Posts tonen met het label cascatellestuin. Alle posts tonen
Posts tonen met het label cascatellestuin. Alle posts tonen

maandag, maart 04, 2024

Zon zomaar

Zon en zin zomaar. Even naar de Cascatellestuin. Verrassing. Een marsmannetje met een hoge drukreiniger probeert de stenen van het pas aangelegde pad schoon te spuiten, de hele tuin is overdekt met een grijze gruislaag. Als dat maar goed komt? Hopelijk worden de bouwwerkzaamheden afgerond voor de planten gaan groeien.


Aan de andere kant van het huis is het nog een echte bouwwerf. Daslook is langs de rand wel al volop aanwezig, in de beek glinsteren de vettige blaadjes van de beekpunge en op de omgewoelde grond langs de beek proberen de eerste rozetten van barbarakruid, damastbloem, rosetsteenkers en gekroesde melkdistel hun grondbedekkend werk te verrichten. Hier inderdaad nog een bouwwerf maar gelukkig groeit en bloeit boven de blote grond triomfantelijk de witte bloesem van de kerspruim. Cascatelles, een vreemde, magische plek, een plek met geschiedenis en morgen mogelijk een betoverende natuurtuin.

donderdag, augustus 10, 2023

Ganzenvoet en andere meldes.

#Cascatellestuin eind juli
Zomer in de Cascatellestuin. De blote grond is op 1 jaar wonderbaarlijk snel begroeid geraakt. De weinige blote stukken zijn vooral ontstaan door het weghakken van de Japanse duizendknoop en op die plaatsen ontkiemen nu vooral eenjarige akkerkruiden zoals melganzenvoet en spiesmelde. De natuur houd blijkbaar niet van blote grond. 

Met zulke echte 'onkruiden' zoals Herderstasje, Knopkruid en zeker Melde of melganzevoet, heb ik een soort haat - liefde verhouding. Aan de ene kant bewonder ik hun overlevingsdrang maar tezelfdertijd vind ik het hinderlijk dat ze overdadig overal ontkiemen waar ik andere planten wil laten groeien. Maar als ze dan ook eetbaar blijken te zijn of nog meer andere kwaliteiten vertonen, gaat mijn bewondering toch overheersen.

Chenopodium album behoort tot een grote familie van de Ganzenvoetachtigen. De bladeren hebben de vorm van een ganzenvoet, vandaar ook de naam. Ook chenopodium komt van het Griekse chen, gans en podos, voet of podion, voetje. Een oudere naam Pes anserinum verwijst ook naar de ganzenvoet. Dodonaeus zegt het zo ' van sommighe soorten zijn die bladeren breet, rontsomme met diepe kerven gesneden, eenen voet van een gans schier ghelijck'.
De naam Mel of melde, heeft mogelijk te maken met meel, de bladeren zien er wat wittig, als met meel bestoven uit. Of zou het verwijzen naar het vroegere gebruik van de zaden als meel om brood of pap te maken. In de grotwoningen van onze verre voorouders waren de meldes waarschijnlijk een belangrijke voedselbron. Mel betekent ook malen, wat weer verwijst naar de zaden als grondstof voor meel.

Naast het gebruik van het zaad als meel, waren ook de bladeren als bladgroente in gebruik. Ten andere onze spinazie behoort tot dezelfde familie. Het meldeblad kun je dan ook op dezelfde manier gebruiken gestoofd als spinazie of rauw in een gemengde sla. In de tijd voor de populariteit van de spinazie zijn er zelfs cultivars van Chenopodium album ontwikkeld met rood en lichtgroen blad. Het zijn snel groeiende gewassen waarvan de rode varëteit zelfs enige sierwaarde heeft. Maar er zijn wel meer Ganzevoetachtigen die bekend zijn. De minst opvallende maar toch in de omgeving van de mensen groeiend, noemt Brave Hendrik in feite Goede Hendrik naar het Latijnse bonus en naar een oude Duitse benaming 'guter Heinrich'. Is dat een vriendelijke of een onvriendelijk bedoelde naam? Chenopodium Bonus Henricus, in het Latijn klinkt het bijna heilig, al groeit hij wel hoog in de bergen in de stront van de schapen. Goed eetbaar als groente, maar ik pluk hem toch liever in andere omgevingen.

De meest bekende Ganzenvoet op dit moment is echter de Zuid-Amerikaanse Quinoa, het mythische Incagraan dat al duizenden jaren als een soort rijst gebruikt word en nu ook in Europa ingeburgerd is. Ook de jonge bladplanten zijn te gebruiken en nogal decoratief met hun hardrose gekleurde puntjes aan de uiteinden van de bladeren.

En we zijn er nog niet, er is ook nog Chenopodium ambrosoides, nu vergeten maar vroeger in de apothekersboeken beroemd om zijn wormdrijvende eigenschappen. Ook weer een Zuid- Amerikaanse soort die in Brazilië een zeer algemeen onkruid is en zich hier in de tuin ook als zodanig gedraagt. Hij houdt ook de familietraditie in eer van plant met onopvallende groene bloemetjes, maar zijn vreemde geur geeft de plant toch enige charme. Hij mag dus blijven in de tuin.
In Belize en omstreken is het een geliefd huis- en keukenmiddel. Naast zijn officiële gebruik als wormdrijvend medicijn wordt van de hele plant ook een kalmerend aftreksel gemaakt en de wortel van één plant 10 minuten gekookt in 2 kopjes water wordt als een uitstekende kuur tegen crudo of te wel een kater beschouwd. Het kruid wordt verder ook als smaakmaker en gasverdrijver aan bonengerechten toegevoegd. Twee vliegen in één klap dus. Lekker en gezond.

C. album is under exploited vegetable which has high functional potential apart from basic nutritional benefits. The plant is used in diet not only to provide minerals, fibre, vitamins and essential fatty acids but also enhance sensory and functional value of the food. The plant has been traditionally used as a bloodpurifier, diuretic, sedative, hepatoprotective, antiscorbutic laxative and as an anthelmentic against round and hookworms. Pharmacological studies have revealed that the plant possesses anthelmentic, sperm immobilizing and contraceptive properties. It is also claimed to be antipruritic and antinociceptive in action. Therefore C. album holds a great potential for in depth biological evaluation. 

vrijdag, juli 28, 2023

Bergbonenkruid bloeit in de Cascatellestuin

Satureja hortensis, is een klein, eenjarig plantje uit de familie van de lipbloemigen, het is inheems in Zuid Europa en het Middellandse Zeegebied. De Satureja montana L. is een winterharde, overblijvende plant, die niet zoveel als toekruid gebruikt wordt als de Satureja hortensis, die fijner is van smaak en geur. De zeer aromatische bladeren en de zachte uiteinden van de stengels vormen de bekende kruiderij.

Bonenkruid in het oude Rome

In het oude Rome kende men bonenkruid als groente en als kruiderij. Vermengd met wijn vormde het kruid een saus, die geserveerd werd tijdens feestmalen. Oude kronieken geven aan dat bonenkruid, dat een peperachtige smaak heeft, bij de Romeinen bekend was voordat de eerste hoeveelheden echte peper vanuit India aangevoerd werden.
Zoals de Latijnse naam Satureja aangeeft, dacht men dat de saters deze plant uitverkoren hadden als hun favoriet en dat zou de reden kunnen zijn, waarom men haar vroeger en ook nu nog als een de geslachtsdrift opwekkend middel beschouwde. Ook werd dit kruid, in het bijzonder als tonicum en maagmiddel voorgeschreven en ter behandeling van bijen- en wespensteken. Vergilius, die leefde in de eerste eeuw voor onze jaartelling, kweekte bonenkruid als ambrozijn voor zijn bijen en noemde het een van de geurigste toekruiden. De Romeinen brachten het bonenkruid naar Engeland, waar het savory genoemd werd. In de oude Angelsaksische recepten werd het al spoedig een belangrijk ingrediënt in farsing, vulling voor pastei.

Bonenkruid bij Dodonaeus
Dodonaeus, arts en kruidkundiige uit de 16de eeuw, vermelde bonenkruid als een soort tijm (Serpyllum). Hij schrijft 'Dat ander gheslacht van Serpillum dat Tenderick geheeten wordt / es van stelen ende bladeren die ghemeyne Hysope wat ghelijck. Het heeft houtachtighe dunne steelkens niet cruypende / maer recht op wassende / met cleyne smalle bladerkens becleet. Die bloemen comen tusschen die bladerkens voort ghelijck aen die ghemeyne hof Cuele / dyen dit cruyt van fatsoene ende van smaecke seer ghelijckt / uutghenomen dattet minder es / meer houtachtich / ende dat het swinters niet en sterft ghelijck die Cuele / maer blijft duerende ghelijck die ghemeyne Hysope / Roomsche Quendel / ende dyerghelijckeandere cruyden. Hij beschouwt het bergbonenkruid als een wilde tijm 'Serpillum ende sonderlinghe dat wildt gheslacht / met wijn oft water ghesoden ende ghedroncken verweckt ende doet comen die natuerlijcke cranckheyt van den vrouwen / drijft af den steen ende dat graveel ende doet die urine rijsen ende lossen' en zegt ook dat het 'stilt oock den loop des buycx / gheneest dat crimpsel ende es seer goet tseghen die treckinghe ende spanninghe van den zenuwen'. Bonenkruid is inderdaad ook gasdrijvend, bacteriedodend en stoppend. Dus zeker goed voor de darmen.

Bonenkruid botanisch
Bonenkruid heeft dunne, harige, rechtopgaande stengels met veel zijtakken en wordt ongeveer 30 cm hoog. De smalle, ovale blaadjes zijn zacht donkergroen van kleur. De kleine bloemen zijn lichtpaars, roze of wit.Vermeerdering geschiedt meestal door middel van zaad. Bonenkruid groeit goed in de meeste gematigde klimaatzones, in de volle zon in lichte, vruchtbare, goed gedraineerde leemgrond. Voor de handel wordt het zaad in april uitgezaaid, in rijen die 75 cm uit elkaar liggen, met een tussen-ruimte van 15 cm tussen de planten onderling. Het oogsten gebeurt vlak voor de bloei, ongeveer 75 tot 120 dagen na het zaaien. Het afgesneden kruid wordt gewoonlijk in de schaduw gedroogd en dan luchtdicht afgesloten verpakt, om te voorkomen dat de etherische olie verloren gaat.

maandag, juli 24, 2023

Gezegende distel bij Dodoens en andere coryfeeën uit een ver verleden

Over de bloeiende gezegende distel in de Cascatellestuin. Zo was het gebruik vroeger volgens Dodonaeus. 

Cardobenedictus is op alle manieren (of het sap er van) ingenomen zeer goed tegen alle venijn en vergiftiging en ook tegen alle besmettelijke koortsen en pestachtige ziekten, te weten als het op tijd ingegeven wordt. Hetzelfde kruid op de voor vermelde manier gebruikt of ook binnen het lijf genomen is zeer nuttig om te genezen al diegene die van enige kwade dieren als slangen, adders, schorpioenen en vergiftige spinnen gestoken of gebeten zijn. (gif en pest zijn beide vroeger vrijwel dezelfde ziektes)

Dezelfde Cardobenedictus zuivert de vervuilde maag die met hete galachtige vochtigheden verladen is en verzoet of verzacht de smarten er van en vooral als ze door vervuiling, ongesteldheid of enig ander gebrek van de maag zelf hun oorsprong hebben.

Hetzelfde kruid brengt de wormen om en drijft ze af, geneest het krimping van de buik, laat zweten, laat de plas en het niergruis rijzen en is daardoor goed diegene die enig gebrek of smart in de nieren, zijden en lendenen van steen of niergruis of van enig andere oorzaken hebben.

Poeder van Cardobenedictus met wijn ingenomen laat rijpen, rijzen en lossen de fluimen op de borst en geneest daardoor de gebreken van de longen en maakt langere adem en verteert de slijmerigheid van de maag en is ook goed diegene die uitdrogen en op de longen gekwetst zijn.

Cardobenedictus in wijn gekookt en gedronken geneest ook de verstopping van de baarmoeder.

Hetzelfde kruid, hetzij groen, hetzij droog in spijs of drank genoten verdrijft de grote pijn in de ogen en bezwijming in het hoofd, versterkt de memorie en geneest de vergeetachtigheid en is zeer goed tegen doofheid gebruikt.

Dit kruid verdrijft ook de mollen en andere beesten die in de hoven schadelijk zijn, want ze komen nimmermeer wroeten bij of omtrent die bedden daar Cardobenedictus groeit.ռo:p>

De gedroogde delen zijn zeer bitter en in de apotheek bekend als herba Cardui benedicti. Dit wordt in de voorzomer in het begin van de bloei verzameld. De stof behoort tot de bittere stoffen die tot bevordering van eetlust worden ingenomen. De plant dankt zijn genezende werking aan het zeer bittere melksap dat een bacteriedodend middel bevat. Het wordt nu alleen nog maar bij dieren gebruikt.

Een afkooksel, 5 gram op een tot twee delen water, is een volksmiddel tegen maag en leverziektes, chronische catarre, wisselkoortsen. Het is een onderdeel van bittere kruiden die met gelijke delen Artemisia, duizendguldenkruid en deze plant bestaan waarvan 15 gram op een tot twee koppen genomen wordt en zou goed zijn tegen maag en darmproblemen. Net zo de benedictenwijn, 2 gram op 100 gram wijn.

En volgens Bock;  Ik moet hier ettelijke Empirica of beroemde stukken zoals ze tot me zijn gekomen aanwijzen, eerst zal dit kruid Cardo Benedict keizer Fridrichen uit India tot een heerlijke verering toegekomen zijn, werd daarbij gezegd zo iemand dit kruid wat in de spijs of drank gebruikt die zal voor de grote hoofdpijn (welke boven de ogen woedt) en van ettelijken de Nagel genoemd behoedt worden. Gemeld kruid genoten in spijs en drank zal de duizeligheid verdrijven, goede gedachtenis brengen en dat verloren gehoor weer brengen.‘

Monografie Cnicus benedictus
Cnicus benedictus L. popularly known as “blessed thistle”, the sole species in the genus Cnicus, is a thistle-like medicinal plant in the family Asteraceae. It is an annual plant with leathery leaves. The leaf of the plant is astringent, diuretic, bitter, diaphoretic, and stomachic (7,8). An infusion of the whole plant has also been used for the treatment of arthritis, liver, and gallbladder problems (9). Blessed thistle leaves, flowers, and stems have been used in “bitter” tonic drinks and in other preparations taken orally to enhance appetite and digestion (10). This medicinal plant has been tested in laboratory investigations for its properties against cancer, infections, and oxidative stress (11,12).

One of the major constituents that exist in Cnicus benedictus is “cnicin” that belongs to the terpenes family (13,14). There are numerous documents concerning the effects of terpene on treating pain (15,16). It has been also demonstrated that cnicin (as a terpene) has antibacterial and anti-inflammatory effects (17,18).

Due to the chemical compounds that exist in this plant, such as terpene (i.e. cnicin), and the strong association of this components with tranquilizing and antinociceptive effects, and because the analgesic effect of this medicinal plant’s referred in the “Canon of Medicine, an encyclopedia of medicine by Avicenna (19,20), we decided to evaluate the antinociceptive effects of Cnicus benedictus leaf methanolic extract (CBHE) and one of its major constituent, cnicin, in the rats. To elucidate the possible underlying mechanism(s) of CBHE antinociception, the involvement of the L-arginine (arg)/nitric oxide (NO)/cGMP/ ATP-sensitive K+ channels (KATP) channel pathway (LNCaP) and opioids systems were analyzed.

11. Can Z, Baltaş N, Keskin S, Yildiz O, Kolayli S. Properties of antioxidant and anti-inflammatory activity and phenolic profiles of şevketi bostan (Cnicus benedictus L) cultivated in aegean region from Turkey. TURJAF. 2017;5(4):308–314. DOI: 1024925/turjafv5i4308-3141054. [Google Scholar]
12. Horn G, Kupfer A, Rademacher A, Kluge H, Kalbitz J, Eißner H, et al. Cnicus benedictus as a potential low input oil crop. Eur J Lipid Sci Tech. 2015;117(4):561–566. DOI: 10.1002/ejlt.201400158. [Google Scholar]
13. Kumar NS, Paul D, Allakonda L. Medicinal plants-recent advances in research and development. 3rd ed. New York: Springer; 2016. Liquid Chromatography-Mass Spectrometry (LC-MS): approaches to adulterant detection in herbal products; pp. 73–95. [Google Scholar]
14. Ulbricht C, Basch E, Dacey C, Dith S, Hammerness P, Hashmi S, et al. An evidence-based systematic review of blessed thistle (Cnicus benedictus) by the natural standard research collaboration. J Diet Suppl. 2008;5(4):422–437. DOI: 10.1080/19390210802519754. [Google Scholar]
15. Guimarães AG, Serafini MR, Quintans-Júnior LJ. Terpenes and derivatives as a new perspective for pain treatment: a patent review. Expert Opin Ther Pat. 2014;24(3):243–265. DOI: 10.1517/13543776.2014.870154. [PubMed] [Google Scholar]
16. Bak CW, Yoon SJ, Chung H. Effects of an a-blocker and terpene mixture for pain control and spontaneous expulsion of ureter stone. Korean J Urol. 2007;48(5):517–521. DOI: 10.4111/kju.2007.48.5.517. [Google Scholar]
17. Bach SM, Fortuna MA, Attarian R, de Trimarco JT, Catalán C, Av-Gay Y, et al. Antibacterial and cytotoxic activities of the sesquiterpene lactones cnicin and onopordopicrin. Nat Prod Commun. 2011;6(2):163–166. [PubMed] [Google Scholar]
18. Erel SB, Karaalp C, Bedir E, Kaehlig H, Glasl S, Khan S, et al. Secondary metabolites of Centaurea calolepis and evaluation of cnicin for anti- inflammatory, antioxidant, and cytotoxic activities. Pharm Biol. 2011;49(8):840–849. DOI: 10.3109/13880209.2010.551538. [PubMed] [Google Scholar]

woensdag, mei 24, 2023

Veldbloemen zaaien

Vandaag gezaaid, een zonnige nog wel frisse dag 18 graden. Cascatellestuin 3 plekjes. Mengsel 'Fleur des champs. !0 eenjarigen en 5 meerjarigen.

Delphinium consolida
Adonis aestivalis / Zomeradonis, Centaurea cyanus / Korenbloem, Chrysanthemum segetum / Gele ganzenbloem, Papaver rhoeas / Grote klaproos, Agrostemma githago / Bolderik, Hesperis matronalis / Damastbloem, Leucanthemum vulgare / Wilde margriet, Linum perenne / Overblijvend vlas, Nigella damascena / Juffertje in 't groen, Delphinium consolida / Wilde ridderspoor, Saponaria vaccaria / Koekruid

Zomeradonis is inheems in zuidelijke helft van Europa, Midden-Oosten, Noord-Afrika. In Noord-Amerika is de plant aangevoerd met graan gevonden.Ze groeit vooral in de warmere streken, op bouwland, op leem- en kalkgrond. In Nederland en België is zij waarschijnlijk alleen gevonden op waar zij is aangevoerd. Op een enkele plaats lijkt ze een natuurlijker voorkomen te hebben gehad in korenvelden. In België is de soort uitgestorven op haar semi-natuurlijke standplaatsen en was ze allicht alleen in Wallonië, laatste vondst in 1950, een echte akkerplant. De laatste jaren is de plant alleen nog aangetroffen als adventief in Nederland en België. Adonis = de plant, die zich, naar de sage meldt, ontwikkelde uit het bloed van Adonis, nadat deze op de jacht door een wild zwijn gedood was. Aestivalis = 's zomers bloeiend.

Gele ganzenbloem.   De Gele ganzenbloem, Glebionis segetum (L.) Fourr., uit de Composietenfamilie werd vroeger ook wel ondergebracht in het geslacht Chrysanthemum en heette als plantensoort Chrysanthemum segetum L.. De in de zomer en tot in de herfst bloeiende tot kniehoogte komende planten hebben veel gelijkenis met de Gewone margriet, wat de oude wetenschappelijke naam verklaart.Uit opgravingen is gebleken dat de Gele ganzenbloem in Groot-Brittannië al voor de komst van de Romeinen daar groeide en in Nederland is ze bekend uit opgravingen uit de Middeleeuwen. Soms bleek de Gele ganzenbloem het nog beter te doen dan het gewas dat men op de akker verbouwde; vandaar dat in Duitsland de naam Wucherblume, 'Woekerbloem', bekend is voor deze soort. Zowel door chemische bestrijdingsmiddelen, maar ook door verslemping van de bodem door het uitrijden van drijfmest krijgt de soort tegenwoordig veel minder kans. In Maïsakkers zie je de plant dan ook nauwelijks of zelfs helemaal niet. 

Overblijvend vlas / Linum perenne. Overblijvend vlas is inheems in (Oost-)Europa en vrijwel geheel gematigd Azië. In Noord-Amerika is Overblijvend vlas een aangevoerde plant die een aanzienlijke verspreiding heeft. In Europa komt ze voornamelijk in de (oostelijke) Alpen voor. Er is verwarring over de juiste identiteit van overblijvende soorten blauwbloeiend vlas in Nederland en België. Het lijkt erop dat het steeds maar om 1 van de soorten uit het Linum perenne aggregaat gaat. In België wordt uitgegaan van Oostenrijks vlas (er is geen bevestigde melding van Overblijvend vlas). In Nederland zijn lange tijd alleen meldingen geweest van Overblijvend vlas. Het is aan te bevelen bij vondsten goede foto's te maken van met name de stand van de vrucht en/of materiaal te verzameln. Verzameld, gedroogd materiaal kan naar het Nationaal Herbarium (Leiden) of de Plantentuin (Meise) gestuurd worden. Linum = van het Griekse linon: draad, omdat uit Vlas een kledingstof (linnen) kan worden gemaakt. Perenne = overblijvend.

Wilde ridderspoor (Consolida regalis, synoniem: Delphinium consolida) is een eenjarige plant die behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). Het is een plant van matig voedselrijke, kalkhoudende, vochtige, zandige klei: de soort komt daar voor tussen het wintergraan. De plant komt van nature voor in West-Azië en Europa. In Nederland komt de plant alleen nog voor in Zuid-Limburg en wordt vaak verward met verwilderde riddersporen, maar is daarvan te onderscheiden door de kale kokervrucht. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen. Deze plant is in Nederland wettelijk beschermd sinds 1 januari 2017 door de Wet Natuurbescherming. 


dinsdag, mei 23, 2023

Cascatellestuin. De bergcentaurie bloeit.

Bergcentaurie in de Cascatellestuin

De Centaurea montana, bergcentaurie of  bergkorenbloem bloeit in de Cascatellestuin. Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Centaurea, is afgeleid van het Oudgriekse woord kéntauros (Κένταυρος), waarmee ooit een lid van een woest ras uit de Griekse regio Thessalia werd aangeduid maar.... een centaur is ook een Grieks mythologisch wezen, een mens (of dier) met een menselijk bovenlichaam en de poten van een paard. Het tweede deel van de naam, montana, is te herleiden tot het Latijnse mons ('berg'), waarin we het hedendaagse Engelse woord mountain nog herkennen.

Bergcentaurie komt op rotsen, bergbossen en bergweiden in een aanzienlijk deel van Europa voor. In Noord-Amerika is het een redelijk verspreid voorkomende geïntroduceerde soort. In Nederland, Vlaanderen en het agrarische of verstedelijkte deel van Wallonië komt zij wel als sierplant in tuinen voor en is daar verwilderd te vinden. De laatste decennia is ze zelfs op die plaatsen als minder zeldzaam te beschouwen. In Hoog-België, maar ook in heel wat bossen in het zuidoosten van België is de plant van oorsprong wild.

In Midden- en Zuid-Europa werd de bergcentaurie, maar vooral de verwante korenbloem ingezet voor medicinale eigenschappen. Een extract zou vermoeide ogen tot rust te brengen. Uiteraard meende men dat het grootste positieve effect te behalen was bij blauwe ogen, een overblijfsel van de middeleeuwse signaturenleer. De gedroogde bloemen zouden hoesten tegengaan, ietwat vochtafdrijvend zijn en een milde zuiverende werking hebben. Ook zou spoelen kunnen helpen tegen bloedend tandvlees en druppelen zou weer helpen bij een ontstoken slijmvlies (of bindvlies) van het oog (conjunctivitis).  

Wetenschappelijk onderzoek
Many Centaurea species are used in folk medicine to treat different diseases such as coughs, liver-strengthening, peptic ulcer as well as malaria (Yeşilada et al. 1995). Being used in common colds, stomach upset, abdominal pain (Honda et al. 1996), herpes infections around the lips , coughs, ophthalmic remedies (Poletti 1978); they are also used as antirheumatic, astringent, hypoglycemic, hypotensive, (Shoeb et al. 2006;Flamini et al. 2002), digestive, tonic, expectorant, stomachic, antipyretic and anti-diarrheic, anti-dandruff, in addition to treat hemorrhoid and abscess (Baytop 1999), diuretic (Sokolov and Zamotaev 1984), anti-inflammatory, antimicrobial, antibacterial, choleretic, cytotoxic as well as immunological agents (Arif et al. 2004) and as antidiabetic (Twaij et al. 1983). The phytochemical investigations on Centaurea species led to the isolation of sesquiterpenes lactones, flavonoids, lignans, cyanogenic glucosides, sterol and triterpenes (Flamini et al. 2001(Flamini et al. , 2002Djeddi et al. 2008;Hammoud et al. 2012;Hodaj et al. 2017;Shakeri et al. 2018a, b;Grafakou et al. 2018;Bruno et al. 2018;Mirzahosseini et al. 2018;Zengin et al. 2018). ...