zaterdag, september 12, 2015

Dille

Dillezaad kan nu ook geoogst worden.
Dille zou je de pocketuitgave van Venkel kunnen noemen. Niet alleen uiterlijk als plant maar ook wat betreft zijn medicinale kwaliteiten. Net zoals van venkel wordt medicinaal vooral het zaad gebruikt omwille van zijn carminatieve, gasdrijvende en krampwerende werking. Beide planten zijn geel bloeiend, hebben fijn verdeeld blad en ruiken anijsachtig. The common dill is so like fennel, schreef ook al de beruchte Culpeper. Deze Culpeper beschrijft de geur vreemd genoeg als onaangenaam en hij was niet de enige die in die tijd er zo over dacht, een oudhollandse volksnaam voor dille was stinkende vinke, een verbastering van stinkende venkel.

De vluchtige olie in dille bevat anethol, een stimulerend stof wat te vergelijken met amfetamine. In de Romeinse tijd mengden gladiatoren al dillezaad door hun voedsel als een soort doping en in Engeland werden dille- en venkelzaad meeting-seeds genoemd. Er werd in de kerk tijdens de preek op gekauwd om wakker te blijven. Een zekere Rosetta Clarkson signaleerde in een oud medisch handboek het gebruik van dille als middel tegen zwaarlijvigheid, wat ook al verwijst naar een amfetamine-achtige werking.

Vreemd genoeg was en is dille ook bekend als slaapmiddel. De naam 'dille' verwijst daar mogelijk naar. Dillan is een oudsaksisch woord voor sussen, in slaap wiegen.Baby's kregen een slap aftreksel van de zaden om beter te slapen. Mogelijk te verklaren door zijn krampwerende werking in de darmen waar baby's nogal last van hebben. Dus dille geen echt sedativum maar onrechtstreeks wel te gebruiken omwille van zijn ontspannende werking in de darmen.

Ook in laxerende kruidenmengsels werd het veel gebruikt zonder zelf laxerend te zijn, vooral samen met sterk laxerende kruiden zoals sennablaadjes die juist darmkrampen kunnen veroorzaken.

Verder is dille is een zogenaamd zogvormend kruid, een galactogogum. Dodonaeus schrijft 'Die opperste soppekens van dille met den sade in water ghesoden ende ghedroncken doen die vrouwen veel sochs in die borsten crijghen'

.Evenals venkel werd dille ook als 'oogversterkend' middel gebruikt. Tegen een overdosis werd wel met klem gewaarschuwd. Dille veel ghebruyckt maeckt doncker ende onclaer ghesichte ende verdroocht die natuere ende dat mannelijck saet. In één moeite zegt Dodoens dus dat te veel dille je ogen en je potentie kan verzwakken. Maar schrijft Gerard 'Common oyle in which dill is boiled or sunned provoketh carnal lust'. Vleselijke lusten?

donderdag, september 10, 2015

Hartgespan

Hartgespan is al een tijdje uitgebloeid en levert nu rijp zaad. De hele bloeiende plant wordt samen met meidoornbloesem gebruikt tegen, hoe kan het anders, het spannen van het hart.

De plant wordt nog weinig gebruikt, toch zou daar, gezien het wetenschappelijk onderzoek, in de toekomst wel verandering in kunnen komen. Al zijn de autoriteiten uit het verleden best kritisch geweest over de mogelijke werking van hartgespan. 

Zo zegt Dodoens Hertsghespan en wordt in der medecijnen niet ghebruyckt/ nochtans zoo wordet van sommighen hedendaechs seer goet ende sonderlinghe ghepresen teghen die pijne/ weedom/ cloppinghe/ en bevinghe van der herten.

En in de Flora Batava geschreven rond 1882 Plaat 263 in deel IV. De geheele Plant geeft een sterken reuk en een weinig bitteren smaak: oudtijds oordeelde men dezelve te zijn, hartsterkend , toonwekkend , prikkelende , openende; maar tegenwoordig erkent men, dat deze eigenschappen, waar van de eerste haar den naam heeft doen geven van Cardiaca, dat is, hartsterkend, vrij onzeker zijn, waarom zij dan ook tegenwoordig zeer weinig gcbruikt wordt, noch in de Apotheek, noch onder de Huismiddelen. (Favrod de Fellens).


Maar Culpepper wrote of Motherwort: 'Venus owns this herb and it is under Leo. There is no better herb to drive melancholy vapours from the heart, to strengthen it and make the mind cheerful, blithe and merry. May be kept in a syrup, or conserve, therefore the Latins call it cardiaca.... It cleansethe the chest of cold phlegm, oppressing it and killeth worms in the belly. It is of good use to warm and dry up the cold humours, to digest and disperse them that are settled in the veins, joints and sinews of the body and to help cramps and convulsions.'

En Dr Paul Belaiche bestudeerde de 'agripaume' rond 1980. Il l’utilisa sur 64 patients neurodystoniques (grand état de stress et d’anxiété) souffrant de troubles du rythme cardiaque (tachycardie, extrasystoles, les problèmes organiques ayant été écartés). Il note :
  • Une action contra-adrénergique (s’oppose à la réaction de stress) et antispasmodique ;
  • Une action anxiolytique et sédative générale non négligeable ;
  • Une diminution de l’hyperexcitabilité portant sur les fourmillements des extrémités, les crampes, et l’asthénie (fatigue) matinale 

Recent wetenschappelijk onderzoek lijkt de werking op het hart te ondersteunen.
The results showed that constituents (chlorogenic acid, orientin, quercetin, hyperoside, and rutin) of L. cardiaca herb extract uncouple (by 20-90 %) mitochondrial oxidation from phosphorylation, partially inhibit (by ~ 40 %) the mitochondrial respiratory chain in cases of pyruvate and malate as well as succinate oxidation, and effectively attenuate the generation of free radicals in mitochondria. Since partial uncoupling of mitochondria, respiratory inhibition, and decreased ROS production are proposed as possible mechanisms of cardioprotection, our results imply that L. cardiaca herb extract could be a useful remedy to protect cardiac muscles from the effects of pathogenic processes.  http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24841965 Planta Med. 2014 May;80(7):525-32.
The effect of Leonurus cardiaca herb extract and some of its flavonoids on mitochondrial oxidative phosphorylation in the heart.

Phytother Res. 2013 Aug;27(8):1115-20. doi: 10.1002/ptr.4850. Epub 2012 Oct 8. Leonurus cardiaca L. (motherwort): a review of its phytochemistry and pharmacology.
https://sites.google.com/site/kruidwis/planten-van-a-tot-z/leonurus-cardiaca-hartgespan-1

woensdag, september 09, 2015

Het boekenpaadje


Bijna 2 jaar geleden is het al weer, dat ons Bretoense huis overstroomd werd. Ik schreef toen: 
Vandaag wat boeken proberen te redden uit ons verzopen huis. Ik begin maar met de echt verloren boeken te bekijken, de grotere exemplaren die onder in de boekenkast en dus in het water stonden. 
Enkele standaardwerken over kruidengeneeskunde oa Teedrogen van Wichtl en Groot handboek geneeskrachtige kruiden van Verhelst, maar ook een dure facsimile uitgave in 2 delen van Fuchsius De Historia Stirpium… En duur is dan nog niet mijn eerste criterium, de gevoelswaarde is heel wat belangrijker, boeken die ik al veertig jaar bezit (bezat) zoals Systematische fytotherapie van apotheker Meere… of zeldzame literatuur ooit gekocht in een muf ruikend boekenwinkeltje, het Franse apothekersboek uit 1890 ‘L’Officine’ van Dorvault. Dit standaardwerk van duizend doorweekte bladzijden probeer ik toch nog te redden. Het is wel goed nat maar blijkbaar plakt dit honderd jaar oud papier minder aan mekaar dan hedendaags papier, waardoor het nog wel te redden lijkt.  Dus den ouwe Officine in de motorhome terug mee naar België.

En verder, het leven gaat verder mijn leven gaat verder, beter verder, anders verder, verder verder. Verzopen boeken roepen herinneringen op, krijgen terug aandacht, worden weer waardevol, terwijl ik sommige boeken al jaren niet meer had ingekeken, laat staan gelezen.
Ik leg den Dorvault dicht bij de loeiende verwarming van de motorhome en probeer bezwerende taal te spreken. Kan ik de natuur betoveren?

Nu, dus bijna 2 jaar later, heb ik nog steeds wat van die verzopen boeken in mijn bezit. Opgeborgen in het tuinhuis, beschimmeld, beknabbeld door veld- en andere muizen. De boeken, ze zien er op afstand nog bruikbaar uit, maar zijn onverbiddelijk verloren en dus heb ik vandaag op advies van de schrijver Herman Hesse en op advies van Joke met al die mooie boeken een tuinpad aangelegd. Een weg van wijsheid maar wel letterlijk een doodlopende weg.

http://kruidwis.blogspot.fr/2013/12/het-is-gebeurd-zondvloed.html
http://kruidwis.blogspot.fr/2014/01/verzopen-boeken.html

dinsdag, september 01, 2015

Herfstig hoefblad


Het groot hoefblad is al aan zijn herfst begonnen.De forse bladeren worden bruin en krijgen grote gaten. De stevige stengels kunnen blijkbaar de bladeren ook niet meer dragen en gaan vermoeidheid voorover hangen. Alle krachten van de planten vloeien naar zijn wortelstok toe, dat is dan ook het deel van de plant met de grootste geneeskracht en straks is dan ook het moment om die wortel te oogsten. Helaas bevat de plant ook gevaarlijke pyrrolizidine-alcaloïden die de levercellen kunnen beschadigen. En dus ga ik van mijn wilde hoefbladeren ook geen tinctuur of siroop maken, al worden er nu voor medicinale doeleinden wel planten geteeld die geen pyrrolizidines bevatten.

Petasine is het voornaamste werkzame, gezonde bestanddeel in groot hoefblad, de stof vermindert de aanmaak van leukotrienen en histamine waardoor het opgezwollen slijmvlies in de neus slinkt. Histamine en leukotrienen spelen een belangrijke rol in allergische rhinitis (hooikoorts). Hooikoorts en migraine zijn dan ook de klassieke toepassingen van goed gecontroleerde hoefbladpreparaten.

Ref. Thomet OA, Schapowal A, Heinisch IV, Wiesmann UN, Simon HU. | Anti-inflammatory activity of an extract of Petasites hybridus in allergic rhinitis. | Int Immunopharmacol. | 2002 Jun;2(7):997-1006.

Over oude namen van de plant: Dokkebladeren en Pestwortel

Petasitis / Groot hoefbladDe oude naam Dokkebladeren bij Dodoens is ook nu nog soms in gebruik. Dokken zou van duiken komen, planten die vochtig groeien of in het water duiken. Mij lijkt het eerder dat deze naam overgenomen is van het Engelse Butter dock, een bewaarplaats voor boter. De grote bladeren werden  gebruikt om boter in te verpakken of fris te houden.
Ik moet zeggen dat ikzelf het blad vroeger ook wel omgekeerd op mijn hoofd plaatste als een soort zonnehoed. Al wil ik mijn kop niet vergelijken met een pakje boter. Toch vinden we ook de volksnaam 'Grote hoetjesblaar' terug, ook kinderen zouden het blad als zonnehoed gebruikt hebben.  Bij Grimm lezen we dat Dock ‘een geschmuckte kopfbedeckung, Mutze‘ is. Dus toch een hoedje van natuur.

Over een andere oude naam: Pestblad, Pestilentiekruid, Pestilentiewortel, Pestkruid en Pestwortel.
 Deze namen duiden op het gebruik dat van deze plant gemaakt werd bij het bestrijden van deze gevreesde ziekte.  Zo schrijft Matthiolus (1563) dat hem uit ervaring is gebleken dat de verpulverde wortel, met goede wijn ingenomen, bij pest uitstekende resultaten oplevert. Daar pest in geheel Europa voorkwam vinden we ook elders benamingen die op deze ziekte gericht zijn. Men wil deze namen verklaren als volksetymologisch ontstaan uit de Latijnse naam petasites. Het is ook goed mogelijk, dat, nadat de volksnaam in gebruik gekomen was, men dit als een aanwijzing ging zien om de pest te bestrijden. Want een plant met een dergelijke naam moest wel goed zijn tegen deze ziekte.

Bij Hildegard von Bingen (ca. 1150) luidt de naam: Hufblatta major, wat Groot hoefblad wil zeggen. Vooral de wortel werd veel aangewend bij allerlei ziekten. Zo vinden we in de achttiende eeuw de wortel van de plant aangeprezen als urineafdrijvend middel, verder bij koorts en om de maandstonden te bevorderen. In de diergeneeskunde werd vroeger de wortel gebruikt bij paarden met ingewandswormen, maar ook ter bestrijding van schapenschurft.

Lees ook http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/25369-in-de-naam-van-groot-en-klein-hoefblad.html
https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/petasites-groot-hoefblad

maandag, augustus 31, 2015

Mammoetblad



Indrukwekkend. Buitenaards lijken ze wel, deze Gunnera's. Ze worden niet voor niets mammoetblad genoemd, alsof ze inderdaad uit een oertijd stammen. Deze exemplaren staan in het Bretoense stadje Huelgoat bij een oude lavoir uit de 16 de eeuw, een machtige plek, een machtsplek zou mijn 'goeroe' Carlos Castaneda zeggen.

Hebben hier ooit lang geleden mensen gewroet, gepraat, lief en leed gedeeld. Nu is het hier stil, alleen het kleine klateren van water is hoorbaar, de grote mammoetbladeren lijken die stilte nog te versterken. Gunnera's hebben geen bekende chemische geneeskracht, maar hun aanblik alleen al doen je bibberen en beven. Wat uitstraling betreft, zelfs in herfstige aftakeling, kunnen de mammoetbladeren ons wel wat leren. Zouden ze niet goed zijn tegen de ouderdom, prostaat en potentie? Volgens de signatuuleer zou ik denken van wel. Of ben ik nu aan het fantaseren?


En dan vind ik toch een soort hormonale werking, tenminste een zogvormende werking, wel van een andere Gunnerasoort en wel bij ratten, maar het is toch al iets.
Lactogenic activity of rats stimulated by Gunnera perpensa L. (Gunneraceae) from South Africa. Simelane MB1, Lawal OA, Djarova TG, Musabayane CT, Singh M, Opoku AR.
Gunnera perpensa L. (Gunneraceae) is a medicinal plant used by Zulu traditional healers to stimulate milk production. The effect of an aqueous extract of the rhizome of the plant on milk production in rats was investigated. Female lactating rats that received oral doses of the extract of G.perpensa significantly produced more milk than controls. The plant extract did not however, significantly influence the levels of prolactin, growth hormone, progesterone, cortisol, ALT, AST and albumin in the blood. The mammary glands of rats treated with the extract showed lobuloalveolar development. The extract (0.8 µg/ml) was also found to stimulate the contraction of the uterus and inhibit (23%) acetylcholinesterase activity. The cytotoxicity of the extract (LC₅₀) to two human cell lines (HEK293 and HepG2) was 279.43 µg/ml and 222.33µg/ml, respectively. It is inferred that the plant extract exerts its activity on milk production and secretion by stimulating lobuloalveolar cell development and the contraction of myoepithelial cells in the alveoli. It is concluded that Gunnera perpensa contains constituents with lactogenic activity that apparently contribute to its effectiveness in folk medicine.

woensdag, augustus 26, 2015

Rode en andere zonnehoeden

Heemst en rode zonnehoed in Pont ar Gorret
Rode zonnehoed geeft nog volop kleur in de toch al wat aftakelende border. Ook de echte heemst laat nog wat wit-roze bloemen bloeien. Het zijn zonder meer stevige, geneeskrachtige kruiden voor een mooie en gemakkelijke sierborder. Van de rode zonnehoed kun je nu met enkele bloemen, wat blad en steel een immuunmodulerende tinctuur maken. Immuunmodulerend! Klinkt toch indrukwekkend niet? Dus de fijngesneden plantendelen in alcohol laten trekken om het immmuunsysteem te versterken en zo het najaar te trotseren.
Dat rode zonnehoed op alcohol getrokken niet werkzaam zou zijn, wat hier en daar beweerd wordt, wil ik toch ten stelligste tegenspreken, de werkzame stoffen, zogenaamde polysacchariden, zouden niet oplosbaar zijn in alcohol.

Wat argumenten voor de werking van een tinctuur
  • Een tinctuur is nooit gemaakt met pure alcohol maar met een mengsel van alcohol en water
  • De polysacchariden zijn ook gedeeltelijk oplosbaar in alcohol. The EP extracted with a 55% ethanol at 55℃ contained 22.3 ±1.0 mg gallic acid equivalent/g DW of total phenolic compounds and 86.0 ± 4.6 mg quercetin equivalent/g of flavonoid content.
  • Andere belangrijke inhoudstoffen zoals alkylamiden (tintelende stoffen, lipofiel) hebben juist een hoog alcoholgehalte nodig om op te lossen, ze hebben ook een directere werking.
  • Eigen ervaring, de ervaring van tientallen gerenomeerde herboristen en onderzoeken bewijzen de werking van een tinctuur.
Echinacea-tinctuur maken in 2 fasen
20 gr fijn gemaakt blad, bloem en steel in 100 cc ethanol van 30 % laten trekken (maceraat)
20 gr fijn gemaakt blad, bloem en steel in 100 cc ethanol van 60 % laten trekken (maceraat)
gedurende 3 weken, daarna onder druk uitzeven en de 2 vloeistoffen vermengen. Afvullen in bvb bruine 50cc flesjes. Koel en donker bewaren. 

Interessant artikel (uitreksel) over de werking van Echinacea species


The chemical components of plants can be divided into two categories: primary and secondary metabolites. Primary metabolites are essential for life processes or provide important structural elements for the plant. The utility to the plant of many secondary metabolites is unknown, although
some are thought to have a defensive or adaptive role for the plant in its natural environment. Most of the active components found in medicinal plants fall into the category of secondary metabolites. However, polysaccharides are generally primarymetabolites. Their functions include structural
elements beneath the cell wall and carbohydrate storage molecules. Because of their important role in primary metabolism, all plants contain polysaccharides. Moreover, the levels found in Echinacea preparations are not high when compared to mushrooms and other accumulators of polysaccharides, such as Althaea officinalis and Aloe species. 

The lipophilic components of Echinacea species comprise two main groups, the polyacetylenes and
the alkylamides. The occurrence of polyacetylenes (polyenes) is typical of the Asteraceae family, in which the highest levels are usually found in the roots. E. pallida root contains significant levels of some unique polyacetylenes, namely the ketoalkynes and ketoalkenes, which do not occur in the other Echinacea species. These compounds give E.pallida root a unique earthy-metallic taste which makes it easy to differentiate.
Alkylamides are not common plant constituents. Most compounds have been found to occur in two tribes of the Asteraceae. Many alkylamides (particularly isobutylamides) have been isolated from the roots and aerial parts of E. angustifolia and E. purpurea , but they are largely absent from E. pallida.
Since the alkylamides cause the characteristic tingling sensation on the tongue, it is therefore not surprising that E. pallida lacks this property. The alkylamides in Echinacea are composed of a highly unsaturated carboxylic acid (often with triple carbon-carbon bonds) and an amine compound, either isobutylamine or 2-methylbutylamine. It is possible this bond between the acid and the amine is broken during digestion, and the true active entity from these compounds is the carboxylic acid.
Being highly unsaturated, both the polyacetylenes and the alkylamides are prone to oxidation, although they are probably somewhat protected in the natural plant matrix. Nonetheless, Echinacea roots should not be stored in powdered form for prolonged periods.

Much of the confusion about Echinacea has arisen from misinterpretation or overemphasis of the polysaccharide research. Statements such as: “Echinacea will not be immunologically active if given as an ethanolic extract,” or “Echinacea is a T cell activator,” or “Echinacea is contraindicated in AIDS,” have all arisen from an overly enthusiastic interpretation of the pharmacological literature pertaining to Echinacea polysaccharides. It is worthwhile to examine what pharmacological studies on Echinacea polysaccharides do say and consider the relevance, if any, of these to the normal use of Echinacea in the English-speaking world.

Conclusions
The importance of polysaccharides to the activity of most Echinacea preparations has been misinterpreted and over-emphasized. Traditional ethanolic extracts of Echinacea do not rely on polysaccharides for their activity.....
The several hypotheses that: 1. Echinacea is a T-cell activator; 2. Echinacea will accelerate pathology in HIV/ AIDS; and 3. Arabinogalactan isolated from the Larch is therapeutically equivalent to Echinacea, are not supported by careful analysis of known data.
It is probably appropriate to include a quote from Bauer and Wagner, since most of this article is based on their research.
“The immunological investigations conducted to date permit the following conclusions. Lipophilic alkylamides as well as the polar caffeic acid derivative, cichoric acid, probably make a considerable contribution to the immunostimulatory action or activity of alcoholic Echinacea extracts." 


dinsdag, augustus 25, 2015

Springerig zaad



Na het boodschappen doen in een doorweekt Carhaix, stop ik even bij de brug over de Hyèresrivier net buiten het stadje. Een mooi romantisch plekje waar ik steeds maar voorbij rijd. 
Een brug en resten van een brug, een oude watermolen, bos, een snelstromende rivier en bengelende bloemen van de reuzenbalsemien doen me eindelijk eens halt houden.

De reuzenbalsemien dus. Ik mag deze vrolijke plant wel. Een uitheemse eenjarige rakker die steeds verder oprukt en gemakkelijk manshoog kan worden. Impatiens glandulifera is zijn officiële naam. Hij valt op door zijn doorzichtige stengels, die er vlezig uitzien en zijn grote symmetrische rood tot paars kleurende bloemen. Vooral langs beken en rivieren en in natte graslanden is de soort te vinden. En dus vinden we hem ook in het natte Bretagne. Het zaad, dat door de plant wordt weggeslingerd en zich zo verder verspreidt, wordt ook nog gemakkelijk door mens en dier meegenomen, waardoor de uitbreiding van de soort nog groter wordt.

Een andere bijzonderheid van de Balsemienen is dat ze als kiemplant een klein wortelstelsel hebben dat al snel afsterft en vervangen wordt door een adventief wortelstelsel. Als de planten daarna snel groter worden ontwikkelen ze aan het onderste deel van de stengel steltwortels, waarmee de planten zichzelf overeind houden.

Genezend?
Mensen die geloven in de Bachbloesemtheorie denken dat de reuzenbalsemien behulpzaam is om springerige en ongeduldige mensen wat tot rust te brengen. De reden waarom de reuzenbalsemien daarvoor geschikt wordt geacht is zijn 'springerig gedrag'. Zijn Latijnse naam Impatiens betekent ook 'ongeduldig' en verwijst naar het feit dat deze plantensoort bij de minste aanraking zijn zaden wegschiet. Vandaar ook de Nederlandse geslachtsnaam Springkruid. Een vorm van signatuurleer dus.

Langs de Hyeres bij Carhaix-Plougouer
Als geneeskruid is hij in Europa verder uiteraard niet bekend. In de landen van herkomst oa in Taiwan in gebruik tegen reuma en tegen nagelbedontsteking.
Uit wat wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de plant veel 'anti-werkingen' heeft: anti-schimmel, anti-tumor, anti-bacterieel en anti-allergie (tegen jeuk). Zelf heb ik nog geen persoonlijke ervaringen met het gebruik van deze ongeduldige balsemien, we hebben gelukkig vele andere inheemse planten zoals weegbree die dezelfde geneeskrachtige werking vertonen.

Wat wetenschappelijk onderzoek en wat gestolen Engelse tekst
The common names Policeman's Helmet, Bobby Tops, Copper Tops, and Gnome's Hatstand all originate from the flowers being decidedly hat-shaped. Himalayan Balsam and Kiss-me-on-the-mountain arise from the fact that the plant originates in the Himalayan mountains.
The species name glandulifera comes from the Latin words glandis meaning 'gland', and ferre meaning 'to bear', in that the plant has glands that produce a sticky, sweet-smelling, and edible nectar.
Impatiens balsamina L. (Balsaminaceae) is an annual herb which originated in Asia. The whole plant has been used as indigenous medicine in Taiwan for the treatment of rheumatism, swelling and fingernail inflammation. Modern pharmacological studies have reported this plant demonstrating antifungal, antibacterial, antitumor, antipruritic and antianaphylactic activities [5, 6]. The active compounds isolated from this plant include peptides (Ib-AMP1-4) from seeds, quinones[1, 4-naphthoquinone, lawsone, 2-methoxy-1,4-naphthoquinone (MeONQ), balsaquinone, impatienol, naphthalene-1,4-dione] from petals, pericarp and aerial parts, and flavonoids (kaempferol, quercetin, rutin, astragalin, nicotiflorin, naringenin and their derivatives) from petals and leaves [5–8].

Infection with Helicobacter pylori is strongly associated with gastric cancer and gastric adenocarcinoma. WHO classified H. pylori as a group 1 carcinogen in 1994. In this study, we isolated anti-H. pylori compounds from this plant and investigated their anti- and bactericidal activity. Compounds of 2-methoxy-1,4-naphthoquinone (MeONQ) and stigmasta-7,22-diene-3β-ol (spinasterol) were isolated from the pods and roots/stems/leaves of I. balsamina L., respectively. The minimum inhibitory concentrations (MICs) and minimum bactericidal concentrations (MBCs) for MeONQ were in the ranges of 0.156–0.625 and 0.313–0.625 μg mL−1, respectively, and in the ranges of 20–80 μg mL−1 both of MICs and MBCs for spinasterol against antibiotic (clarithromycin, metronidazole and levofloxacin) resistant H. pylori. Notably, the activity of MeONQ was equivalent to that of amoxicillin (AMX). The bactericidal H. pylori action of MeONQ was dose-dependent. Furthermore, the activity of MeONQ was not influenced by the environmental pH values (4–8) and demonstrated good thermal (121°C for 15 min) stability. MeONQ abounds in the I. balsamina L. pod at the level of 4.39% (w/w db). In conclusion, MeONQ exhibits strong potential to be developed as a candidate agent for the eradication of H. pylori infection.

  • H. Oku and K. Ishiguro, “Antipruritic and antidermatitic effect of extract and compounds of Impatients balsamina L. in atopic dermatitis model NC mice,” Phytotherapy Research, vol. 15, pp. 506–510, 2001.View at Google Scholar
  • D. G. Lee, S. Y. Shin, D.-H. Kim et al., “Antifungal mechanism of a cysteine-rich antimicrobial peptide, Ib-AMP1, from Impatiens balsamina against Candida albicans,” Biotechnology Letters, vol. 21, no. 12, pp. 1047–1050, 1999. View at Publisher · View at Google Scholar
  • J. E. Little, T. J. Sproston, and M. W. Foote, “Isolation and antifungal action of naturally occurring 2-methoxy-1,4-naphthoquinone,” Journal of Biological Chemistry, vol. 174, pp. 335–342, 1948. View at Google Scholar
  • P. Panichayupakaranant, H. Noguchi, W. De-Eknamkul, and U. Sankawa, “Naphthoquinones and coumarins from Impatiens balsamina root cultures,” Phytochemistry, vol. 40, no. 4, pp. 1141–1143, 1995.View at Publisher · View at Google Scholar

zaterdag, augustus 22, 2015

Kruidenstage Bretagne 2015

Langs de rivière de l'argent bij Huelgoat

fôret de Huelgoat / chaos



Menhir de Kerampeulven


Zeevoedsel oogsten

Pointe de Pen-Hir

Smudgesticks maken

Montagne Saint Michel de Brasparts


Veengebied: bij steenbreek en zonnedauw

dinsdag, augustus 18, 2015

Verdronken kruidenboeken


Mijn top twintig van verdronken kruidenboeken. Zowat 20 maanden geleden zijn deze boeken in een overstroming ten onder gegaan. Nu beschimmeld, gekreukeld en verzegeld nog altijd in het tuinhuis als een monument aanwezig. Een toren van Babel, mensenkennis opgebouwd en langzaam verdwijnend. Schoonheid van vergankelijkheid.

Zal ik deze boeken rustig verder laten vergaan, ze composteren, naar het containerpark brengen, een monument maken of wat......

Wichtl, Verhelst, Rätsch, Philip, Caron noem maar op, al hun schrijfsel zijn onleesbaar geworden, aan nieuwe exemplaren kopen ben ik nog niet toe en ik hoop dat die kennis ook een beetje in mijn eigen lichaam en geest is opgeslagen. Deze verdronken boeken hebben nu, van op een afstand bekeken, ook iets heroïsch. Iets vertrouwds achterlaten en verder gaan.
  • Alain Renaux. Le savoir en herbe.
  • Wichtl. Teedrogen
  • Dominique Carin. Le monde des teintures naturelles.
  • Verhelst. Grot handboek Geneeskrachtige Planten.
  • Christian Râtsch. Pflanzen der Liebe.
  • Philips. Bomen.

Over Le Savoir en Herbe. Alain Renaux

Au cours de longs entretiens, les anciens lui ont confié ce savoir qui s'acquérait sur le terrain et se transmettait de génération en génération. Au fil des pages, et de toutes ces paroles singulières, on voit ainsi se dessiner un monde où la nature et l'homme faisaient corps.
Cet ouvrage, riche d'émotions et d'enseignements, nous restitue aussi l'univers cévenol d'autrefois, dans sa diversité. Avant que l'urbanisation des modes de vie ne la fasse définitivement disparaître, on retrouvera ici la réalité d'une France rurale où sont nos racines et nos rêves.
Près de cinq cents illustrations en couleur et noir et blanc (photos, cartes postales, dessins...) donnent à voir la flore, l'environnement et la vie quotidienne de cette époque.
Ethnobotaniste, Alain Renaux travaille au Centre d'écologie fonctionnelle et évolutive du CNRS de Montpellier depuis 1969. Après avoir été chef de programme des cultures expérimentales, il s'est orienté vers les relations de l'homme avec la nature, et plus particulièrement la dynamique des paysages. Auteur de nombreux articles dans des journaux et revues spécialisés, il fait partie de l'association des Journalistes et écrivains pour la nature et l'écologie (JNE). Ses enquêtes, auprès des derniers témoins de la société rurale traditionnelle, ont abouti à la rédaction d'un mémoire pour l'obtention du diplôme d'études doctorales, au Muséum national d'histoire naturelle de Paris, mémoire qui est à la base de ce livre.

maandag, augustus 10, 2015

Egelskop

Tijdens onze Bretoense kruidenstage bij Huelgoat kwamen we ook de egelskop tegen. Egelskop is geen scheldwoord voor een of andere driftige vent maar een waterplant met drijvende lintachtige bladeren. De wetenschappelijke geslachtsnaam Sparganium betekent dan ook windsel of lint. In Frankrijk wordt hij zelfs 'rubanier d'eau' genoemd. De Nederlandse naam 'Egelskop' verwijst dan weer naar zijn curieuze bloeiwijze. Deze vruchtjes werden vroeger door de kinderen geplukt en in het water gegooid, waardoor de volkse naam 'duikertjes' ontstond. Wij speelden ook wat met de egelskop, Joke probeerde enige planten uit het water te plukken en moest daarvoor halsbrekende toeren uithalen. Spelen met planten? Is dat niet het beroep van herborist? Een andere, speelse naam uit Friesland afkomstig is 'Katerkloten' ook weer een verwijzing naar de vruchten. Als we hier de signatuurleer op los laten, kunnen we tot boeiende geneeskrachtige besluiten komen.
Alhoewel, een groot geneeskruid is deze plant zeker nooit geweest. Bij Apuleius in een handschrift uit de 6de eeuw wordt de plant Herba Xision genoemd en geadviseerd bij 'zweren die in het lichaam groeien'. Duistere ziekte, lijkt mij. De dikke wortel kan wel gegeten worden, bevat zoals vele wortels zetmeel maar zijn... ook zoals vele wortels taai en moeilijk te koken en te kauwen. Noodvoedsel dan maar.