Het sleutelbloemengeslacht telt
een aantal soorten waarvan er drie in ons land
voorkomen. De gulden sleutelbloem (Primula veris)
heeft donkergele, klokvormige bloempjes. De eironde
bladen staan in een wortelrozet en hebben een
gekartelde rand. De bloempjes van de Primula elatior
of de slanke sleutelbloem zijn lichtgeel. De laatste
inheemse soort, de stengelloze sleutelbloem
(Primula vulgaris) komt in het wild weinig voor. In onze vroegere Bretoense tuin is de stengelloze juist veel aanwezig.
Het woord 'sleutel' in de naam refereert natuurlijk naar de
plantvorm. De plant in zijn geheel lijkt inderdaad
wel wat op een ouderwetse sleutel. Toeval of niet, ook Sinte-Pieter blijkt wat te hebben met sleutels. Als bezitter van de
sleutels van de hemelpoort, wordt hij in de christelijke iconografie vaak afgebeeld met een sleutel.
Verschillende legenden en sagen verklaren de oorsprong van de sleutelbloem. Een Vlaamse
legende gaat als volgt. Toen de apostel Petrus aan het kruis hing, kwamen de engelen hem halen
om hem naar de hemel te voeren. Toen ze vertrokken, gaven ze hem de sleutels van de hemel die
hij op aarde liet vallen. Waar de sleutels terechtkwamen, groeide een nieuwe bloem: de
sleutelbloem (De Cleene 1999: 997).
Een andere, ietwat aangepaste versie van deze legende
vertelt het volgende. Een kindje stierf en klopte aan bij de hemelpoort. Wanneer Sint-Pieter het
afgestorven zieltje binnenliet, liet hij de sleutels op aarde vallen. De gouden sleutels kwamen
terecht op een kerkhof en op de plek waar zij neerploften ontsproot een bloempje. Een weesje
vond 's anderendaags de bloem met sleutelbos en verspreidde het nieuws. Daarop kwam het volk
het devote plantje bewonderen en noemde het hemelsleutelbloem (Teirlinck 1980: 214).
Stengelloze sleutelbloem / Primula vulgaris |
In het kruidenboek anno 1554 van Rembert Dodoens
staat “van sluetelbloemen” het volgende te lezen: “Dat ierste gheslacht wordt gheheeten in Latijn
nu ter tijt Herba S. Petri. In Hoochduytsch Himmelschlussel/ S. Peters kraut/ geel
28
Schlusselblumen ende wolrieckende Schlusselblumen/ in Neerduytsch S. Peeters cruyt ende
welrieckende Sluetelbloemen.”De benaming sint-pieterskruid blijkt dus al lange tijd gangbaar te zijn.
In de apothekersboeken van 19de en zelfs 20ste eeuw werden vooral de sleutelbloemwortels als geneeskrachtig beschreven. De 'radix primulae' werden voorgeschreven als expectorans, dus vooral gebruikt om taai slijm uit de luchtwegen te verwijderen. Maar ook als pijnstillend en ontstekingswerend middel waren ze bekend. De wortels bevatten aspirine-achtige stoffen, die je ook kan reuken als je de wortels oogst.
Veel verwerken en gebruiken doe ik deze planten niet meer. Reden: redelijk zeldzaam, beschermd, weinig opbrengst, toch zijn zeker de wortels een interessant product om kleinschalig te oogsten. Wat wortels plukken en in honing laten trekken als siroop, tezelfdertijd kun je de plant scheuren en een deel van de wortels uitplanten. Wortels dus gebruiken en toch niet kapot maken.