We zijn al verschillende jaren op zoek naar een maretak op een eik. Je weet wel, de druïden die met hun gouden sikkel bij volle maan maretakken uit de eeuwenoude eiken snijden. De groeiplaatsen van 'chêne à gui' zoals ze in Frankrijk genoemd worden, vind je wel terug in allerlei documenten en zelfs op websites, maar als je er naar op zoek gaat, is ofwel de eik gekapt of zijn de maretakken verdwenen. We begonnen zo langzamerhand te denken dat maretakken op eiken een fabeltje waren.
Twee jaar geleden: een reis naar de eiken, met of zonder maretakken
We zijn op zoek naar de Chêne à gui. De legendarische mistel op de eik. De eerste zouden we moeten vinden bij het Fôret de Saint-Amond bij het dorpje Tramont. Maar hoe moeten we in een heel Frans bos één eik vinden met mogelijke Maretakken. Een wegwijzer zou wel handig zijn, maar zou ook een spirituele afgang betekenen. En tot overmaat van ramp zijn er wel 3 Tramontdorpjes (Lassus, StAndré en Emy).
Het weer is wonderbaarlijk. Waanzinnige wolken, stortbuien afgewisseld met brede opklaringen. Zonlicht dat laag over de al felgroene akkers scheert. En overal hier veel water en waters, Rijn, Moezel en Maas die zelfs wat uit hun oevers durven treden.
Bij het Bois de Amond rijden we door het dal van de Aroffe. Normaal een beekje van 2 meter breed, nu een bruin bruisende rivier van 10 meter. De weg ligt gelukkig hoog genoeg tot we in het dorpje Aroffe zelf komen, waar het gat onder de brug al dat water niet kan opvangen en dus over de weg zelf verder stroomt, een beetje ‘inodation’ noemen ze dat in het Frans. Gelukkig hebben we een andere route om in Tramont te komen en ondertussen hebben we alle boerendorpjes even bekeken, van Aouze, over Rainville, langs Pleuvezain, naar Vicherey, waar we even stoppen bij de kerk, mogelijke overnachtingsplaats, maar zoals gewoonlijk toch nog wat verder rijden om uiteindelijk toch in Tramont St André te landen.
De villages hier zijn echt wel van God en de wereld verlaten. Al is de autostrade vlakbij en zijn er kerken en kapelletjes op overschot. In Tramont is de kerk zelf het enige verlichte gebouw en wij, als goddelozen, overnachten er weer vlak bij. We worden zelfs om het kwartuur door de kerkklok opgeroepen en om het uur krijgen we een hele serenade. Benieuwd hoe dat vannacht zal aflopen.
2 maart: de oude eik van Tramont
Varennes sur Amance.
Dan maar verder naar de tweede Chêne a gui een hondertal kilometers verder in Varennes sur Amance. We rijden nog altijd door een overstroomd landschap. Gelukkig hebben ze hier de wegen wat hoger aangelegd. Zo lijkt het wel alsof autos amfibie-achtig over rivieren varen. Met de woeste wolken als golven boven ons en de riviergolven als schuimende wolken onder ons, dansen we met onze witte motorhome door een droomwereld.
In Varennes landen we weer vlak bij de kerk. De klokken zijn er ook. Stoten we ons weer aan dezelfde steen? Maar eerst wandelen naar een andere zogenaamde Misteleik. Een prachtige wandeling door bos en veld, dat wel, maar uiteindelijk na 2 uur wandelen vinden we een bewegwijzerde eik aan de rand van het bos maar zonder maretak.
3 maart: Gros chêne en het bos van Longchamp.
Vandaag een derde poging ondernemen om de mythische Misteleik te vinden. We moeten dan naar het dorpje Longchamp en beter noch naar het bos van Longchamp. Onderweg, op de grens van 2 departementen, in de buurt van Essertenne, zien we plots een bordje met ‘Gros Chêne’. Een smalle laan met vrij jonge Seqoiua leidt ons naar een echt oude, hoge en nog intacte eik maar natuurlijk zonder Mistel. Maar ook zonder mag hij er onverbiddelijk zijn.
Uiteindelijk iets na de middag in Longchamp, een vrij saai dorp met een faiancefabriekje. Maar hoe moeten we hier in het nabije woud van 2000 hectare een 'chêne remarquable' vinden. In de plaatselijke Bar Tabac vragen we met enige pudeur naar weer zo’n oude eik. Welke geschifte toeristen komen in de winter buiten de toeristische routes naar een onnozele eik vragen in een woud van duizenden bomen? De waard weet van niks, maar gelukkig zat de plaatselijke houthakker (le bûcheron) aan de toog een biertje te drinken. En hij wist van een hele oude eik in zijn jeugd, waar wel 4 kinderen voor nodig waren om hem te omarmen. Helaas was die boom ziek geworden en hadden ze hem vorig jaar moeten vellen. Daar sneuvelde ook onze derde poging om een Chêne a gui te ontdekken.
2 jaar later: Isigny-le-Buat en de ultieme Chêne à gui.
Twee jonge gemeentewerkers zijn de plantsoenen aan het snoeien. Dat moeten toch bomenkenners zijn, zou ik denken. Helaas heeft die vriendelijke jonge man nog nooit van een oude eik gehoord. Gelukkig komt zijn vrouwelijke collega erbij, die vaag wel over die eik heeft gehoord. Ze begeleid mij naar het gemeentehuis, waar ze allemaal wakker schieten. In de gang hangt zelfs een grote foto van de eik in zijn gloriedagen. Helaas heeft hij tijdens de beruchte storm verschillende takken verloren en lijkt op sterven na dood. Maar ik wil hem nu ook in het echt zien. De 2 vriendelijke gemeentewerkers met hun vrachtwagentje vol gesnoeid hout rijden ons voor, buiten het dorp een smal gelukkig wel verhard veldweg op, ze stoppen bij een boerderij tussen de weilanden. De boer is niet thuis. De gemeentemensen wijzen mij aan het eind van een weiland een verhakkelde eik aan. De Chêne à gui! Een ondanks