donderdag, mei 14, 2009

Kruidenwandeling met een vleugje nostalgie: Babelom

Een kruidenwandeling in Babelom en Meldert bij Hoegaarden. Mijn eigen variatie op de Ermelindisroute, richting Hoksem, Babelom en terug naar Meldert.

Waarom wil ik in godsnaam wandelen in Meldert. Is het hier zo mooi? Groeien er bijzondere planten? Leven hier merkwaardige mensen? Zit er meer zuurstof in de lucht? Of zou ik toch op zoek zijn naar mijn roots? Toch maar aan de wandel gaan zeker. We vertrekken bij e kerk, wandelen voorbij het kerkhof, even stil staan bij de doden en de Wilde marjolein die misschien wel met zijn wortels in het vlees der afgestorvenen wroet. Zo wil ik ook wel dode zijn. Boven de vallei van de Molenbeek, langs het pad ontdekken we zomaar een roset van de Kaardebol en van de Wouw. Eén plant om ruwe wol te borstelen en eentje om diezelfde wol te verven. De tredplanten Weegbree en Varkensgras zijn klassiek van de partij langs zulke zandpaden, ze zijn gebouwd om verharding en betreding aan te kunnen. Gelukkig maar, het zijn deze planten die wij het meeste nodig hebben. Zelfs de dichteres Ida Gerhardt had daar in 1905 al weet van. Haar 'Lof van het onkruid' klinkt zo:

Godlof dat onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
Breekt door beton en asfalt heen,
Bevolkt de voegen van de straat.

Akkers met...
Kaardebol / Dipsacus
Wij wandelen ondertussen verder, in de Meldertse goeie grond is niet veel plaats overgebleven voor wilde oneconomische planten. Granen en suikerbieten bezetten de landbouwgronden. Langs de rand en bij de opritten van de velden kunnen de echte akkeronkruiden nog net groeien. Het eerste fijne groen van de Klaprozen en de Kamille, de Hoapel uit mijn jeugd, zijn al duidelijk zichtbaar. Oneconomisch? Onbegrijpelijk dat deze Matricaria recutita met zijn kalmerende, maagversterkende en huidzuiverende werking niet méér vertroeteld wordt.

Voorbij het Galgeveld duiken we een holle weg in richting Molenbeek, ook al om een horde aanstormende terreinwagens te ontwijken. Een holle weg uit mijn dromen met het onooglijk mooie muskuskruid, het bijna uitgebloeide speenkruid, die heel nuchter aambeien verzorgt en onze inheemse liaan, de Bosrank rankend langs omgewaaide boompjes, die als bruggen het holle pad overdekken. Uit de holle donkere weg komen we in het licht van het open veld, weiland, akkers en bomenrijen wisselen mekaar af.

Babelom

Vroegere boerderij van tante en nonkel Jen
Kriskras wandelend komen we in de dorpstraat van Babelom terecht. Emotioneel moment. Ik wandel zomaar langs het oud-boerderijtje van Nonkel Jen en tante van Babelom. De boerderij is nu gerestaureerd en toch nog een beetje in de stijl van vroeger gebleven. Als is de mesthoop, die vroeger bijna de voordeur versperde, nu natuurlijk wel verdwenen, plaats gemaakt voor een romantisch bloemenperkje. Vijf en vijftig jaar geleden bracht ik hier wel eens mijn vakantie door, al kwam ik niet echt graag op bezoek bij mijn strenge, ouderwetse nonkel. Maar die nonkel is er al lang niet meer, zijn boerderijtje, ik en Babelom zijn er nog steeds. Levend en wel.

Wij wandelen verder, we klimmen de vallei uit naar de grote historische hoeve, omringd door enkele zeer oude Paardenkastanjes. Bomen die er mijn hele leven geweest zijn en er nog eeuwen na mij zullen staan zeker. Als kind herinner ik mij vooral de kwaaie pauwhoenders onder die bomen, met hun open gespreide staarten en die vurige ogen, waar wij dan langs moesten. Bij ons, als kind werkte die afschrikking wel. De hoeve noemt nu Carolushoeve, vroeger Hogenberghof het poortgebouw met duiventil dateert al uit 1760 (zie foto).

We zijn nu uit de holle weg weer op het plateau gekomen en kijken links over bieten- en graanakkers met in de verte ons vertrekpunt Meldert en zijn Ermelinduskerk. Nu is het een stukje recht door stappen. Ergens in deze velden moeten er nog enkele aren eigendom liggen, ooit geërfd van nonkel, vader enzovoort, alleen vreemd genoeg weet ik niet waar. Maar het ligt daar goed zeker.

Grond voor gezondheid
Ik kom hier nu voor de geneeskrachtige kruiden, maar de grond en het landschap vertellen mij een persoonlijk verhaal. Een verhaal even ingrijpend en geneeskrachtig als alle medicijnen en therapieën ter wereld. Kennen wij niet allemaal zulke oerplaatsen, natuurplekken waar we ons kunnen opladen en herbronnen. Waar we gewoon aanwezig kunnen zijn, met ons lichaam in het landschap.

Planteninfo: Akkeronkruiden
Akkeronkruiden noemt men de planten, die op omgewoelde grond groeien. Het zijn eenjarige planten, die goed ontkiemen op bewerkte, open grond, dus op landbouwgrond maar ook op de grond waar men autowegen wil aanleggen of huizen bouwen. Hun kiem- en groeiproces moet natuurlijk snel verlopen om in leven te blijven, ze moeten als het ware de mens te snel af zijn en dat lukt niet altijd meer en dus worden deze meestal zeer mooi bloeiende planten met uitsterven bedreigd. De bekendste en nog het meest voorkomend is de rode Klaproos (Papaver rhoeas), al zeldzamer is de blauwbloeiende Korenbloem, bijna verdwenen en dus ook niet meer bekend is de Bolderik en uiterst zeldzaam, mogelijk verdwenen in ons land, zijn het Spiegelklokje, de Wilde ridderspoor en de Wilde nigelle. Omdat het zo mooie planten zijn, goed gezaaid kunnen worden en met uitsterven bedreigd zijn, lijkt het mij goed om deze akkeronkruiden een plaatsje in onze siertuinen te geven. Gezaaid samen met wat granen zoals Boekweit, Haver en Vlas kunnen we een sierlijke border aanleggen.

Info Ermelinduskerk
Het oudste deel van de kerk, waar we onze wandeling starten, is in Romaanse stijl eind twaalfde- en vroeg dertiende eeuw gebouwd. Het kerkje is grotendeels opgetrokken uit Gobertangesteen, een plaatselijke kalkzandsteen. Er is ook een kapel achter de kerk uit de 17de eeuw, gewijd aan de Heilige Ermelindus, die rond het jaar 600 zou gestorven zijn in Meldert.

zondag, april 05, 2009

Onderweg

Weer op weg met de motorhome. Ons uiteindelijk doel is onze Franse, tweede woonplaats Bellegarde en Diois, maar met een motorhome is rustig onderweg zijn ook een doel.

Donderdag 5 april Nancy - Epinal
Dus toch maar met de motorhome naar Frankrijk in plaats van met de auto. We vertrekken dan ook zo maar in de namiddag om 15. 15. We hoeven niet in een ruk naar ons Frans verblijf in Bellegarde. LPG fles gevuld 21 liter voor 10 euro 80. Er zou 25 liter in moeten kunnen, maar water en andere smurrie belet dat.

Klassieke wegenwerken in de Ardennen (weer bij L’Eglise) veroorzaken wel geen files maar wel traag rijdend verkeer over zowat 2 maal 20 km.

Bij Nancy, in plaats van de péage, nemen we toch weer de weg naar Epinal. Willen we de weg van ons winteravontuur nu eens in betere omstandigheden bekijken? We verkennen twee kampeerplekjes bij het kasteel van Henroui en bij een meer in de buurt. Vooral bij het kasteel was het wel mooi en rustig. Toch rijden we verder naar Charmes. Bij het kanaal vinden we volledige voorzieningen en enkele tientallen motorhomes. Dus zeker niet eenzaam hier, maar geef mij maar het kasteelplekje.

Vrijdag 7 april: Charmes
Charmes valt wel mee in het ochtendgloren. Glinsterend zonlicht op het havenwater. Kwakende meeuwen en vooral kwetterende spreeuwen massaal nestelend in oude, hoge niet gesnoeide platanen. Motorhomisten doen hun wandeling met hun hondenmormels. Alsof ze hier al jaren wonen. Of zouden ze hier al langer verblijven? Plots wordt er aan de deur geklopt. Bezoek! De parkinghouder om standgeld te innen. 5 euro! We wisten het wel, maar dachten er zo vroeg in het jaar onderuit te komen. Mooi niet dus. Goedkoper dan een hotel dat wel, maar we hebben helemaal niks gebruikt. Geen electriciteit, noch water. En ook helemaal niks achter gelaten. Voor het goeie doel dan maar. Om 9 uur rijden we weg. Richting Bellegarde en Diois maar zoals dat schijnbaar gaat in een motorhome, komen we uiteindelijk zelfs in Bellegarde sur Valserin uit. Onverwacht maar niet per vergissing.

Eerst volgen we onze vroegere winterweg langs de Vogezen naar de Jura. En op een bloeiende parking tussen Arbois en Polygny, tussen de ereprijsjes en bosanemonen beslissen we om richting Genève te rijden en daar de autoweg naar Annécy, Chambéry en Grenoble te nemen. Langs de Oostkant van de Verçors, waar we normaal via Valence de andere kant van de kalkrotsen kunnen bewonderen. We rijden nu wel wat om, maar dan hoeven we weinig péage te berijden en te betalen en genieten we van een ander en ook mooier stuk Frankrijk.

Campercentrum in Curioz
Net voor Annecy stoppen we nog even bij Curioz, een campingcar centrum. We hebben een nieuwe afsluitstop nodig, de onze sluit niet perfect meer, waardoor proper water weglekt. Ze hebben wel veel gerief, achteruitrijcameras, zonnecellen, groot gerief maar een stopke van enkele euros helaas niet. Niet getreurd, zonder lukt ook.

Mure en Vif
Voorbij Grenoble kijken we al uit naar een kampeerplaats. We proberen nu zomaar de parkings in de dorpen. Eerst Mure, bij een ex-station waar in de zomer een toeristentreintje rondtoert. We volgen de wegwijzers voor de busparking. Achter en tussen een stapel oude treinstellen ligt een afgesloten en verlaten parking. Niet echt aantrekkelijk dus toeren we wat verder. Mooi landschap, we kruisen de rivier Le Drac en arriveren in Le Vif. Niet echt levend maar achter het stadhuis vinden we een rustige, wat verstopte parking met de klassieke platanen. We parkeren in het hoekje bij de muur en bij de bloeiende kerselaars. Verderop wordt het nu toch wat levendiger. Mensen, ouders verzamelen op een schoolplein. Ouderavond of zo iets. Ergens boven achter gesloten ramen oefent de plaatselijke fanfare. Wij vinden op een ander plein een smoezelige pizzeria, waar we toch maar een kleinigheid eten en een grote Pelforth drinken. Al moest de mevrouw wel even op zoek naar een tweede exemplaar. Maar uiteindelijk konden we toch allebei onze bierdorst lessen.

Zaterdag 8 april
We vetrekken in Vif en dan ontdekken we te laat dat een zekere Champoleon, de ontcijferaar van het hierogliefenschrift, hier gewoond heeft. Een grote muur vol met het fameuze schrift schuift aan ons voorbij. Maar wij stoppen niet. Champoleon interesseert ons wel maar het zal voor een volgende keer zijn. Nog 2 uurtjes rijden met ons derde huisje tot aan ons tweede huis. De Vercors rechts van ons, bij Chichilliane draaien we op naar de col de Menée, achter ons doemt de mythische Mont Aiguille op uit het niets, alsof hij zich losscheurt uit het Vercorsgebergte en achter ons aanloopt.

Op de smalle weg naar de col past onze kleine Hymer als gegoten, boven aan het eind van de tunnel gloort het licht en de lucht van de Drômestreek. Warmer, geuriger en plantenrijker. We zijn weer een beetje thuis.

Toch is het niet al goud dat hier blinkt. Onze benzinekaart doet het niet bij onze Elan diesel leverancier in Pont de Quart, het supermarktje in Luc heeft ons Pelforthbier niet in voorraad en de bakker verkoopt ons twee kleine oude eclairtjes voor 1.60 euro, het stuk wel te verstaan. Maar we komen zo ook wel het laatste colletje Prémol over.

Route
Tot Nancy normaal, je weet wel, Luxemburg, Metz, maar dan rijden we richting Epinal, we kamperen in Charmes. De volgende dag Remiremont, Luxeuil les Bains, Vésoul, Saulx (dorpje met staanplaats), Rioz, Besançon, dan richting Lons le Saunier (N83) tot Polygny en daar richting Geneve via Champagnole, St Laurent, Morez, Les Rousses (Jura) naar Gex (net binnen Frankrijk blijven / Zwitsers vignet), naar het andere Bellegarde (sur Valserine), Annecy (péage: 5.60 en 6.20), Chambéry, Grenoble, dan richting Sisteron tot Vif, waar we overnachten op het plein achter het stadhuis). Smorgens uitgerust naar Clelles en daar naar de col de Menée (de echte Drôme binnen), Chatillon, Luc en Diois, col de Prémol (964m) nog 2 km tot ons Bellegarde.