 3-rhamnoglucoside) en daarvan afgeleide verbindingen, die mede instaan voor de afweerstimulerende werking.

Voor het vlierazijnrecept zie https://hagezussen.wordpress.com/2016/08/24/vlierbessen-balsamico-azijn/

dinsdag, augustus 14, 2018

Artisjok bij Roscoff

Niet dat ik een grote artisjok-eter ben, maar als je in Bretagne woont, de artisjokvelden bij Roscoff aanschouwt en tijdens onze kruidenstage echte artisjokliefhebbers onder de deelnemers heb, dan wil ik deze rituele delicatesse ook wel eens proeven en er zeker wat over schrijven. Bij deze dus. 

Het moet heel, heel lang geleden zijn, dat men in het Nabije Oosten, op het idee is gekomen de nog niet ontloken bloemknoppen van een wilde distel te eten. De Grieken kenden dit gerecht, kinara, al vele eeuwen voor Christus, en nog altijd eten de armsten op Kreta, de monniken van kleine afgelegen kloostertjes, de geitenhoeders in de bergen in mei de jonge anghinari, rauw met wat grof zout. In de Middeleeuwen leerden de Arabieren op Sicilië en in Zuid-Italie de Italianen hun karchouf appreciëren. De Italiaanse koks in het gevolg van Catharina de Médici brachten de carciofo naar Frankrijk, waar ze een groot succes bleken-niet in het minste omdat de artichauts golden als machtig afrodisiacum. 'Artichauts, artichauts, c'est pour monsieur et madame, pour réchauffer le corps et l'âme, et pour avoir le cul chaud', zongen de artisjokkenverkopers in de zeventiende eeuw in de straten van Parijs, en dat was duidelijke taal.

Ook de serieuze Dodonaeus schreef al "Die bollen, voor spijse ingenomen, verwecken ende maeken lust tot bijslaap maar ... als sij rouw ghegethen worden sonderlinghe als zij oudt sijn soo zijn se quaet om verteren ...” Toch beschrijft Dodoens ook de zuiverende werking van artisjok, al heeft hij het dan vooral over de wortel, terwijl we medicinaal nu meer het blad gebruiken. Die wortel van Artichauts in wijn ghesoden ende ghedroncken iaecht af duer die urine alle quade vuylicheyt des bloets/ ende doet dat water stincken ende swaer van ruecke worden/ ende verdrijft/ ende gheneest mits dyen den quaden stanck van den oocxselen/ en van den gheheelen lichaem. Artisjokken zijn zeer goed voor de lever. Samen met een andere distel Silybum en paardenbloem Vandaar dat men er in Italië een aperitief van maakt, Cynar, dat de spijsvertering helpt, ook al wordt de lever door de alcohol op  proef gesteld. Drink Cynar met ijsblokjes, water en een schijfje sinaasappel.

donderdag, augustus 02, 2018

Arnica op de Puy de Sancy

Arnica op de Puy de Sancy
Tijdens onze wandeling op de Puy komen we tussen de toeristen door massaal veel bloeiende Arnica tegen. De planten groeien hier op een totaal andere grond dan ik gewend ben en ze zien er ook veel forser uit. Mogelijk een ondersoort van Arnica montana L..

Deze Arnica of Valkruid is nu één van onze bekendste geneeskruiden. In de klassieke oudheid echter was Valkruid, die tot de familie der Asteraceae behoort, blijkbaar niet bekend.  Waarschijnlijk is het Hildegard von Bingen geweest die voor het eerst het gebruik van Arnica beschreven heeft. Zij heeft het over een ‘Wuntwurz’ en wolfesgelegena, te gebruiken bij kneuzingen en blauwe plekken, dé indicaties waar Valkruid later voor bekend werd.

Zij kende wolfesgelegena vooral als liefdestoverij. Ze schrijft, ‘ de wolfesgelegena is zeer warm, ze heeft een giftige warmte in zich. Als een man of vrouw in liefde ontvlamt en als iemand, hij of zij, op de huid met met groene wolvesgelegena aangeraakt wordt dan zal het de aangeraakte in de liefde van een ander laten ontbranden en als het kruid gedroogd is dan wordt de man of vrouw door de liefdesvlam geheel razend zodat ze vrijwel uitzinnig worden’

De Gart der Gesundheit zegt; ‘Flores sancti Johannis Latijn. De meesters spreken dat deze bloemen zijn van natuur getemperd en worden tot een ziekte genuttigd genaamd Amor hereos, dat is een zorgvuldige begeerte van de man tot een vrouw of een vrouw tot een man. Ettelijke meesters die spreken dat dit is duivelsliefde en niet menselijk. Daarom wie zo’n melancholicus is alzo dat hij nog dag nog nacht rust heeft in zijn hoofd en altijd graag bij vrouwen zijn wil, diezelfde neemt tot hem deze bloemen en zijn fantasie en kwade wil die wordt veranderd in een goede. En u zal ook daarmee gedenken de kuisheid Sint Johannes en hem offeren een pater noster en een Ave Maria, u wordt verlost van deze kwade melancholie zonder twijfel’.

Het kruid verschijnt als Arnich bij Matthaus Sylvaticus in 14de eeuw. Conrad Gessner in zijn Hort Germaniae van 1561 geeft het de namen Alisma alpinum en Caltha alpina’.  Dan komt de naam Wolfzeilia en Wolverley van Wohl; welzijn, en verleiden. Wolverlei en Valkruid zijn nu ook de namen die we gebruiken.

Op de Puy de Sancy wemelt het van de toeristen en toch groeien gentianen en Arnica's er in overvloed. Ze wachten als het ware om de geforceerde en gekneusde spieren en gewrichten van de onervaren wandelaars te verzorgen, want daar zijn de valkruidbloemblaadjes bijzonder goed in. De aanblik alleen al kikkert ons zo op, waardoor we beslissen om over de kammen naar het stadje Mont Dore te wandelen. Een stevige wandeling op en neer tussen 1400 en 1700 meter hoogte via col de la Cabane, col de Cuzeau en als toetje afdalend langs La Grande Cascade naar Le Mont Dore, waar in het café de Paris de frisse drankjes ons goed smaken.


zaterdag, juli 14, 2018

Gele gentiaan en anderen bij Chianale

Voor de verandering steken we de laatste dag van onze kruidenstage de Col Agnel over, de grens tussen Franse Queyras en het Italiaanse Pontechianale. Niet alleen de taal, de huizen en de mensen zijn anders maar ook de plantengroei. Op onze gemakkelijke wandeling in de vallei van het Middeleeuwse Chianale naar Maddalena vinden we een overvloed aan planten met als zeldzame schoonheid de Oranjelelie, maar ook een feeëriek hellingbos met geelbloeiende goudenregen  valt bijzonder op.

Gele gentiaan zijn hier helemaal niet zeldzaam en als we dan op een picknickplekje wat verpletterde planten vinden, kunnen we het als rechtgeaarde herboristen niet laten om zo'n eerbiedwaardige wortel te oogsten.

Gentiana lutea L., de Gele gentiaan is samen met het duizendguldenkruid onze bekendste bitterstofplant.Van nature komt hij nog steeds veel voor op bergweilanden, waar hij veelvuldig vertrappeld wordt door onschuldige koeienpoten, maar dat lijkt zijn stevige wortel niet te deren. Met zijn recht omhoog groeiende bloemstengel en zijn gegroepeerde gele bloemen in verschillende etages, verschilt hij veel van de lage, blauwbloeiende berggentiaantjes.

Volgens Dioscorides is de naam afkomstig van koning of doctor Gentius van Illurië (ca. 167 voor Christus). Hij zou een gentiaansoort als middel tegen de pest gebruikt hebben. Dioscorides is ongetwijfeld de bekendste doctor-herborist uit de Oudheid. Hij adviseerde de Gentiaan tegen een waslijst van kwalen en problemen. Petrus Nijlandt (1682) omschrijft het gebruik als volgt : "Voor vergift, en beten van verwoet Gedierte / Voor verstoppinge van het Ingewandt, slappe Maag, Wormen, Graveel en opgestopte Maendstonden der Vrouwen / Voor alderhande Koortsen / Voor Zijdepijn, en die van binnen gekwetst zijn.' Dodonaeus bestrijkt zelfs de huid met het sap van de wortel 'voor placken van de Huid'. Culpeper, de bekendste Engelse herborist, schrijft in zijn 'Complete Herbal' uit 1826 : 'they are under the dominion of Mars ... it strengthens the stomach exceedingly, helps digestion, comforts the heart ... the powder of the dry roots helps the bitings of mad dogs and venemous beasts ... '.

De plant was en is opgenomen in vele farmacopeeën o.a. als 'Radix Gentianae rubrae' in de Pharmacopoea Borussica (1799) als Tinctura amara.

Recept:

  • Summitatum Centaurii minoris
  • Pomorum Aurantii immaturorum
  • Radicis Gentianae
  • Singulorum Uncias duas
  • Zedoariae Unciam unam concisis etcontusis affundi Spiritus Vini rectificati Libras tres.

Vrij vertaald is dit een bittertinctuur met de bloeitoppen van duizendguldenkruid, de onrijpe bitter appelsienen, de gentiaanwortel en een soort geelwortel (Curcuma zedoaria Rosc.).

Herbal products derived from Gentiana spp. roots, are very effective for improving appetite. There are two pharmacological mechanisms by which bitter tastants impact digestion:
(1) the cephalic-response model: this hypothesis is that the bitter substances pass to a special group of cells in the cerebral cortex and it stimulate the vagus nerve to both the salivary gland and the stomach,
(2) the local-response model: bitter tastants act directly on the mucosa of the upper part of the gastrointestinal tract and especially on the bitter receptors to release of saliva and gastric juices. The last hypothesis is supported by recent studies that bitter, sour, sweet and umami taste receptor cells are present in the stomach, duodenum, jejunum, ileum and colon of rats.

Meer info over gele gentiaan op https://eten-en-drinken.infonu.nl/dranken-overig/22916-gele-gentiaan-likeurplant-voor-de-maag.html  en https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5634738/


maandag, juli 09, 2018

Astragalus alopecurus
Naast de exuberant veel bijzondere planten zoals Astragalus alopecurus, komen we tijdens onze kruidenstage in de Franse Queyras ook hele gewone, maar opvallend grote toortssoorten tegen. De plant trekt de laatste jaren ook medicinaal meer aandacht. De bloemen waren vooral als slijmstofplant bekend, dus te gebruiken bij een droge hoest.

Konings- en andere kaarsen zijn niet alleen verzachtend voor de luchtwegen door de slijmstoffen maar ook ontstekingswerend door de stof harpagoside en daardoor ook te proberen bij reumatische klachten. Verse bladeren kun je
als cataplasma gebruiken op pijnlijke gewrichten en het aftreksel als zitbad bij ontstoken aambeien. Chemisch gezien verenigt het kruid de anti-inflammatoire werking van het harpagoside (zoals in Duivelsklauw), met de verzachtende werking van de slijmstoffen en de anti-bacteriele effecten van de koffiezuuresters. De zaden van Verbascum sinuatum zouden giftig zijn voor vissen, vandaar dat traditioneel de toortsen ook bij het vissen gebruikt werden. Als je de hele plant in het water sopt, zouden de arme diertjes op het droge springen. Ik ben zelf geen visser en heb dit truukje nog niet geprobeerd, maar de plant bevat ook zeepstoffen, die licht giftig zijn voor vissen. Vandaar misschien het effect.


Bij Les Meyries, de warme kant / L'Adret
Ondertussen wandelen we de eerste dag van onze kruidenstage van Chateau Ville-vieille via Les Meyries naar Chateau-Queyras langs de warme kant (L'Adret)  en terug langs de 'koude' kant (L'Ubac).

L’adret (terme géographique de 1927, issu du vieux français adrecht, « adroit », « endroit » ou « bon côté ») est l'ensemble des versants d’une vallée de montagne qui bénéficient de la plus longue exposition au soleil. Le versant opposé, moins ensoleillé et plus froid, est l'ubac.

Le terme provient du latin dirēctu(m), participe passé du verbe dirigĕre (« diriger »), et de l'adjectif dirēct(us) (« direct »). Il a pour homologues en vieux français adrecht, du latin ad rēct(um) (« en ligne droite » ou « droit »), dreit ou drecht en provençal, dret en occitan et dritto en italien.

En versant sud, ou adret, la température est plus élevée et, de ce fait, la végétation monte plus haut qu'en versant nord, ou ubac. Par journée ensoleillée, un adret alpestre peut recevoir de 8 à 10 fois plus de chaleur qu'un ubac de même pente, facteur qui conditionne la répartition des espèces : essences résistant à la sécheresse en adret (pin sylvestre, pin à crochets), essences recherchant l'humidité en ubac (hêtre, sapin, épicéa, pin cembro et mélèze).



donderdag, juli 05, 2018

Op zoek naar de rozenwortel

Wandelen doen we al een eeuwigheid. Wandelen op zoek naar jezelf, op zoek naar de anderen, op zoek naar planten. En af en toe vinden we ook een stukje van onszelf, een stukje van de anderen en een stukje van de planten.

Medische en mythische planten ontdekken is al genees- en geestkracht op zich. Zo is dat ook met de rozenwortel. Aarde en hemelse geuren. Eén zijn met de plant in het immense landschap.

Rozenwortel emotioneel: een persoonlijke impressie van jaren geleden.
Om zeven uur word ik wakker met rondom mij bergen tot 3000 meter. Droom ik of is dit werkelijkheid? Het moet vandaag voor mij een mythische dag worden. Het zoeken van de Rozenwortel, het bergpad, de inspanning. het ritueel. Om zeven uur dertig ben ik al op pad, alleen in de bergen, temperatuur nauwelijks 14 graden, ik wandel door de wolken naar de zon, temperatuur 23 graden. Na 4 uur wandelen ontdek ik de eerste rozenwortels op 2560 meter hoogte tussen een chaos van rotsblokken (éboulis), zijn geliefde groeiplaats.
Alleen op de wereld met mijn rozenwortels, vraag ik of ik iets van hen mag meenemen. Ik kniel tussen de rotsen, scheur een stuk wortel van de plant, en voel dan zowel de sponzige, sappige als tanige delen. Ik herken het etherische rozenaroma maar ook de aardse wortelgeur. Ik ben weer thuis in de bergen bij mijn rozenwortels.
De rest van de dag wandel ik op het ritme van de Rhodiola, over cols, langs gletsjers op eenzame, heilige hoogte om pas 's avonds weer af te dalen naar de vallei van de mensen.
Daar is een andere oogst aan de gang, het hooien van de kruidige graslanden. De kruidenthee voor de koe, het schaap en de geit met zwartmoeskervel, bergvenkel, vrouwenmantel, veldsalie en wilde tijm.

Ik wandel de boeren voorbij met mijn eigen oogst en op het ritme van Rho-di-o-la, Ro-zen-wor-tel bereik ik de vreemde wereld van de grote mensen. Mijn opdracht is volbracht! Ik kan weer even bijna helemaal gelukkig zijn.

woensdag, juli 04, 2018

Herinnering aan Bellegarde


'ons' huis
Vitex voor het huis
Tijdens onze kruidenstage in de Franse Drôme bezoeken we ook nog eens het dorp Bellegarde. 
De plaats waar we verschillende jaren gewoond hebben.

Het huis en 'mijn' planten zijn er nog steeds. De monnikenpeper voor het huis groeit er goed in de warmte van de asfalt. Deze mythische plant trekt zich blijkbaar niks aan van uitlaatgassen en motorenherrie. Herinnering is hier alom aanwezig. We wandelen achter het huis de trap op naar de schamele resten van het oude dorp. Bloeiende bezembrem en bosjes wilde tijm geuren ons tegemoet. Boven zijn de resten van een lang geleden aangelegd labyrint nog net zichtbaar. We wandelen over de kam met zicht op de oude kruidentuin, plukken bloeiende wilde lavendel en via een geitenpad komen we in het gehucht Le Passol uit. De oude populieren met de hun geur van wierook heb ik hier leren waarderen. Terug in Bellegarde dalen we af in de verwildering van de kruidentuin. Veel planten zijn verdwenen maar de oude getrouwen alant, alsem, bonenkruid en muskaatsalie houden meer dan stand. We dompelen ons onder in de geur van heimwee, plukken wild om ons heen alsof we de hele tuin mee willen dragen en verlaten volgeladen van geur en geestkracht ons oude dorp. Het ga je goed Belle Garde.

In het oude dorp van Bellegarde

Over het oude gebruik van de monikkenpeper / Vitex agnus-castus

Het cultische gebruik van Vitex was in de antieke oudheid wijdverbreid. Zo bericht Pausanias" in de 2de eeuw over een aan Asklepios, de Griekse god van de geneeskunst, gewijde tempel waarin zich als zinnebeeld van de geneeskracht van de struik, een uit vitexhout vervaardigd godenbeeld bevond. Maar ook de medische toepassing ging met magische voorstellingen gepaard. Zo schrijft Dioscorides dat de takken, als men ze in de hand houdt, een bescherming vormen tegen aanvallen door wolven. Homerus noemt de struik lugos, wilgenteen en beschouwde hem eveneens als onheil bezwerend en als kuisheidssymbool. Volgens de Griekse mythologie werd de godin Hera onder een Agnus castusstruik geboren. Hera werd door het volk als 'hoedster van het huwelijk' vereerd.
De Vestaalse Maagden in Rome droegen twijgen van Vitex als kuisheidssymbool. De omstreeks 330 in Pergamum geboren Oribasius, de latere arts en vriend van keizer Julianus Apostata, voert in zijn omvangrijke werk Sunagogai iatrichai - Verzamelingen met een medische inhoud  "Agnifoliae semen" op onder de "officinale middelen".

Kuislam.
In de elfde eeuw ontwikkelde zich aan de hand van de Latijnse naam Agnus castus de Duitse benaming Keuschlamm (kuislam), die voor het eerst wordt aangetroffen bij Albertus Magnus. In de eerste Duitstalige Naturgeschichte van Konrad von Megenberg (14de eeuw), wordt de plant Kauschlamp genoemd. Andere volksnamen zijn: Keuschstrauch, kuischboom of kuisheidsplant in het Nederlands en chastetree in het Engels. De in de antieke oudheid heersende opvatting die tot uitdrukking kwam in het feest ter ere van Demeter werd door het christendom overgenomen. Zo werd bij de inkleding van novices de weg naar het klooster met bloemen van Agnus castus bestrooid, een gebruik dat thans nog in enkele streken van Italië in zwang schijnt te zijn. De naar peper geurende en smakende vruchten werden in Zuid-Europa als specerij gebruikt.

Monniken peper
Deze naam is een, op het eerste zicht contradictorische combinatie. Een peper voor de monniken, is dat niet stimulerend? Het wordt begrijpelijk als je de peperachtige smaak van de rijpe vruchten ervaart. De benamingen mönchspfeffer, mönchssamen en pfefferbaum wijzen duidelijk op het gebruik van de peperachtige vruchten in de kloosterkeuken. De in de vorige eeuw hier en daar gebruikelijke naam gewürzmülle slaat niet alleen op de kruidige zaden, maar ook op de witviltige takken en onderkant van de bladeren, die eruitzien alsof ze met meel  (mulle) bestoven zijn. De bladeren hebben eveneens een scherpe smaak en werden af en toe in plaats van hop bij het brouwen gebruikt.

woensdag, juni 27, 2018

Met de bende in de bergen. Col d' Urine en zijn bergflora.

Er bestaan bergen met vreemde namen. Col d’Urine bijvoorbeeld. Wat moet iemand zich daarbij voorstellen? Op een zeer zonnige woensdag eind juni proberen we daar een antwoord op te vinden. De tocht begint op de parking net voor het dorpje Le Roux in de Queyras waar we langs het kerkhofje de GR 58 oppikken. Een héél bloemig pad met wondklaver Anthyllis vulneraria, esparcette Onobrychis viciifolia, ratelaar Rhinanthus, een wemeling van kleuren.
Het gras verandert echter vrij snel in steengruis waarin we langzaam naar beneden schuiven tot aan het water. Nu nog even de rivier oversteken en de beklimming kan beginnen.

Bosflora

De col d’Urine is nog ver zodat de snelheid waarmee de hoogtemeters elkaar opvolgen nogal meevalt. Toch zitten er wat steilere en venijnige stukjes bij. Nu en dan moet er een tandje bij gestoken worden. Een koekoek Cuculus canorus meldt zijn aanwezigheid en roept zijn naam. We bereiken het bos waar de typische bosplanten zeer weelderig bloeien. De soorten wisselen elkaar af, alsof ze afgesproken hebben dat ze zich elk op hun eigen veldje nestelen. De zwarte rapunzel Phyteuma nigrum bijt de spits af en daarna volgen bosooievaarsbek Geranium sylvaticum en boterbloemen Ranunculus spec., een prachtig bloeiende zuurbes Berberis vulgaris en aan de overkant de berendruif Arctostaphylos uva- ursi. Hier duiken de eerste alpenroosjes Rhododendron ferrugineum op en de Europese trollius Trollius europaeus, een ranonkelachtige die best te vergelijken is met een uit de kluiten gewassen gesloten boterbloem.

Tijdens het stijgen, kruisen we verschillende beekjes. Op die vochtiger plaatsen staat het knikkend nagelkruid Geum rivale te bengelen. Ook de rondbladige steenbreek Saxifraga rotundifolia staat graag wat vochtig. Er is opvallend veel vrouwenmantel Alchemilla mollis, zelfs op het pad, maar ook leverbloempje Hepatica nobilis, boshengel Melampyrum sylvaticum, meesterwortel Peucedanum ostruthium, alpenvlas Linum perenne ssp. alpinum en alpenzenegroen Ajuga pyramidalis laten zich zien. Het einde van het bos is nog niet in zicht maar de vanilleorchis Nigritella en de fel blauwe voorjaarsgentiaantjes of lentegentiaantjes Gentiana verna vertellen ons dat we straks toch het bos achter ons zullen laten.

De boomgrens voorbij
Voorbij de boomgrens verwelkomen de Pyrenese ranonkel of Pyrenese boterbloem Ranunculus pyrenaeus (jawel, in de Alpen) en de voorjaarszonnebloemen Doronicum ons in de alpenweide. Ook de alpenmarmotten Marmota marmota hebben ons opgemerkt en slaan luid alarm. Was het al heel warm in het bos, dan valt de zon ons hier wel letterlijk op het hoofd. We wandelen verder, vrij vlak, over tapijten van bergnagelkruid geum montanum waar af en toe een kratzdistel Cirsium spinosissimum tussen staat.

Rhodiola rosea
Het pad blijft lang vlak waardoor het vermoeden rijst dat de echte klim net voor de col zal starten en wel eens zeer intens zou kunnen zijn. We rekenen even en komen tot de conclusie dat de col nog net haalbaar is voor de middag. Enkele meters verder wordt deze berekening al van tafel geveegd. De vondst van rozenwortel Rhodiola rosea doet namelijk menig herboristenhart wat sneller slaan en we nemen dus de tijd om de plant uitvoerig te bewonderen en te fotograferen. Konden we nu maar de heerlijke rozengeur van de wortels opsnuiven …

De col wacht
De col wacht, de weide wordt langzaam rotsachtig, nog snel eens ruiken aan de laatste vanilleorchis Nigritella. Steeds minder planten vergezellen ons bij de laatste klim naar de col. En klimmen is het wel, met de wind op kop over stenige paden en rotsblokken. Net voor de col steken we nog een eenzaam sneeuwveldje over. Op de col ruikt het gelukkig helemaal niet naar urine maar we ruiken wel de mist die opsteekt … Italiaanse mist want de col d’Urine, die 2525 meter hoog is, bevindt zich pal op de grens tussen Frankrijk en Italië. Dat vertelt ons de grenspaal uit 1823. De zon is niet langer van de partij en er staat een felle wind maar de middagpauze werd al te lang uitgesteld. Na zo’n stevige klim is een picknick meer dan welkom. We eten met zicht op de Tête de Pelvas, een berg die nog een
paar honderd meter boven de col uitsteekt en waar de rotsblokken zo lijken afgedonderd.

Afdalen Col d' Urine
Martagonlelie
Het is fris. We blijven niet langer dan nodig boven, het verlangen naar wat warmte en zon is groot. De gletsjerranonkel Ranuculus glacialis en enkele ‘kwastjes’ Soldanella alpina zwaaien ons uit. Afdalen gaat snel en gemakkelijk. De ruigte van het hooggebergte maakt plaats voor de groene alpenweide. We wanen ons weer in een postkaartjesdecor met de staalblauwe hemel, roze bergflanken van de bloeiende alpenroosjes Rhododendron ferrugineum en hier en daar nog een restje sneeuw. Bij een beekje trekt wat veenpluis Eriophorum angustifolium onze aandacht. Lager is het weer warm, zo warm dat de geur van de wilde bloemen echt opvalt. Onze zintuigen worden verwend.

De bosooievaarsbekken Geranium sylvaticum zijn de voorlopers van het bosbiotoop dat we opnieuw bereiken. Hier staan nog wat planten die deze morgen niet op ons traject te zien waren en ons lijstje nu aanvullen. Tweebloemig viooltje Viola biflora, uitgebloeide gulden sleutelbloemen Primula veris, vogelmelk Ornithogalum, bolrapunzels Phyteuma orbiculare en zonneroosjes Helianthemum. De wilde akelei Aquilegia vulgaris komt voor in een schakering van blauw tot donkerpaars. De martogonlelie Lilium martagon staat nog in knop, bij de berganemoon daarentegen zijn den(lang)harige zaadpluizen al te zien. Ook het berglazerkruid Laserpitium siler is met zijn witte schermbloemen opvallend aanwezig. De grijsgroene gevederde bladeren ruiken naar een mengeling van selder Apium graveolens en venkel Foeniculum vulgare. De zaden bevatten een etherische olie waarvan de werking gelijkaardig zou zijn als die van de venkel Foeniculum vulgare.

Eenmaal uit het bos, komen we weer op het GR-pad. De esparcette Onobrychis viciifolia en de ratelaars Rhinanthus staan er in volle zon nog even enthousiast bij als deze morgen. Niets op deze tocht leerde ons iets bij waarom die col nu col d’Urine heet. Maar door al dat moois onderweg vragen we ons dit al lang niet meer af.

Met dank aan Hilde.

donderdag, juni 21, 2018

Sint Janskruid ook afslankend?

Je kent Sint Janskruid waarschijnlijk als een kruid met een milde anti-depressieve werking, maar volgens onderzoekers van Banaras Hindu University in India heeft Hypericum perforatum nog meer toepassingen. Toen de Indiërs een extract aan proefdieren gaven, ontdekten ze dat het ook een afslankende werking heeft.

Studie
De onderzoekers gaven ratten gedurende 30 dagen een dieet dat extra veel vet bevatte. Een controlegroep kreeg normaal voer. Vanaf dag 16 kreeg een deel van de vetgemeste proefdieren dagelijks 100 of 200 milligram Hypericum perforatum-extract per kilogram lichaamsgewicht.
Het humane equivalent van die doses is ongeveer 1200-2400 milligram extract per dag.
De onderzoekers gebruikten een extract op alcoholbasis. Het bestond voor 3 procent uit hyperforin en voor 0.3 procent uit hypericin.

Resultaten
De ratten die werden vetgemest werden zwaarder en dikker dan ratten die normaal voer kregen. De toediening van Hypericum perforatum in zowel de relatief hoge als de lage dosering remde die toename.
Een deel van de vetremmende werking van Hypericum perforatum zat hem in het verminderen van de eetlust. "Hypericum perforatum increases the quantity of serotonin present within synaptosomes by inhibiting synaptosomal uptake of serotonin", verklaren de onderzoekers. "This increased level of serotonin caused by Hypericum perforatum extract reduces the food intake and suppresses the appetite."
In de vetgemeste ratten stegen de insuline- en de glucosespiegel, maar het extract reduceerde die toename.
In reageerbuisstudies remt Hypericum perforatum de werking van insuline in vetcellen. In spiercellen heeft Hypericum perforatum kennelijk een tegenovergestelde werking.

Te zwaar en somber? Sint Janskruid slaat twee vliegen in één klap

Conclusie
"Taken together, Hypericum could be the antidepressant therapy of choice for patients suffering from comorbid diabetes and obesity", concluderen de onderzoekers.

Bron: ISRN Pharmacol. 2011;2011:505247.


donderdag, juni 14, 2018

Aardamandelen verhogen testosteronspiegel

In onze contreien gebruiken sportvissers aardamandelen of te wel tijgernoten als aas, maar een paar honderd kilometer naar het zuiden zijn diezelfde knolletjes een normaal voedingsmiddel. Jordaanse onderzoekers vertellen in BMC Complementary and Alternative Medicine dat tijgernoten de concentratie testosteron kunnen verdubbelen. Bij ratten tenminste.
Tijgernoten heten ook wel aardamandelen. Het zijn geen noten, maar knolletjes van de plant Cyperus esculentus. Die knollen zijn eetbaar, smaken naar hazelnoten en verhogen volgens traditionele genezers in India en de Arabische wereld de libido. De onderzoekers, verbonden aan de Jordan University of Science & Technology, wilden met hun dierstudie achterhalen of tijgernoten inderdaad proseksuele effecten hebben. Hun hypothese was dat tijgernoten de concentratie testosteron in het lichaam verhogen.

De onderzoekers verdeelden mannelijke ratten in twee groepen: een groep die een hoog-intensief en een groep met een matig-intensief seksueel gedrag. Van beide groepen kreeg een deel gedurende 30 dagen elke dag via de orale route gedroogde tijgernoten toegediend.
Bij ratten die aan het begin van het experiment seksueel matig-actief waren, verhoogde een dosis van 2 gram gedroogd tijgernootpoeder per kilogram lichaamsgewicht per dag na 30 dagen de testosteronspiegel met 225 procent.

Studie
De onderzoekers verdeelden mannelijke ratten in twee groepen: een groep die een hoog-intensief en een groep met een matig-intensief seksueel gedrag. Van beide groepen kreeg een deel gedurende 30 dagen elke dag via de orale route gedroogde tijgernoten toegediend.

Resultaten
Bij ratten die aan het begin van het experiment seksueel matig-actief waren, verhoogde een dosis van 2 gram gedroogd tijgernootpoeder per kilogram lichaamsgewicht per dag na 30 dagen de testosteronspiegel met 225 procent. Tijgernootpoeder verhoogde ook de testosteronspiegel van de ratten met een hoge seksuele activiteit. Een deel van die dieren kreeg per kilo 1 gram gedroogd tijgernotenpoeder per dag [T1], een ander deel twee keer zoveel [T2]. Het humane equivalent van de beproefde doses is, voor een man van plusminus tachtig kilo, ongeveer 11-22 gram tijgernootpoeder per dag.

Mechanisme
In tijgernoten zit relatief veel zink, quercetine [J Endocrinol. 2004 Jun;181(3):493-507.] en vitamine C en E. De onderzoekers vermoeden dat die stoffen verantwoordelijk zijn voor de gemeten effecten. Of dat echt zo is?

Conclusie
"The present study supports the hypothesis that Cyperus esculentus tubers have aphrodisiac activity, enhancing male sexual libido and performance", schrijven de onderzoekers. "The observed improvements in copulatory behavior after the administration of tiger nut could be partially attributed to increased serum testosterone levels in male rats."Future investigations are warranted to confirm these effects of tiger nut in humans."

Bron:BMC Complement Altern Med. 2015; 15: 331.

maandag, mei 28, 2018

Zuring

Wegkanten en weilanden zien weer roestig rood van de bloeiende zuring. Rumex is  het  Latijnse  woord  voor deze plant  met bitterzure  smaak.  De  verwijzing  in  de  naam  naar  die  zure  smaak,  vinden  we  in  alle  talen  terug.  Het  Franse  woord  'oseille'  komt  van  het  grieks  'oxus'  =  zuur.  Weinig  planten  dragen  zo  duidelijk  hun  eigenschappen  in  hun  naam.  Rumex  was  ook  de  naam  voor  een  lans  of  werpspies,  wat  verwijst  naar  het  pijlvormig  blad  van  zuring.

Vele  soorten.
Schapenzuring,  ridderzuring,  Spaanse  zuring,  veldzuring,  zijn  enkele  zuringsoorten  die  ook  nu  nog  veel  voorkomen.  In  ons  land  groeien  een  twintigtal  wilde  soorten  zuring.  Sommige  daarvan,  onder  andere  de  veldzuring,  zijn  bruikbaar  in  de  keuken.  De  meeste  soorten  zijn  echter  te  bitter  om  in  de  keuken  gebruikt  te  worden.  Men  vindt  zuring  in  weilanden,  aan  de  boskant,  op  zandgronden  en  op  wegbermen.  Langs  sommige  autowegen  zien  de  bermen  in  het  voorjaar  rood  van  de  in  zaad  schietende  schapenzuring.  De  veldzuring  is  mogelijk  het  meest  in  het  wild  geplukte  keukenkruid  terwereld.  Zuring  wordt  al  als  keuken-  en  geneeskrachtig  kruid  beschreven  sinds  er  boeken  bestaan.  De  zuring  verbastert  gemakkelijk,  wat  betekent  dat  de  verschillende  soorten  elkaar  onderling  bestuiven,  dus  bevruchten,  Daardoor  wordt  identificatie  of  het  determineren  van  de  zuringsoort  moeilijk.

 Geschiedenis 
 Zuring  was,  net  als  spinazie,  in  de  middeleeuwen  een  symbool  van  de  groene  kleur.  Groen  had  in  de middeleeuwen  ook  de  betekenis  van  'jong'  of  '  vers'.  Het  was  al  in  de  Oudheid  vermaard  en  werd  toen  ook  gebruikt.  De  Egyptenaren  en  de  Romeinen  gebruikten  zuring  als  verteringsbevorderend  kruid  bij  het  nuttigen  van  vette  spijzen.  Horatius  (geboren  in  65  voor  Christus),  spreekt  in  zijn  'Drie  liederen  uit  mijn  landhuis'  over  zuring.'Non  attagen  ionicusiucundior  quam  lecta  de  pinguissimisoliva  ramis  arborumaut  herba  lapathiprata  amantis  et  gravimalvae  salubres  corpori.  '  Antoon  Van  Wilderode  vertaalde  het  zo: 'Geen  parelhoen  of  korhaan  uit  Ionïe zal  mij  zo  zalig  smaken  als  olijven met  zorg  verzameld  van de rijkste takken en  zuring  die  zo  graag  groeit  in  de  weiden en  malve,  medicijn  bij  constipatie'. Horatius  kende  blijkbaar  ook  de  genezende  eigenschappen  van  zuring.  Zo  was  zuring,  overgoten  met  witte  wijn,  volgens  hem  goed  voor  hen  die  last  hadden  van  aerofagie  of  winderigheid:  'si  dura  morabitur  alvus'  'Als  de  buik,  zo  dik  als  een  biekorf,  verstopt  blijft.'

Petrus  Nijlandt  citeert  verschillende  beroemde  voorgangers

  • Tegen  ontsteking  van  de  maag,  lever  en  gal  en  de  onmatige  dorst  in  hete  koortsen:  Kook  drie  handen  vol  zuring  in  voldoende  gerstewater  tot  een  pint,  als  het  door  gezeefd  is  doe  er  drie  ons  siroop  bij  dat  van  zuringsap  gemaakt  is  en  laat  hiervan  dikwijls  drinken.  Hiertegen  kan  ook  nuttig  het  sap  dat  uit  de  zuring  geperst  is  of  het  gedistilleerde  water  dat  hier  uit  gemaakt  is  gebruikt  worden.  Dodonaeus,  Fuchsius,  Durantus.
  • Tegen  zwellen  van  de  ogen:  Leg  zuringbladeren  enige  tijd  onder  de  hete  as  en  bindt  ze  op  de  ogen.  Ravelingius.
  • Tegen  schurft:  Neem  sap  van  zuring  en  van  duivenkervel,  van  elk  een  half  mutsje  en  laat  dit  enige  dagen  achtereen  nuchter  innemen. Stocker.
  • Tegen  nierstenen:  Kook  de  wortel  van  zuring  in  wijn  en  laat  er  van  drinken.  Ravelingius.

Verfrissend  en  licht  laxerend  zijn  zeker  ook  nu  nog  eigenschappen  van  veldzuring  en  schapenzuring.  Ook  tegen  huidirritatie,  bijensteken  en  netelprik  kan  het  blad  en  sap  verzachtend  werken

vrijdag, mei 18, 2018

Kamillebloemen oogsten

Net wat bloemen van echte kamille geoogst. Deze Matricaria recutita is een veel voorkomend akkeronkruid, maar deze bloemhoofdjes mooi en veilig plukken is niet altijd gemakkelijk. Hoe veilig zijn planten langs akkers en braakliggende terreinen? 

 Een interessante zeer oude Oosterse bereidingswijze is de bloemen in sesamolie laten trekken. In gebruik tegen oa migraine.

Een wetenschappelijk onderzoek: 
Migraine is a chronic recurring headache for which no complete treatment has been found yet. Therefore, finding new treatment approaches and medicines is important. In this review, we consider the probable mechanism of action of a traditional and ethnic formulary of chamomile extract in sesame oil as a new topical medication for migraine pain relief. Chamomile oil is prepared in Traditional Persian Medicine by boiling aqueous extract of chamomile in sesame oil. To optimize the procedure, we can use a Clevenger-type apparatus to extract the essential oil and add it to the end product. The preparation includes both essential oils (chamazulene and bisabolol oxide) and polyphenols (a flavonoid such as apigenin and its derivatives). It probably possesses pain relief effects for migraines because of the following properties: (1) chamazulene and apigenin, which inhibit iNOS expression in activated macrophages and can lead to the prohibition of NO release and synthesis; (2) chamomile flavonoids, which have a strong inhibitory effect on endogenous prostaglandin E2 (PGE2) levels in RAW 264.7 macrophages and can play the role of selective COX-2 inhibitor; (3) chamomile polyphenols, which possess anti-inflammatory effects due to the inhibition of pro-inflammatory biomarkers in THP1 macrophages and which can reduce inflammation in neurovascular units (NVU) at the site of migraine pain; (4) chamomile, which has neuroprotective effects because of reduced NO levels; (5) sesamine in sesame oil, which possesses an anti-inflammatory effect. These effects are supported by main pathophysiological theories of migraine such as neural and sensitization theories. Chamomile oil is a traditional formulation still used in Iran as an ethno-medicine. Because of the mentioned mechanisms of action, it can be hypothesized that chamomile oil is a novel medicine for the relief of migraine pain.

Potential effect and mechanism of action of topical chamomile (Matricaria chammomila L.) oil on migraine headache: A medical hypothesis. Med Hypotheses. 2014 Nov;83(5):566-9.


zaterdag, mei 05, 2018

Koffie levensverlengend.

Als gezondheidsfreak wordt regelmatig beschuldigend gekeken naar mijn koffiegebruik. Koffie is toch niet gezond? Toch blijkt uit heel veel wetenschappelijk onderzoek dat een beperkt  maar regelmatig koffiegebruik niet alleen geen kwaad kan maar zelfs goed is tegen vele chronische klachten en mogelijk zelfs levensverlengend kan zijn. Elke dag twee of drie koppen koffie drinken vertraagt waarschijnlijk het verouderingsproces op moleculair niveau. Dat schrijven epidemiologen van de universiteit van Harvard in de Journal of Nutrition.

Studie
De onderzoekers gebruikten gegevens die waren verzameld vanaf 1976 in de Nurses Health Study. Ze hadden van 4780 vrouwen gegevens over hun leefstijl - inclusief hun koffieconsumptie. Bovendien wisten ze hoe lang de telomeren van hun bloedcellen waren.
Als je het heel simpel wilt zeggen, dan zijn telomeren een soort biologische klok. Hoe langer je telomeren zijn, des te langer heb je nog te leven.

Resultaten
Er was geen verband tussen de inname van namaakkoffie - dat verschrikkelijke spul waar ze de cafeïne uit hebben weggehaald - en de telomeerlengte. Maar bij de studiedeelnemers die een paar koppen echte koffie per dag dronken hadden een verhoogde kans op een telomeerlengte die groter was dan gemiddeld.
De kans op een bovengemiddelde telomeerlengte was optimaal bij een inname van 2-3 koppen echte koffie per dag.

Waarom namaakkoffie de telomeerlengte niet beschermt weten de onderzoekers niet. Ze opperen de mogelijkheid dat cafeïne complexen vormt met bioactieve stoffen in koffie die in het lichaam minder snel worden afgebroken of een verhoogde biobeschikbaarheid hebben. [Food Biophys 2009;4:321-30.]

Conclusie

"Our findings suggest that higher consumption of coffee - especially caffeinated coffee - is associated with longer telomeres, but additional studies are needed to clarify how coffee consumption is involved in telomere biology", resumeren de onderzoekers. "Future studies can provide mechanistic understanding by examining how specific compounds in coffee are involved in telomere maintenance."
"In addition, conducting observational and randomized clinical studies that examine other populations or obtain repeated measurements of telomere length for each participant will further clarify the shape of the dose-response curve for coffee consumption and telomere length."
"Understanding coffees effect on telomeres may help us discover new pathways by which coffee consumption influences health and longevity."

Bron:
J Nutr. 2016 Jun 8. pii: jn230490. [Epub ahead of print].


zaterdag, april 28, 2018

Bosandoorn

Op ons kruidenweekend bij Bonsoy maakten we een wilde soepwandeling: berenklauw, look zonder look, vogelmuur, daslook, goudveil en nog veel meer werden geplukt en verwerkt in de soep. Brood en een dipsaus van mayonaise met gemixte daslook en een geplette verse geitenkaas zomaar gemengd met bosandoorn. Ja bosandoorn toch een plantje met wat vreemde, roetachtige smaak, maar gemengd met geitenkaas en lichtjes gesmolten in de warme wilde soep een delicatesse. Met dank aan Virginie voor de suggestie.

Wat wetenschappelijk onderzoek Stachys sylvatica / Bosandoorn


Stachys is one of the largest genera in the Lamiaceaeplant family. It is a genus of about 300 species and a subfamily of Lamioideae. The distribution of the genusbcovers Europe, Asia, Africa, Australasia, and North America. This plant grows in different regions of Iran's provinces such as Isfahan, Chaharmahal and Bakhtiari, and Lorestan. In traditional medicine, this herb is considered as anti-pain, anti-neuralgia, antioxidant, antipyretic, and appetizer[62].

Sereshti et al. investigated the effect of aqueous and alcoholic extracts of the plant Stachys sylvatica on T. vaginalis in vitro. Their results indicated that aqueous and alcoholic extracts of the plant after 72 hours in medium culture TYI-S-33 had no effect on T. vaginalis, and metronidazole was more effective than this extract.

Nat Prod Res. 2012;26(18):1676-81. doi: 10.1080/14786419.2011.613384. Epub 2011 Oct 20.
Essential oil composition and antioxidant activity of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) from different wild populations in Kosovo. Hajdari A1, Novak J, Mustafa B, Franz C. Leaves and inflorescences of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) were collected from three different wild populations in Kosovo to study the natural variation of the chemical composition of essential oils, total flavonoids, total phenolics and the antioxidant activity. Essential oils were obtained by steam distillation and analysed by GC-FID and GC-MS, whereas total flavonoids, total phenolics and antioxidant activities were determined by spectrophotometric methods. Yields of essential oils ranged from 0.001% to 0.007% (v per dry weight). Twenty-eight volatile constituents were identified. The main constituents were α-pinene, β-pinene and germacrene-D. Total phenolics ranged from 39.3 to 70.8 mg g⁻¹ dry mass, whereas total flavonoid content ranged from 30.44 to 70.63 mg g⁻¹ dm. The antioxidant activity, as measured by the DPPH method, exhibited a rather high degree of activity ranging from 25.5% to 57.2%, whereas the FRAP antioxidant activity showed a lower variability and ranged from 93 to 133.4 mg g⁻¹ dm.

  • Hajdari A, Novak J, Mustafa B, Franz C. Essential oil composition and antioxidant activity of Stachys sylvatica L. (Lamiaceae) from different wild populations in Kosovo. Natural product research 2012; 26(18): 1676-1681. 
  • Sereshti M, Yousofi Darani H, Zebardast N, Rafean M, Manochehre Naeini K, Yousofi HA. Effect of ethanolic and watery extract of aerial parts of Stachys Lavandulifolia on Trichomonas vaginalis, in vitro. Journal of medicinal plants 2012; 1(41): 159-165.


vrijdag, april 27, 2018

Gele velden

Koolzaadveld bij Pont-ar-Gorret

Op vele plaatsen zie je nu de bermen en akkerranden geel kleuren door raapzaad of koolzaad. Ze lijken erg op elkaar.  Raapzaad is een inheemse wilde plant, terwijl koolzaad vooral is aangeplant voor landbouwdoeleinden en is verwilderd.

Het verschil?
Bij raapzaad zijn de bloemknopjes korter dan de al bloeiende bloemen, terwijl bij koolzaad de knopjes boven de bloeiende bloemen uitsteken. Raapzaad bloeit over het algemeen ook iets eerder dan koolzaad, maar op dit moment treft je beide bloemen aan.

Koolzaad heet officieel Brassica napus, het is één van de vele leden van de Kruisbloemen-familie, waar o.a. alle koolsoorten, die we als winter-groenten kennen, maar ook radijs, rettich, rucola, mosterd, Kailaan en Yu Choy Sum bij horen. De heldergele koolzaad-bloemen groeien uit dikke knoppen, ze hebben 4 kroon- en 4 kelkblaadjes, die samen een -dubbel- mooi ‘kruisje’ vormen en staan in trossen bij elkaar. Koolzaad-bloemen hebben een fijne zoete smaak en zijn zeer geschikt voor fijne garneringen. Vanaf half April tot eind Juni zijn de bijen ook blij met deze bloemen, imkers brengen daarom jaarlijks hun bijen-volken naar de bloeiende Koolzaad-velden. De Koolzaad-honing is goed voor de luchtwegen en werkt inwendig sterk reinigend. De zaden bevatten veel 43% koolzaad-olie, die na koude persing dient als natuurlijke grondstof voor o.a sla-olie, margarine en mayonaise, maar ook voor bio-diesel. In Noord Amerika wordt deze brandstof ‘Canola’ genoemd, wat staat voor: CAN-adian Oil Low Acid. Koolzaad is ontstaan uit een kruising van wilde kool en raapzaad.





dinsdag, april 24, 2018

Over Jim Duke

In December 2017 overleden James A. Duke.

Remembering Jim Duke by Mark Blumenthal
HerbalGram. 2018; American Botanical Council

The worlds of ethnobotany and herbal medicine have lost one of their truest and strongest champions with the passing of Jim Duke, PhD, at age 88 in December 2017. Jim was one of the most prolific and influential people in the modern herbal medicine scene and was respected by scientists, herbalists, and the many thousands of readers of his books and articles.

I met Jim at the first Herb Trade Association symposium in Santa Cruz, California, in the spring of 1977. Over the years, he sent me large manila envelopes full of photocopied botanical research articles from the US Department of Agriculture (USDA) addressed to “Dr. Mark Blumenthal” so he could use the USDA’s franking privileges (free mail for government employees). Jim was the first person who consistently, and jokingly, referred to me as “Doctor.” (I do not have a formal advanced degree, like many of my herbal brothers and sisters.) Jim was one of my most influential mentors and exhibited a passion for all vascular plants, their myriad properties, and their countless benefits for indigenous peoples as well as those in developed societies — the stuff of ethnobotany.

I am profoundly grateful to have known and learned from him, and that he supported my efforts to start and build ABC. He was one of the first three board members when ABC was founded in November 1988, along with the late Professor Norman Farnsworth, PhD, a respected pharmacognosist, and me. (The esteemed Professor Varro Tyler, PhD, joined the board a few years later.) Until his passing, Jim remained on the ABC Board of Trustees as the Director Emeritus, or “Director Demeritus,” as he frequently referred to it in his usual way of wryly twisting language.

We took numerous trips together to the Peruvian Amazon and Andean highlands, as well as Belize, Costa Rica, Kenya, and South Africa. We even found ourselves hanging out in Seoul, South Korea, at the 3rd International Ginseng Symposium in 1980.

I have so many fond memories of Jim; here are but a few:

His singing and playing a beat-up Spanish guitar in the screened-in bar at Explorama Lodge on the Amazon, downriver from Iquitos, Peru. (On many trips to Amazonia, he would take a beat-up acoustic guitar and leave it there for the locals.)

Drinking the crude aguardiente rum distilled from the fermented sugarcane juice, which was squeezed out of the caña (sugarcane) by a primitive press powered by an ox that tread a well-worn circular path on the bank of the Amazon near Explorama.

Eating suri — the nutritious larvae of the South American palm weevil — at a rustic, no-frills camp on the Napo River. (Being omnivorous, he ate the suri; being vegetarian, I did not.)

His “Dukeisms”: Jim’s well-known wordplay (e.g., as in the double entendre “Herbalbum,” his anthology of “Varicose Verse,” and his book Lewd Latin Lexicon) and stream-of-consciousness emails (Steven Foster, an inveterate and unrepentant archivist, has collected hundreds of them). He penned articles for HerbalGram when it was still a newsletter in the early- to mid-80s, and I enjoyed the challenge of editing his often-poetic prose.

We extend our deep gratitude to Helen Lowe Metzman for her contribution to this issue, and to Jim’s life. Helen is the chief gardener at Jim and his wife Peggy’s six-acre Herbal Vineyard at their home in rural Maryland, and was Jim’s right-hand helper for the past decade. The day after Jim passed over, Helen sat down at his desk and wrote a heartfelt tribute on his old desktop computer. We include Helen’s account in our special section devoted to Jim.

To provide a detailed insight into Jim’s professional life and publications, Steven Foster, botanist, author, and co-author of one of Jim’s most popular books (Peterson Field Guide to Medicinal Plants and Herbs of Eastern and Central North America) has written what will no doubt become the definitive summary of Jim’s many botanical accomplishments. Included in Steven’s compelling 7,000-plus-word article is the story of how Jim documented the potential adverse effects of the proposed use of nuclear weapons in the 1960s to create a new Panama Canal on the plants, environment, and native peoples of the region. Jim spent a considerable amount of time in Panama inventorying the plants of the rainforest and befriending the local people.

I’ve never known anyone like Jim Duke, and I know that my life and the lives of so many others who respected, admired, and loved him are immensely richer for having known him. Whether you knew Jim or not, you will enjoy reading Helen and Steven’s tributes to him in our 18-page spread with colorful photos and stories of the man who helped propel herbal medicine in ways that can never be fully measured.

maandag, april 16, 2018

Weegbree moet het nu waar maken

Vers weegbreeblad moet nu maar eens onze redder in luchtwegennood worden. Na weken problemen met keel, krampachtig hoesten en veel slijm en vele goede kruiden (salie, tijm...) geprobeerd te hebben is het nu de beurt aan weegbreeblad.

Vers weegbreeblad is er in principe genoeg te vinden toch valt het nog vies tegen om genoeg planten in eigen tuin te ontdekken. En ik wil juist vers blad gebruiken omdat vers in dit geval beter werkzaam is dan gedroogd.  We plukken 3 maal daags 5 blaadjes om 1 kop thee te trekken. En nu enkele dagen afwachten op de resultaten.

Bijschrift toevoegen
Over Plantago lanceolata of smalle weegbree.

De plant komt oorspronkelijk uit Europa en West-Azië, maar werd door de Europeanen over de gehele wereld verspreid als ‘het voetspoor van de blanke man’. Het weegbree-zaad wordt kleverig in vochtige toestand en blijft dan gemakkelijk plakken aan de voetzolen van wie er overheen loopt.

De soortnaam ‘Plantago’ komt van het Latijnse woord ‘planta’ voor ‘voetzool’. ‘lanceolata’ betekent ‘lancetvormig’ en verwijst naar de bladvorm. De grote weegbree, Plantago major, heeft bredere, meer ronde bladeren – ze zijn ook donkerder groen van kleur – en zoekt de vochtige schaduw op, terwijl de smalle weegbree een voorkeur heeft voor zandige, drogere bodems, en in het algemeen een ‘drogere’ indruk maakt. Plantago lanceolata, komt iets minder voor dan de grote weegbree, maar beide behoren tot de meest algemene onkruiden die langs onze wegen, in onze tuinen en graslanden voorkomen.

Smalle weegbree is een overblijvende plant met een korte, stevige wortelstok en lange, smalle bladeren, die rechtstreeks uit de grond lijken te komen (wortelrozet). Daartussen rijzen stevige, bladerloze stelen omhoog, die uitmonden in een groen-bruinige aar, die vele nietige, doorzichtige, geurloze bloempjes verenigt.
De bloempjes zijn tweeslachtig, de meeldraden ontwikkelen zich echter later dan de stijl, waardoor men bovenaan de aar meestal alleen stijlen ziet uitsteken en onderaan alleen meeldraden (met de opvallend witte helmknoppen), ofwel onderaan alleen stijlen en bovenaan nog gesloten bloempjes. De bloei, die al in april kan starten, loopt soms door tot aan de eerste vorst. De vrucht is een tweehokkige doosvrucht die met een dekseltje openspringt.

Alom bekend is het gebruik om vers geplukt (iets gekneusd) weegbreeblad als noodpleister direct op een verse wond te leggen of om daarmee bij insectensteken jeuk en zwelling acuut te verlichten.

Van oudsher worden weegbreepreparaten ingezet in voorjaarskuren om het bloed te reinigen, maar vooral ook bij catarrale luchtwegproblemen en huidaandoeningen. Terecht, zo beseft men meer en meer, want bij wetenschappelijk onderzoek worden steeds meer farmacologische effecten aangetoond en ‘geneeskrachtige stoffen’ ontdekt.

Zo wordt de antibacteriële, ontsteking remmende werking van Plantago lanceolata vooral toegeschreven aan de iridoïdglycosiden, met als hoofdbestanddeel aucubine (de activiteit ervan vermindert wel bij opwarmen). Het verzachtend effect op de hoestprikkel verbindt men vooral met het hoge gehalte aan slijmstof-polysacchariden. Als verdere belangrijke inhoudsstoffen van Plantago lanceolata worden genoemd: flavonoïden (vooral apigenine en luteoline), fenylethanoïden (acteoside), looistoffen, coumarine-glycosiden (aesculetine), chlorogeenzuur, enzymen (invertase), vrij veel kiezelzuur en een hoog gehalte aan kalium.

Het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA) concludeerde in een ‘assessment report’ dat er voldoende evidence is voor de (orale en oromucosale) toepassing van extracten van Plantago lanceolata in de ‘symptomatische behandeling van geïrriteerd mond- en keelslijmvlies, gepaard gaande met droge hoest’. En dat hebben we nu net nodig.

zondag, april 15, 2018

Over de zeldzaamheid van planten en de zelfgenoegzaamheid van mensen.

Primula vulgaris geplukt,
verwerkt en vermeerdert
Over de zeldzaamheid van planten en de zelfgenoegzaamheid van mensen. Of moet ik schrijven over de zelfgenoegzaamheid van natuurliefhebbers? Op internet en Facebook word ik regelmatig geconfronteerd met mensen die zogenaamd bezorgd zijn over de natuur en de wel of niet zeldzame planten tegen die onverlaten van plukkende herboristen willen beschermen. Alsof herboristen geen plichtbewuste natuurliefhebbers zijn en alsof het plukken van planten altijd slecht zou zijn voor die planten. Wij wonen gedeeltelijk in Bretagne en sommige mensen in Belgie schrikken als we daslook, stengelloze sleutelbloem of navelkruid zomaar plukken en zelfs opeten.

Om te beginnen zijn deze 3 planten hier zeer algemeen, evenveel voorkomend als bijvoorbeeld de paardenbloem, daarbij zijn het meestal planten die we in onze eigen tuin plukken. Het plukken van delen van planten is voor de sleutelbloem en konsoorten ook niet altijd slecht, integendeel het stimuleert juist de groei. Zelfs bij het oogsten van een deel van de wortels doe je aan verjonging van de plant. Om nog maar te zwijgen over het bewustzijn dat je krijgt door zo intens met deze planten bezig te zijn. Een bewustzijn dat sommige theoretische natuurliefhebbers blijkbaar missen. Ik wens hen dan ook meer lijfelijk genot in de natuur. Met je lichaam in het landschap.

Over de sleutelbloem


Stengelloze sleutelbloem / Primula vulgaris in eigen tuin
Een plant die in het voorjaar tuin en weiland opvrolijkt is de stengelloze en andere sleutelbloemen. Vorig najaar heb ik er heel wat gescheurd, die kleine rozetten lijken nu voor het eerst te willen bloeien.
Een bos bedekt met gele sleutelbloemen is een van mijn kleine voorjaarsgeneugten. Nog meer genot geven ze als je de oude verhalen over deze Primula’s kent. Een Griekse jongeling Paralysos genoemd, was zo bedroefd over de dood van zijn bruid, dat de goden, bewogen door deze grote liefde, hem in een Sleutelbloem veranderde. Interessante geschiedenis maar of die jongeling daarmee gelukkig was, vertelt het verhaal niet. Wel werd daarmee de oude naam Herba paralysis, een kruid tegen verlammingen verklaard. Mogelijk zijn veel van die vreemde verhalen ook ontstaan om medicinale en andere nuttige informatie beter te kunnen onthouden. Hildegard, 12de eeuw, noemde de plant Hemelsleutel of Hymelsloszel, een naam die zou komen van de gevallen sleutelbos van Sint-Pieter en nog verder teruggaand van de Germaanse godin Freya. De plant zou de sleutel zijn naar de verborgen schatten, naar het geluk en de wijsheid. Zo iets als een nieuwe lente en een nieuwe hoop. Meer aardse benamingen zijn Eierkruid, Koekebloem en zelfs Pannekoekjes, omdat de bloemen ook in de pannenkoeken en koekjes meegebakken werden.
Ook Jacob van Maerlant in zijn ‘Naturen Bloeme’, een boek waarmee we in het middelbaar onderwijs belast werden, dichte over deze bloem:

Primula dats een kruut
Tierste dat te lentin coemt uut,
Ende taleerst dat bloemen draghet.
Dit cruut,alsmen ons gewaghet,
Ghedronken met roeden wine,
Dats volmaeckte medicine
Ghedronken in alre noet
Jegent swaer evel goet.

Sleutelbloem in Bretagne
In Bretagne vinden we de Primula vulgaris massaal in de natuur. De sleutelbloemen worden hier ook wel 'Coucou' koekoek genoemd, omdat ze allebei de lente aankondigen.
Les feuilles et fleurs peuvent être consommées crues ou cuites comme pour la primevère élevée (Primula eliator), la primevère officinale (Primula veris)
Les feuilles sont meilleures lorsqu'elles sont jeunes et apportent une note légèrement anisée un peu piquante (que l'on retrouve en plus fort dans les racine) dans une salade composée. Après le printemps, il vaut mieux les cuire en soupe ou en légume mais de préférence avec d'autres plantes car elles sont parfois un peu fortes. La friture les rend croustillantes à souhait. Elles flétrissent lorsque la plante a formé ses graines. Les fleurs sont consommées en salade mêlées à d'autres fleurs et interviennent dans différents breuvages (thés, tisanes, infusions, sirops ; aromatisation du vin et des vinaigres). Elles décorent les plats chauds ou froids et sont également utilisées confites au sucre en pâtisserie4.

Propriétés médicinales sont les mêmes que celles de la primevère officinale et de la primevère élevée :
  • les fleurs, adoucissantes et calmantes, sont utilisées dans des mélanges pectoraux ;
  • les feuilles sont anti-ecchymotiques ;
  • toute la plante et particulièrement la racine ont des propriétés analgésiques, anti-spasmodiques, diurétiques et expectorantes.
Meer over sleutelbloem



dinsdag, april 10, 2018

Over de aartsengelwortel

De grote engelwortel is al vroeg in het voorjaar volop aan de groei. Het is nu ook het moment  om de zachtere stelen te oogsten om de klassieke confijt te maken. Maar...dit jaar wil ik alleen maar genieten van dat hoopgevend groen.

De grote engelwortel is door de eeuwen heen bewondert en geprezen geweest. Zo schreef Hondius in zijn leerdicht: Als de peste door het landt henen loopt en Godes handt op der aerde is verheven : doe elck een een saetgen geven dach voor dach om op te vasten van d'oprechte Angelica.' 

Aartsengel Michael zou deze plant als geneesmiddel tegen de pest hebben aangewezen. Vandaar de naam. Verplegers van pestlijders kauwden dan ook op de wortels om zich 'de haastige ziekte' van het lijf te houden. Dodonaeus zag het zo 'Deseselve wortel nuchter inghenome oft alleen in den mont ghehouwe bewaert oock ende beschermt den mensche van der haestighe sieckte, van alle quade lochten ende fenijn. Ook andere infectieziekten, vergiftigingsgevaren, beten van dolle honden werden met angelica behandeld. De wortels hadden geneeskundig de beste reputatie, maar ook ook de bladeren en de zaden werden toegepast: 'Oock schrijft men den  Angelica toe dat die bladeren daer af met Ruyte ende huenich vermenght seer goet gheleyt sijn op die beten van verwoede honden'.

Angelica, dat zelf een tegengif is, was een van de ingrediënten van de theriak, een beroemd middeleeuws tegengif, samengesteld uit tientallen kruiden en zo kostbaar datalleen de welgestelden het zich konden permitteren.Sterk ruikende planten werden in vroeger tijden algemeen als desinfecterende middelen gebruikt. Engelwortel, met zijn uitgesproken muskusgeur, was daarop geen uitzondering. De wetenschap heeft de waarde van dit gebruik wel bevestigd. De proeven toonden aan dat de olie van angelica, evenals trouwens van kaneel en tijm, dodelijk is voor verschillende bacteriën. Het branden van de zaadjes op kolen of op een kachelplaat was een oud Engels gebruik waardoor het huis geparfumeerd én ontsmet werd.

 Men kan ook zichzelf reinigen en beschermen door het nuttigen van angelica, althans volgens Beauvillard die een zogenaamd geheim vertelt: "Neem smorgens een aftreksel van Engelwortel, 22 gram voor een 1 liter water.' Diegene die dit geheim recept gebruikte zou 112 jaar geleefd hebben. Wel een eenvoudig recept om geheim tezijn.Ziekten werden vroeger als werk van de duivel beschouwd, of zouden in ieder geval van boze machten afkomstig zijn. Hielp een plant tegen een kwaal, dan diende hij tevens tegen boze krachten. Zodoende werd een bezetene met bladeren van wortel ingewreven.

John Gérard schrijft met ontzag over de uitdrijvende kracht van angelica:'... although tbe corrupt aire have possessed the heart, yet it driveth it out againe. Dodonaeus is meer terughoudend in deze. Weliswaar schrijft hij dat 'dese wortelen oock goet ende krachtigh sijn om alle toverijen, belesinghen ende vervloekinghen vanquade menschen te beletten ...', maar hij neemt het niet voor eigen rekening.

Over engelwortel als maagmiddel was men het algemeen eens. Het Angelicawater, waarin ook korianderzaad was verwerkt, gold als erkend medicijn tegen maagkwalen. Zowel de tot poeder gemalen wortels als thee van de bladeren en stengels werden voor de zieke maag gebruikt. En daar ik het ook nu zeker nog goed voor.Broeder Aloysius, een leerling van de beroemde pastoor Kneipp, raadde engelwortel aan bij maar liefst alle chronische aandoeningen, als daar zijn: wisselkoorts, bleekzucht, zenuwhoofdpijn, zenuwziekten, krachteloosheid, jicht, verslijmde longen,enzovoort. 'Neemt uw toevlucht tot deze wortel, hij werkt uitstekend.' Geen wonder dat een dergelijke panacée als een heilige plant werd beschouwd.

In België en de Nederlanden werd hij wel Heiligen Geestkruid genoemd en in Engeland Herb of The Holy Ghost, zeer tot ongenoegen van Culpeper, die een toornig betoog afsteekt in zijn Complete Herball tegen godslasteraars 'die zich als heidenen en paapsen opstellen' : ' Alas ! I am sorry for their folly, and grieved at their blasphemy. God send them wisdom the rest of their âge, for they have their share of ignorance already.' Hij vervolgt zijn kapittel nog een volle alinea om dan te besluiten met een vermakelijk staaltje Brits zelfvertoon: 'Others more moderate called it angelica ... and that name it retains still, and all nations follow it so near as their dialect will permit.' Over de plant zelf geen kwaad woord, hij noemt meer dan dertig deugden van de engelwortel en vermeld ook het gebruik van geconfijte stelen. 'The stalks or roots candied are good preservatives in time of infection, and at other times to warm and comfort a cold stomach'. Als besluit een meelevend woord van Broeder Aloysius gericht aan alle mensen die last hebben van nervositeit 'Arme zenuwlijders, beproeft eens den Engelwortel, het zal u niet berouwen'. Blijkbaar hadden ze honderd jaar geleden ook al last van zenuwen.

Meer over Angelica https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/angelica-archangelica-aartsengelwortel


donderdag, maart 22, 2018

Navelkruid of Nombril de Vénus

In het vroege voorjaar, eind maart, word ik in Bretagne door Nombril de Venus ontvangen. Nee....ja, gewoon een vettig plantje zeer zeldzaam in België maar in het natte Bretagne vreemd genoeg volop aanwezig. Het ronde blad met een putje in het midden heeft blijkbaar de verbeelding van de Franse en de Nederlandstalige plantenliefhebbers geprikkeld , vandaar de naam Nombril de Vénus en Navelkruid. De Britten die ook in Bretagne volop aanwezig zijn, blijken wat de naam van dit plantje betreft, veel materialistischer aangelegd. Zij noemen het gewoon Penny leaf.

Het blad werd en word vooral in het voorjaar gegeten. Fris in de sla of zo uit het vuistje is zijn licht zure en vettige smaak best te waarderen. Geneeskrachtig is het mogelijk een goede vervanger van andere vettige familieleden zoals Aloë of Huislook. Dus vooral uitwendig te gebruiken: ruwe huid,  schaafwonden, eelt, zonnebrand en dergelijke. Verzachtend en verkoelend.



Noms communs :
Nombril-de-vénus, cotylet, cymballion, cotylédon, gobelet, coucoumelle, oreille-d'abbé, ombilic des rochers
.

Nom latin: Umbilicus rupestris (umbilicus pendulinus).
De la famille: Famille des crassulacées (crassulaceae).
Nom anglais : Penny leaf, penny wort, penny pies.

Nombril-de-Vénus propriétés thérapeutiques et médicinales :
De nos jours, le nombril-de-vénus est surtout employée en usage externe. Les feuilles de cette plante à laquelle il faut enlever l'épiderme sont posées sur les plaies pour les aider à cicatriser. Elles calment de façon agréable et efficace la douleur des brulures.

On a préconisé la plante comme émollient et résolutif sur les tumeurs, les callosités des talons et, dit-on, contre le phimosis (affection douloureuse du prépuce qui, lors de l'érection, ne peut se rétracter derrière le gland du pénis), ulcères, hémorroïdes.

Navelkruid in de oude eik in onze tuin
Principaux constituants :
Les feuilles renferment beaucoup d'eau, du mucilage, des acides organiques, des vitamines et des sels minéraux et de triméthylamine.

Nombril-de-Vénus utilisation traditionnelles vertus :
Le nombril de vénus a eu une grande réputation comme diurétique et pour dissoudre les calculs de la vessie. Au tout début du XX siècle, certains médecins anglais en faisaient grand cas contre l'épilepsie.

Origine :
Le nombril de vénus est une plante grasse, vivace de 10 à 40 cm de hauteur, commune sur les vieux murs et les rochers des terrains siliceux dans le Midi, le Centre et l'Ouest. On la rencontre en Europe occidentale et méridionale, en Asie occidentale et en Afrique du nord.
Ses feuilles épaisses, de forme arrondie, sont nettement déprimées au centre, là où s'attache le pétiole. Glabres, d'un vert vif, facilement cassantes, elles sont recouvertes d'une très fine pellicule.
La tige dressée porte quelques feuilles allongées, rétrécies en pétiole à la base.
Elle se termine par une longue grappe dressée de petites fleurs d'un blanc jaunâtre, à corolle en tube et les fruits verts mûrissent au cours de l'été.

Nombril-de-Vénus utiliser pour les bienfaits sur la santé :
Les plaies, les brulures, les tumeurs, les callosités des talons, le phimosis, ulcères, hémorroïdes.
C'est la plante du randonneur! Pour soulager une ampoule, une inflammation, il suffit de détacher la fine pellicule qui recouvre la feuille puis d'appliquer la feuille sur la zone à soulager (sans percer l'ampoule!). De plus quel régal crues lors de longues randonnées, gorgées d'eau les feuilles sont très rafraîchissantes. C'est une plante qui soulage agréablement et efficacement les petites brûlures et aide les plaies à cicatriser. Elle est efficace sur les callosités des talons (tout pour avoir de jolis pieds cet été). Riche en eau, en mucilages, en fer, en sels minéraux, en vitamines C, en triméthylamine et en tanin, elle est indiquée dans le traitement des furoncles, des plaies, des hémorroïdes ainsi que des ulcères. Dans la plupart des cas, l’on se sert de ses feuilles pour frictionner les parties douloureuses. Sur les plaies, elles s’avèrent particulièrement efficaces pour accélérer la cicatrisation.

A manger:
Les feuilles charnues du nombril de vénus sont excellentes à manger crues ou en salade, tendre, juteuse, et leur saveur acidulée est agréable.