vrijdag, juni 18, 2021

Vitex-vooruitzichten

Ook mijn Vitexstruikjes hebben de Coronaverhuis van Bretagne naar België niet overleefd. Hopelijk kan ik tijdens onze kruidenstage begin juli nog wat stekjes of zaad uit de Franse Drôme meebrengen. Terug naar de bron dus, mijn moederplanten van vele jaren geleden en al de herinneringen daar aan verbonden, zijn nu eenmaal uit die streek afkomstig. Herinneren en herbronnen. Bij deze dan maar wat nuchtere info over deze, voor mij emotionele kuisheidsbomen zoals ze ook genoemd worden. 

Botanie Vitex species

Vitex en Maurice in Nyons
Het geslacht Vitex behoort bij de IJzerhardfamilie. Het is een grote, overwegend tropische tot subtropische familie van houtgewassen. Er worden 2500 tot 3000 soorten in 75 tot 100 geslachten toe gerekend. Het geslacht Vitex omvat ca. 380 soorten en ondersoorten. Vitex agnus castus L. is de vitexsoort waar ik het over heb, een soort die steeds meer medicinale betekenis krijgt. Er zijn echter nog vele andere soorten, waaronder: Vitex negundo L. (India, Australië), Vitex trifoliata L. (India, Indonesië), Vitex peduncularis Wall. (India), Vitex rotundifolia L. (China, Japan). 

De twee tot vier meter hoge, vaak aromatisch geurende struik van Vitex agnus castus L. bezit lichtbruine, aanvankelijk viltige takken met kruisgewijs tegenoverstaande, vijf- tot zeventallig gedeelde lancetvormige loofbladeren, die in de late herfst afvallen. De kleine violet tot roze gekleurde bloesems (er komen ook blauwe en witte variëteiten voor) staan in dichte pluimvormige bloeiwijzen bijeen. De bloeitijd begint pas midden in de zomer, juli en augustus, wanneer de plant over het algemeen weinig water ter beschikking staat. Indien ze in die tijd bij het kweken droog wordt gehouden, zal ze een sterke ontwikkeling van vruchtbeginsels te zien geven. Na de bestuiving groeit daaruit een beigebruine aromatische vrucht (zaad) ter grootte van een peperkorrel, een zogenaamde steenbes, die in rijpe toestand vier zaden bevat. Deze hebben een peperachtige geur en smaak. Het is deze vrucht die voorrnamelijk medicinaal gebruikt worden om extracten en tincturen te maken. 

Vitex agnus castus L. groeit in beekbeddingen en aan rivieroevers, hij hoort thuis in het Middellandse-Zeegebied, op de Krim en in Midden-Azië. Dikwijls treft men haar aan in gezelschap van oleander- en tamarisk-struiken. De struik heeft veel warmte nodig, overwintert toch vrij goed in ons klimaat, maar komt wel laat in blad en vruchtzetting gebeurt helemaal niet in ons klimaat. Zelf had ik enkele struiken in een serre staan waar ze wel zaad vormden. Vermeerdering gebeurt door uitzaaiing of door middel van uitgerijpte krachtige stekken in de zomer.

Een herinnering uit de Drôme

Eindelijk naar mijn aromatuin met zijn geurige Vitexstruiken. Helaas de eerste struik die we zien is zwaar gesnoeid, na enig zoeken kan ik nog net een twintigtal halfrijpe vruchtjes verzamelen. Verderop is er gelukkig nog een tweede struik, die vol hangt met rijp zaad. Van de lange, vertakte aren zijn de grijsbruine, donzige vruchten snel en gemakkelijk af te ritsen. Half verdoken in de struik word ik gekoesterd door de zoet-weeige geur en voel ik de eeuwenoude ervaringen van deze Monnikenpeper.

Meer over Vitex 

maandag, juni 14, 2021

Kamilletijd

Echte kamille kan nu geoogst worden. Het zijn de bloemhoofjes in de vroege bloei geplukt, die we nodig hebben om geneeskrachtige preparaten te maken. 

Matricaria recutita L. (syn. Chamomilla recutita (L.) Rauschert) [Fam. Asteraceae]  of de Echte kamille is een laagblijvende, eenjarige kruidachtige plant afkomstig uit Zuid- en Oost-Europa en Noord- en West-Azië, algemeen voorkomend op braakliggende, onbewerkte ruigten, evenals op gecultiveerde grond in heel Europa tot zelfs in Noord-Azië en India. Kamille komt in het bijzonder overvloedig voor in Hongarije en Kroatië en Noord- en Oost-Afrika en nu ook ingeburgerd in Australië en de Verenigde Staten. De kamille die verkrijgbaar is in de handel is afkomstig van gekweekte planten uit Argentinië, Egypte, Bulgarije en Hongarije en in mindere mate uit Spanje, de Tsjechische Republiek en Duitsland (BHP, 1996; Wichtl en Bisset, 1994).

In Duitsland is kamille een van de meest belangrijke geteelde medicinale planten. Daar wordt die gekweekt op 'braakgelegde gebieden' in overeenstemming met EEG-verordeningen (Lange en Schippmann, 1997). Het materiaal dat gebruikt wordt in de Indiase Ayurvedische geneeskunde groeit in de Punjab en de hogere Ganges vlakten (Karnick, 1994; Nadkarni, 1976) en de kamille die gebruikt wordt in de Afrikaanse geneeskunde groeit in Noord-Afrika en koelere gebieden van Zuid- en Oost-Afrika (Iwu, 1990).

Kamille werd reeds in de oudheid beschreven in de medische geschriften en was belangrijk in oude Egyptische, Griekse en Romeinse medicijnenleer. De naam is afgeleid van het Griekse ‘Chamos’ (grond) en ‘Melos’ (appel), verwijzend naar de lage groeiwijze en de appelgeur van de verse bloemen. Beschrijvingen van de plant zijn reeds te vinden in de geschriften van Hippocrates, Dioscorides en Galen. In de afgelopen 30 jaar heeft uitgebreid wetenschappelijk onderzoek de traditionele toepassingen van kamille bevestigd (Foster, 1990; Salaman, 1992). In de Verenigde Staten werd kamille eerst gecultiveerd door Duitse kolonisten en officieel vermeld in de farmacopee van de Verenigde Staten en de National Formulary. In de negentiende eeuw werd het een belangrijk medicijn dat vooral bij ziekten van jonge kinderen voorgeschreven werd door Amerikaanse eclectische artsen (Felter en Lloyd, 1983; Leung en Foster, 1996). Vandaag is het officieel in vele nationale farmacopees waaronder die van Oostenrijk, Egypte, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Italië, Nederland, Zwitserland en Rusland (Bradley, 1992;. Newall et al., 1996).

In Duitsland is de kamillebloem geregistreerd als een standaard medicinale thee (infusie) voor orale inname, voor topicale toepassing als spoeling of gorgelen, crème of zalf, als een dampinhalator en als een additief voor zitbaden of stoombaden. Zo wordt kamille officieel vermeld in de Duitse farmacopee en is ze tevens een erkend kruid in de Commissie E monografieën. Waterige infusies, hydroalcoholische droogextracten, vloeibare extracten, tincturen en de vluchtige olie worden allemaal gebruikt als monopreparaten en als actieve bestanddelen in meer dan 90 gelicentieerde geneesmiddelen (ABDA, 1982; Banz, 1998, Bradley, 1992; Braun et al., 1997, DAB 10, 1991, Meyer-Buchtela, 1999, Schilcher, 1997, Wichtl en Bisset, 1994). 

In de Duitse kindergeneeskunde zijn kamillebereidingen de eerste keuze voor het verzorgen van de gevoelige huid van baby's en jonge kinderen, in het bijzonder voor inflammatoire huidaandoeningen zoals luieruitslag en melkschurft (Schilcher, 1997). In de Verenigde Staten is het nu een van de meest gebruikte ingrediënten voor kruidenthees. Het wordt afzonderlijk of als een primaire component gebruikt in een breed scala van voedingssupplementen en gezonde voedingsproducten voor orale inname en verder ook voor topicale toepassing in de huidverzorging (Foster, 1990; Leung en Foster, 1996). In de Homeopathische farmacopee van de Verenigde Staten wordt Duitse kamille ook ingedeeld als een OTC-klasse C preparaat bereid als een 1:10 (w/v) alcoholische tinctuur van de hele bloeiende plant, in 45% v/v alcohol (HPUS, 1992).

Volgens de farmacopee moet Echte kamille uit de gedroogde bloemhoofdjes (capitulums), die minstens 0,4% (v/w) blauw vluchtige olie bevatten (Ph.Eur.3 methode 2.8.12), worden samengesteld. Bovendien zijn niet meer dan 25% bloemfragmenten toegestaan die door een 710-zeef kunnen​​. De botanische herkomst moet worden bevestigd door dunnelaagchromatografie (TLC) en macroscopisch en microscopisch onderzoek (Bruneton, 1995, Ph.Eur.3, 1997, Ph.Fr.X, 1990, Wichtl en Bisset, 1994). Zowel de Britse kruidenfarmacopee en de ESCOP-monografieën vereisen dat het materiaal voldoet aan de Europese farmacopee (BHP, 1996; ESCOP, 1997; Schilcher, 1997).

Chemie en farmacologie

Kamille bevat flavonoïden (tot 8 %) waaronder apigenine en luteoline, vluchtige oliën (0,4-2,0 %) bestaande uit x-bisabolol (tot 50 %) en chamazuleen (1-15 %), sesquiterpeenlactonen (matricin en matricarin), slijmstoffen (10 %) bestaande uit polysacchariden, aminozuren, vetzuren, fenolhoudende zuren, choline (tot 0,3 %) en coumarines (0,1 %) (Bradley, 1992; Bruneton, 1995; Leung en Foster, 1996; Newall et al., 1996; Wichtl en Bisset, 1994).

De Commissie E rapporteerde ontstekingsremmende, musculotrope, krampstillende, wondhelende, antibacteriële, bacteriostatische en stimulans voor het huidmetabolisme als eigenschappen van kamille.

Kamille vertoonde anti-inflammatoire, spijsverteringsbevorderende en krampstillende activiteiten op de menselijke maag en het duodenum. Orale toediening van kamille-extract veroorzaakte een diepe slaap van 10 van de 12 patiënten die een hartkatheterisatie ondergingen (Mann en Staba, 1986). Kamillethee heeft een duidelijk hypnotiserend effect (Reynolds, 1989). Een hydroalcoholisch extract van kamillebloemknoppen had een spasmolytisch effect op de dunne darm van proefdieren (Bruneton, 1995; Newall et al., 1996). De flavonen, vooral apigenine, evenals een a-bisabolol en andere vluchtige oliebestanddelen zijn verantwoordelijk voor de spasmolytische effecten (Bradley, 1992). In vitro vertoonde kamille anti-staphylococcale eigenschappen (Molochko et al., 1990).

Toepassingen

De Commissie E keurde het inwendig gebruik van kamille goed voor gastro-intestinale krampen en ontstekingsaandoeningen van het maagdarmkanaal. Ook het uitwendig gebruik voor huid- en slijmvliesontstekingen evenals bacteriële huidziekten met inbegrip van die van de mondholte en het tandvlees. Het is ook goedgekeurd voor ontstekingen en irritaties van de luchtwegen (inhalaties) en ano-genitale ontstekingen (baden en spoelen). Het Britse Kruidencompendium geeft aan dat kamille goed is voor inwendig gebruik tegen krampen of ontstekingen van het maag-darmkanaal, maagzweren en milde slaapstoornissen en voor uitwendig gebruik tegen ontstekingen en irritaties van de huid en slijmvliezen voor alle delen van het lichaam en voor eczeem (Bradley, 1992). De Duitse standardisatie voor kamillethee geeft het gebruik aan voor gastro-intestinale klachten en irritatie van de slijmvliezen van de mond, de keel en de bovenste luchtwegen (Wichtl en Bisset, 1994).

Dosering en toediening 

Tenzij anders voorgeschreven: 3 g hele bloemhoofdjes drie- tot viermaal per dag tussen de maaltijden.

Inwendig:

  • Infusie: 3 g in 150 ml water, drie- of viermaal per dag voor maag-darmklachten. Gebruik de infusie als spoel- of gorgelmiddel tegen ontsteking van de slijmvliezen van de mond en keel.
  • Vloeibaar extract 1:1 (g/ml): 3 ml, drie- of viermaal daags.
  • Tinctuur 1:5 (g/ml): 15 ml, drie- of viermaal daags.

Uitwendig:

  • Badadditief: 50 g per 10 liter warm water (huid, rustgevend)
  • Inademen: inhaleer stoomdamp van een warme waterige infusie tegen de ontsteking van de bovenste luchtwegen.
  • Kompres: halfvaste pasta of verband met 3-10% m / m bloemhoofdjes.
  • Spoelen: warme waterige spoeling met 3-10% infusie bvb vaginaal
Wetenschappelijk onderzoek

Hedendaagse studies bij mensen hebben de anti-inflammatoire, spijsverteringsbevorderende, ontstekingsremmende, krampstillende, antibacteriële en kalmerende werking onderzocht (Bradley, 1992; Leung en Foster, 1996; Mann en Staba, 1986; Szabo-Szalontai en Verzar-Petri, 1977; Newall et al.., 1996). Een in-vivohuidpenetratiestudie van kamilleflavonen werd bij negen gezonde vrouwelijke vrijwilligers uitgevoerd. Het onderzoek concludeerde dat flavonoïden niet alleen in de bovenhuid geabsorbeerd worden maar ook doordringen in diepere huidlagen wat belangrijk is voor het locaal gebruik als ontstekingsremmend middel (Merfort et al. 1994).

In een andere gecontroleerde bilaterale vergelijkende studie werd de werkzaamheid van een kamillezalf (Kamillosan) versus 0,25% hydrocortison, 0,75% fluocortin butyl ester en 5% bufexamac onderzocht als dermatologisch middel bij onderhoudsbehandelingen van eczeemachtige aandoeningen. Over een periode van drie tot vier weken werd de onderhoudsbehandeling uitgevoerd op 161 patiënten met huidontstekingen op handen, onderarmen en onderbenen. Aanvankelijk werden die huidonstekingen behandeld met 0,2% difluorcortolone valeraat. De kamillebereiding vertoonde min of meer even doeltreffende therapeutische resultaten als het hydrocortisonpreparaat. Het bleek echter beter dan het niet-steroïdale anti-inflammatoir middel 5% bufexamac en de 0,75% fluocortin butyl ester. De auteurs concludeerden dat kamillezalf therapeutisch vergelijkbaar is met hydrocortison en superieur is aan de andere geteste producten voor de behandeling van neurodermitis (Aertgeerts et al., 1985).

In een dubbelblinde, gerandomiseerde, multicentrische studie in parallelle groepen kregen 79 kinderen (6 maanden tot 5,5 jaar) met acute, niet-gecompliceerde diarree ofwel een appelpectine-kamille-extractbereiding of een placebo in aanvulling op de gebruikelijke rehydratie en een voedingsdieet. Na drie dagen behandeling was de diarree bij de onderzoeksgroep significant beter dan in de placebogroep. De pectine-kamillebereiding verminderde de duur van diarree significant (p <0,05) met ten minste 5,2 uur. De ouders beschreven het genezingsproces tweemaal daags in een dagboek en, in tegenstelling tot de placebogroep, werd een trend van voortdurende verbetering waargenomen in de pectine-kamillegroep (de la Motte et al., 1997).

In een klinisch dubbelblind onderzoek werd de therapeutische werkzaamheid van een kamille-extract op wondgenezing onderzocht bij 14 patiënten die een tatoeage lieten zetten. Objectieve parameters werden gebruikt om het epitheel en het drogende effect van de kamillebereiding op het open wondoppervlak na huidverwijdering door tatoeages te evalueren. De auteurs rapporteerden dat de vermindering van het wondvocht en de drogende tendens statistisch significant zijn (Glowania et al., 1987).

Ondanks het populaire gebruik van kamillethees als mild kalmeringsmiddel en slaapmiddel in Duitsland en elders heeft de Commissie E geen goedkeuring verleend voor een dergelijk gebruik omwille van het ontbreken van een gepubliceerd onderzoek op dit gebied. Een studie geeft echter aan dat apigenine, een in water oplosbaar bestanddeel van kamille, zich bindt met benzodiazepinereceptoren en aldus een moleculaire basis vormt voor een mogelijk licht temperende werking op het centraal zenuwstelsel (Viola et al., 1995).

Referenties

  • ABDA (ed.). 1982. Pharmazeutische Stoffliste, 4th ed., with supplements. Frankfurt am Main: Arzneib üro der ABDA.
  • Aertgeerts, P. et al. 1985. [Comparative testing of Kamillosan cream and steroidal (0.25% hydrocortisone, 0.75% fluocortin butyl ester) and non-steroidal (5% bufexamac) dermatologic agents in maintenance therapy of eczematous diseases] [In German]. Z Hautkr 60(3):270-277.
  • Bradley, P.R. (ed.). 1992. British Herbal Compendium, Vol. 1. Bournemouth: British Herbal Medicine Association.
  • Braun, R. et al. 1997. Standardzulassungen f ür Fertigarzneimittel —Text and Kommentar. Stuttgart: Deutscher Apotheker Verlag.
  • British Herbal Pharmacopoeia (BHP). 1996. Exeter, U.K.: British Herbal Medicine Association. 131.
  • Bruneton, J. 1995. Pharmacognosy, Phytochemistry, Medicinal Plants. Paris: Lavoisier Publishing.
  • Bundesanzeiger (BAnz). 1998. Monographien der Kommission E (Zulassungs- und Aufbereitungskommission am BGA f ür den humanmed. Bereich, phytotherapeutische Therapierichtung und Stoffgruppe). K öln: Bundesgesundheitsamt (BGA).
  • de la Motte, S., S. Bose-O'Reilly, M. Heinisch, F. Harrison. 1997. Doppelblind-vergleich zwischen einem apfelpektin/kamillenextrakt-pr äparat und plazebo bei kindern mit diarrhoe [Double-blind comparison of an apple pectin-chamomile extract preparation with placebo in children with diarrhea]. Arzneimforsch 47(11):1247-1249.
  • Deutsches Arzneibuch, 10th ed. (DAB 10). 1991. (With subsequent supplements through 1996.) Stuttgart: Deutscher Apotheker Verlag.
  • ESCOP. 1997. 'Matricariae flos.' Monographs on the Medicinal Uses of Plant Drugs. Exeter, U.K.: European Scientific Cooperative on Phytotherapy.
  • Europäisches Arzneibuch, 3rd ed. (Ph.Eur.3). 1997. Stuttgart: Deutscher Apotheker Verlag. 1161-1162.
  • Felter, H.W. and J.U. Lloyd. 1983. King's American Dispensatory, 18th ed., 3rd rev. Portland, OR: Eclectic Medical Publications [reprint of 1898 original]. 1246-1247.
  • Foster, S. 1990. Chamomile. Botanical Booklet Series, No. 307. Austin: American Botanical Council.
  • Glowania, H.J., C. Raulin, M. Swoboda. 1987. [Effect of chamomile on wound healinga clinical double-blind study] [In German]. Z Hautkr 62(17):1262, 1267-1271.
  • The Homeopathic Pharmacopoeia of the United States (HPUS). 1992. Arlington, VA: Pharmacopoeia Convention of the American Institute of Homeopathy.