Posts tonen met het label Eupatorium. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Eupatorium. Alle posts tonen

donderdag, oktober 13, 2022

Planten en hun naam: Eupatórium cannabinum, lever- of koninginnenkruid

Eupatorium, in het Grieks eupatorion, wordt afgeleid van Eupatória, zo genoemd ter ere van Mithridates Eupator, koning van Pontus (12-64 voor Chr.), die zich verdienstelijk maakte door vele kruiden te kweken die bij vergiftiging het onheil konden keren of afwenden. Het is eigenlijk de naam voor de Agrimonie
(Agrimonia eupatória), maar is in de elfde eeuw door Avicenna, ook bekend als Ibn Sina, een beroemde Arabische arts, verward met het lever-kruid. 

Cannabinum is afkomstig van cannabis: hennep, naar de overeenkomst in vorm van het blad. Gezien de groeiplaats op vochtige plaatsen langs waterkanten en in moerassen, roept de naam Waterhennep geen problemen op. Maar of het een echte Nederlandse volksnaam is betwijfelen we, omdat er een oude Duitse naam Wasserhanf bestaat. De soortnaam Leverkruid ontving de plant omdat zij bij leverziekten en geelzucht aangewend werd. In 1855 werd in Egmond Binnen en Wimmenum de plant voor dit doel nog ingezameld. 

De naam Koninginnekruid is een verbastering van het Duitse Kunigundekraut. Hoe het verloop van deze
verbastering of vertaling precies is geweest, is niet bekend. Dodo naeus geeft wel de Duitse benaming Kunigundkraut maar niet de verbasterde naam. Het is dus mogelijk dat via Dodonaeus de naam in omloop gekomen is en door de bevolking - zijn 'Cruydt-Boeck' werd veel gelezen - is verstaan als Koninginnekruid. De plant kreeg de naam Kunigundekraut naar de in 1200 door paus Innocentius heilig verklaarde Kunigunde. Zij was de gemalin van keizer Hendrik 11 en stierf in 1033, en gold als de patrones van zieke kinderen. Zo zouden volgens oude verhalen vele zieken genezen zijn, nadat deze haar graf bezocht hadden. 

Later gebruikte men het gekneusde kruid om het op wonden te leggen. Het stond in de apotheek bekend als Herba Sanctae Kunigundae. Tot in de vorige eeuw werd de plant in de volksgeneeskunst voor dit doel nog gebruikt.
De naam Hommelskroet in Zuid-Limburg is gemakkelijk te verklaren wanneer men weet dat hommeien donderen betekent. De plant maakte dan ook een onderdeel uit van de kruidwis, die op 15 augustus - Maria tenhemelopneming - naar de kerk gedragen werd om gewijd te worden, om daarna thuis als afweer van
donder en bliksem te kunnen dienen. Dit is een gekerstend gebruik, want in vroeger tijden was de plant aan Donar, de god van donder en bliksem gewijd, en werd in de huizen ter beveiliging tegen blikseminslag opgehangen.

De oude naam Boelkenskruid staat in verband met boelen, boeleren, vrijen; en de plant werd als minnedrank gebruikt, maar ook als afrodisiacum. Brunswijgh (1500) en K. Gesner (1541 ) spreken van Mannskraft en L. Friese (1519) van Mannsliebe, hetgeen duidelijk in dezelfde richting wijst. Vroeger mengden de vrouwen de bladeren van Leverkruid met die van de sla om dit dan als liefdesmiddel te gebruiken. 
De naam Hertsklaver kreeg de plant omdat men geloofde dat gewonde herten zich met dit kruid konden genezen. In Duitsland komt men de overeenkomstige naam van Herzklee tegen. 
De in 'Die Ortis Sanitatis' van 1514 voorkomende naam Wilde Savie, Wilde Salie zal wel afgeleid zijn of overgenomen van de oude Duitse benaming Wilselbe of Veltsalway, omdat de plant iets naar salie ruikt. Behalve voor de reeds vermelde doeleinden, gebruikte men de plant bij schurft en huidziekten, door het water waarin de plant was gekookt op de aangetaste huid aan te brengen. 


zondag, oktober 20, 2019

Huelgoat, het meer en koninginnekruid


Het terras van ´La Grotte´
Zondagse boodschappen doen in mijn Bretoens stadje Huelgoat en zoals gewoonlijk ook even gestopt bij de sprookjesnatuur van ´Le chaos´. Het rustige water van het meer dat zich plots tussen granieten rotsen door in ´le trou du diable´ stort. Van uit het Tiercécafé ´La Grotte´, genietend van een kleintje koffie, heb ik een mooi zicht op dat kolkend waterspektakel.

De eiken bij het begin van het woud beginnen hun bruin blad te verliezen, gestreepte leeuwenbek en uitgebloeid koninginnekruid laven zich aan het opstuivende water en terwijl alle planten langzaam aftakelen gaat navelkruid juist nu nieuw, fris blad vormen. Ieder plantje, boom en mens zijn eigen ritme, zo is het goed, zo zou het altijd mogen zijn.

Uitgebloeid koninginnekruid bij Huelgoat
Over koninginnekruid.
Een plant met blauw bloed. Het koninginnekruid, ook wel bekend onder de naam leverkruid. Geen zeldzame plant, want overdadig groeiend langs voedselrijke beekjes overal ten lande. Ook geen plant die we nog veel gebruiken, maar wel een vaste plant met een oude reputatie. Dus toch de moeite waard.

De oorsprong van de naam moeten we in Duitsland zoeken. En dan stuiten we al gelijk op een kleine vergissing, want het koninginnekruid blijkt niets met een koningin van doen te hebben, maar wel met een keizerin. Om precies te zijn keizerin Cunegonda, de echtgenote van Hendrik de Heilige. Omdat zij een klooster stichtte werd zij na haar dood, zo omstreeks 1030, heilig verklaard. Dat kon blijkbaar niet verhinderen dat taalbarbaren Cunegonda, Kunigunde verbasterden tot 'Königin', dat wij weer braaf in koningin vertaalden. In de apothekersboeken werd het Herba Sanctae Kunigundae genoemd.

Latere kruidkundigen gebruikten aftreksels van de bloemen en de bladeren als middel tegen hysterie, lever-, milt- en galblaasontstekingen. In grotere hoeveelheden werkte het als een braakmiddel. Het meest bekend was de plant als levermiddel, vandaar leverkruid. Dit is ook een vorm van signatuurleer, de bloemen hebben namelijk de kleur van de lever en met nog meer fantasie ook de vorm van een lever. We gebruiken de Eupatorium nu nauwelijks nog, ook al omdat er, o vreemd lot, leverbeschadigende pyrrolizidine-alcaloïden in ontdekt zijn. Aan de andere kant, leverdrainerende planten gebruiken als antigifmiddel lijkt mij de logica zelf, onze Mariadistel is daar een mooi voorbeeld van.

De soortnaam ‘cannabinum’ is afkomstig van Cannabis, spijtig genoeg verwijst het alleen maar naar de gelijkaardige vorm van het blad en niet naar een hallucinerende werking. Een oude Duitse naam is ook ‘Wasserhanf’ dus waterhennep, omdat hij vooral op vochtige plaatsen groeit.

Ook de naam Boeltjeskruid, bij Dodonaeus Boelkenscruydt, spreekt tot de verbeelding. Boelen, boeleren zou zo iets betekenen als vrijen, de plant werd vroeger als minnedrank gebruikt. Rond 1500 spreken Gesner en Brunswijck over Mannskraft en ook Mannsliebe wijst in dezelfde richting. Vroeger mengden de vrouwen de jonge blaadjes door de sla om die als liefdesmiddel te gebruiken

Dodoens over de plant. 
Boelkens cruyt manneken/ in water oft wijn ghesoden/ es goet ende seer sonderlinghe teghen oude verstoptheyt der leveren/ ende der milten/ ende tgheneest die oude ende verouderde derdedaechse cortsen in dijer manieren inghenomen.
Dit selve cruyt ghesoden ende ghedroncken/ gheneest oock die quetsuren ende wonden/ ende es een seer goet wondecruyt/ ghenesende alle inwendighe ende uutwendighe wonden ende quetsuren.
Dat Boelkens cruyt wijfken es van ghelijcken werckinghe/ ende wordt noch boven dat andere tot den wonden drancken ghepresen.