woensdag, mei 24, 2023

Veldbloemen zaaien

Vandaag gezaaid, een zonnige nog wel frisse dag 18 graden. Cascatellestuin 3 plekjes. Mengsel 'Fleur des champs. !0 eenjarigen en 5 meerjarigen.

Delphinium consolida
Adonis aestivalis / Zomeradonis, Centaurea cyanus / Korenbloem, Chrysanthemum segetum / Gele ganzenbloem, Papaver rhoeas / Grote klaproos, Agrostemma githago / Bolderik, Hesperis matronalis / Damastbloem, Leucanthemum vulgare / Wilde margriet, Linum perenne / Overblijvend vlas, Nigella damascena / Juffertje in 't groen, Delphinium consolida / Wilde ridderspoor, Saponaria vaccaria / Koekruid

Zomeradonis is inheems in zuidelijke helft van Europa, Midden-Oosten, Noord-Afrika. In Noord-Amerika is de plant aangevoerd met graan gevonden.Ze groeit vooral in de warmere streken, op bouwland, op leem- en kalkgrond. In Nederland en België is zij waarschijnlijk alleen gevonden op waar zij is aangevoerd. Op een enkele plaats lijkt ze een natuurlijker voorkomen te hebben gehad in korenvelden. In België is de soort uitgestorven op haar semi-natuurlijke standplaatsen en was ze allicht alleen in Wallonië, laatste vondst in 1950, een echte akkerplant. De laatste jaren is de plant alleen nog aangetroffen als adventief in Nederland en België. Adonis = de plant, die zich, naar de sage meldt, ontwikkelde uit het bloed van Adonis, nadat deze op de jacht door een wild zwijn gedood was. Aestivalis = 's zomers bloeiend.

Gele ganzenbloem.   De Gele ganzenbloem, Glebionis segetum (L.) Fourr., uit de Composietenfamilie werd vroeger ook wel ondergebracht in het geslacht Chrysanthemum en heette als plantensoort Chrysanthemum segetum L.. De in de zomer en tot in de herfst bloeiende tot kniehoogte komende planten hebben veel gelijkenis met de Gewone margriet, wat de oude wetenschappelijke naam verklaart.Uit opgravingen is gebleken dat de Gele ganzenbloem in Groot-Brittannië al voor de komst van de Romeinen daar groeide en in Nederland is ze bekend uit opgravingen uit de Middeleeuwen. Soms bleek de Gele ganzenbloem het nog beter te doen dan het gewas dat men op de akker verbouwde; vandaar dat in Duitsland de naam Wucherblume, 'Woekerbloem', bekend is voor deze soort. Zowel door chemische bestrijdingsmiddelen, maar ook door verslemping van de bodem door het uitrijden van drijfmest krijgt de soort tegenwoordig veel minder kans. In Maïsakkers zie je de plant dan ook nauwelijks of zelfs helemaal niet. 

Overblijvend vlas / Linum perenne. Overblijvend vlas is inheems in (Oost-)Europa en vrijwel geheel gematigd Azië. In Noord-Amerika is Overblijvend vlas een aangevoerde plant die een aanzienlijke verspreiding heeft. In Europa komt ze voornamelijk in de (oostelijke) Alpen voor. Er is verwarring over de juiste identiteit van overblijvende soorten blauwbloeiend vlas in Nederland en België. Het lijkt erop dat het steeds maar om 1 van de soorten uit het Linum perenne aggregaat gaat. In België wordt uitgegaan van Oostenrijks vlas (er is geen bevestigde melding van Overblijvend vlas). In Nederland zijn lange tijd alleen meldingen geweest van Overblijvend vlas. Het is aan te bevelen bij vondsten goede foto's te maken van met name de stand van de vrucht en/of materiaal te verzameln. Verzameld, gedroogd materiaal kan naar het Nationaal Herbarium (Leiden) of de Plantentuin (Meise) gestuurd worden. Linum = van het Griekse linon: draad, omdat uit Vlas een kledingstof (linnen) kan worden gemaakt. Perenne = overblijvend.

Wilde ridderspoor (Consolida regalis, synoniem: Delphinium consolida) is een eenjarige plant die behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). Het is een plant van matig voedselrijke, kalkhoudende, vochtige, zandige klei: de soort komt daar voor tussen het wintergraan. De plant komt van nature voor in West-Azië en Europa. In Nederland komt de plant alleen nog voor in Zuid-Limburg en wordt vaak verward met verwilderde riddersporen, maar is daarvan te onderscheiden door de kale kokervrucht. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen. Deze plant is in Nederland wettelijk beschermd sinds 1 januari 2017 door de Wet Natuurbescherming. 


dinsdag, mei 23, 2023

Cascatellestuin. De bergcentaurie bloeit.

Bergcentaurie in de Cascatellestuin

De Centaurea montana, bergcentaurie of  bergkorenbloem bloeit in de Cascatellestuin. Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Centaurea, is afgeleid van het Oudgriekse woord kéntauros (Κένταυρος), waarmee ooit een lid van een woest ras uit de Griekse regio Thessalia werd aangeduid maar.... een centaur is ook een Grieks mythologisch wezen, een mens (of dier) met een menselijk bovenlichaam en de poten van een paard. Het tweede deel van de naam, montana, is te herleiden tot het Latijnse mons ('berg'), waarin we het hedendaagse Engelse woord mountain nog herkennen.

Bergcentaurie komt op rotsen, bergbossen en bergweiden in een aanzienlijk deel van Europa voor. In Noord-Amerika is het een redelijk verspreid voorkomende geïntroduceerde soort. In Nederland, Vlaanderen en het agrarische of verstedelijkte deel van Wallonië komt zij wel als sierplant in tuinen voor en is daar verwilderd te vinden. De laatste decennia is ze zelfs op die plaatsen als minder zeldzaam te beschouwen. In Hoog-België, maar ook in heel wat bossen in het zuidoosten van België is de plant van oorsprong wild.

In Midden- en Zuid-Europa werd de bergcentaurie, maar vooral de verwante korenbloem ingezet voor medicinale eigenschappen. Een extract zou vermoeide ogen tot rust te brengen. Uiteraard meende men dat het grootste positieve effect te behalen was bij blauwe ogen, een overblijfsel van de middeleeuwse signaturenleer. De gedroogde bloemen zouden hoesten tegengaan, ietwat vochtafdrijvend zijn en een milde zuiverende werking hebben. Ook zou spoelen kunnen helpen tegen bloedend tandvlees en druppelen zou weer helpen bij een ontstoken slijmvlies (of bindvlies) van het oog (conjunctivitis).  

Wetenschappelijk onderzoek
Many Centaurea species are used in folk medicine to treat different diseases such as coughs, liver-strengthening, peptic ulcer as well as malaria (Yeşilada et al. 1995). Being used in common colds, stomach upset, abdominal pain (Honda et al. 1996), herpes infections around the lips , coughs, ophthalmic remedies (Poletti 1978); they are also used as antirheumatic, astringent, hypoglycemic, hypotensive, (Shoeb et al. 2006;Flamini et al. 2002), digestive, tonic, expectorant, stomachic, antipyretic and anti-diarrheic, anti-dandruff, in addition to treat hemorrhoid and abscess (Baytop 1999), diuretic (Sokolov and Zamotaev 1984), anti-inflammatory, antimicrobial, antibacterial, choleretic, cytotoxic as well as immunological agents (Arif et al. 2004) and as antidiabetic (Twaij et al. 1983). The phytochemical investigations on Centaurea species led to the isolation of sesquiterpenes lactones, flavonoids, lignans, cyanogenic glucosides, sterol and triterpenes (Flamini et al. 2001(Flamini et al. , 2002Djeddi et al. 2008;Hammoud et al. 2012;Hodaj et al. 2017;Shakeri et al. 2018a, b;Grafakou et al. 2018;Bruno et al. 2018;Mirzahosseini et al. 2018;Zengin et al. 2018). ...

donderdag, mei 18, 2023

Over een natuurtuin


Blote grond beplanten met voornamelijk wilde planten, planten uit de omgeving! Kan ik dan niet beter wachten tot die planten vanzelf komen? Inderdaad en daar hoop ik ook op, maar een beetje helpen kan hopelijk ook geen kwaad. En waarom zou de mens, net zoals dieren, insecten, water en wind niet mogen meehelpen?

Tuinieren is natuurlijk niet alleen filosoferen maar ook wroeten, planten, scheuren, zaaien en zelfs wieden. Voor het wieden heb ik gelukkig hulp, zowel lichamelijk als geestelijk is dat rucksichloos wieden niet mijn ding. Wieden is zo agressief, zo anti-natuur maar een stuk grond waar agressieve duizendknopen en brandnetels de alleenheersers zijn, moet de mens de andere planten maar een handje helpen. 

De andere planten zijn in dit biotoop dan vooral bijzondere bosplanten, die humusrijke vochtige grond en schaduw waarderen, dus wilde akelei, monnikskap, wolfskers gezaaid en geplant. Nu zijn dat, van uit menselijk oogpunt bekeken, ook niet de vriendelijkste planten want hallucinogeen giftig, maar wel spannend en in de juiste dosering ingenomen zelf geneeskrachtig voor mens en dier.

Verder moeten het ook planten zijn die sterk zijn en later zonder mijn hulp verder kunnen. Vaste planten met stevige wortelstokken zoals het groot hoefblad, kruidvlier en andoornsoorten. 

In de helling kunnen veel vlinderbloemigen met hun wriemelende wortelstokken, hun draperende stengels en vrolijke bloemen de blote grond vastleggen. Bont kroonkruid, hokjespeul, de eetbare aardaker en wikkesoorten zijn dan mijn favorieten.

En op een zonniger plek geïsoleerd van de grote, stevige planten hebben we de klassieke, kruidige lipbloemigen aangeplant, zoals tijmsoorten, echte salie, rozemarijn, bonenkruid...... sterke planten zeker wel maar in deze omgeving zullen we deze warmteminners toch wel moeten vertroetelen. 

Aanplanten, observeren en hier en daar voorzichtig ingrijpen. De mens die harmonie, evenwicht in een stukje natuur brengt. Vreemd maar het moet kunnen.

woensdag, mei 10, 2023

Bloemen bij mijn begrafenis

We begraven vandaag een verre buur en dus denk ik na over de dood. Of eerder fantaseer ik over mijn eigen begrafenis.
We worden uitgenodigd om wat gecultiveerde bloemen uit een mandje op de kist van de verre buur uit te strooien. Mooi gebaar inderdaad maar zelf zou ik toch liever wat wilde klaprozen en korenbloemen op mijn kist gestrooid zien. Bij deze hoop ik dat nu geregeld te hebben. 

Doodsbloemen? 
Liever geen calla, chrysant of dahlia op mijn kist. Al lees ik dat Calla staat voor zuiverheid, sympathie en schoonheid. Ook de vorm van de bloem, met de gestileerde kelken, leent zich goed voor een liggend rouwstuk. En de chrysant de kerkhofbloem bij uitstek, vooral in Azië wordt de witte en gele chrysant veel gebruikt bij afscheid. Deze 'gouden bloem' staat in die landen vol van betekenis. En ook met dahlia's op mijn kist zou ik mij symbolisch omdraaien.

Dus..... liefst verse klaprozen strooien, al moet ik dan wel eind mei doodgaan. 

Kleine vaantjes wapp’ren rood
langs de veld- en akkerboord
aan een groene vlaggestok.
Preuts dirkt zich de aarde op:
rijpe kleuren, fijne geuren
overspoelen veld en wei
om de mensen op te beuren,
straks komt Ceres weer voorbij

dinsdag, mei 02, 2023

Klaverzuring, geen klaver noch zuring

Wandelend in ons domein vind ik tussen vrolijke bosanemonen, driftig daslook en lieflijk goudveil het frisse klaverzuring. 
Klaverzuring draagt de naam van 2 planten. Klaver omwille van zijn uiterlijk, de vorm van het blad en omwille van zijn innerlijk, de zure smaak van de blaadjes
De typische klaverblaadjes sluiten zich als het donker wordt of als het gaat regenen. Klaverzuring kan dus dienst doen als een soort barometer: als de blaadjes zich dichtplooien tegen het steeltje weet men dat er regen op komst is.
Klaverzuring is een dankbaar plantje voor de tuin: het oogt goed, groeit onder struiken en bomen als grondbedekker en kan bovendien nog gegeten worden ook. Stobart zegt het zo: 'Wood sorrel can replace garden sorrel in salads or in soup. Since wood sorrel is also decorative, it makes a useful dual-purpose plant to grow in the garden.'

In oude kookboeken worden zowel klaverzuring als zuring in de keuken en als medicijn gebruikt.Zo lezen we in 'Souvereyne remedies voor de keuken meyssen' uit de 'Nieuwe Belgische Keukemeyd of den verstandigen kok', 19de eeuw, dat klaverzuring gekauwd goed is tegen een 'stinkende mond. 
Indien den mond stinkt. Is het goed Savie, Hysop en Aluyn, op de helft in wyn gezoden en daer mede gegorgeld, ofte klaver zulker in den mond geknauwd, aft met sap van wegbree-bladeren den mond gewasschen, is ook onfeylbaer.

Klaverzuring bevat vooral oxaalzuur, oxaalzuurzout en vitamine C, en een weinig slijmstoffen, het werkt daardoor samentrekkend op huid en slijmvliezen. Klaverzurlng is ook diuretisch of urineafdrijvend.
Voor inwendig gebruik kan men klaverzuring in de vorm van verdund sap en siroop innemen. Voor uitwendig gebruik kan men de blaadjes kapot wrijven op de huid, bij kleine verzweringen of lichte brandwonden en bij huidirritatie.
In de volksgeneeskunde in Vlaanderen vinden we nog over klaverzuring dat het wormafdrijvend zou zijn, goed tegen heesheid en hoest volgens Dodoens.

Klaverzuring in de keuken
Bij de beroemde kok Escoffier, die leefde van 1847 tot 1935, lezen wij dat hij klaverzuring waardeert om de fijne zure smaak die ze aan de gerechten verleent. Moes van klaverzuringbladeren noemt Escoffier 'purée brésilienne' omdat de plant afkomstig is uit Zuid-Amerika. De witte klaverzuring, de 'shamrock', is het symbool van Sint-Patrick, de schutspatroon van Ierland, en vindt men afgebeeld op de Ierse vlag. 
Gérard, een bekende Engelse kruidkundige, schrijft over klaverzuring:  'It makes  better green sauce than any other herbe whatsoever.

Curieuze info vinden we in Materia Medica of New and Old Homeopathic Medicines .....dream state seemed to be strongly affected by this remedy. Dreams were remembered and were of a sexual nature. 

Wetenschappelijk onderzoek
Oxalis acetosella L. is a common, edible wild plant native to the northern hemisphere. The contents of selected antioxidants, and the antioxidant capacity of young and old spring leaves of O. acetosella, were evaluated. The present study reports foliar contents of ascorbic acid, tocopherols, carotenoids, chlorophyll, flavonoids, phenolic acids and total phenolics, and compares the nutritional value of O. acetosella with other cultivated and wild plants. The composition of foliar antioxidants was found to depend on leaf age. On the other hand, the antioxidant capacity of old leaves were in the same range as young leaves. A comparison between O. acetosela with lettuce analysed in our study, and with numerous cultivated and wild edible plants from other studies, showed that O. acetosella is very rich in β-carotene, ascorbic acid, tocopherols and xanthophylls, and that it is one of the best sources of flavonoids (flavonol glycosides and flavan-3-ols), especially rutin. Therefore, O. acetosella is a potentially important dietary source of antioxidants. (Antioxidants in spring leaves of Oxalis acetosella L November 2010 Food Chemistry 123(2):351-357)