woensdag, november 28, 2018

Maretaktijd

Als voorbereiding op de wandeling bij Weris nog even wat documentatie over de maretak doorgenomen. Maretak blijft een boeiende maar verwarrende plant. Of is deze Viscum album juist boeiend omdat er zoveel verwarrende info over bestaat. Spiritueel en rationeel. Giftig en geneeskrachtig. 

Er bestaan allerlei oude gebruiken rondom de maretak: Hij brengt geluk, met kerstmis wordt de plant opgehangen, een kus gegeven onder de maretak versterkt de verbondenheid. In Zweden wordt hij met Sint Jan   opgehangen in huis en in de stal om boze geesten en trollen af te weren. De maretak, ofwel Viscum album of vogellijm, groeit in Nederland veelal in Limburg als half-parasiet in bomen, zoals de appelboom, de den, de eik, de populier etc. Er zijn drie ondersoorten: de maretak groeiend op loofbomen, op naaldbomen zoals de den en de maretak groeiend op de spar. Deze zijn botanisch ook verschillend. De naam Viscum betekent kleverigheid, en album duidt op de witte kleur van de bessen. De maretak is een half-parasiet: hij krijgt water en mineralen van de gastheer, maar benut zelf het zonlicht om substantie te vormen. De maretak groeit meestal op zachtere houtsoorten, vooral in de buurt van riviertjes en water.

Voor het maken van antroposofische medicijnen wordt maretak tweemaal per jaar geoogst, namelijk in het voorjaar (het wintersap) en in de herfst (het zomersap). Dat is ook nodig om zowel de lektines als de viscotoxines te benutten. Op een schijf van titanium van een meter doorsnede, die draait met een snelheid van 10.000 toeren per minuut, wordt voortdurend het wintersap op het midden ingegoten, zodat het zich kan verspreiden. Tegelijkertijd wordt het zomersap vanaf een zekere hoogte binnen in de rand gedruppeld. Zo ontstaat een sterker werkend preparaat. Daarna wordt het extract tot verschillende sterktes verdund en in ampullen gedaan. Er wordt een extract van de gehele maretak gebruikt. Het meest bekende maretakpreparaat is Iscador van Weleda. Het wordt in Duitsland zeer vaak toegepast, ook in klinieken.

De Maretak versterkt de activiteit van het immuunsysteem zodat tumorcellen beter worden aangepakt. Het verbetert de doorbloeding, waardoor immuuncellen actiever kunnen worden in het weefsel. Het heeft bovendien een pijn-verzachtende werking, geeft verbetering van de eetlust, verbetering van de slaap, zorgt voor het beter verdragen van de chemotherapie, bestraling en operaties en geeft verbetering van de vitaliteit.
Volgens de antroposofische geneeskunde werkt de maretak met al zijn lichtkwaliteiten tegen het te aards worden, zoals dat bij het kankerproces aan de orde is. Het versterkt de autonomie van de mens en het stimuleert licht en warmtekwaliteiten in de mens. Het is een kosmische plant: hoog in de boom, reagerend op de maanbewegingen en zijn eigen weg gaand, los van de aardse seizoenen. Het kosmische werkt genezend op het ontspoorde, aardse van de kanker.

Wetenschappelijk onderzoek Viscum album
thionines of viscotoxines
Mistletoe extracts have exhibited both cytotoxic and immunomodulatory properties which have been efficacious in the treatment of cancer. These have been experimentally evaluated in vitro and in vivo. Isolation of lectin and alkaloid compontents of mistletoe extracts have yielded tumor-reducing properties, yet none of these isolated components have been comparable to the effectiveness and relatively low-toxicity of the bulk fermented extract. Constituents of mistletoe with tumor-reducing components include: lectins, viscotoxins, alkaloids, polysaccharides, and polyphenolic substances. Other components include: carbyohydrates, phenolic compounds, sterols, triterpenes, and amines. Factors for testing mistletoe's ability to inhibit the cell-growth of cancerous cells include: type of cell-line, mistletoe species, preparation method (such as fermentation), and the host tree species (due primarily to variable alkaloid content).

The commercial extract Iscador developed in the 1920's has produced the following results in breast cancer patients after one intravenous infusion: enhancement of phagocytic activity of granulocytes (white blood cells); significant increase in natural killer and antibody-dependent cell mediated cytotoxicity; and augmented levels of large granular lymphocytes (white blood cells). The monitored kinetic responses of the immune system with Iscador are similar to those attained after treatment with alpha-ineterferon, which is used to stimulate the immune system in cancer patients. 7 A German study published in 2001 found that Iscador treatment of cancer patients led to prolongation of survival time and stimulation of psychosomatic self-regulation. 15 In vitro studies with Iscador on rat hepatoma tissue culture (HTC) cells and human leukemia Molt 4 cells have yielded cytotoxic effects variable with regard to whether or not a fermented or unfermented extracts were used. Both fermented and unfermented extracts induced rapid lysis of cellular membranes and DNA synthesis inhibition. On Molt 4 cells the fermented extract produces cytolysis after a longer time of action, but the fermented extract is also more potent than unfermented in HTC cell growth inhibition. Unfermented has a stronger cytotoxic effect on Molt 4 than HTC and also has 10 times more lectins. Fermented Iscador was more effective than the well known antitumoral agent 5-fluorouracil (a 5-thymidylate synthase inhibitor) in these tests. 5 The variability due to the fermentation processes is most likely due to the breaking down of toxic lectins.

Three different mistletoe lectins (ML) have been currently isolated. Lectins are proteins or glycoproteins with specific binding sites for sugars which are not antibodies or enzymes. MLI has shown specificity for D-galactose, seems to be the most toxic of the three, and is degraded in fermentation. It is a two-chain conjugate of enzyme and lectin. MLII is D-galactose and N-acetyl D-galactosamine specific. MLIII is N-acetyl D-galactosamine specific. The lectins react with erythrocytes (red blood cells) and immunoglobulins (antibodies) and have experimentally induced cytotoxicity by inhibiting protein synthesis on the ribosomal level. A-chain properties: mitogenicity and inhibition of synthesis in cell-free systems; candidate for construction of immuotoxins. B-chain properties: activate macrophages and release lymphokines from lymphocytes; inhibit allergen-induced histamine release from leukocytes and collagen-induced serotonin release from platelets. Purified lectins produced similar effects to unfermented Iscador extract on both HTC and Molt 4 cells, yet HTC cells are 100 times less sensitive to this than Molt 4 cells. 3,7

Viscotoxins, or thionins, are cytotoxic small molecular weight proteins that inhibit cell growth in vitro at concentrations 100-fold higher than inhibitory lectin concentrations. 8 They have been shown to exhibit stimulatory and cytotoxic effects on immune cells 17, and in a more specific study it was found they exert a strong immunomodulatory effect on human granulocytes (white blood cell type) 20. It has also been postulated that they might be acetylcholine agonists 16.

Polysaccharides in mistletoe play a more ambiguous role as of yet in contrast to the more directly active constituents; they seem function more in association with the lectins and other mistletoe components. In mistletoe berries the sugar complex arabinogalactan is the predominant polysaccharide while in green parts highly esterified galacturonan is more abundant. Although in immunological tests the isolated polysaccharides failed to increase phagocytic activity of granulocytes and macrophages, there is specifc evidence that there are significant interactions between arabinogalactan and galactose-specific lecin (MLI). Therefore, even though mistletoe polysaccharides may not exhibit significant medicinal properties, a synergy may exist between them and other constituents of mistletoe to produce the extract's medicinal effects. 2 Studies on interactions between lectins and polysaccharides found in mistletoe show that agglutination of immune cells by lectins is increased with the presence of mistletoe polysaccharides 18.

Alkaloids are structurally unrelated, basic nitrogenous compounds that possibly act as a plant defense
mechanism against animal and parasitic infection. The alkaloids isolated from California, European, and Korean mistletoe have shown variable degrees of activity, with Korean highest in activity. Isolated alkaloids from Korean mistletoe have produced antitumor effects at relatively high doses with low toxicity and may play contribute to extract cytotoxicity. Alkaloids may exist as glycoconjugates with lectins and/or viscotoxins. It is thought that mistletoe alkaloids are sequestered by the parasite from the host tree. 5

Although the exact nature of mistletoe's historic use cannot be inferred, its centrality in the Aeneid, integral role in Celtic culture, and unique importance in Norse mythology all incur questioning why mistletoe assumed such prominence. Its unique botany no doubt provoked interest in poetic metaphor, yet its Celtic reputation for being a "cure all" contrasted with modern research in mistletoe's bioactivity suggests ancient knowledge of its medicinal properties and its medicinal use to be far more credible and deep than merely primitive or mythological fiction.

Referenties

1. H. Becker: "Botany of European Mistletoe (Viscum album L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 2-7 (1986)
2. E. Jordan, H. Wagner: "Structure and Properties of Polysaccharides from Viscum album (L.)" Oncology 43: suppl. 1, pp. 8-15 (1986)
3. H. Wagner, E. Jordan, B. Feil: "Studies on the Standardization of Mistletoe Preparations" Oncology 43: suppl. 1, pp. 16-22 (1986)
4. Hartmut Franz: "Mistletoe Lectins and Their A and B Chains" Oncology 43: suppl. 1, pp. 23-24 (1986)
5. Gilles Ribereau-Gayon, Marie-Louise Jung, Dominique Di Scala, Jean-Paul Beck: "Comparison of the Effects of Fermented and Unfermented Mistletoe Preparations on Cultured Tumor Cells" Oncology 43: suppl. 1, pp. 35-41 (1986)
6. Tasneen A. Khwaja, Cecilia B. Dias, Stephanie Pentecose: "Recent Studies on the Anticancer Activities of Mistletoe (Viscum album) and Its Alkaloids" Oncology 43: suppl. 1, pp. 42-50 (1986)
7. Hajto, Tibor: "Immunomodulatory Effects of Iscador: A Viscum album Preparation" Oncology 43: suppl. 1, pp. 51-65 (1986)
8. Hajto, Tibor; Oncology 50: pp. 393-398 (1993)
9. Thompson, Lawrence S.: Norse mythology; the Elder Edda in prose translation, 1974.
10. Virgil's Aeneid; translated by Robert Fitzgerald; Vintage Books, 1984
11. Pliny the elder: Natural History; Book XVI
12. Green, Miranda J.: "The World of the Druids" Thames and Hudson, London (1997).
13. http://www.ugcs.caltech.edu/~cherryne/myth.cgi/Introduction.html
14. http://cancernet.nci.nih.gov/cam/mistletoe.htm
15. Grossarth-Maticek R. Kiene H. Baumgartner SM. Ziegler R: "Use of Iscador, an extract of European mistletoe (Viscum album), in cancer treatment"; Alternative Therapies in Health & Medicine. 7(3):57-66, 68-72, 74-6 passim, 2001 May-Jun.
16. Anderson, LA; Phillipson, JD; "Mistletoe‹the Magic Herb"; Pharmaceutical Journal 229: 437-439
17. Stein GM, Schaller G, Pfuller U, Wagner M, Wagner B, Schietzel M, and Bussing A: "Characterisation of granulocyte stimulation by thionins from European mistletoe and from wheat"; Biochimica et Biophysica Acta. 1426(1):80-90, 1999 Jan 4.
18. Edlund U, Hensel A, Frose D, Pfuller U, Scheffler A: "Polysaccharides from fresh Viscum album L. berry extract and their interaction with Viscum album agglutinin I."
19. Romagnoli S. Ugolini R. Fogolari F. Schaller G. Urech K. Giannattasio M. Ragona L. Molinari H.: "NMR structural determination of viscotoxin A3 from Viscum album L."; Biochemical Journal. 350 Pt 2:569-77, 2000 Sep 1.
20. Stein GM. Schaller G. Pfuller U. Schietzel M. Bussing A.: "Thionins from Viscum album L: influence of the viscotoxins on the activation of granulocytes"; Anticancer Research. 19(2A):1037-42, 1999 Mar-Apr.

maandag, november 26, 2018

Wilgenschors oogsten


Nu het blad van de bomen verdwijnt, is het ook tijd om schors van de takken te oogsten. Vandaag is de wilg aan de beurt. Jonge schors van de schietwilg is gemakkelijk van de takken af te schillen. Zelfs de geit die ik vroeger had, kon al knabbelend de schil los maken en dan in één ruk heelder stroken afritsen.

Het gebruik van medicinale planten bij reumatische gewrichtsaandoeningen kent een lange traditie. Naast wilgenbast zijn duivelsklauw, echte guldenroede, moerasspirea, brandnetel, populier (bast en blad) en gewone es (bast) veel toegepaste planten bij reumatische aandoeningen. Daarvan is duivelsklauw het beste onderzocht. Het klinische onderzoek naar wilgenbast heeft ook sedert een tiental jaar een nieuw begin gemaakt met de hieronder beschreven studies. De resultaten hiervan zijn hoopgevend, maar meer onderzoek onder een groter aantal patiënten en van langere duur is noodzakelijk. Schmid et al. onderzochten onder 78 artrosepatiënten het analgetische effect van wilgenbastextract met 240 mg salicin per dag, in een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde dubbelblinde studie van 2 weken Er werd een statistisch significant verschil gevonden tussen de verum- en de placebogroep. De pijnscore was in de verumgroep met 14% verminderd, terwijl deze in de placebogroep met 2% was gestegen.

In een ander onderzoek van Chrubasik onder 451 patiënten met acute lage rugpijn gedurende 4 weken, bleek wilgenbastextract met 240 mg salicin per dag superieur te zijn boven een gangbare behandeling en was het effect van een dosis met 120 mg per dag nagenoeg vergelijkbaar met de gangbare behandeling.

 De schors van de wilg is van oudsher het natuurlijk pijnstillend middel bij uitstek geweest. Na de isolatie van salicin en de synthese van acetylsalicylzuur is de

belangstelling voor de wilg verdwenen. Salicin in het wilgenbastextract is echter opgenomen in een complex van actieve componenten, dievia verschillende aangrijpingspunten leiden tot een gezamenlijk analgetisch en anti-inflammatoir effect. (Acetyl)salicylzuur, dat in aanzienlijk hogere doseringen toegepast moet worden dan de salicin uit de wilg, geeft ernstige bijwerkingen te zien, die niet zijn waargenomen bij gebruik van het wilgenbastextract. De lage frequentie van bijwerkingen en de milde bijwerkingen zijn duidelijke voordelen van wilgenbast ten opzichte van (acetyl)salicylzuur en andere NSAID's. Om deze reden kan het zinvol zijn eerst wilgenbast te proberen alvorens een NSAID toe te passen.

Phytother Res. 2015 Aug;29(8):1112-6. Efficacy and Safety of White Willow Bark (Salix alba) Extracts. Shara M1, Stohs SJ2.
Willow bark extract has been used for thousands of years as an anti-inflammatory, antipyretic, and analgesic. In spite of its long history of use, relatively few human and animal studies have been published that confirm anecdotal observations. A small number of clinical studies have been conducted that support the use of willow bark extracts in chronic lower back and joint pain and osteoarthritis. Willow bark extracts also are widely used in sports performance and weight loss products presumably because of anti-inflammatory and analgesic activities, although no human studies have been published that specifically and directly document beneficial effects. In recent years, various in vitro and animal studies have demonstrated that the anti-inflammatory activity of willow bark extract is associated with down regulation of the inflammatory mediators tumor necrosis factor-α and nuclear factor-kappa B. Although willow bark extracts are generally standardized to salicin, other ingredients in the extracts including other salicylates as well as polyphenols, and flavonoids may also play prominent roles in the therapeutic actions. Adverse effects appear to be minimal as compared to non-steroidal anti-inflammatory drugs including aspirin. The primary cause for concern may relate to allergic reactions in salicylate-sensitive individuals.

zaterdag, november 24, 2018

De mens als plant?

Het volgende schreef ik zowat 15 jaar geleden. Is dit bosbaden avant la lettre? 
Hoe zou je door een lichaamshouding of lichaamsbeweging een plant kunnen nabootsen of een beetje plant worden? Tien bewegingen om je in te leven in een plant (kruidenyoga). 


  • Duwen op de grond of je voorstellen dat je de aardbol wegduwt. Een soort wortelen.
  • Traag stappen, in slow motion. Een plek zoeken om te wortelen.
  • Je volledig en zeer traag uit-rekken (de hopbeweging)
  • Je langzaam oprollen naar de grond toe, alsof je in de grond wil wortelen (rozenwortelbeweging)
  • Languit liggen op de aarde en korte bibberbewegingen maken (wortelgroei)
  • Op handen en voeten, zo ver mogelijk uit mekaar, een buiging maken (Belladonnabeweging)
  • Plat op je buik, met open ogen naar de grond, de aarde en haar mini-bewoners zien voorbij wandelen.
  • Snel een helling afwandelen, zonder je hersens te gebruiken. Vertrouwen op de wijsheid van je lichaam. Opgepast, wel eerst oefenen. (de rollende keibeweging)
  • Lang stilstaan (omhoog kijken) bij een linde of een andere plant en kleine heen en weer gaande bewegingen maken met het bovenlichaam met de wind mee.
  • Een wortel van de gele gentiaan, de rozenwortel of iets makkelijker de brandnetel met blote handen uit de grond graven, je zelf een beetje ingraven.
  • Gewoon een boom verbeelden.

vrijdag, november 23, 2018

Shinrinyoku. Omringd met planten

Ik heb het altijd al gedacht. De ultieme en meest sympathieke vorm van kruidengeneeskunde is niet, de planten op eten maar je omringen met planten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat, hoe meer bomen er bij jou in de omgeving staan, des te meer je beschermt bent tegen kanker. Dat kun je afleiden uit een epidemiologische studie die onderzoekers van Nippon Medical School publiceerden in The Open Public Health Journal.

Wonen in het bos
De onderzoekers bestuderen een fenomeen dat shinrinyoku heet. In Engelstalige publicaties is dat steevast vertaald met forest bathing in het Nederlands noemt het gewoon bosbaden. Dankzij het onderzoek van de groep zijn er in Japan nu 44 bossen uitgeroepen tot zones waarin shinrinyoku aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid heeft. Het onderzoek van de groep zorgde er ook voor dat planologen bij de uitbreiding van Japanse steden waardevolle bossen hebben gespaard.


Phytoncides
De onderzoekers vermoeden dat bomen verbindingen uitscheiden die stress verminderen en het immuunsysteem activeren en zo op de langere termijn de kans op kanker verminderen. Die stoffen heten phytoncides. Planten als eiken, naaldbomen, maar ook gewone uien, geven die stoffen af om zich te beschermen tegen insecten, dieren en micro-organismen. Er zijn zo'n vijfduizend phytoncides bekend. Waarschijnlijk produceren alle levende planten ze.
De onderzoekers konden in Japanse wouden verhoogde concentraties van een aantal van die phytoncides aantonen, zoals alphapinene, beta-pinene, tricyclene, camphene en d-limonene.

Studie
In de studie die in 2008 verscheen in The Open Public Health Journal verzamelden de onderzoekers gegevens over sterfte door kanker in Japan. Ze splitsten die gegevens uit naar provincie en corrigeerden ze voor roken en inkomen. Ze keken vervolgens naar het oppervlak van die provincies dat was bedekt met bos. Zo ontdekten ze dat de sterfte door kanker lager was naarmate de omgeving bosrijker was.
Bij de vrouwen vonden de onderzoekers statistisch significante effecten voor longkanker en borstkanker; bij mannen voor prostaatkanker, darmkanker en nierkanker.

Conclusie
"Forests may partially contribute to decreased SMR of some cancers in Japan", concluderen de onderzoekers.The Open Public Health Journal, 2008, 1, 1-7.

zondag, november 11, 2018

Holle wegen in Hoegaarden

Als kind waren de holle wegen in Hoegaarden het enige biotoop, waar we onze eigen kleine avonturen konden beleven.  Het was en is nog steeds de enige omgeving waar, in het vruchtbare Hoegaardse landschap, de wilde natuur nog een beetje zijn gang kon gaan. 

Holle wegen vervullen in het Hoegaardse agrarische landschap een belangrijke ecologische functie. De diepe holle wegen met hoge, dichte, houtige begroeiing, vormen vaak miniatuurbosjes. Als de omstandigheden lange tijd stabiel blijven, kunnen op deze taluds echte bosgemeenschappen leven. Zo vinden we nog enkele taluds met o.a. Kleine maagdenpalm, Gulden boterbloem, Gevlekte aronskelk, Gele dovenetel, Muskuskruid, Rode aalbes, Stekelbes, Maarts viooltje, Boskortsteel, Reuzenzwenkgras, Klimop en andere soorten uit het Elzen-Vogelkersverbond.
Houtkanten overdekken ongeveer 20% van de bermoppervlakte. De dominante houtige gewassen zijn de Gewone iep en de Gewone vlier en in mindere mate de Sleedoorn. Andere soorten die in de struwelen voorkomen zijn o.a.: Rode kornoelje, Wilde kardinaalsmuts, Wilde liguster, Bosrank, Hondsroos (o.a. Rosa obtusifolia en Rosa corymbifera), Viltroos, Spaanse aak en Kruisbes. Uit enkele steekproeven blijkt overduidelijk de sterke verruiging van de bermvegetaties. Grote brandnetel, Kleefkruid en Braam bedekken tijdens het groeiseizoen ongeveer 35% van de bermoppervlakte.

Voedselrijke grazige vegetaties, hoofdzakelijk bestaande uit Frans raaigras, Kweek en IJle dravik nemen ca. 20% van de bermoppervlakte in beslag. Minder dan 4% van de totale bermoppervlakte bestaat uit grazige vegetaties van matig voedselrijke en voedselarme omstandigheden. Rood zwenkgras en Gewoon struisgras indiceren meestal dit vegetatietype.
Het toekomstige bermbeheer moet er vooral naar streven om soorten van dit vegetatietype terug een kans te geven. Soorten zoals Fijne ooievaarsbek (Aalst), Goudhaver (o.a. Appelarenweg te Hoksem), Donderkruid (Meiveld), Aardaker (Waverse steenweg nabij Oorbeek), Kattedoorn, Echt walstro, Bitterkruid, Ruige weegbree, Bergdravik, Kleine bevernel, Jacobskruiskruid, Muizenoor, Kruipend stalkruid, Liggende klaver, Hokjespeul (Elst) en Grote tijm (Vossel en Blinde Ezel) zouden dan terug het aspect van een aantal holle wegen kunnen bepalen.

Het overige gedeelte van de taludoppervlakte (ca. 20%) is begroeid met storingsgemeenschappen met o.a. Akkerwinde, Haagwinde, Boerenwormkruid, Duist, Echte kamille, Gewone klaproos en Windhalm. Deze storingsindicatoren vinden we meestal op taluds die met herbiciden worden bespoten. Grondverschuivingen, voornamelijk ten gevolge van de verticalisering van de taluds, zorgen eveneens voor instabiele situaties waarin de storingsindicatoren welig kunnen groeien. Naar aanleiding van de wegenwerken in het kader van de ruilverkaveling Hoegaarden werden vele taluds afgegraven hetgeen een sterke toename van deze minder gewaardeerde soorten veroorzaakte. Nochtans kunnen in dergelijke milieus ook een aantal minder banale soorten voorkomen. Op kalkrijke substraten zijn dit Koningskaars, Zwarte toorts, Bezemkruiskruid, Dubbelkelk, Donderkruid, Bilzekruid (Aalst), Wilde reseda, Wouw, Graslathyrus en Kleine leeuwenbek.

Op kalkarme bodems vinden we soms nog de Korenbloem. Na verloop van tijd, wanneer het humusgehalte van de bodem toeneemt, kunnen soorten zoals Rapunzelklokje, Akkerhoornbloem, Marjolein, Borstelkrans, Kandelaartje, Vijfdelig kaasjeskruid, Eenjarige hardbloem en Gevlekte scheerling er een plaats veroveren. Deze laatste soort breidt de laatste jaren sterk uit.

Zeer bijzonder is de flora op de oude spoorwegberm te Rommersom. Ondanks de sterke reductie van de indrukwekkende soortenlijst uit de jaren ’80, ten gevolge van de afwezigheid van natuurbeheer, vinden we er nog Rode ogentroost, Naakte lathyrus, Slangenkruid, Hongaarse raket, Kleine leeuwenbek, Plat beemdgras, Goudhaver, Boslathyrus, Boshavikskruid, Kattedoorn en Bleke klaproos.

Merkwaardig aan holle wegen is hun ontstaan. Doordat boeren eeuwenlang met paard en kar hetzelfde traject aflegden tussen de boerderij in het dal en de akker op het plateau, spoelde die weg steeds dieper uit. De ene is trouwens al ouder dan de andere; er bestaan Romeinse en Middeleeuwse wegen en recentere in onbruik geraakte trein- en tramtracés. Holle wegen dompelen de gebruiker onder in een wel zeer speciale omgeving: onder het niveau van het omliggende land, schaduwrijk en beschermd tegen de wind door de dikwijls steile en sterk begroeide bermen. Net zoals bij gewone wegbermen bieden holle wegen ruimte aan tal van flora en fauna. Maar er is meer. Doordat de omgevingsfactoren, zoals lichtinval, schaduw, temperatuur, vochtigheid, aard van de dagzomende bodemlagen, plaatselijk sterk kunnen verschillen, kan men er een grotere variëteit aan bewoners verwachten. Tenminste, als er geen externe factoren gaan overheersen. De bermen van holle wegen in landbouwgebieden worden dikwijls geplaagd door afspoeling van nitraten uit de aangrenzende akkers. De huidige grootschalige landbouw springt immers kwistig om met bemesting. Massa’s brandnetels en andere stikstofminnende plantensoorten zijn het resultaat. De laatste decennia gaan holle wegen in aantal en kwaliteit sterk achteruit

zaterdag, november 10, 2018

Epimedium

Morgen naar Hoegaarden voor de derde buitendag van de opleiding. Ook al de zoveelste keer maar gelukkig nog altijd met evenveel plezier, want er van genieten blijft toch het allerbelangrijkste. Wel vreemd is dat ik zo'n dag nu wil voorbereiden en dat is niet mijn gewoonte. Het onverwachte, de verbazing vind ik toch bijzonder. Dus nu mijn geheugen even pijnigen, wat groeit er in de tuinen van Hoegaarden, er is blijkbaar wel veel veranderd en dus toch weer wat spannend. Ik herinner mij vooral wat vreemde planten met bijzondere namen zoals varkensbrood en elfenbloem, dus nu even over de elfenbloem.

Tweeduizend jaar geleden schreef Dioscorides: ‘De bladeren van Epimedium, gestoten en met olie gemengd en papvormig of pleistervormig op de borsten gelegd maken dat ze niet te groot worden, maar in een vorm blijven. De wortel belet de vrouwen te ontvangen. De bladeren gestoten en daarvan vijf drachmen zwaar vijf dagen lang met wijn te drinken gegeven nadat de vrouwen hun maandstonden gehad hebben beletten ook het ontvangen van de vrucht. Plinius schrijft ook dat Epimedium zo dik makend en verkoelend van krachten is dat de vrouwen van het gebruik er van behoren te wachten. Galenus zegt naast het voor verhaalde dat er geen merkelijke eigenschap in is, dan dat men geloofd dat het met enig nat ingenomen onvruchtbaar maakt’.

Duidelijk allemaal verwijzingen naar een mogelijk hormonale werking en dus niet verwonderlijk dat de plant ook als afrodisiacum een oude reputatie heeft. En ook altijd interessant om daar tijdens een kruidenwandeling wat over te vertellen.

Zie ook https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/epimedium-elfenbloem

vrijdag, november 09, 2018

Geheugenplanten.

A Review of Phytochemicals that Enhance Human Brain Function. Kennedy DO, Wightman EL. Herbal extracts and phytochemicals: plant secondary metabolites and the enhancement of human brain function. Adv Nutr. January 2011;2(1):32-50.

Citroenmelisse
There is a limited number of drugs that can help people slow the cognitive decline associated with aging, and these drugs have undesirable side effects. Many people turn to herbal products to help preserve memory and cognitive abilities. Plants have many chemicals that influence brain function, yet few have been thoroughly tested in humans. The purpose of this article was to review current knowledge about plant extracts and phytochemicals which have been tested in humans and assess their effectiveness in improving brain function.
Many secondary metabolites affect the central nervous system in insects and animals. Secondary metabolites that have central nervous system effects and that have been studied in humans include alkaloids, terpenes, and phenolic compounds. 

Alkaloids
Humans have used alkaloid-containing plants medicinally for thousands of years. Medicinal and social alkaloids include atropine, ephedrine, cocaine, morphine, nicotine, and caffeine.
Caffeine is the most widely consumed psychoactive substance in the world. It is an antagonist of the inhibitory adenosine A1 and A2 receptors, which is responsible for the stimulation, and also causes constriction of blood vessels in the brain. Caffeine also increases activity in dopamine neuronal systems. At low doses, caffeine increases alertness and improves performance on tests of attention. At high doses, caffeine can cause anxiety, insomnia, rapid heart beat, and agitation.
Nicotine is found in tobacco (Nicotiana tabacum). Nicotine binds to acetylcholine receptors and increases the release of acetylcholine, serotonin, and other neurotransmitters. It increases dopamine activity, which is associated with its addictive effect. Clinical trials in smokers and non-smokers show that nicotine improves performance on tests of memory and attention.

Terpenes
Ginkgo biloba / Maurice Godefridi
Terpenes are a diverse group of lipid-soluble compounds. Some terpenes are non-toxic and are common in foods and spices; others are toxic.
Ginkgo (Ginkgo biloba) leaves contain a number of terpenes, including bilobalide and ginkgolides A, B, C, and J. Effects of ginkgo leaf extracts in the central nervous system include modulation of several neurotransmitter systems, enhanced blood flow in the brain, and scavenging of free radicals. Ginkgo is one of the most popular herbal products, and it is used to improve cognitive performance. More than 30 clinical trials have tested the effects of ginkgo on cognitive function in people with dementia or age-related cognitive impairment. One meta-analysis concluded that the evidence for cognitive improvement with ginkgo supplementation is inconsistent, while another meta-analysis concluded that ginkgo improves attention, executive function, and long-term memory.
Lemon balm (Melissa officinalis) contains a variety of monoterpenoids and sesquiterpenes. Effects of lemon balm on the central nervous system include binding to specific cholinergic receptors, increased activity of the neurotransmitter gamma-aminobutyric acid (GABA), and antioxidant activity. Limited clinical trials have shown that lemon balm has anti-anxiety effects, improves agitation and quality of life in people with severe dementia, but has inconsistent effects on memory.
Asian ginseng (Panax ginseng) roots contain 40 or more triterpene saponins known as ginsenosides. Ginseng root extracts have neuroprotective effects, modulate the neuroendocrine system and the synthesis of nitric oxide, which relaxes blood vessels and influences many cellular activities. Clinical trials have shown that ginseng improves accuracy on memory tests and improves the speed of performing attention tasks. The impact of ginseng on mood has been inconsistent in clinical trials to date.
Sage (Salvia officinalis) contains a range of monoterpenes. Effects on the central nervous system include anti-inflammatory activity and decreased breakdown of the acetylcholine neurotransmitter. Clinical trials have demonstrated improved memory, attention, and alertness in healthy people after single doses of sage extract and improved cognitive function in people with Alzheimer's disease after 16 weeks of an alcoholic tincture of sage.
Valerian (Valeriana officinalis) root contains a variety of terpenes, including the valepotriates and valerenic acid. Valerian compounds modulate serotonin receptor subtypes, GABA, and adenosine receptors and have anxiolytic activity. Some clinical trials suggest that valerian improves sleep quality; others were not conclusive.

Phenolics
Hypericum perforatum / Maurice Godefridi
Phenolics are ubiquitous in plants and they are important components in the human diet. They range from simple, low molecular weight compounds to complex, large structures such as flavonoids, tannins, and anthocyanins.
Curcumin is a polyphenol from turmeric (Curcuma longa). Curcumin prevented cognitive deficits and improved learning and memory in mouse models of Alzheimer's disease. Curcumin also reversed amnesia in rats. Many small pilot studies have been conducted in humans, but there are few controlled clinical trials to support a benefit of curcumin in brain function.
Epigallocatechin-3-gallate (EGCG) and related polyphenols are present in tea (Camellia sinensis). In vitro and animal studies suggest that EGCG may have protective effects in Alzheimer's disease and Parkinson's disease. EGCG improved cognitive performance and increased antioxidant capacity in rats. In epidemiological studies, greater consumption of green tea is associated with reduced risk of cognitive impairment and neurodegenerative disorders.
St. John's wort (SJW; Hypericum perforatum) extract contains a variety of phenolic compounds that have an impact on brain function, including phenolic acids, flavonoids, hyperforin, and hypericin. SJW extracts have been reported to inhibit reuptake of serotonin, dopamine, and GABA, but this finding is highly doubtful. Other reports include increased neurotransmitter sensitivity and altered receptor binding. Clinical trials have established that SJW is an effective treatment in people with mild to moderate depression. 
Resveratrol is found in the skin of red grapes (Vitis vinifera) and in some other edible plants. Resveratrol preserved behavior and cognitive performance in older rats with brain injuries. In healthy humans, single doses of resveratrol increased blood flow and oxygen uptake in the frontal cortex of the brain, suggesting it may have benefits in Alzheimer's disease and other neurological disorders. 
Soy (Glycine max) extract contains isoflavones such as genistein, daidzein, and glycetin that have very weak estrogen-like effects. Several clinical trials have shown that soy isoflavones modestly improve neurocognitive function and mood in postmenopausal women, but other clinical trials showed no improvement. Compared to a diet with no soy isoflavones, a diet rich in soy isoflavones was associated with improved short-term and long-term memory in men and women.

Conclusion
The authors conclude that the literature describing the effectiveness of herbal extracts for improving brain function is "somewhat equivocal." Research on caffeine and nicotine has been hampered by the addictive nature and serious adverse effects attributed to these alkaloids. Research is progressing among plants containing terpenes, particularly ginkgo and valerian. However, the methodological quality of some of the clinical trials has been poor, and results have been inconsistent. Interest in the potential cognitive benefits of curcumin, EGCG, resveratrol, and soy isoflavones is relatively recent, and human clinical trials are still in the early stages. 
The authors describe challenges in developing plant-based products to prevent or reverse age-related cognitive decline. Challenges include identifying the active components, understanding the synergism among the active components, defining the environmental stressors and growing conditions under which plants produce increased amounts of secondary metabolites, and standardizing plant products to provide beneficial amounts of active compounds.

Algemeen  advies  voor het geheugen. Een gedeelte van het fytoschema uit cursus fytotherapie

Concentratie verbeteren door  meditatie, biofeedback, geheugentraining.... 
Voeding   
-vitamine  B  en  E  :  tarwekiemolie
-onverzadigde  vetzuren:  vette  vis  (sardines),  noten 
-lecithine:  noten,  plantaardige  olie,  eidooiers,  bonen 
-mineralen:  zink 
-Vicia  faba  -  Tuinboon:  bevat  féverolen,  een  vorm  van  L-dopa  (Parkinson?)

Kruiden  
Algemeen:  hersencirculatie  verbeteren,  anti-oxydantwerking,  neurotransmitters  beïnvloeden  (acetyl-choline,  dopamine),  algemeen  toniserend. 

Ginkgo  biloba  (basiskruid)  eventueel  combineren  met 
+  Vinca  minor  -  Kleine  maagdepalm:  hersendoorbloeding,  zuurstofvoorziening 
+  Rosmarinus  officinalis  -  Rozemarijn  (etherische  olie):  ook  uitwendig 
+  Thymus  vulgaris  -  Echte  tijm 
+  Melissa  officinalis  -  Citroenmelisse:  na een verlies,  bij verdriet 
+  Panax  ginseng  -  Koreaanse  ginseng:  bij vermoeidheid, asthenie 
+  Zeewieren:  bij trage schilklier (ouderen),  op stofwisseling en reminaliserend 

Nutritherapie  /  Orthomoleculair  
fosfatidyl-choline  (PC),  de  basiscomponent  in  lecithine,  heeft  invloed  op  neurotransmitter  acetyl-choline,  die  zorgt  voor  prikkeloverdracht  in  de  hersenen,  kan  concentratie  en  geheugen  verbeteren  ook  bij  Alzheimer 
fosfatidyl-serine  (PS):  belangrijkste  fosfolipide  in  de  hersenen  acetyl-l-carnitine:  aminozuur,  kan  de  activiteit  van  neurotransmitters  verbeteren,  kan  cellulaire  energie  (ATP)  verhogen  DHA  (docosahexaeenzuur):  omega-3-vetzuur  in  grijze  hersenmassa,  van  belang  voor  ontwikkeling  hersenmateriaal,  komt  voor  in  moedermelk 
DHEA  (dehydro  epiandrosteron):  hormonale  stof  (in  bijnieren)  met  invloed  op  geheugen,  voorstadium  van  steroidstoffen 

Literatuur  Phytotherapie  in  der  Geriatrie.  Ztschr.  Phytoth.  18  (1991)  Crook  -  Effects  of  PS  in  age-associated  memory  impariment.  Neurology  1991  Soderberg  -  Fatty  acid  compositon  of  brain  phospholipids  in  ageing  ans  Alzheimer's  disease.  Lipids  1991.