vrijdag, september 22, 2023

Over Atropa belladonna en atropine

Wolfskers. Atropa belladonna. Het is een prachtige en spannend giftige, hoge vaste plant met bruinpaarse bloemen en grote, glanzende zwarte bessen. Groeit goed op neutrale tot kalkhoudende grond, halfschaduw en zon. In Europa staat ze in bossen en bosranden en dan vooral op verstoorde plaatsen, zoals tussen natuurlijk puin bij rotshellingen of na (gedeeltelijke) kap van het bos. 

Zijn giftigheid en geneeskracht heeft de wolfskers te danken aan het alkaloïdengehalte van 0,3-0,5 % , de alkaloïden bevinden zich in alle delen van de plant (stengel, rijpe en onrijpe vruchten, bladeren en zaden). Het alkaloïdengehalte van de groeiende plant bestaat in blad en wortel voor respectievelijk 90 % en 70 % uit L-hyoscyamine. Na de groei, en in het bijzonder na de oogst, racemiseert L-hyoscyamine tot atropine (R-,L-hyoscyamine). Verder bevatten Atropa belladonna-bladeren apoatropine, tropine, scopolamine, aposcopolamine, 3-αphenylacetoxytropane en tropinone (allemaal < 10 %). 

De naam Atropa belladonna is mogelijk deels een verwijzing naar de doodsgodin Atropos uit de Griekse mythologie, een verwijzing naar het dodelijke gif van deze plant. ‘Bella donna’ komt uit het Italiaans en betekent ‘mooie vrouw’. Vroeger druppelden Italiaanse vrouwen sap van de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en ze een donkerder en glanzender uiterlijk te verlenen. In de negentiende eeuw werden extracten van Atropa belladonna gebruikt als kruidengeneesmiddel voor de behandeling van geelzucht, roodvonk, kinkhoest, zenuwziektes en epilepsie. 

In de Commissie E-monografie staat vermeld dat gedroogde bladeren van Atropa belladonna, soms in combinatie met de bloem, de gedroogde wortels en de wortelstokken als kruidenmedicijn gebruikt worden bij spasmen en koliekachtige pijnen in het maagdarmkanaal en de galgang. Er zijn geen reguliere geneesmiddelen geregistreerd die Atropa belladonna bevatten (najaar 2007) . De FDA vermeldt dat (synthetische) belladonna-alkaloïden en belladonna-alkaloïden uit Atropa belladonna en Datura stramonium aanwezig zijn in over-the-counter verkoudheidsmedicijnen in de Verenigde Staten. De FDA geeft aan dat er geen adequate gegevens zijn over de veiligheid en de werkzaamheid van deze stoffen in deze toepassingen .
 
In de homeopathie wordt Atropa belladonna onder andere gebruikt als middel tegen hoofdpijn, oorpijn, koorts, maagpijn en misselijkheid en om pokken en mazelen te behandelen(19) . In Aziatische medicijnen die in Engeland verkrijgbaar zijn wordt Atropa belladonna (bikh luffah) gebruikt als pijnstiller, narcoticum, diureticum, pupilverwijder en kalmerend middel.

Gebruik van Atropa belladonna kan de anticholinerge effecten van tricyclische antidepressiva versterken en kan interactie met amantadine en quinidine vertonen omdat deze stoffen ook een anticholinerge werking hebben . Een acute Atropa belladonna-vergiftiging is net als andere vergiftigingen met tropane alkaloïden (bevattende planten) te herkennen aan vier belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding . Een inname van twee tot vijf bessen voor kinderen en tien tot twintig bessen voor volwassenen (zonder behandeling) wordt beschouwd als letale dosis . 

Tropane alkaloïden
De tropane alkaloïden atropine, hyoscyamine en scopolamine (synoniem: hyoscine) oefenen een anti-muscarineachtige werking uit doordat ze de binding van acetylcholine aan muscarineachtige cholinerge receptoren competitief remmen. De muscarinereceptoren bevinden zich in de effectorcellen van het parasympathische zenuwstelsel, vooral in het gladde spierweefsel en in het klierweefsel(18) . Verder komen deze receptoren ook in de neurale cellen van het perifere en het centrale zenuwstelsel voor. De tropane alkaloïden remmen dus parasympathische functies(18) . Bij lage doseringen remmen ze specifiek de muscarineachtige cholinerge receptoren, terwijl ze in hoge doseringen op deze manier ook een anti-nicotineachtige werking kunnen uitoefenen door de binding van acetylcholine aan nicotineachtige cholinerge receptoren te remmen(16,17) . De nicotineachtige cholinerge receptoren zijn gelegen in de ganglia (zenuwknopen), op de neuromusculaire verbindingen en in het centrale zenuwstelsel(41) . 

De tropane alkaloïden worden na orale inname snel en volledig opgenomen in het maagdarmkanaal. De werking begint korte tijd na inname. Vermeld wordt dat de tropane alkaloïden de bloed-hersenbarrière en de bloedplacentabarrière kunnen passeren en sporen van de tropane alkaloïden in de moedermelk terecht kunnen komen . 

Atropine 
Atropine is een racemisch mengsel van het R- en het L-enantiomeer van hyoscyamine. Het L-enantiomeer (L-hyoscyamine, zie paragraaf 4.2.2) is verantwoordelijk voor de competitieve remming van acetylcholine en dus de remming van de parasympathische functies door atropine. Het R-enantiomeer heeft geen anticholinerge werking(18) . Atropine remt de uitscheiding van parasympathisch gestuurde klieren zoals speeksel- en traanklieren en klierweefsel in neus, bronchiën, maag en alvleesklier. Verder vermindert atropine de spieractiviteit in het maagdarmkanaal, de urineblaas, de bronchiën en de ogen. Ook kan atropine de hartslag en de atrioventriculaire prikkelgeleiding beïnvloeden. Atropine remt de muscarinereceptoren in het centrale zenuwstelsel. Dit leidt tot een zwakke stimulatie van de nervus vagus, stimulering van de ademhaling en remming van extrapiramidale-motorische activiteit. Bij overdosering kunnen psychotische effecten optreden en wordt het centrale zenuwstelsel onderdrukt(18) . 

maandag, september 18, 2023

Hoestzalf met tijm

Een hoestzalf? Eens wat anders.... en een goede aanvulling van een hoestsiroop.  Zelf hoestzalf maken heeft veel voordelen. Het belangrijkste voor mij is dat het een heel eenvoudige manier is om je gezondheid in eigen hand te nemen
. Daarnaast is het roeren van een zalf ook leuk en is het fijn om met je handen iets te creëren. Het is natuurlijk ook een groot voordeel dat ik door het zelf te maken zelf kan bepalen welke ingrediënten ik op mijn huid aanbreng en welke niet. Dit maakt het gemakkelijk om synthetische materialen te vermijden. 

Het effect van tijm.
Tijm ( Thymus vulgaris ), oorspronkelijk afkomstig uit Mediterrane landen, dankt zijn werking vooral aan de etherische olie (waaronder thymol en carvacrol), de labiaatlooistoffen (waaronder rozemarijnzuur) en de flavonoïden (vooral apigenine) [1]. Het verbetert het immuunsysteem [2]. De tannines hebben onder meer een antibacteriële, slijmvliesafdichtende en ontstekingsremmende werking. Deze eigenschappen maken tijm ook tot een geschikte geneeskrachtige plant bij verkoudheid of hoest. De flavonoïden hebben antioxiderende en celbeschermende eigenschappen. 

Wat zeggen Commissie E, ESCOP en HMPC over tijm?
Volgens Commissie E kan tijmkruid inwendig worden gebruikt voor catarre van de bovenste luchtwegen, evenals voor symptomen van bronchitis en kinkhoest. Deze applicatie wordt ook vermeld door ESCOP. Het bevestigt ook uitwendig gebruik bij slechte adem en ontstekingen van het mondslijmvlies. Het HMPC heeft tijmkruid geclassificeerd als een traditioneel geneesmiddel dat slijmoplossend werkt en helpt bij verkoudheidshoest.

Maak je eigen hoestzalf met tijm – zo werkt het
Ingrediënten
  • 100 ml biologische amandelolie (alternatief biologische olijfolie)
  • 8 g verse tijmblaadjes
  • 9 g bijenwas
Materiaal
  • een pot en een glas dat in de pot past (voor een waterbad)
  • een zeef om te filteren
  • een houten of glazen stokje om te roeren
  • een leeg, steriel zalfpotje (100 ml)
  • Etiket en pen om te schrijven
Stapsgewijze voorbereiding
  • Stap 1 : Doe de tijmblaadjes en biologische amandelolie in een kleine pot en plaats deze in een waterbad op laag vuur. Als het glas begint te bewegen, moet de temperatuur lager worden gezet.Zorg ervoor dat alle bladeren bedekt zijn met olie. Roer indien nodig met het houten of glazen staafje.
  • Stap 2 : Laat de tijm nu 1 uur in warme olie weken. Zorg ervoor dat het glas niet rammelt of danst in de pot, anders wordt de watertemperatuur te hoog.
  • Stap 3 : Zet na 1 uur het vuur uit. Laat de tijmtakjes een nacht in de olie trekken. Bedek het glas met wat keukenrol of een stuk stof.
  • Stap 4 : Doe de volgende ochtend de olie met de blaadjes in de zeef en knijp ze er goed uit. Ik gebruik een kleine lepel om de bladeren in de theezeef te drukken. Er moet ongeveer 80 ml olie-extract overblijven.
  • Stap 5 : Doe de gefilterde olie terug in de pot en plaats deze terug in het waterbad. Voeg de bijenwas toe en laat deze smelten in de olie. Door steeds opnieuw te roeren, kun je dit proces een beetje versnellen.
  • Stap 7 : Zodra de was gesmolten is, roer je alles nog eens goed door. Vervolgens kunt u de vloeibare zalf in het schone zalfpotje gieten. Om de levensduur van de zalf te verlengen, spoelt u het zalfpotje af met een beetje alcohol met een hoog percentage en laat u het drogen. Laat de zalf volledig afkoelen voordat u het deksel erop draait.
  • Stap 8 : Label er ten slotte een etiket op (productiedatum en ingrediënten) en je zelfgemaakte hoestzalf met tijm is klaar!
Tips voor bewaren en houdbaarheid
Schoon werken, aanbrengen en correct bewaren zorgen ervoor dat de tijmzalf zo lang mogelijk meegaat. Zorg er daarom voor dat je zalf altijd op een koele en donkere plaats bewaart. Het hoeft niet in de koelkast. Een kast in een vrij koele gang of badkamer is voldoende.
Je moet ook een propere en droge lepel gebruiken om de zalf uit het potje te verwijderen. Zo voorkom je dat ziektekiemen via je vingers in de zalf terechtkomen en deze besmetten. Stop met het gebruik van de zalf als de geur of kleur verandert of als deze ranzig begint te ruiken. Dit kunnen tekenen zijn dat het bedorven is.

Toepassing van tijmzalf
Tijmzalf kan niet alleen verlichting bieden bij hoest, maar ook bij verstopte neus, loopneus en bronchitis. Om dit te doen, wrijf je meerdere keren per dag en voordat je naar bed gaat over je borst en bovenrug. Als u een verstopte, rode neus heeft, balsem dan de buitenkant van uw neus ermee. Ik smeer ook graag een kleine hoeveelheid rond het neusgat.
Mits er geen allergieën zijn voor één van de ingrediënten, kan tijmzalf ook gebruikt worden bij kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.

Als een verkoudheid, hoesten.... langer dan 3 dagen aanhoudt, dient u een arts of alternatieve arts te raadplegen. Als u de volgende symptomen ervaart, moet u onmiddellijk uw arts of alternatief arts raadplegen: koorts boven 39 °C, ernstige hoofdpijn, braken, stijve nek, pijn op de borst, ophoesten van etterende afscheiding (bleek, groenachtig of bruinachtig van kleur).

En tenslotte…
Het is zo gemakkelijk om met slechts 3 ingrediënten een huismiddeltje te maken tegen hoest, verkoudheid, bronchitis en verstopte neus. Probeer het uit en ontdek het zelf!

Literatuur
[1] Teuscher E. Medicinal spices.  Stuttgart: medpharm GmbH Scientific Publishers; 2006
[2] Stern S, Helga Ell-Beiser H. Phytotherapie in Theorie und Praxis. 1. Aufl. Aarau und München: AT-Verlag; 2022
[3] Baudoux D. L’aromathérapie. Edition Amyris; 2009

zondag, september 10, 2023

Wandelen in de hoge venen. Beenbreek.

Wandelen in de Hoge Venen. Heimweewandelingen zijn het voor mij. Vroeger wandelden en kampeerden we in het Brackvenn bij min 20 graden. Overlevingstochten noemden we het dan ook. Nu in de zomer met een tropische 30 graden is het een andere vorm van overleven. We vinden vooral zuurminnende planten, nogal logisch in het veen. Struikheide, veel soorten bosbessen maar ook zeldzamere soorten ogentroost en beenbreek. Vreemde naam beenbreek en inderdaad in de hoge venen was het vroeger niet altijd even veilig. Veel boeren lieten hun vee en schapen grazen in de zure venen. Vaak verdwenen er dieren in de moerassen die vroeger veel uitgestrekter waren dan nu. Meer dan eens gebeurde dit door dat de dieren hun benen braken tussen de grasbulten van het hoogveen. Een ander verhaal doet de ronde dat in de zure venen er te weinig calcium beschikbaar was voor de dieren, waardoor ze broze botten kregen en deze dan ook gemakkelijk braken. 
Een plant in de venen herinnert ons dus nog aan het verlies van vee in die tijd, de Beenbreek (Narthecium ossifragum). In de venen groeit Beenbreek tussen ander soorten van het zure en vochtige milieu, zoals Gewone dophei (Erica tetralix), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) en Veenpluis (Eriophorum angustifolium). De diepgele bloemen van het beenbreek kwamen vroeger in zulke aantallen voor dat het veen geel werd gekleurd. 

Etymologie van de Beenbreek
Een generaal-majoor Georg Reichwein, uit Christiana, schreef in 1661 een brief aan Simon Paulli, waarin hij beschreef dat het vee, wanneer het Narthecium graast, van stonde aan een ziekte krijgt, waarbij alle beenderen breken en vermolmen, zodat men de pijpbeenderen met huid en al om een stok kan winden.
Toch gaan de beesten niet dadelijk dood; ze kunnen zelfs nog genezen, als ze maar gevoerd worden met de fijngemalen beenderen van andere slachtoffers. Reichwein noemt deze plantensoort daarom Ossifragi, en Paulli, die dit verhaal in de tweede druk, van 1667, van zijn boek over de geneeskruiden publiceert, noemt de plant Beengraes.
   Linnaeus, die in zijn "Flora lapponica" van 1737 wel aan de juistheid van dit verhaal twijfelt, kiest toch in 1753 de soortaanduiding ossifragum bij het geslacht Anthericum (graslelie).
Volgens de internationale nomenclatuurregels is die soortaanduiding gebleven, al werd ook sindsdien de soort overgebracht naar een nieuw geslacht Narthecium.
Na 1793 komt ook in Duitse boeken de naam Beinbrech voor, sinds 1830 meer en meer vervangen door Beinheil, wat eigenlijk precies het omgekeerde betekent, namelijk beengenezend, maar op zulke kleinigheden moet men niet letten bij het vergelijken en verklaren van plantennamen.

Van der Trappens verhaal, Ossifrage de Norvège
J.E. van der Trappen wijdt in zijn "Herbarium Vivum" (1839) een lange beschouwing aan deze laster tegen « eene der voornaamste sieraden van onze flora »: « moeijelijk kan men zich voorstellen dat deze Narthecium, die voor ons zooveel bekoorlijks heeft, voor het vee zulke nadeelige eigenschappen in zich verborgen houdt, als daaraan door eenigen toegeschreven zijn geworden.
Men heeft immers beweerd dat zij den bijnaam van ossifragum ontving, omdat zij het vermogen zoude bezitten om de beenen van het vee dat haar gegeten had, niet alleen zwak en krachteloos, maar ook zeer lichtbaar te maken. 
Zoo heerschte er vóór anderhalve eeuw in het Brandenburgsche en in het hertogdom Maagdenburg, reeds sedert eenige jaren een veeziekte, waarbij beenbreuk een hoofdverschijnsel was.
Eenigen geloofden zekerlijk dat deze plant, toen vrij algemeen onder den naam van Ossifrage de Norvège bekend, de oorzaak was dat het vee zoodanig vermagerde, dat de ruggegraat begon uit te steken, en zelfs wel middendoor brak, waardoor het gaan natuurlijk belet werd.

Jacob Fabricius, lijfarts van den Zweedschen koning Christiaan zoude dezelve in 1614 het eerst uit Noorwegen mede gebragt hebben. (.) Hoe deze Narthecium dit bewerkte werd van deze zóó, van genen weder anders begrepen, of liever op de zonderlingste wijzen verklaard: Simon Paulli was van oordeel dat er in de gronden waar deze plant groeit, kwikzilver of lood aanwezig is; anderen verwierpen dit gevoelen ganschelijk, doch kwamen op hunnen beurt met allerlei ongerijmdheden voor den dag.
Ik zal hiervan geen gewag maken, maar mij vergenoegen met deze plant slechts als een pronkstuk der Natuur te beschouwen, want ontegenzeggelijk bestaan er voorwerpen, die volstrektelijk tot dit doel schijnen daargesteld te zijn.
Misschien is de meening, dat de moeras-Narthecium voor het vee zoo verderfelijk is, enkel daaruit ontstaan, dat de beesten die zich met het voeder van zulke plaatsen, waar deze plant veel groeide behelpen moesten, zwak en ziekelijk, traag en loom in de beenen werden.

Zulke plaatsen toch leveren inderdaad bijna geen bekwaam veevoeder op, en het is daarom niet te verwonderen dat bij het vee, op dergelijke plaatsen weidende, en hierdoor al spoedig een niet behoorlijk gevoed ligchaam omdragende, verschijnselen als bovengenoemd waargenomen zijn geworden.Voor lang al is door anderen gene stelling ontkend geworden; Gunner noemde dezelve reeds een fabel.

Toch blijkt de negatieve werking van de beenbreek helemaal geen fabel. En blijken de planten wel degelijk giftig kan zijn voor het vee.

For more than four centuries, the intake of Narthecium ossifragum has been associated with poisoning in domesticated animals. Saponins occurring in flowering tops of the plant are considered to cause kidney damage in calves. At present, there are more than 30 papers on the saponins of N. ossifragum in the literature, although the structures of these compounds have hitherto not been determined. Here, we identify the saponins of N. ossifragum as sarsasapogenin, sarsasapogenin-3-O-β-galactopyranoside, sarsasapogenin-3-O-(2'-O-β-glucopyranosyl-β-galactopyranoside) and sarsasapogenin-3-O-(2'-O-β-glucopyranosyl-3'-O-α-arabinopyranosyl-β-galactopyranoside). Moreover, six aromatic natural products were isolated and characterized from the methanolic extract from flowers of N. ossifragum. 

All compounds were tested for cytotoxicity in mammalian cell lines derived from the heart, kidney, and haematological tissues. The saponins exhibited cytotoxicity in the micromolar range, with proportionally increasing cytotoxicity with increasing number of glycosyl substituents. The most potent compound was the main saponin sarsasapogenin-3-O-(2'-O-β-glucopyranosyl-3'-O-α-arabinopyranosyl-β-galactopyranoside), which produced cell death at concentrations below 3-4 μM in all three cell lines tested. This indicates that the saponins are the toxicants mainly responsible for kidney damage observed in cattle after ingestion of N. ossifragum.

Positiever is dat de gele bloemen vroeger als haarkleurmiddel in gebruik zijn geweest. This plant was known as 'Maiden Hair' because the yellow flowers were used as hair dye.

vrijdag, september 08, 2023

Heermoes wetenschappelijk bekeken

Oude medicijnen - nieuwe inzichten? Nieuwe strategieën voor de behandeling van urineweginfecties met heermoes.

Tamm-Horsfall-eiwit (syn. THP, uromoduline) is een eiwit dat wordt uitgescheiden in de distale tubulus van de nier en dat in staat is uropathogene E. coli te binden en zo de eliminatie ervan te verbeteren en de interactie tussen pathogeen en gastheer te verminderen. Het verhogen van de secretie van THP door speciale inductoren vertegenwoordigt een nieuwe en innovatieve therapeutische strategie voor het voorkomen en/of behandeling van urineweginfecties.
In een biomedisch onderzoek met n=10 proefpersonen werd de invloed van een droog heermoesextract (DEV 4-7:1, extractiemiddel water) uit Equisetum arvense L. onderzocht op THP-secretie na zeven dagen inname. De respectieve dagelijkse dosis van het extract komt overeen met 7,2 g geneesmiddel. De THP-concentraties in de individuele monsters en in de samengevoegde urine werden gekwantificeerd uit de ochtendurine die op studiedagen 0, 3, 6 en 8 werd verzameld. Bovendien werden de elektrolyten in alle urinemonsters en het creatininegehalte gekwantificeerd. Routinematige parameters werden bepaald met behulp van urine-teststrips.

De verhouding THP/creatinine [μg/mg] (= THP-uitscheidingssnelheid) bij toediening van heermoesextract vertoonde significante stijgingen gedurende de betreffende toedieningsperiode (tot 400%, gebaseerd op de startwaarde van de urine op dag 0). Er werd ook een diuretisch effect gevonden, wat bleek uit de verminderde osmolariteit en verhoogde uitscheiding van elektrolyten (Na + , Cl - , Ca 2+ en siliciumderivaten). Verder de invloed van de urinemonsters in ex-vivotest voor de adhesie van UPEC (stam NU14) aan menselijke T24-blaascellen. Er werd aangetoond dat de relatieve bacteriële adhesie aan de gastheercellen significant afnam tijdens de behandeling met heermoes. De remming van bacteriële adhesie correleert zeer goed met de THP-toename in de betreffende urinemonsters. Het paardenstaartextract, dat volledig werd gekarakteriseerd door LC-MS, vertoonde zelf geen anti-adhesieve eigenschappen. Er kan dus worden geconcludeerd dat ofwel de nierstimulatie van THP, ofwel de geïnduceerde diurese (uitscheiding urine) leidt tot een vermindering van de bacteriële adhesie (hechting).

Samenvattingen
Tamm-Horsfall-eiwit (syn. THP, uromoduline) is een eiwit dat wordt uitgescheiden in de distale tubulus van de nier en dat in staat is uropathogene E. coli te binden en zo de bacteriële uitscheiding verbetert en de pathogeen-gastheer-interactie vermindert. Het verhogen van de secretie van THP door specifieke inductoren vertegenwoordigt een nieuwe en innovatieve therapeutische strategie voor de profylaxe (voorkomen) en / of behandeling van urineweginfecties.

uit Tijdschrift voor Fytotherapie 2023; 44(03)

vrijdag, september 01, 2023

Meidoorn, verhalen en verzinsel

Meidoorn behoort zonder meer bij de toptien van onze geneeskrachtige planten. Veilig, goed werkzaam, goed wetenschappelijk onderzocht, makkelijk te oogsten en te gebruiken voor onze geliefde hart. Meer dan genoeg redenen om deze struik te bewonderen en te waarderen. Niet te verwonderen dus dat er over de struik in het verleden ook vele verhalen verteld werden.

Volgens een Teutoonse legende zou de meidoorn ontstaan zijn uit een bliksemschicht, en daarom werd de heester vaak gebruikt voor begrafenisvuren, de kracht van de heilige rook zou de overledene rechtstreeks naar de hemel brengen.
In het oude Griekenland en Rome gebruikte men de meidoorn vooral bij huwelijksplechtigheden, bij de Grieken was de meidoorn gewijd aan de godin Maia, naar wie de maand mei genoemd is, in christelijke tijden werd de boom ook gekerstend en gewijd aan Maria. Meidoorns staan dan ook vaak bij Mariakapelletjes. Net als andere doornige struiken werd van de meidoorn gedacht dat hij de kracht had om bliksem en bozen te weren.

De meidoornbloesems symboliseren de ontluikende lente en de wedergeboorte van het leven. Onze voorouders omheinden hun heilige plaatsen met meidoornhagen, terwijl de Romeinen de hagedoorn wijdden aan de beschermgodin van de “huisdorpels”. Een ander boek vertelt dat de Romeinen met de meidoorn op de proppen kwamen toen Christus het levenslicht nog moest zien. Zij plantten de meidoorn rond hun weiden om het Romeinse vee binnen de perken te houden.
Toen de christenen het voor het zeggen kregen, kwamen Mariakapelletjes wel eens naast of midden in een meidoornstruik terecht. Zo’n kapelletje moest de ‘heidenen” eraan herinneren dat ze voortaan gunsten moesten afsmeken bij Maria en niet langer bij een of andere heidense god.

De bekendste heilige meidoorn is die van Glastonbury. Volgens de legende kwam Jozef van Arimathea in hartje winter van '63 na Christus naar dit plaatsje in Engeland. Hij stak zijn wandelstok in de grond. Toen gebeurde het grote wonder : de stok kreeg bloesems, net alsof het lente was. Een wandelstok uit meidoornhout gemaakt, hielp niet alleen bij het wandelen, maar maakte ook een beetje indruk. Hij beschermde, volgens de overlevering, de wandelaar tegen vermoeidheid. En voor de boeren, die net als Jozef de timmerman nogal last hadden van houtsplinters, kon de meidoorn een uitkomst zijn. Een papje van fijngestampte bessen en bladeren zorgden ervoor dat diepliggende splinters uit de huid loskwamen.

De nabijheid van de meidoornstruik inspireerde op haar beurt ook de ‘christelijke’ verhalen. Zo was het vlug algemeen aanvaard dat de meidoorn Christus’ doornenkroon symboliseerde. De meidoornbloesem met hun rode meeldraden, stelden dan weer zijn wonden voor.

Beschermstruik
Wie of wat er nu tussen zijn takken hing, een christelijk kapel of een Romeinse vogel, het deerde de meidoorn niet. Hij bleef alles met veel liefde beschermen. De bliksem kreeg geen kans als er een
meidoorn in de buurt stond. Maria kon zich in haar kapelletje veilig voelen. De reden voor de bliksemvriendelijkheid ligt voor de hand. Er zit namelijk niet veel vocht in de struik. Daardoor trekt hij de bliksem niet zo intensief aan.
Een oude spreuk uit “De magische Kruidentuin” van Scott Gunningham zegt het zo :

Pas goed op voor een eikenboom
De bliksem zet je onder stroom,
Rust niet tegen een essenstam,
Die zet je hart in vuur en vlam,
Zit maar onder een meidoorn neer
Hij is echt de beste beschermheer.

Je zorgt dus best voor meidoornstruiken rond je huis. Die waren trouwens ook voor andere dingen goed. Om te beginnen konden de heksen dan niet binnendringen om kwaad aan te richten. Dat was natuurlijk meegenomen. Zelfs als je met een heks getrouwd was, niet in heksen geloofde of geen meidoornstruiken naast je deur wilde, deed je er toch goed aan, tenminste toch een meidoorntak boven je deur te hangen. Dan was je huis beschermd tegen ziekten. Als er jou dan toch links of rechts door een microbe besmet werd , kon je nog altijd door een tunnel van meidoorntakken kruipen. Je beeldde je dan maar in dat je alle kwalen aan die takken liet hangen. Je kwam moreel gesterkt uit de tunnel te voorschijn.
Als dat ook nog niet hielp, dan ging je best naar een tovenaar of kruidenvrouw die een meidoorn-toverstok had. De toverstok zorgde ervoor dat kwade geesten, die voor ziekten en andere ellende zorgden, uit de buurt bleven. Soms verjoegen ze ‘het boze’ uit de stallen door bloesems samen met meidoornhout te verbranden. De rook ontsmette de stal van het boze oog.
Meidoornbladeren in een kinderwiegje joegen boze geesten weg en hazelaar- en meidoorntakken werden bij het bruidsbed geplaatst. In huis opgehangen boden ze bescherming tegen blikseminslag.

Meistruik
De Engelsen gebruikten meidoorntakken vol bloesems, geplukt op de vooravond van 1 mei. Tussen de takken staken ze blauwe en gele bloemen.
In de periode voor dat de aardappel het voornaamste voedingsmiddel werd, waren de koeien en hun producten speciaal beschermd. Kippen die zo vriendelijk waren een ei te leggen op Goede Vrijdag, kregen ook een vriendelijke tik op hun kop. Een tijdje later hingen ze die eieren in de meistruik. De versierde struik kreeg een plek voor het huis. Die voorkwam het bederf van room- en melkproducten. Werd de melk ondanks de struik toch zuur, dan moest er magie of een andere bovennatuurlijk kracht aan het werk zijn. Dan moest je je weiland beschermen door er takken lijsterbes tussen te steken. Die konden de eventuele zwarte magie breken. De meistruik bleef twee weken staan tot de bloesems helemaal verwelkt waren.

Liefdessymbool
Als een meisje vroeger op 1 mei een meidoorntak voor haar deur zag hangen, ging haar hart sneller slaan. Ze wist dan dat een bedeesde minnaar haar het hof wilde maken. Als het meisje een blauw of wit lint aan de tak vastmaakte, mocht de jongen naar binnen komen. Soms gebeurde het wel eens dat een boze pa of ma de tak over de haag wierp en een gevarendriehoek in de plaats hing ...
Als je wat ouder werd, nog op liefdespad wilde, je huis vol witte en blauwe linten lag en er nooit een meidoorntak in de wijde omgeving te bespeuren viel, moest je, voor je schoonheid door ouderdom verdween de wei in, want :
‘Als op 1 mei, een schone meid
zich ’s morgens in het veld neervleit
en zich baadt in meidoorndauw
blijft ze een hemelschone vrouw’


Veel lieflijke, vreemde maar ook duidelijk verouderde verhalen zelfs wat met een seksistisch of discriminerend tintje. Verhalen zijn ook voor niks verhalen, verzinsels. Bedoeld om de mensen bezig te houden? Of mogelijk toch met een verborgen betekenis?