vrijdag, augustus 26, 2022

Koningin der weiden

Vandaag wat bloeitoppen (tweede oogst) van moerasspirea geoogst in de magische tuin van Cascatelles.

Vroeger werd de plant  Koningin der weiden of geitenbaard genoemd. Verder vinden we ook de namen bokkenbaard, stijfstok, spierkruid, reinette, olmkruid, wolfvlinder, robbroodskruid, zwanepoot, kamerbloem, magerman, ijzermaalkruid, zwanenpoot en koemommel, 

  • Latijns: Filipendule ulmaria (L.) Maxim
  • Frans: Reine des Près, Spirée ulmaire, Filipendule ulmaire, Fausse Spirée
  • Engels : Meadowsweet, Bridewort, Honey-sweet, Lady of the meadow, Meadow Queen

Net als de roos maakt ook deze decoratieve plant deel uit van de familie Rosaceae of eenvoudigweg de Roos-achtigen. Vroeger rekende men moerasspirea bij het geslacht Spirea en dit verklaart meteen het tweede deel van de Nederlandse naam. Het eerste deel doet ons vermoeden dat dit kruid iets heeft met vochtige bodems. En inderdaad, het staat graag met de voeten in het water en gedijt dus prima in moerassige gebieden!

De botanische naam Filipendula ulmaria betekent “Filipendula”, opgehangen aan een draad, wat verwijst naar de wortelknollen die met een soort draad met de lange wortels verbonden zijn. Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, ‘Filipendula’, is afkomstig van de Latijnse woorden ‘filum’ dat ‘draad’ betekent en ‘pendulum’ dat ‘hangen’ betekent. Met deze ‘hangende draden’ worden de karakteristieke wortels beschreven. Het tweede deel, ‘ulmaria’ betekent in het Latijn ‘zoals een iep’. . De soortnaam ulmaria dankt de plant aan het feit dat de bladeren gelijken op die van de Ulmus of olm. Niet dat de moerasspirea op een iep lijkt (enkel het blad vertoont een gelijkenis) maar het geeft wel aan dat beide dezelfde werkzame stoffen hebben. Het Nederlandse'spirea' komt van het Griekse woord 'speiraie' dat 'spiraal' betekent en de vorm van de zaden beschrijft.

De geur van de moerasspirea bedwelmde eeuwenlang mens én de vorsten. Tijdens de middeleeuwen strooiden de edellieden moerasspirea over de plaveien van hun paleizen en kastelen. Het parfum van de plant verdrong minder hygiënische geuren. Koningin Elisabeth I noemde de spirea haar lievelingsbloem die haar redde van onophoudelijke hoofdpijn.

Voor de druïden was de plant, naast de maretak, een van de geliefde planten bij mystieke overgangsrituelen. De druïden hadden enkele favoriete kruiden waaronder de moerasspirea, watermunt en ijzerhard. We treffen de plant ook dikwijls aan in verschillende recepten van de druïden, vooral in rituelen waarbij de plant als offergave gebruikt werd, wellicht om haar zwoele zoete geur. In vroeger dagen diende het vaak als een brouwkruid voor heilige bieren

In de Mabinogion wordt verhaald, dat moerasspirea diende als één van de magische ingrediënten om de bloemenmaagd “Bloddeuedd” te creëren, die bestemd was om de bruid te zijn van Llew Llaw Gyffes. Zodoende wordt moerasspirea geassocieerd met liefdesmagie. Helaas duurde het magische huwelijk niet lang. Moerasspirea zou meer geschikt zijn voor het vinden van een passionele maar kortstondige affaire dan voor huwelijksgeluk. Het wordt ook geassocieerd met het geschenk van moed en bescherming en kan gebruikt worden om af te stemmen op het rijk van de feeën.

In het Engels wordt de plant Meadowsweet genoemd, maar een oudere naam is Meadwort of Medwort. In het boek van Chaucer : "The Knights tale", staat de plant zo vermeld als één van de vijftig ingrediënten van een drank, gebaseerd op Mead of mede, een honingdrank die populair was in de Middeleeuwen. Aan de mede werden dan kruiden toegevoegd. Het oude woord 'wort' betekent zoveel als plant. De naam 'Bridewort' verwijst dan weer naar het gebruik om de plant op de vloeren te strooien tijdens een huwelijksfeest.

In Groot-Brittannië zijn reeds in vondsten uit het Bronzen tijdperk sporen van moerasspirea gevonden. In graven daterend uit die tijd zijn stuifmeelkorrels gevonden die na onderzoek van moerasspirea bleken te zijn. Dit wil zeggen dat men wellicht een soort bloemenkrans meegaf aan de overledene. Aan het meer van Llyn y Fan Fach in Wales trof men de gecremeerde resten aan van een jong meisje met ernaast stuifmeel sporen van moerasspirea en potten en stenen werktuigen. 


Geen opmerkingen: