Posts tonen met het label Gran Paradiso. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gran Paradiso. Alle posts tonen

vrijdag, juli 10, 2009

Liefdesvetkruid en andere hemelsleutels

Nog altijd naweeën van mijn Gran Paradiso trektocht. Ik vond bij Lago Serru een Hemelsleutel, het vetplantje bedoel ik, die net als mijn lievelingsplant Rozenwortel ook wat naar rozen leek te ruiken. Hij was echter kleiner dan de Rozenwortel en ook kleiner dan onze inheemse Hemelsleutels.

Het plantje was zo'n 20 cm hoog en bloeide op 15 augustus met de typische roodbruine schermen eigen aan de Hemelsleutelfamilie. In de Alpenflora van Huxley bladerend, vind ik nu een Sedum die sterk gelijkt op mijn Paradisosoort met de naam Sedum anacampseros en met de prachtige Nederlandse naam van Liefdes-Vetkruid. Met zo'n naam wil ik maar al te graag deze soort gezien hebben. Anacampseros zou komen van het Griekse 'ana' weder, terug en 'kamptein' ombuigen, omkeren en volgens Plinius zou de naam geschonken zijn aan een gewas, 'welks aanraking geacht werd voldoende te zijn om verloren gegane liefde te doen wederkeren, zelfs als zij reeds in haat verkeerd was' (Historia Naturalis XXIV, 102). Heb ik wat te leren van de planten, die ik ontmoet?

Ecologie, orpin des infidéles
Nuchter, botanisch bekeken is deze vetplant een vrij veel, maar toch niet algemeen voorkomende soort in de Hautes Alpes. Hij groeit daar op een hoogte van 1200 tot 2800 meter tussen de rotsen en in de éboulis. De Franse benaming is Orpin bleu, dat blauw komt waarschijnlijk van de grijs bijna paarse verkleuring die de bloemstengel en bloem krijgt tijdens en na de bloei. Een nog merkwaardiger Franse naam, orpin des infidéles, de plant der ontrouwen, werpt een heel ander licht op dat liefdesvetkruid. Zou zo’n een plant dan ook een afrodisiacum zijn?

Sedum te eten?
Ik op zoek naar gebruiksgegevens. Is deze plant door de bergbewoners gebruikt geweest? Is er wetenschappelijk onderzoek verricht? In de literatuur word wel vermeld dat de blaadjes zowel rauw als gekookt gegeten kunnen worden. Zelf heb ik wel eens zo’n vet blaadje geproefd, maar zoals bij veel vetplanten smaken ze nogal slijmerig. Dus niet echt om culinaire genoegens aan te beleven.

Sedum telephium bij Dodoens
Veel andere sedumsoorten, zoals Sedum acre, Muurpeper en Sedum reflexum, Tripmadam hebben enige bekendheid als groente en als geneeskruid. Maar vooral Sedum telephium, de echte Hemelsleutel werd medicinaal vrij veel gebruikt. De verse, gekneusde bladeren zijn in gebruik geweest als wondverzorgend kompres, maar ook als zuig- of knabbelblaadje voor de mond- en de keelholte. De plant wordt in het Cruydt –Boeck van Dodoens al wondkruid genoemd. Dit cruyt wordt in Griecx gheheeten Cymbalion en Cotyledon heteron. In Latijn [47] Acetabulum alterum. In der Apoteken Crassula maior. In Hoochduytsch Wundkraut/ Knabenkraut/ Fotzzwang en Fotzweijn. In onser tale Wonden cruyt/ ende smeerwortele. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het extract een anti-inflammatoire, pijnstillende en keratolytische werking heeft. En dat het sap wondgenezend is. Dat bevestigt in grote mate de volkse toepassingen van verse sedumbladeren voor de huid en voor de gewrichten. Het word dan ook in de volksgeneeskunde bij reuma, tenniselleboog, bursitis zowel uitwendig als inwendig gebruikt.

Een volks recept: kompres en sap voor de huid
Plet een blad tot moes en kook het in 250 ml water, zeef en drink deze hoeveelheid op één dag in 2 of 3 keer en dit gedurende 1 week. Uitwendig leg je een gekneusd blad op pijnlijke, ontstoken gewrichten of op een geïrriteerde huid.

Wat wetenschappelijk onderzoek over Sedum telephium
J Pharm Pharmacol. 2000 May;52(5):585-91. Sedum telephium L. polysaccharide content affects MRC5 cell adhesion to laminin and fibronectin. Raimondi L, Banchelli G, Dalmazzi D, Mulinacci N, Romani A, Vincieri FF, Pirisino R.
Pharmacology. 2008;82(4):250-6. Anti-inflammatory effects of the methanol extract of Sedum telephium ssp. maximum in lipopolysaccharide- stimulated rat peritoneal macrophages. Altavilla D, Polito F, Bitto A, Minutoli L, Miraldi E, Fiumara T, Biagi M, Marini H, Giachetti D, Vaccaro M, Squadrito F.Phytochemistry. 1993 Nov;34(5):1357-62. Anti-inflammatory and immunologically active polysaccharides of Sedum telephium. Sendl A, Mulinacci N, Vincieri FF, Wagner H.

dinsdag, augustus 19, 2003

Liefdesvetkruid

Nog altijd naweeën van mijn Gran Paradiso-trektocht. Ik vond bij Lago Serru een Sedumsoort, die net zoals de Rhodiola ook naar rozen leek te ruiken. Hij was echter kleiner dan Rhodiola en ook kleiner dan onze inheemse Hemelsleutels. Hij was zo'n 20cm hoog en bloeide op 15 augustus met de typische roodbruine schermen eigen aan de Sedums.

In de Alpenflora van Huxley bladerend vind ik nu een Sedum die sterk gelijkt op mijn Paradisosoort met de naam Sedum anacampseros en met de prachtige Nederlandse naam van Liefdes-Vetkruid. Met zo'n naam wil ik maar al te graag deze soort gezien hebben. Anacampseros zou komen van het Griekse 'ana' weder, terug en 'kamptein' ombuigen, terugkeren en volgens Plinius zou de naam geschonken zijn aan een gewas, 'welks aanraking geacht werd voldoende te zijn om verloren gegane liefde te doen wederkeren, zelfs als zij reeds in haat verkeerd was' (Historia Naturalis XXIV, 102).

Nuchter, botanisch bekeken is deze vetplant een vrij veel, maar toch niet algemeen voorkomende soort in de Hautes Alpes. Hij groeit daar op een hoogte van 1200 tot 2800 meter tussen de rotsen en in de éboulis. De Franse benaming is Orpin bleu, dat blauw komt waarschijnlijk van de grijs bijna paarse verkleuring die de bloemstengel en bloem krijgt tijdens en na de bloei. Een nog merkwaardiger Franse naam, orpin des infidéles, de plant der ontrouwen, werpt een heel ander licht op dat liefdesvetkruid. Zou zo’n een plant dan ook een afrodisiacum zijn?

Heb ik wat te leren van de planten, die ik ontmoet?

zondag, augustus 17, 2003

Rhodiola verwerken


Terug thuis. Het inventariseren en verwerken van zaden en planten, die ik meegebracht heb uit de Gran Paradiso.
Het gemengd zaad van het plateau van Nivolet dient niet alleen om te zaaien, maar zorgt ook voor een mooie, levende herinnering aan mijn lievelingsplek. De forse planten die bij het meer van Nivolet op 2500 meter groeien zijn niet alleen eigen aan deze natuur en de hoogte maar profiteren ook van de menselijke aanwezigheid: het mest en de betreding van zowel mensen als koeien. Alpenzuring, Meesterwortel, Zwartmoeskervel, Vrouwenmantel, Brave Hendrik en zelfs de witte Alpenanemoon vormen hier samen met allerlei grassen het biotoop van deze bergweilanden. Zelfs op plaatsen waar de boerderijen verdwenen zijn, kun je nog vele jaren later deze ruigtekruiden terugvinden als teken van vroegere menselijke aanwezigheid.

-Alpenzuring - Rumex alpinus: stevige tott 1 m hoge plannt met geelgroenige langwerpige maar toch enigszins gedrongen bloem- en zaadpluimen. Groeit vooral bij bergboerderijen tot 2500 m hoogte.
-Meesterwortel - Peucedanum osthruthium: sstevige tot 1 m hoge witbloeiende schermbloemige. Vrucht bijna bolvormig, maar breed gevleugeld. Vrij sterke geur.
-Brave Hendrik - Chenopodium bonus-henricus
-Witte alpenanemoon - Pulsatilla alpina: WWitbloeiende aanemoonachtige, vooral ook opvallend door zijn vuilwitte grote zaadpluizen in augustus, verwant aan ons Wildemanskruid.

Rhodiola verwerken: zaaien, planten en tinctuur maken

Rozenwortel moeten stevig gewassen worden en strikt beoordeeld op kwaliteit. De knobbelige bovenkant van oude wortels zijn dikwijls vezelig maar de binnenkant is juist zacht sponsig. Tussen de kronkelige wortels zit zacht dood materiaal van afgestorven bijwortels en natuurlijk ook veel aarde en steengruis. Na het openbreken en spoelen, snij ik ze in dwarse plakjes en giet er ethanol van 45° over, in een verhouding van 1:5 (gewichtsdelen). Ik laat dit mengsel 2 dagen trekken en verdun dan de ethanol nog eens tot een gehalte van 30° en zo laat ik het geheel nog 1 tot 2 weken verder trekken. Geur en de kleur bepaalt voor mij de duur van het trekken.








zondag, augustus 10, 2003

Gran Paradiso en rozenwortel

Italiaanse Alpen. Het is twee jaar geleden, dat ik hier nog was, op de Pian della Nivoletta in mijn Gran Paradiso, nu maandagavond, hier voor de eerste maal alleen, geen begeleider van mensen, maar toch met veel mensen, dagjesmensen om mij heen, baders en zonnebaders in mijn 'Lago'. Een vorm van heiligschennis. Een troost is dat ze vanavond terug afzakken naar hun Italiaanse huizen. In de schemering verzamel ik een zak vol zaden, drink mijn 'laatste' cappuccino in de wat gore bar van de refugio. Het cappuccino-ritueel: een bodempje straffe koffie, heel veel opgeschuimde warme melk, die door het barmeisje afgeklopt wordt en dan al draaiend op de koffie wordt gegoten. Vroeger werd er door de moeder van het meisje ook nog een snuifje cacaopoeder over het melkschuim gestrooid, maar de moeder is er niet meer, gestorven of gewoon even weg? Ik weet het niet en wil het ook niet weten. Het meisje vervolgt het ritueel, overhandigt mij onverschillig het kopje. Hoe kan zij ook weten dat dit voor mij meer is dan cappuccino. Ik neem het schuimend kopje aan, betaal 1.50 en om het ritueel vol te maken, strooi ik nog wat witte suiker over de bruine cacao. En dan rustig slok voor slok opdrinken. Dit is niet alleen aards maar ook hemels genot. Dit is niet alleen geluk maar ook verdriet.

11 augustus
En nu actie! Op zoek naar de Rozenwortel in mijn Italiaanse Alpen. Om 7 uur sta ik bij de bergboerderij tussen het meer van Serru en Agnel. Vijf honden van allerlei allooi komen, de enen blaffend de anderen loerend op mij af. De boer zit in de bijna donkere stal zijn koeien te melken. Ik vraag en gebaar, of ik mijn auto 3 dagen bij de boerderij mag parkeren. Na enige verwarring, twijfel wijst de man mij een plaatsje aan. En dan op weg naar het Rhodiolaplekje van 2 jaar geleden. Een half uur later, plek in zicht, de Rozenwortels zijn er nog steeds. Meer dan ik me had voorgesteld. Een helling vol! De meeste planten zijn moeilijk bereikbaar, maar vlak bij het pad in het losse gesteente zijn er enkelen los getrapt, die kan ik met een gerust geweten mee nemen. Restjes Rozenwortel drie dagen als geurig amulet in mijn rugzak. Nu kan mij niets meer overkomen!



woensdag, september 11, 2002

Gran Paradiso

Gran Paradiso Italiaanse Alpen. Het is twee jaar geleden, dat ik hier nog was, op de Pian della Nivoletta in mijn Gran Paradiso. Nu maandagavond, ben ik hier voor de eerste maal alléén, geen begeleider van mensen, maar toch met veel mensen, dagjesmensen om mij heen, baders en zonnebaders in mijn 'Lago'. Een vorm van heiligschennis.
Een troost is dat ze vanavond terug afzakken naar hun Italiaanse huizen. In de schemering verzamel ik een zak vol zaden, drink mijn 'laatste' cappuccino in de wat gore bar van de refugio.

Het cappuccino-ritueel
Een bodempje straffe koffie, heel veel opgeschuimde warme melk, die door het barmeisje opgeklopt wordt en dan al draaiend op de koffie wordt gegoten. Vroeger werd er door de moeder van het meisje ook nog een snuifje cacaopoeder over het melkschuim gestrooid. Maar de moeder is er niet meer, gestorven of gewoon even weg? Ik weet het niet en wil het ook niet weten. Het meisje vervolgt het ritueel, overhandigt mij onverschillig het kopje. Hoe kan zij ook weten dat dit voor mij meer is dan een cappuccino. Ik neem het schuimend kopje aan, betaal 1.50, en om het ritueel vol te maken, strooi ik nog wat witte suiker over de bruine cacao. En dan rustig slok voor slok opdrinken. Dit is niet alleen aards maar ook hemels genot. Dit is niet alleen geluk maar ook verdriet.

11 augustus: Rozenwortelritueel
En nu actie! Op zoek naar de Rozenwortel in mijn Italiaanse Alpen. Om 7 uur sta ik bij de bergboerderij tussen het meer van Serru en Agnel. Vijf honden van allerlei allooi komen, de enen blaffend de anderen loerend op mij af. De boer zit in de bijna donkere stal zijn koeien te melken. Ik vraag en gebaar, of ik mijn auto 3 dagen bij de boerderij mag parkeren. Na enige verwarring, twijfel wijst de man mij een plaatsje aan. En dan op weg naar het Rhodiolaplekje van 2 jaar geleden. Een half uur later, plek in zicht, de Rozenwortels zijn er nog steeds. Meer dan ik me had voorgesteld. Een helling vol! De meeste planten zijn moeilijk bereikbaar, maar vlak bij het pad in het losse gesteente zijn er enkelen los getrapt, die kan ik met een gerust geweten mee nemen. Restjes Rozenwortel drie dagen als geurig amulet in mijn rugzak. Nu kan mij niets meer overkomen!

Colle de la Losa en refuge du Prairiond
Rozenwortel
Ik steek over naar Frankrijk, naar de Vanoise via de col de la Loze 2957, maar eerst nog een  een klein stukje nogal hoogtevrezerige via ferrata, net boven de onbemande hut van Pian della Ballotta 2470 meter.
Van de col de la Loze, samen met de gemzen en steenbokken, afdalen naar refuge du Prairiond 2324 m. Daar maak ik kennis met een jong Italiaans koppel, die morgen, net zoals ik, ook over de col de Montet naar refuge du Carro willen gaan. We besluiten, ook op aandringen van de refuge-beheerder om samen de oversteek te maken. Het is namelijk niet helemaal zonder gevaar, van het pad af, alleen maar sporen en hier en daar een steenmannetje en op het eind van de klim een kleine gletsjer die moet overgestoken worden. Wat psychologische en technische ondersteuning kan dan nooit kwaad.

Bij de gletsjer gekomen, besluiten we zonder stijgijzers, toch maar aan de rand in de rotsen te blijven wandelen. Nu ja, wandelen! Het is meer klimmen, passen en meten maar wel goed te doen. We komen dan ook zonder problemen op de 3185 meter hoge Col de Montet. Spannend is altijd weer, hoe is het aan de overkant?  Geen gletsjer, maar wel even een dikke laag sneeuw in een smal kloofje en dan de eindeloos open ruimte. Diep onder ons is het grote ‘sentier du Haute Maurienne’ al duidelijk zichtbaar, al ligt dat nog wel 600 meter lager. Normaal op een goed pad is dat een dik uur naar beneden rennen, maar hier nog steeds van het pad af, is het voorzichtig zoeken naar de juiste doorgang. Toch komen we zonder problemen na anderhalf uur op het pad en na nog een half uur bereiken we de prachtig gelegen refuge du Carro met zicht op Lac Noir en Lac Blanc.
En morgen dan maar weer naar Italië via de col de Carro.. Een mens is nooit tevreden! 

12 augustus Col du Carro

Een breed, zelfs wat geplaveid pad leidt naar de brede Carrokam. Het plateau is bezaaid met vreemde platte stenen, waar bergwandelaars niet één steenman maar wel honderden kleine mannetjes en vrouwtjes hebben gemaakt. Een vreemd natuurlijk of onnatuurlijk schouwspel. Een commedia del’arte! Stenen toeschouwers bij het grandioos optreden van de Gran Paradisoberg himself aan de overkant. We worden er wel even stil van en vergeten zelfs om de afdaling te beoordelen. En dat is er toch wel eentje. Recht naar beneden, gelukkig in trapvorm, hier en daar een sneeuwveldje en verderop moeten we kiezen of we hoger blijven of het verleidelijker pad naar beneden kiezen. Het Lago Serru, waar wij moeten zijn, ligt onzichtbaar links achter de Punta della Rocce en dus kunnen we beter het hoge pad aanhouden. Eerst is het wel wat spoorzoeken maar daarna wordt het een mooi breed pad. Het hoekje om, zien we het stuwmeer en de verharde weg die van Ceresole reale naar Col del Nivolet gaat. We doen nog even moeilijk, van het pad af omdat we op de hoogte van het meer willen uitkomen zonder extraklim te moeten doen.  En dan is de kring weer gesloten, na 3 dagen terug op mijn vertrekpunt. Vreemde cirkels gelopen, zinvolle onzin. Tot de volgende kring-loop.

Over enkele planten bij het meer van Nivolet
De forse planten die in de bergweilanden bij het meer van Nivolet op 2500 meter groeien zijn niet alleen eigen aan deze natuur en de hoogte maar profiteren ook van de menselijke aanwezigheid: het mest en de betreding van zowel mensen als koeien. Alpenzuring, Meesterwortel,  Zwartmoeskervel, Vrouwenmantel, Brave Hendrik en zelfs de witte Alpenanemoon vormen hier samen met allerlei grassen het biotoop van deze bergweilanden. Zelfs op plaatsen waar de boerderijen verdwenen zijn, kun je nog vele jaren later deze ruigtekruiden terugvinden als teken van vroegere menselijke aanwezigheid.

  • Alpenzuring - Rumex alpinus: stevige tot 1 m hoge plant met geelgroenige langwerpige maar toch enigszins gedrongen bloem- en zaadpluimen. Groeit vooral bij bergboerderijen tot 2500 m hoogte.
  • Meesterwortel - Peucedanum osthruthium: stevige tot 1 m hoge witbloeiende schermbloemige. Vrucht bijna bolvormig, maar breed gevleugeld. Vrij sterke bijna selderachtige geur. Werd vroeger ook als groente gebruikt.
  • Brave Hendrik - Chenopodium bonus-henricus
  • Witte alpenanemoon - Pulsatilla alpina: Witbloeiende anemoonachtige, vooral ook opvallend door zijn vuilwitte grote zaadpluizen in augustus, verwant aan ons Wildemanskruid.

maandag, augustus 27, 2001

Wandelen in de Gran Paradiso

Eind augustus, we zijn in de Gran Paradiso op het plateau van Nivolet zowat 2500m hoog, een van mijn lievelingsplekken in de Italiaanse Alpen. We verblijven in de refugio Savoia. Vandaag wandelen we via de 2800m hoge Grand Collet naar Pont, eindstation in de vallei van Valsavarenche. In de afdaling vinden we de laatste bloeiende Arnicaplanten op veengrond, een plaats waar ze volgens de flora ook thuishoren. Ik oogst wat rijp zaad en stop het in het netzakje van mijn trekkersbroek, daar kunnen ze tegelijkertijd luchten en drogen.

Arnica montana of Valkruid, is zoals zijn naam zegt, een kruid tegen de gevolgen van het vallen, en dus helemaal op zijn plaats in de bergen. Echt een wonderbaarlijk middel tegen kneuzingen en verstuikingen, maar wel eentje met gebruiksaanwijzingen. Vers kunnen de bloemen voor gevoelige personen wel huidirritatie veroorzaken, dus altijd eerst voorzichtig uittesten of wel verdund met water of olie gebruiken. 

We dalen verder, bij een bergbeekje vind ik een Sedumsoort met gele naar rood verkleurende bloemen, een soort Hemelsleutel. Zou dit de Rhodiola rosea zijn, waar ik naar op zoek ben? Deze vetplant is de laatste jaren bekend geraakt als adaptogeen en dus wil ik zo een versterkend kruid graag eens in levende lijve zien. De Rhodiolawortel ruikt naar rozenwater en dus probeer ik aan de wortels te krabben om de geur op te snuiven. Helaas ruik ik alleen maar natte, humusrijke grondgeur! Of toch iets van rozen? Twijfel blijft.

Verder in de afdaling vinden we nog de giftige, maar o zo magische Veratrums en Aconitums, planten die veel als homeopathisch middel gebruikt worden. Zo vers en onverdund, zeker niet om op te eten, behalve als je persoonlijk een eind aan je leven wilt maken en dat ben ik op dit moment zeker niet van plan. De monnikskap in blauwe bloei ziet er altijd eerbiedwaardig uit, maar schijn bedriegt onder zijn monniksuiterlijk verbergt hij sterk werkende alkaloïden, die onze hersenen en hart onderste boven halen. Twee gram wortel inwendig kan al dodelijk zijn en zelfs het sap op de huid kan al vergiftigingsverschijnselen veroorzaken. 
Het Nieskruid, veratrum album is zijn ecologisch broertje in dit voedselrijke, vochtige biotoop, een even statige maar ook gevaarlijke plant, die vroeger heel wat mensen flink ziek heeft gemaakt. Het per vergissing oogsten van de Nieswortel in plaats van de onschuldige Gele gentiaan was dikwijls de oorzaak van deze vergiftigingen. Het gevolg was dat we een giftig likeurtje krijgen, die heel wat minder heilzaam is voor maag en darmen. 

Maar we zijn nog altijd in de Gran Paradiso, nog steeds niet zat of ziek en op weg naar Pont. Een groep zwaar beladen Hollanders begint aan deze toch wel zware klim en hoe graag ik zelf ook rond toer in de bergen, toch ben ik nu blij dat ik niet mee naar boven moet. In Pont genieten we van een lekker biertje, altijd een hemels genot na een goede inspanning. Zouden we die zware lichamelijke inspanningen alleen maar leveren om daarna extra te kunnen genieten? En 'genieten' kunnen en moeten we straks weer, want na dalen komt het stijgen om bij onze verblijfplaats de Savoiahut te geraken. Het is een mooi, breed en bekend pad, eerst nog in de schaduw van bomen en struiken, maar dan boven de boomgrens in de hitte van de open vlakte. Halfweg de klim houden we onze rustpauze bij het Jezuskruis met aan de overkant de echte heer Gran Paradiso in hoogst eigen gedaante. De bergen zijn me heilig, maar ze worden, wat mij betreft niet heiliger door het plaatsen van kristuskruisen en madonnabeelden.
Het tweede gedeelte van de klim is minder steil, we wandelen al op de hoogvlakte van Nivolet, zigzaggen tussen rotsen en waterrijke bergweilanden begroeid met het feeërieke pluizige wollegras. Het biotoop is niet alleen geschikt voor wandelaars, maar vooral het ideale terrein voor mollige marmotten, die zich vol gevreten hebben om straks aan hun winterslaap te beginnen. Aan de einder doemt onze thuisbasis al op, nog even een inspanning en dan kunnen we ons weer te goed doen aan de lekkere, vettige keuken van de Savoia.

Over Veratrum. 

De witte nieswortel (Veratrum album L. is een uiterst giftige vaste plant die behoort tot de Eenbesfamilie. De wortel werd vroeger als pijlgif gebruikt. De plant komt van nature voor in de Alpen. Hij wordt 50 tot 150 cm hoog..De witte nieswortel bloeit van juni tot augustus met witte, 12 tot 15 mm grote bloemen, die in een 50 cm lange tros staan. Vooral als de zon schijnt geuren de bloemen doordringend.
Alle delen van de plant zijn zeer giftig. De mate van giftigheid hangt wel af van de standplaats. Planten op 700 m hoogte bevatten 1,5% alkaloïden en die op 2500 m hoogte nog maar 0,2%. Vooral in de wortelstok komen de alkaloïden protoveratrine en germerine voor.

Rembertus Dodonaeus schrijft over Veratrum. Die wortel van wit Niescruyt doet sterckelijck ende met groot ghewelt braken ende overgheven alderhande overvloedighe quade fenijnnighen taeye vochticheden ende fluymen/ ende es mits dyen goet tseghen die vallende sieckte/ rasernie ende langduerende pijne in thooft/ dullicheyt/ swaermoedicheyt/ fledercijn/ pijn ende weedom in die hope diemen sciatica heet/ alle manieren van waterladen/ vergiftheyt/ ende tseghen alle oude coude wederspannighe sieckten die niet lichtelijcken met anderen bequaemen remedien en willen sceyden. Ende hoe ende in wat manieren datmen dese wortel sal ierst bereyden eermense in gheven sal ende dijsghelijcx oock dat lichaem dat dese wortel ghebruycken sal/ es van vele oude doctoren seer lanck bescreven/ dat wy niet en hebben willen verhalen/ om dat die saken ende redenen diemen aenmercken moet/ zoo veel ende groot sijn datmense int corte niet en kan stellen/ ende wel eenen boeck soude vullen. Ten anderen oock om dat men dese gheweldighe wortele naer Galenus leeringhe niet en behoort in te ghevene/ maer alleen van buytens tlichaems te hebruyckene.