woensdag, oktober 28, 2015

Herfst in Hastiere




zaterdag, oktober 24, 2015

Havikskruid bij Bonsoy

Al bij het begin van onze wandeling, nog in het domaine du Bonsoy, vinden we een groep bloeiende oranje havikskruiden. Niet zo direct een bekende geneeskrachtige plant maar wel redelijk zeldzaam. Dit plantengeslacht  is wereldwijd verspreid, met vele soorten en ondersoorten. De grote variaties hebben we te danken aan de speciale manier waarop havikskruiden zich voort planten. De vrucht en het zaad ontwikkelen zich zonder dat bevruchting nodig is. Het blijkt, dat alhoewel stuifmeel rijkelijk op de stempel terecht kan komen, geen 'kieming' van de stuifmeelkorrel plaatsheeft, of, indien dit wèl het geval is, toch geen bevruchting volgt. Dit leidt tot zeer tal­rijke groepen Hieraciums, die wel op elkaar gelijken, maar in detail steeds verschillend blijven en die dus moeilijk te onderscheiden. Als je dan weet dat er nog zelfbestuiving (tussen de bloemen van één hoofdje) en bastaardering tussen soorten kan voor­komen, wordt het duidelijk hoe ingewikkeld en moeilijk de systematiek binnen de havikskruiden is
.
De wetenschappelijke naam Hieracium is vertaald als havikskruid. In de oudheid geloofde men dat haviken het gebruikten als oogdruppels om een bijzonder scherp gezicht te krijgen. Tot na de middeleeuwen volgde men dit goede voorbeeld en gebruikte men het sap in oogwater. Anderen menen dat het 'hierakion' zou heten, omdat het op hoge rotsen groeide, waar haviken huisden. Een andere al even twijfelachtige verklaring, vinden we in het uiterlijk van de bloem­hoofdjes. De straalbloempjes, met hun getande, dwars afge­sneden bloemkroonblad, liggen dakpansgewijs gerang­schikt en het lijnenpatroon dat hierdoor ontstaat, herinnert aan de gestreepte tekening in de veren van een havik.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/hieracium-havikskruid

Hieracium aurantiacum (syn. Pilosella aurantiaca) est une plante vivace souvent stolonifère faisant partie de la famille des Composées (Astéracées). Connue sous le nom d'épervière orangée, cette plante toute simple, pousse dans les prairies et les zones rocailleuses subalpines des montagnes européennes. Elle est protégée en Alsace et en Auvergne.

Les racines traçantes s'étalent rapidement formant parfois des stolons qui assurent une multiplication et un investissement rapide des lieux, c'est pourquoi elle est utilisée au jardin en couvre-sol pour stabiliser une butte, couvrir un talus ou tout simplement une zone laissée en prairie naturelle. Les feuilles vert bleuté portées en rosettes, laissent émerger de leur centre une tige hérissée de poils noirs portant des bouquets de petites fleurs (0,5 à 2 cm de diamètre) orange lumineux.

Ce coloris éclatant accompagnera parfaitement des fleurs bleues ou mauves comme la campanule, la bourrache, l'agastache ou la vipérine pour former un ensemble champêtre qui attirera au passage les insectes pollinisateurs dans votre jardin !

Cette plante est aussi reconnue pour ses vertus médicinales : en tisanes, elle freine la production de mucosité et est donc préconisée pour les pathologies de l'appareil respiratoire. Elle constitue aussi un bon diurétique. En cataplasme, elle facilite la cicatrisation des blessures.

woensdag, oktober 14, 2015

Onderweg

Weg. Onderweg. Voor de verandering vertrokken met zon diep in de punt van Bretagne en steeds meer wolken en stortregens naar Normandië toe. Autoweg tot Caen is niet betalend, dan N-weg binnendoor naar Rouen. Ik begin het al wat te kennen en zelfs al vaste slaapplekken te krijgen. Nu Pont L’Eveque, een groot plein  Place Foch bij de brandweer en een park, geen officiële camperplek toch staan er meestal welke enkele huisjes op wielen. Ook nu dus, wel wat verstopt, de grote indrukwekkende kerk is ook vlakbij en dus ook het geluid van de klokken.

Ik dwaal even, door de zoals gewoonlijk verlaten straten, en ook zoals gewoonlijk zijn er geen cafés meer open om 9 uur s avonds. Nog open zijn een hotel en een restaurant maar daar kan ik geen koffie drinken. Een hel verlichte winkel trekt mijn aandacht, wel een funeraire begrafenisondernemer, doodskisten en kitscherige grafschriften glinsteren mij tegen, alsof ik al in het hemels paradijs ben terecht gekomen. Als het er zo in het echt uit zou zien, dan blijf ik toch liever op dit aardse paradijs.

Terug in mijn eigen huisje zonder hemels internet, noteer ik dan maar offline mijn mijmeringen en om halftien lig ik al in mijn eigen zwevend bed.

donderdag, oktober 08, 2015

Terug naar Wallonië, lelijk en mooi.

Van Pont ar Gorret Bretagne naar Blaimont België. Ik nader België. Met de kat in de motorhome via Amiens, Valenciennes naar Maubeuge; Wat is het lelijk hier in Maubeuge, wanorde troef, grands surfaces, zigzag straten, wirwarhuizen en het grijze miezerige weer maakt alles nog lelijker. Ik probeer binnendoor, recht op recht van Maubeuge naar mijn woonplaats Blaimont te geraken. En dan als bij wonder wordt in al die Franse chaos met een grote groene wegwijzer Dinant aangeduid. DE weg naar Wallonië dus en naar Hastiere Blaimont. In Cousolre rijden we  (de kat en ik) de grens over en wordt, tot mijn eigen stomme verbazing, alles mooier, de huizen opgeknapt, rechte gladde wegen, groener landschap en zelfs meer licht door het dichte wolkendek. Ik zoefzweef over verlaten wegen langs l'Eau d'heure, Cerfontaine, Phillipville naar Anthée en Hastiere. Herfst nestelt zich op de flanken van de Maasvallei.

dinsdag, oktober 06, 2015

Afrikaantjesverhalen

Tagetes lucida
Tagetes minuta
Afrikaantjes, Stinkertjes......ouderwetsere planten bestaan er niet. Als 'alternatieve, moderne' zeventigjarige heb ik dus jaren niks willen weten van zo'n lelijke bourgeoisbloemen als deze stinkers. Het was de geur uit de tuin van mijn ouders, uit de tuin van mijn tantes, uit de tuin van al de buren van lang geleden. Een vreemde geur die nu pas betekenis krijgt, de geur van mijn geboortedorp Hauthem, geur die herinnering oproept aan het avontuur van kind zijn.

Van de stijve, stoere roestbruine Tagetessoorten hou ik nog steeds niet, maar de andere leden van de familie kunnen mij nu wel bekoren. Vooral toen ik ontdekte dat er ook fijnzinnige familieleden tussen zitten, soorten met kleine sierlijke oranje of gele bloemen maar ook metershoge wilde exemplaren. En helemaal overtuigd was ik na kennismaking met hun geneeskrachtige en licht hallucinogene werking, kwaliteiten waar zelfs de oude Azteken op verzot waren.

Neem nu de Tagetes minuta, volop groeiend in onze Bretoense tuin. Het is een afrikaantjessoort, uit Zuid- en Midden-Amerika, die geteeld wordt om zijn etherische olie en om zijn aromatische bladeren en bloemen. Hij wordt Hucatay genoemd.
Het is een eenjarig kruid, lid van de Composietenfamilie (Asteraceae) , met glanzende, lichtgroene bladeren. De bladranden zijn licht gezaagd. De onderkant van het blad is voorzien van een aantal meercellige kliertjes, punctata genoemd, die een drop-anijsaroma afgeven wanneer je ver het blad wrijft. Deze oranjekleurige kliertjes bevinden zich ook op de stengels en de schutbladeren van de lichtgele , weinig opvallende bloemen.
De smaak van hucatay is nogal bijzonder, je proeft dragon en basilicum, maar zeker ook munt en koriander.
Zaden Tagetes
De bladeren worden als keukenkruid gebruikt, bijvoorbeeld als vuling voor wild. Bekend is de Salsa huacatay, eigenlijk meer een pesto, gemaakt met huacatay en zachte schapenkaas. Deze saus wordt onder meer gebruikt in een aardappelgerecht dat ocopa heet, en een specialiteit is van Arequipa in het uiterste zuiden van Peru (ocopa arequipeña).

Maar Tagetes minuta is ook een efficiënt bestrijdingsmiddel tegen grondaaltjes en medicinaal goed voor luchtwegen en spijsvertering ' a decoction made by steeping a "double handful" of the dried plant in boiling water for 3 to 5 minutes is used as a remedy for the common cold; including upper and lower respiratory tract inflammations, and for digestive system complaints; stomach upset, diarrhea, and "liver" ailments. The decoction is consumed warm, and may be sweetened to individual taste (Neher 1968; Parodi 1959; Cavanilles 1802).

Ook  Dodonaeus kende al de Afrikaantjes, over de naamgeving schrijft hij 'De Brabanders en de Vlamingen noemen deze bloemen gewoonlijk Tunisbloemen. Men noemt ze tegenwoordig op het Latijn Flos Africanus en Flos Tunetensis, dat is bloem van Afrika of bloem van Tunis’.
Na de succesvolle veldtocht van Karel de V. tegen de Moorse vesting in Tunis in 1596 werd het Flos Africanus genoemd. In Engeland dacht men dat het plantje daar vandaan kwam. Zo werd het Africanus Flos, Africaanse bloem of Tunis bloem. Het afrikaantje, Duitse Afrikane- of Tuneserblume, Studentenblume, Sammetblume, Samtblumen, Franse fleur africaine, fleur de Tunis en Tagete rose d'Inde, Engelse African marigold en Turkey gilliflower. En de wetenschappelijke naamTagetes zou geinspireerd zijn op de Etruskische godin Tages, die de kunst van waarzeggerij kende. Niet mis voor een plantje uit de oude doos.

https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/tagetes-afrikaantjes

donderdag, oktober 01, 2015

Moesdistel

Onze Bretoense groententuin
Een zeer oude bekende voor mij, deze moesdistel. Een zachtere, minder prikkerige variant van onze akkerdistel. Vroeger, zeer lang geleden, toen mijn haar en baard nog pikzwart was en ik als milieuridder met mijn Baarlese vrienden op zondagmorgen vroeg langs het Merkske wandelden, kwam ik veel moesdistels tegen. Ook nu is de plant niet echt zeldzaam en heb ik een stevig exemplaar gewoon in de groententuin staan. De jongere bladeren kunnen in het voorjaar gestoofd gegeten worden maar ook in het najaar, als de bloeitakken verwijderd zijn, is het blad eetbaar. Je kan de bladeren, net zoals asperges of kardoen,  afdekken om zo'n krokantere variant te verkrijgen.


Het is verwonderlijk dat zo veel voorkomende planten als de distels, zo weinig gebruikt geweest zijn. Zou het zijn omdat we zo'n hekel hebben aan die prikkerige planten? Maar wat doen we dan met brandnetel? Of zouden deze distels geen gebruikswaarde hebben? Ook dat lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Er zijn wel degelijk andere distels medicinaal veel gebruikt. Ik denk dan vooral aan de gezegende distel en recenter Mariadistel. Hoe zit dat met de moesdistel?


Moesdistel is een vaste plant met bleekgele bloemhoofdjes die omhuld zijn door geelgroene schutbladen. Deze omhulling doet een beetje aan groenten als sla en kool denken. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom deze plant de naam moesdistel draagt en men de plant ook is gaan eten. Een andere vorm van signatuurleer.  De Nederlandse naam ‘moesdistel’ en het Duitse ‘Kohldistel’ wijzen op het vroegere culinaire gebruik van deze plant: de jonge bladeren en de stengels werden en worden onder andere verwerkt in groentesoepen en hutsepotten.

In onze Bretoense kruidenliteratuur wordt vermeld dat niet alleen het blad, maar ook de jonge wortels en de bloemknoppen eetbaar zijn. Le Cirse maraîcher est une plante sauvage comestible riche en acides aminés, en minéraux et en vitamines. On consomme sa racine crue ou cuite mais il faut la récolter avant la floraison. Les jeunes feuilles peuvent être utilisées en salades et les inflorescences, débarrassées de leurs piquants, se consomment comme les artichauts. Maar.... de bloemknoppen eten als artisjok was mij toch te pluizig.

Moesdistel komt voor in Midden- en Oost-Europa en West-Siberië. In Nederland is de plant vrij zeldzaam, je kunt haar alleen in Zuid-Limburg en Noord-Brabant tegenkomen. In België is ze vrij algemeen in het zuidelijke deel van de Ardennen en in Brabant. Je vindt Moesdistel aan waterkanten, in broekbossen en op verstoorde plekken. De plant groeit goed op kalkhoudende, natte, voedselrijke gronden van klei, leem en zand. Telen als groente is goed mogelijk, je kan zaaien of oudere planten scheuren.

Een receptje: Aardappel-moesdistelpuree
Aardappelen samen met jong moesdistelblad en eventueel snijbiet, spinaziezuring en brandnetelblad gaar koken, afgieten, een klontje boter, wat melk, peper, nootmuskaat en zout toevoegen en alles met een vork fijn maken.

http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/41008-distels-en-doornen.html