zaterdag, maart 04, 2006

Frankrijk: een atheïst - herborist in Citeaux en Cluny

Maart! We dwalen rijdend door het Franse binnenland met onze motorhome. Als herborist ben ik weer op zoek geweest naar de mythische maretak in de even mythische oude eik. Oude eiken hebben we genoeg gevonden. We weten ondertussen dat Frankrijk vol staat met oude eiken, maar maretakken op eiken zijn zeer dun gezaaid.
Ondertussen hebben we tenminste een reisdoel. En ontgoocheling is geen echte ontgoocheling. Is de zoektocht naar wat dan ook niet belangrijker, niet plezieriger dan het vinden zelf? We zijn in de buurt van Lyon vlakbij Saint-Nicolas-lès-Cîteaux, departement Côte-d'Or, waar de Cisterciënzerabdij zich bevindt.

Abdij van Citeaux

Als troost bezoeken we nog eens de gelijknamige abdij van Citeaux. Of tenminste het winkeltje van de abdij. Zoals al sinds de Middeleeuwen het geval is houden abdijen en kloosters zich niet alleen bezig met de geestelijke maar ook met de lichamelijke gezondheid van hun parochianen. Ook nu, vinden we hier niet alleen spirituele boeken maar ook kruidenboeken en verder verkopen de paters ook biologische producten en zelfs seksueel opwekkende etherische olie zoals Gember, Rozemarijn en Ylang-Ylang. Al lijkt de zweverig voor zich uit starende jonge pater achter de kassa daar niet van op de hoogte te zijn.

We vinden ook een toniserende drank uit ‘Les Ateliers de l’Abbaye van Montjoyer met de naam ‘Alexion’ volgens de tekst … vooral geschikt bij vermoeidheid, voor het herstel na ziekte en tijdens zware inspanningen. De geijkte tekst waar alle wondermiddeltjes zwanger van staan. In deze wonderdrank vinden we ginseng, maar ook duizendblad, ereprijs en verwonderlijk Tonkabonen en Honingklaver. Eigen aan dit soort superdrankjes is de grote hoeveelheid planten die er in verwerkt worden, er zitten ook vitamineplanten in zoals rozenbottel, citroen en cassis, maar ook bitterstoffen uit Gezegende distel en Engelwortel en verder opwekkende om niet te zeggen potente aromaplanten zoals kaneel, bonekruid, pepermunt en hier mirte. 

In de abdij wonen er nog een dertigtal monniken. Wel immens grote gebouwen voor zo weinig mensen! Deze abdij is het moederhuis van de Cisterciënzerorde. De naam cisterciënzer is dan ook afgeleid van de Latijnse naam van Cîteaux, Cistercium.
Wij overnachten niet in de abdij, maar rijden verder tot Seurre, waar we bij de jachthaven een mooie slaapplaats vinden. Ondergaande zon boven de Saône en een volledige maansverduistering maken er toch nog een spirituele avond van.

4 maart: abdij van Cluny
We hebben de smaak te pakken en beslissen om naar Cluny te rijden. Zo wordt het toch nog een spirituele reis in de breedste betekenis van het woord. Kerken met klokken, abdijen, mysterieuze eiken zonder of liever met maretakken, druïden en andere hogepriesters en dan nog een totale maansverduistering om middernacht. Hadden wij nu maar een Chêne a gui kunnen vinden en plukken! Maar de harde realiteit van de weg brengt me terug in de dagdagelijkse wereld. Om Cluny te bereiken moeten we wel nog een aantal Franse dorpen en steden passeren: Mervans, Louhans (mooie gekleurde daken, vreemde vakwerkboerderijen, heggenlandschap met oude eenzame eiken, Branges, Tournus, de Saône oversteken en door licht bergachtig landschap en wijnstreek tot in Cluny.

Van de oude glorie is hier nog heel wat blijven hangen, mooi verzorgd klein stadje met de overgebleven vierkante toren van de oude abdij. We hebben geluk, het abdijmuseum en de resten, meer dan ruïnes, zijn vandaag gratis te bezoeken. Een soort open monumentendag. We zien in kalksteen gebeitelde reliëfs van vreemde figuren: vissen, nimfen, wijnranken, eikenbladeren, distelknoppen. Wat is de betekenis van al die mythische en wereldse afbeeldingen? Waarom zijn er niet meer religieuze figuren afgebeeld? Of zouden die honderden beeldhouwers die over deze gigantische werf krioelden zomaar hun zin hebben mogen doen? Het meeste indruk maakt op mij de oude graanschuur met eikenhouten boogvormige zoldering en een oude zuil met het gebeeldhouwd basisvoedsel: druif, appel, olijf en… Al vond ik ook de donkere zaal met hoge kasten vol oude boeken en manuscripten van een bevreemdende schoonheid en de echte wachter dan, die meer dan een oogje in het zeil hield.
Na Cluny ons dagelijks ritueel van een slaapplek zoeken. Altijd ook wat stresserend, maar uiteindelijk komen we in een Baujolaisdorpje terecht met de voor ons aantrekkelijke naam Pommier en Beaujolais, waar we op het pas opgeruimde gemeenteplein zomaar overnachten.

5 maart: Pommier en Lyon
Nog altijd even in Pommier, een dorpje in de Beaujolaisstreek op 315 m hoogte. De gemeentewerkers ruimen de rommel op van een voorbije weekend feest. Wat voor feest weten we niet. Wij kwamen gisteren in de namiddag aan op de Place de la 16 Novembre 1918, toen de feestelijkheden al achter de rug waren en wij het hele plein voor ons alleen hadden. Wel vreemd was dat de activiteiten op zondag 14 uur stoppen en dat om 16 uur het plein dan ook echt leeg is. Feestresten zijn alleen de affiches, de confetti (carnaval?) en spandoeken met vreemde opschriften (Honneur aux conscrits, honneur aux anciens en honneur aux 20).

Maar wij, wij laten Pommier en zijn inwoners achter ons. Op zoek naar weer andere dorpen, mensen, planten en hun landschappen. Van het bucolische wijnlandschap met okerhuizen duiken we nu het hectische Lyonlandschap in. Dwars door Lyon richting Vienne, waar we de gratis N7 nemen tot Valence. Tussendoor hebben we nog wat strubbelingen met onze GPS, die ons steeds weer de péage wil opsturen. Tot we ontdekken dat de instructie ‘geen tolweg’ uitgeschakeld was. Na bijstelling komen we vlotjes in Valence en op de voor ons overbekende wegen naar Crest en Die.