Posts tonen met het label de groene middeleeuwen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label de groene middeleeuwen. Alle posts tonen

dinsdag, december 03, 2019

Boek:De groene middeleeuwen

DE GROENE MIDDELEEUWEN (600-1600): DUIZEND JAAR GEBRUIK VAN PLANTEN

Nederlandse musea en (universiteits) bibliotheken beschikken over een fraaie verzameling middeleeuwse plantenboeken die in de loop van eeuwen door particuliere verzamelaars bijeen zijn gebracht. Het boek De groene middeleeuwen (600-1600) - Duizend jaar gebruik van planten licht een aantal van deze boeken uit en beschrijft ze in woord en beeld, met vele prachtige afbeeldingen. Dit boek schetst de historische context van het medische gebruik van planten van de klassieke oudheid tot het einde van de middeleeuwen aan de hand van een selectie van bewaard gebleven boeken. Daarnaast gaat dit boek uitgebreid in op het gebruik van planten als voeding of kleurstof, planten in de literatuur en in middeleeuwse boekdecoraties. Met vele verduidelijkende afbeeldingen is het een prachtig boek. Voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de geneeskunde en de ontwikkeling van het denken over ziekte en gezondheid, is dit een waardevol boek.

Ter illustratie zijn in de bijlagen van het boek enkele passages uit Herbarium van Apuleius Platonicus (6e eeuw, handschrift) en uit Ortus Sanitatis (1497, drukwerk) vertaald. De besproken kruiden zijn Arnoglossa (Plantago major L., weegbree), Hypericum (Hypericum perforatum L.), Artemisia (Artemisia absinthium L.), Mandragora (Mandragora officinarum L.) en Tanacetum (Tanacetum vulgare L.). Apuleius Platonicus somt bij weegbree wel 26 recepten op, voor zeer uiteenlopende aandoeningen. De schrijvers van het boek verbazen zich hierover en nemen het duidelijk niet al te serieus, maar veel van deze toepassingen van weegbree zijn ook vandaag de dag nog in gebruik. De verschillende auteurs spreken ook af en toe hun verbazing uit over de veelzijdigheid die aan de planten werd toegedicht. “Verrassend is dat de opgegeven toepassingen soms sterk lijken op de werking die de homeopathie nog steeds aan bepaalde planten toeschrijft.” Ik krijg de indruk dat de auteurs, overwegend kunsthistorici, niet precies het verschil kennen tussen homeopathie en kruidengeneeskunde. En waarom is het verrassend dat de kennis van duizend jaar geleden vandaag de dag nog klopt? Weegbree is in die duizend jaar echt niet veranderd. Is men wellicht verrast dat kruiden  een werking zouden kunnen hebben?