woensdag, september 02, 2009

Onderweg

Rijden! Terug naar België! Onderweg toch ook, ondanks de 1000 kilometer tegen 130 per uur, nog wat van de landschappen en zelfs van de voorbij flitsende planten genieten. De bergen hebben we al achter de rug. We rijden door het landbouwgebied van Chalons en Champagne. De immense graanvelden zijn al geoogst, alleen de hoge torens van de graansilo's markeren de einder. Zijn dat de nieuwe kathedralen?


Op het land groeit nog wel wat bieten- en klavergroen. Mijn vader zou die immense vruchtbaarheid en die machtige sproei-installaties wel kunnen waarderen. Ik al veel minder, maar met die dreigende onweerswolken boven die kale vlaktes heeft het wel iets artistiek.

In de bermen groeit mijn 'business'. Boerenwormkruid, kruiskruidsoorten en Canadese fijnstraal, echt mooi is het niet maar toch allemaal planten metbetekenis. Stoppen doe ik niet en kan ik ook niet. Dus maar verder richting Reims, het landschap wordt heuvelachtig en we zien plots de golvende in het gelid groeiende wijndruiven waar zomaar de echte champagne uit ontstaat. Hier is ook het 'Parc Naturel regional Montagne de Reims. In het voorjaar reden we daar met onze motorhome, door die kronkelende straten en mooi, rijke dorpen. Een heel andere wereld, al ligt het maar 5 kilometer verder. Maar nu...verder op volle snelheid, vanavond landen we hopelijk in De Haan aan Zee.

maandag, augustus 31, 2009

Terug naar België

We kunnen en moeten weer met planten slepen, nu van Frankrijk naar België. Planten die in potten staan en die niet zo winterhard zijn, of die ik in België voor mijn cursussen nodig heb, moet ik op een compacte manier kunnen meenemen. Ik haal ze dan ook uit hun potjes en stopt ze, tegen mekaar aan getast, zomaar in plastic zakken. Ondertussen weet ik uit ervaring dat ze zo'n rit zonder problemen overleven. 

Wat neem ik vandaag mee: Ballonnenplanten die ik gezaaid had, een Belladonnaplant die gele ipv zwarte bessen zou moeten geven, enkele jonge rozenwortels, piepkleine Leuzea's, een Tagetes lucida in bloei, want ik wil zaad winnen en die zijnnog niet rijp, een White  wortels van meekrap, een andere genepi, enkele jonge wedeplanten, net gewortelde stekjes van de Spaanse salie en een gestekte papierboom.

Balsemwormkruid in mijn Jardin de Simples
In de tuin begint nu net balsemwormkruid of vrouwenmunt te bloeien. De gele bloemknopjes (alleen maar buisbloemen) lijken sterk op boerewormkruid, niet verwonderlijk ze horen ook tot hetzelfde geslacht, de ene noemtTanacetum balsamita en de andere Tanacetum vulgare. Verder lijken ze weinig op mekaar, het blad van de vrouwenmunt is niet ingesneden, veel lichter groen en ruikt muntachtig. In Engeland werd het vroeger gebruikt om bier te aromatiseren, vandaar de naam Ale-cost. Costmary zou komen van costus, oosters en Mary, van de Heilige Maagd. Vooral in de Middeleeuwen was de plant blijkbaar sterk verbonden met Maria, ook de Franse naam Herbe Sainte-Marie en de Duitse Marienblatt geeft dit aan. Alhoewel deze namen ook kunnen samenhangen met het gebruik in de ME als vrouwenkruid.

De Engelse herborist Gerard schrijft  'The Conserve made with leaves of Costmaria and sugar dothwarm and dry the braine and openeth the stoppings of the same; stoppeth all catarrhes, rheumes anddistillations, taken in the quantitie of a beane.' En de beroemde Culpepper: ...It is an especial friend and help to evil, weak and cold livers. Theseed is familiarly given to children for the worms, and so is the infusion of the flowers in whitewine given them to the quantity of two ounces at a time.

Walahfrid Strabo bezingt de laxerende werking van de vrouwenmunt: "... Kocht man die Wurzel, mit heilsamer Hilfe Fördert sie träge Verdauung und regelt glücklich den Stuhlgang.Duitse volksnamen waren 'Riechblättchen oder "Schmeckablaadl" , ze werden omwille van hun geur als bladwijzer gebruikt, vooral in kerkelijke gebedenboeken. De verfrissende geur moest ervoor zorgen dat de kerkgangers wakker bleven tijdens de saaie sermoenen van de pastoor.

Veel lipbloemigen zijn hier in mijn droge tuin goed thuis, toch groeiden tijm en saliesoorten niet zo goed dit jaar, pas nu beginnen ze wat op gang te komen. Van Thymus
heb ik vooral het chemotype linalol, de wilde soort uit de streek en het chemotype thymol, de Belgische soort zal ik hem maar noemen. Het is de thymolgeur die wij als tijmgeur herkennen. De saliesoorten in de tuin zijn verschillende variëteiten van de echte salie, zoals de'Extracta' en de 'Purpuraescens', verder groeien er ook Salvia lavandulifolia, de Spaanse salie met smaller blad en veel Salvia sclarea, de tweejarige Muskaatsalie.

We gaan nog wat verder met planten in- en uitpakken. Enkele potplanten verhuizen naar de tuin oa een balsempopulier. De volle grond in, overgeleverd aan de zorgen en de grillen van moeder natuur. Een jonge vijgenboom en de citroenverbena's laat ik voorlopig wel in hun potten staan, daar zal Michael zich wel over ontfermen.En dan kunnen we weer met een auto vol takken, planten, boeken, kleding en onszelf, terug naar België. Tot volgend jaar?

zondag, augustus 30, 2009

Gran Paradiso, één wandeling, drie landschappen

Gran Paradiso, het grote paradijs is dit Italiaans natuurgebied zeker wel voor mij. Al schijnt er, zoals vandaag, niet altijd de zon. En zeker eind augustus op een hoogte van 2500m, daalt de temperatuur dan ook snel naar nul graden. Maar wij wandelen naar Col Leynir via Piani del Rosset.

Het Rossetmeer op 2709m met zijn eilandje in de vorm van een pastoorshoed of is het een vrouwenborst, verwarmt zich voorlopig nog in de ochtendzon. Hier, bij de vele meren wentelen we ons in het romantische landschap van groene, grazige golvende weilanden. Twee bochten verder komen we terecht in een chaotisch gruis- en rotslandschap omringd door geërodeerde bergtoppen en nog verder rond 3000 meter is de zanderige steen tot poeder vermalen en wanen we ons in een winterse woestijn. Er liggen hier en daar nog forse plekken oude sneeuw en nieuwe sneeuw nadert.

We spoeden ons dan ook naar de col. Een heel bijzondere col met aan de andere kant het hele jaar door eeuwige sneeuw. Afdalen naar de andere kant, naar de vallei de Rhemes, zit er nu niet in. Wij moeten zo wie zo terug naar onze Savoiahut en met de dreiging van onweer mogen we daar niet te lang mee wachten. Regenvlagen, sneeuw en zon wisselen mekaar af en beïnvloeden onze emoties en onze klederdracht. In T-shirt, fleece, lange of korte broek? We trekken uiteindelijk poncho en goretex aan maar wel met korte broek, alsof het zomer is voor onze benen en winter op ons hoofd. Onweer in de bergen kan gevaarlijk zijn, maar is ook mooi indrukwekkend.

Gemzen en edelweis

Ondanks het weer nemen we toch een andere terugweg, langs vallone Leynir en Lago Nero, naar het donkere meer met zijn vraatzuchtige vissen. Hier in een eenzamer stukje Gran Paradiso grazen mijn lievelingsdieren de gemzen, het zijn veel schichtigere beestjes dan die reuze steenbokken, en dus moeten we ze als het ware besluipen om ze dichterbij te kunnen bekijken. Hoe bewegen ze zo sierlijk tussen die ruwe rotsen? En dan die alerte oogjes met die kort gekromde horens als antennes! Bijzonder.

Maar we moeten verder, gelukkig zien we ook lager in het groene landschap, nog meer grazende gemzen en als slagroom op onze dagtaart vinden we op de grens tussen grijs en groen nog tientallen edelweisjes in gezelschap van massa's rozenkransjes. Waarom hebben planten die in de meest extreme omstandigheden moeten en kunnen overleven zulke vertederende namen? Schijn bedriegt zeker?

Koeien en mestminnende planten

Nog lager, dicht bij de refugio maar toch nog op 2500m hoogte, komen we in het voedselrijke grasland terecht, gevoed door de koeienstront van het Alp de Nivolet. Hier is het terrein van koeien, mensen en stikstofminnende planten zoals Alpenzuring, Brave Hendrik en vooral ook de Meesterwortel. Deze forse naar selder geurende schermbloemige kan in de soep gebruikt worden maar had vroeger ook een meesterlijke reputatie als spijsverteringbevorderend, vochtafdrijvend en menstruatie opwekkend middel. Vergetelheid is nu zijn deel maar zijn kwaliteiten behoudt hij wel en geduldig wacht hij totdat de mensen hem weer willen gebruiken. Ik pluk wat rijpe zaden, wie weet, ooit in het vlakke land Vlaanderen, kan ik meesterwortelsoep serveren.

Een verzameling boeken over bergen is hier wel op zijn plaats:

  • Connaitre les plantes médicinales des Alpes. Robert Frisch.
  • Elseviers Alpengids. Th. Schauer / C. Caspari
  • Blumen der Alpen. Aichele / Schwegler. Kosmos Naturfuhrer
  • Guide complet des fleurs de montagne. C. Grey-Wilson
  • Alpiene planten. Clive Innes. Uitg. Helmond
  • La Flore du Ventoux. O. Madou. Connaissance des pays & Ed. Barthélemy
  • Alpenflora van het Europese bergland. A. Huxley. Uitg. Moussault

Een verzameling bergbewoners is hier ook wel op zijn plaats

  • De waard van de refugio Savoia, goed gevuld, vrolijk en degelijk
  • De dochter, vriendelijk, gedienstig maar zonder over zich heen te laten lopen
  • De schaapherder met zwart haar en baard, klein geblokt, natuurlijk verweerd door de elementen
  • De Marokkaanse gastarbeider 4 maand per jaar koeherder en kaasmaker en dat al vele jaren. Smorgens vroeg, goed ingepakt, met jonge kaas op de rug de helling af, al helemaal vergroeid met de bergen
  • De groene parkwachter, de nieuwe moderne bergbewoner, spiedend met de verrekijker naar de moderne toerist, die de planten en al de rest met de voeten dreigt te treden
  • De enige marktkramer op deze hoogte, verkoper van Fleece en aanverwanten, een oudere man (zo oud als ik dus) smakeloos gekleed in zijn eigen hippe kleding met een geweldig rode kop alsof hij elke moment een hartinfarct kan krijgen. Elk jaar ben ik toch weer opgelucht dat hij er nog is.
  • De enige echte refugiobeheerder, deskundig, correct maar zonder natuurlijke warmte. Een man naar mijn hart maar.... maar voor héél eventjes.

zaterdag, augustus 29, 2009

Bellegardetuin


De tuin in Bellegarde klaar gemaakt voor onze grote vertrek. Terug naar België. Naar mijn cursussen en andere activiteiten.
We verzamelen voornamelijk wat zaad voor volgend jaar. Zaad oogsten is toch ook verwachtingen en mogelijkheden creëren voor volgend jaar.
Dus oogsten we Siberisch hartgespan, oertuinboon, Glad parelzaad, Korenbloem, Geel bilzekruid, Bolderik, Koriander, Zonnebloem, Juffertje in het groen, Zwarte komijn, Doornappel, Tweekleurige balsemien, Witbloeiende stokroos en Griekse alant. Weer veel curieuze namen, een romantisch gedicht waardig.

We nemen mogelijk voor meer dan een half jaar afscheid van deze planten. Dus mag ik er wel even bij stil staan. Zaden oogsten en meenemen, is ook een beetje mijn tuin meenemen. En ja, hoe komen zij en ik de winter door?

vrijdag, augustus 28, 2009

Jardin de Simples dagboek

28juli 2009

De warmte en de droogte hier in de Franse Drômestreek, zijn mogelijk goed voor den toerist, maar voor de natuur en zeker voor mijn tuin, is het één grote ellende. Water geven vanuit de beek blijft de enige mogelijkheid om de planten in leven te houden. En ik die gewend ben in België zelfs in de zomer, planten uit de grond te halen, te scheuren en opnieuw te planten. Ik probeer het hier ook wel, maar dan moet ik ze in humusrijke grond apart in potjes en in de schaduw planten en ze natuurlijk elke dag water geven. Nog beter is de plantjes de eerste dagen af te dekken. En dan wil het wel lukken.
Vandaag probeer ik het met het al eerder gesnoeid Moederkruid en met Gele kamille.

Ik wil ook nog wat zaaien maar de grond is keihard en gebarsten. Ik gooide er enkele dagen geleden wat kruiwagens compost overheen en een zak met kruidenafval van Herbier du Diois. Daarna heb ik overvloedig water gegeven en het stuk grond met karton afgedekt.
Vandaag heb ik dan in één gebogen lijn veldsla, radijsjes en sperziebonen in die compost gezaaid. Op dat stukje grond hebben eerder papavers gestaan, het rijpe zaad uit die slaapbollen zal wel mee ontkiemen. Wat mij betreft, hoe meer hoe liever.

Het kruidenafval van Herbier du Diois? Grote zakken met specerijen en kruiden van over de hele wereld, worden bij de kruidengroothandel l'Herbier gereinigd, ontdaan van steentjes, stof en resten van andere planten. Deze toch wel zeer aromatische afval kan ik in de tuin als grondbedekker of als compost gebruiken en dat is toch wel een bijzonder genoegen en een zegen om een kruidentuin te kunnen bemesten en extra te aromatiseren met specerijen en andere kruiden.

Veel moet hier in bakken voor gezaaid worden. Zo had ik begin Juli Leuzea carthamoïdes en een Struikbasilicum gezaaid, die nu goed ontkiemd zijn. Enkele Leuzea’s heb ik vandaag in potjes overgeplant. Een test! Als het lukt kan ik volgende week de rest overplanten. Maar in volle grond, kan dat maar goed in september of in het voorjaar.

Moederkruid / Tanacetum parthenium, een kortlevende vast plant nauw verwant aan Boerewormkruid, dit moederkruid is al enkele jaren dé plant tegen migraine en hoofdpijn. Moederkruid en migraine | Mens en gezondheid: Ziekten

Leuzea carthamoïdes / Maralroot, een stevige vaste plant met artisjokachtige bloem, wordt gebruikt als adaptogeen met mogelijk een anabole werking.
Leuzea, een anabole plant? | Mens en gezondheid: Lifestyle

31 juli 2009
Pierre, de oerinwoner van Bellegarde, zit op de oude steen onder de oude linde 85 jaar te zijn. De eeuwigheid kun je niet zaaien, zegt hij, in het Frans natuurlijk. Iets van ‘l’éternité, on ne semence pas’. Ik, 65 jaar huppelend jong, geef eeuwig water aan potjes en pannetjes met Citroenverbena, Vijgenboompje, Moederkruid en Heiligenbloem. Is eeuwigheid voor een ander leven? Geeft dan een plantje water aan mijn wortels?

We plukken lavendelbloemen om lavendelfakkeltjes te maken, mooie zaaddoosjes van Juffertje in ’t groen voor droogboeketten en Alsemtoppen voor smudge-sticks. Ik fotograaf fotografeer een overdaad aan vlinders op mijn lavendelstruiken. Keizersmantel, koningspage, citroenvlinder, zelfs de wolfsmelkpijlstaart en natuurlijk de Sint-Jansvlinder. Zij fladderen vrolijk verder al leven ze maar een dag.



Vuurwants
Als je zoals wij onder een lindeboom leeft, zie je ze in overdaad. De kleine, zwartrood getekende wantsen, die constant lijken te copuleren, aan mekaar hangend, lijken ze eeuwig op reis. Deze gezellige beestjes voeden zich voornamelijk met de vruchten (zaden) van de linde. Als ik al mijn lindebloesem zou plukken zouden ze waarschijnlijk verdwijnen. Maar wie plukt hier in het lindeland nog linde?

Bij de weinige zaadjes die in Mei ontkiemd zijn, was ook één Amerikaans glidkruid, die nu flink aan de groei is, dus heb ik er toch weer een belangrijke Amerikaanse plant bij, die ik kan bestuderen, beleven en me ook een beetje zorgen over maken.

1 augustus 2009: waterritueel

 De maand juli is dus voorbij en het enige water dat hier uit de hemel is gevallen was ongeveer één maand geleden en dat … gedurende 2 uur. Water ‘geven’ aan de planten in het kleine tuintje voor ons huis blijft dus essentieel. Noodzaak maar ook ritueel. Met de groene gieter op mijn espadrilles de gevaarlijke straat oversteken naar een moderne kraan, maar wel met water afkomstig uit een echte bron. Scheppen, schuin de straat oversteken en met een brede beweging, alsof het regent, citroenverbena, vijgenboompje, jiaogulan, balsamien en anderen bevochtigen. Ja, meer dan bevochtigen is het niet. De overvloed moet toch ooit van boven komen.

7 augustus
Eindelijk onweer en regen tegen de avond. Binnen nog eens film uit mijn verre verleden bekeken. Persona van Ingmar Bergman. Traag trekken 2 vrouwen hun verhaal.
Na de film en na de regen, trek ik nog even naar buiten. De donkerte van de tuin tegemoet, op de tast naar de doornappels, muffe geur van blad mengt zich met zoete, scherpe geur van de witte bloemen. Even ook kleverige klei in plaats van gebarsten grond onder mijn schoenen voelen, dat was lang geleden!

De onzichtbare tuin is nu ook alléén geur en gevoel. En dan zo maar bij de magische planten, doornappel en bilzekruid staan, als er trollen en tovenaars bestaan moeten ze nu wel te voorschijn komen.

vrijdag, juli 10, 2009

Liefdesvetkruid en andere hemelsleutels

Nog altijd naweeën van mijn Gran Paradiso trektocht. Ik vond bij Lago Serru een Hemelsleutel, het vetplantje bedoel ik, die net als mijn lievelingsplant Rozenwortel ook wat naar rozen leek te ruiken. Hij was echter kleiner dan de Rozenwortel en ook kleiner dan onze inheemse Hemelsleutels.

Het plantje was zo'n 20 cm hoog en bloeide op 15 augustus met de typische roodbruine schermen eigen aan de Hemelsleutelfamilie. In de Alpenflora van Huxley bladerend, vind ik nu een Sedum die sterk gelijkt op mijn Paradisosoort met de naam Sedum anacampseros en met de prachtige Nederlandse naam van Liefdes-Vetkruid. Met zo'n naam wil ik maar al te graag deze soort gezien hebben. Anacampseros zou komen van het Griekse 'ana' weder, terug en 'kamptein' ombuigen, omkeren en volgens Plinius zou de naam geschonken zijn aan een gewas, 'welks aanraking geacht werd voldoende te zijn om verloren gegane liefde te doen wederkeren, zelfs als zij reeds in haat verkeerd was' (Historia Naturalis XXIV, 102). Heb ik wat te leren van de planten, die ik ontmoet?

Ecologie, orpin des infidéles
Nuchter, botanisch bekeken is deze vetplant een vrij veel, maar toch niet algemeen voorkomende soort in de Hautes Alpes. Hij groeit daar op een hoogte van 1200 tot 2800 meter tussen de rotsen en in de éboulis. De Franse benaming is Orpin bleu, dat blauw komt waarschijnlijk van de grijs bijna paarse verkleuring die de bloemstengel en bloem krijgt tijdens en na de bloei. Een nog merkwaardiger Franse naam, orpin des infidéles, de plant der ontrouwen, werpt een heel ander licht op dat liefdesvetkruid. Zou zo’n een plant dan ook een afrodisiacum zijn?

Sedum te eten?
Ik op zoek naar gebruiksgegevens. Is deze plant door de bergbewoners gebruikt geweest? Is er wetenschappelijk onderzoek verricht? In de literatuur word wel vermeld dat de blaadjes zowel rauw als gekookt gegeten kunnen worden. Zelf heb ik wel eens zo’n vet blaadje geproefd, maar zoals bij veel vetplanten smaken ze nogal slijmerig. Dus niet echt om culinaire genoegens aan te beleven.

Sedum telephium bij Dodoens
Veel andere sedumsoorten, zoals Sedum acre, Muurpeper en Sedum reflexum, Tripmadam hebben enige bekendheid als groente en als geneeskruid. Maar vooral Sedum telephium, de echte Hemelsleutel werd medicinaal vrij veel gebruikt. De verse, gekneusde bladeren zijn in gebruik geweest als wondverzorgend kompres, maar ook als zuig- of knabbelblaadje voor de mond- en de keelholte. De plant wordt in het Cruydt –Boeck van Dodoens al wondkruid genoemd. Dit cruyt wordt in Griecx gheheeten Cymbalion en Cotyledon heteron. In Latijn [47] Acetabulum alterum. In der Apoteken Crassula maior. In Hoochduytsch Wundkraut/ Knabenkraut/ Fotzzwang en Fotzweijn. In onser tale Wonden cruyt/ ende smeerwortele. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het extract een anti-inflammatoire, pijnstillende en keratolytische werking heeft. En dat het sap wondgenezend is. Dat bevestigt in grote mate de volkse toepassingen van verse sedumbladeren voor de huid en voor de gewrichten. Het word dan ook in de volksgeneeskunde bij reuma, tenniselleboog, bursitis zowel uitwendig als inwendig gebruikt.

Een volks recept: kompres en sap voor de huid
Plet een blad tot moes en kook het in 250 ml water, zeef en drink deze hoeveelheid op één dag in 2 of 3 keer en dit gedurende 1 week. Uitwendig leg je een gekneusd blad op pijnlijke, ontstoken gewrichten of op een geïrriteerde huid.

Wat wetenschappelijk onderzoek over Sedum telephium
J Pharm Pharmacol. 2000 May;52(5):585-91. Sedum telephium L. polysaccharide content affects MRC5 cell adhesion to laminin and fibronectin. Raimondi L, Banchelli G, Dalmazzi D, Mulinacci N, Romani A, Vincieri FF, Pirisino R.
Pharmacology. 2008;82(4):250-6. Anti-inflammatory effects of the methanol extract of Sedum telephium ssp. maximum in lipopolysaccharide- stimulated rat peritoneal macrophages. Altavilla D, Polito F, Bitto A, Minutoli L, Miraldi E, Fiumara T, Biagi M, Marini H, Giachetti D, Vaccaro M, Squadrito F.Phytochemistry. 1993 Nov;34(5):1357-62. Anti-inflammatory and immunologically active polysaccharides of Sedum telephium. Sendl A, Mulinacci N, Vincieri FF, Wagner H.

donderdag, mei 14, 2009

Kruidenwandeling met een vleugje nostalgie: Babelom

Een kruidenwandeling in Babelom en Meldert bij Hoegaarden. Mijn eigen variatie op de Ermelindisroute, richting Hoksem, Babelom en terug naar Meldert.

Waarom wil ik in godsnaam wandelen in Meldert. Is het hier zo mooi? Groeien er bijzondere planten? Leven hier merkwaardige mensen? Zit er meer zuurstof in de lucht? Of zou ik toch op zoek zijn naar mijn roots? Toch maar aan de wandel gaan zeker. We vertrekken bij e kerk, wandelen voorbij het kerkhof, even stil staan bij de doden en de Wilde marjolein die misschien wel met zijn wortels in het vlees der afgestorvenen wroet. Zo wil ik ook wel dode zijn. Boven de vallei van de Molenbeek, langs het pad ontdekken we zomaar een roset van de Kaardebol en van de Wouw. Eén plant om ruwe wol te borstelen en eentje om diezelfde wol te verven. De tredplanten Weegbree en Varkensgras zijn klassiek van de partij langs zulke zandpaden, ze zijn gebouwd om verharding en betreding aan te kunnen. Gelukkig maar, het zijn deze planten die wij het meeste nodig hebben. Zelfs de dichteres Ida Gerhardt had daar in 1905 al weet van. Haar 'Lof van het onkruid' klinkt zo:

Godlof dat onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
Breekt door beton en asfalt heen,
Bevolkt de voegen van de straat.

Akkers met...
Kaardebol / Dipsacus
Wij wandelen ondertussen verder, in de Meldertse goeie grond is niet veel plaats overgebleven voor wilde oneconomische planten. Granen en suikerbieten bezetten de landbouwgronden. Langs de rand en bij de opritten van de velden kunnen de echte akkeronkruiden nog net groeien. Het eerste fijne groen van de Klaprozen en de Kamille, de Hoapel uit mijn jeugd, zijn al duidelijk zichtbaar. Oneconomisch? Onbegrijpelijk dat deze Matricaria recutita met zijn kalmerende, maagversterkende en huidzuiverende werking niet méér vertroeteld wordt.

Voorbij het Galgeveld duiken we een holle weg in richting Molenbeek, ook al om een horde aanstormende terreinwagens te ontwijken. Een holle weg uit mijn dromen met het onooglijk mooie muskuskruid, het bijna uitgebloeide speenkruid, die heel nuchter aambeien verzorgt en onze inheemse liaan, de Bosrank rankend langs omgewaaide boompjes, die als bruggen het holle pad overdekken. Uit de holle donkere weg komen we in het licht van het open veld, weiland, akkers en bomenrijen wisselen mekaar af.

Babelom

Vroegere boerderij van tante en nonkel Jen
Kriskras wandelend komen we in de dorpstraat van Babelom terecht. Emotioneel moment. Ik wandel zomaar langs het oud-boerderijtje van Nonkel Jen en tante van Babelom. De boerderij is nu gerestaureerd en toch nog een beetje in de stijl van vroeger gebleven. Als is de mesthoop, die vroeger bijna de voordeur versperde, nu natuurlijk wel verdwenen, plaats gemaakt voor een romantisch bloemenperkje. Vijf en vijftig jaar geleden bracht ik hier wel eens mijn vakantie door, al kwam ik niet echt graag op bezoek bij mijn strenge, ouderwetse nonkel. Maar die nonkel is er al lang niet meer, zijn boerderijtje, ik en Babelom zijn er nog steeds. Levend en wel.

Wij wandelen verder, we klimmen de vallei uit naar de grote historische hoeve, omringd door enkele zeer oude Paardenkastanjes. Bomen die er mijn hele leven geweest zijn en er nog eeuwen na mij zullen staan zeker. Als kind herinner ik mij vooral de kwaaie pauwhoenders onder die bomen, met hun open gespreide staarten en die vurige ogen, waar wij dan langs moesten. Bij ons, als kind werkte die afschrikking wel. De hoeve noemt nu Carolushoeve, vroeger Hogenberghof het poortgebouw met duiventil dateert al uit 1760 (zie foto).

We zijn nu uit de holle weg weer op het plateau gekomen en kijken links over bieten- en graanakkers met in de verte ons vertrekpunt Meldert en zijn Ermelinduskerk. Nu is het een stukje recht door stappen. Ergens in deze velden moeten er nog enkele aren eigendom liggen, ooit geërfd van nonkel, vader enzovoort, alleen vreemd genoeg weet ik niet waar. Maar het ligt daar goed zeker.

Grond voor gezondheid
Ik kom hier nu voor de geneeskrachtige kruiden, maar de grond en het landschap vertellen mij een persoonlijk verhaal. Een verhaal even ingrijpend en geneeskrachtig als alle medicijnen en therapieën ter wereld. Kennen wij niet allemaal zulke oerplaatsen, natuurplekken waar we ons kunnen opladen en herbronnen. Waar we gewoon aanwezig kunnen zijn, met ons lichaam in het landschap.

Planteninfo: Akkeronkruiden
Akkeronkruiden noemt men de planten, die op omgewoelde grond groeien. Het zijn eenjarige planten, die goed ontkiemen op bewerkte, open grond, dus op landbouwgrond maar ook op de grond waar men autowegen wil aanleggen of huizen bouwen. Hun kiem- en groeiproces moet natuurlijk snel verlopen om in leven te blijven, ze moeten als het ware de mens te snel af zijn en dat lukt niet altijd meer en dus worden deze meestal zeer mooi bloeiende planten met uitsterven bedreigd. De bekendste en nog het meest voorkomend is de rode Klaproos (Papaver rhoeas), al zeldzamer is de blauwbloeiende Korenbloem, bijna verdwenen en dus ook niet meer bekend is de Bolderik en uiterst zeldzaam, mogelijk verdwenen in ons land, zijn het Spiegelklokje, de Wilde ridderspoor en de Wilde nigelle. Omdat het zo mooie planten zijn, goed gezaaid kunnen worden en met uitsterven bedreigd zijn, lijkt het mij goed om deze akkeronkruiden een plaatsje in onze siertuinen te geven. Gezaaid samen met wat granen zoals Boekweit, Haver en Vlas kunnen we een sierlijke border aanleggen.

Info Ermelinduskerk
Het oudste deel van de kerk, waar we onze wandeling starten, is in Romaanse stijl eind twaalfde- en vroeg dertiende eeuw gebouwd. Het kerkje is grotendeels opgetrokken uit Gobertangesteen, een plaatselijke kalkzandsteen. Er is ook een kapel achter de kerk uit de 17de eeuw, gewijd aan de Heilige Ermelindus, die rond het jaar 600 zou gestorven zijn in Meldert.

zondag, april 05, 2009

Onderweg

Weer op weg met de motorhome. Ons uiteindelijk doel is onze Franse, tweede woonplaats Bellegarde en Diois, maar met een motorhome is rustig onderweg zijn ook een doel.

Donderdag 5 april Nancy - Epinal
Dus toch maar met de motorhome naar Frankrijk in plaats van met de auto. We vertrekken dan ook zo maar in de namiddag om 15. 15. We hoeven niet in een ruk naar ons Frans verblijf in Bellegarde. LPG fles gevuld 21 liter voor 10 euro 80. Er zou 25 liter in moeten kunnen, maar water en andere smurrie belet dat.

Klassieke wegenwerken in de Ardennen (weer bij L’Eglise) veroorzaken wel geen files maar wel traag rijdend verkeer over zowat 2 maal 20 km.

Bij Nancy, in plaats van de péage, nemen we toch weer de weg naar Epinal. Willen we de weg van ons winteravontuur nu eens in betere omstandigheden bekijken? We verkennen twee kampeerplekjes bij het kasteel van Henroui en bij een meer in de buurt. Vooral bij het kasteel was het wel mooi en rustig. Toch rijden we verder naar Charmes. Bij het kanaal vinden we volledige voorzieningen en enkele tientallen motorhomes. Dus zeker niet eenzaam hier, maar geef mij maar het kasteelplekje.

Vrijdag 7 april: Charmes
Charmes valt wel mee in het ochtendgloren. Glinsterend zonlicht op het havenwater. Kwakende meeuwen en vooral kwetterende spreeuwen massaal nestelend in oude, hoge niet gesnoeide platanen. Motorhomisten doen hun wandeling met hun hondenmormels. Alsof ze hier al jaren wonen. Of zouden ze hier al langer verblijven? Plots wordt er aan de deur geklopt. Bezoek! De parkinghouder om standgeld te innen. 5 euro! We wisten het wel, maar dachten er zo vroeg in het jaar onderuit te komen. Mooi niet dus. Goedkoper dan een hotel dat wel, maar we hebben helemaal niks gebruikt. Geen electriciteit, noch water. En ook helemaal niks achter gelaten. Voor het goeie doel dan maar. Om 9 uur rijden we weg. Richting Bellegarde en Diois maar zoals dat schijnbaar gaat in een motorhome, komen we uiteindelijk zelfs in Bellegarde sur Valserin uit. Onverwacht maar niet per vergissing.

Eerst volgen we onze vroegere winterweg langs de Vogezen naar de Jura. En op een bloeiende parking tussen Arbois en Polygny, tussen de ereprijsjes en bosanemonen beslissen we om richting Genève te rijden en daar de autoweg naar Annécy, Chambéry en Grenoble te nemen. Langs de Oostkant van de Verçors, waar we normaal via Valence de andere kant van de kalkrotsen kunnen bewonderen. We rijden nu wel wat om, maar dan hoeven we weinig péage te berijden en te betalen en genieten we van een ander en ook mooier stuk Frankrijk.

Campercentrum in Curioz
Net voor Annecy stoppen we nog even bij Curioz, een campingcar centrum. We hebben een nieuwe afsluitstop nodig, de onze sluit niet perfect meer, waardoor proper water weglekt. Ze hebben wel veel gerief, achteruitrijcameras, zonnecellen, groot gerief maar een stopke van enkele euros helaas niet. Niet getreurd, zonder lukt ook.

Mure en Vif
Voorbij Grenoble kijken we al uit naar een kampeerplaats. We proberen nu zomaar de parkings in de dorpen. Eerst Mure, bij een ex-station waar in de zomer een toeristentreintje rondtoert. We volgen de wegwijzers voor de busparking. Achter en tussen een stapel oude treinstellen ligt een afgesloten en verlaten parking. Niet echt aantrekkelijk dus toeren we wat verder. Mooi landschap, we kruisen de rivier Le Drac en arriveren in Le Vif. Niet echt levend maar achter het stadhuis vinden we een rustige, wat verstopte parking met de klassieke platanen. We parkeren in het hoekje bij de muur en bij de bloeiende kerselaars. Verderop wordt het nu toch wat levendiger. Mensen, ouders verzamelen op een schoolplein. Ouderavond of zo iets. Ergens boven achter gesloten ramen oefent de plaatselijke fanfare. Wij vinden op een ander plein een smoezelige pizzeria, waar we toch maar een kleinigheid eten en een grote Pelforth drinken. Al moest de mevrouw wel even op zoek naar een tweede exemplaar. Maar uiteindelijk konden we toch allebei onze bierdorst lessen.

Zaterdag 8 april
We vetrekken in Vif en dan ontdekken we te laat dat een zekere Champoleon, de ontcijferaar van het hierogliefenschrift, hier gewoond heeft. Een grote muur vol met het fameuze schrift schuift aan ons voorbij. Maar wij stoppen niet. Champoleon interesseert ons wel maar het zal voor een volgende keer zijn. Nog 2 uurtjes rijden met ons derde huisje tot aan ons tweede huis. De Vercors rechts van ons, bij Chichilliane draaien we op naar de col de Menée, achter ons doemt de mythische Mont Aiguille op uit het niets, alsof hij zich losscheurt uit het Vercorsgebergte en achter ons aanloopt.

Op de smalle weg naar de col past onze kleine Hymer als gegoten, boven aan het eind van de tunnel gloort het licht en de lucht van de Drômestreek. Warmer, geuriger en plantenrijker. We zijn weer een beetje thuis.

Toch is het niet al goud dat hier blinkt. Onze benzinekaart doet het niet bij onze Elan diesel leverancier in Pont de Quart, het supermarktje in Luc heeft ons Pelforthbier niet in voorraad en de bakker verkoopt ons twee kleine oude eclairtjes voor 1.60 euro, het stuk wel te verstaan. Maar we komen zo ook wel het laatste colletje Prémol over.

Route
Tot Nancy normaal, je weet wel, Luxemburg, Metz, maar dan rijden we richting Epinal, we kamperen in Charmes. De volgende dag Remiremont, Luxeuil les Bains, Vésoul, Saulx (dorpje met staanplaats), Rioz, Besançon, dan richting Lons le Saunier (N83) tot Polygny en daar richting Geneve via Champagnole, St Laurent, Morez, Les Rousses (Jura) naar Gex (net binnen Frankrijk blijven / Zwitsers vignet), naar het andere Bellegarde (sur Valserine), Annecy (péage: 5.60 en 6.20), Chambéry, Grenoble, dan richting Sisteron tot Vif, waar we overnachten op het plein achter het stadhuis). Smorgens uitgerust naar Clelles en daar naar de col de Menée (de echte Drôme binnen), Chatillon, Luc en Diois, col de Prémol (964m) nog 2 km tot ons Bellegarde.

dinsdag, december 30, 2008

In de naam van.......duizendblad

Namen van planten! Waar komen ze vandaan? Heeft iemand, God, ze ooit allemaal tegelijk verzonnen of voor de eeuwigheid vastgelegd? Op een andere website www.herborist.infoteur.nl ben ik al een tijdje bezig om de plantennamen te besnuffelen. Hieronder een voorbeeldje.

In de naam van.......Duizendblad

De Latijnse geslachtsnaam Achillea komt waarschijnlijk van Achilles, de Trojaanse krijgsheld, die zijn eigen verwondingen, de achillespees, en die van zijn soldaten genas met deze plant.
De Latijnse soortnaam millefolium duidt op het fijn verdeelde blad, dat er uitziet als duizend blaadjes. Daar komt dan ook de Nederlandse naam Duizendblad vandaan.
Vele oude namen verwijzen ook naar de bloedstelpende en wondgenezende werking van Duizendblad. Herba sanguinaria, dus bloedkruid of het Franse Herbe aux charpentiers, dus timmermanskruid, een naam die we ook nu nog in Vlaanderen gebruiken. Ook het Engelse ‘Nosebleed’ duidt op dezelfde samentrekkende werking.

Hildegard van Bingen rond 1150 heeft het over Garbe. Waarschijnlijk afgeleid van Garawa dat mantel of kleed betekent, maar mogelijk ook verwijst naar garve, een bundel bloemen. ook de Engelse naam ‘yarrow’heeft dezelfde afkomst. Zij noemden het kruid, vroeger ook 'gaeru gearwian', wat mogelijk 'bereiden'' betekent.

Ook Dodonaeus beschrijft de plant onder Geruwe: ‘Dit cruyt wordt gheheeten in Griecx Achilleios. In Latijn Achillea/ ende Achillea sideritis. Van Apuleius Myriophyllon, Myriomorphos, Chiliophyllon, Stratioticon, Heracleon, Chrysitis, Supercilium Veneris, Acron sylvaticum, Militaris/ van sommighen Diodela. In die Apoteke nu ter tijt Millefolium. In Hoochduytsch Garb/ Schaffgras/ Schaffrijp/ ende Tausentblaet. In Neerduytsch Geruwe. In Franchois naer den naem van der Apoteke Millefueille.
Geruwe ghestooten ende op die wonden gheleyt/ stelpt dat bloeyen/ bewaert ende bescermt die wonden van alle verhittinghen en swellinghen/ ende gheneest die selve.’

Een naam die mij natuurlijk intrigeerd is ‘Supercilium veneris’ zou niets met venerische ziektes maar wel met de wenkbrauw van Venus te maken hebben, een kruid voor de schoonheid of voor vrouwenkwalen. Tegenstellingen of schijnbare tegenstellingen vind je hier ook met de naam ‘Herba militaris’ wat natuurlijk weer verwijst naar de wondgenezende werking. Een plant dus, die zowel van Venus (liefde) als van Mars (oorlog) zou zijn. Misschien drukt dit ook de veelzijdigheid van dit kruid uit. Ik noem hem dan ook ‘manusje-van-alles’.

Sommige namen zijn ook verbonden met het schaap bijvoorbeeld schapeklaver. De verbinding tussen schaap en garve (schoof) vinden we ook terug in de hedendaagse Duitse naam ‘Schafgarbe’. Mag ik dat vertalen als schaapschoof?

Vroeger werd het bij ons ook wel kamille genoemd, wat natuurlijk zeer verwarrend was omdat er al een kamilleplant bestaat. De mogelijke verklaring, Kamille en duizendblad werden allebei als ontsmettend middel op de huid en bij pijnlijke menstruatie gebruikt. Ze bevatten ook allebei de bekende ontsmettende en krampwerende stof azuleen. Zo gaf men hen, omdat ze dezelfde toepassingen hadden, ook dezelfde naam.

Andere namen.
E: Common Yarrow, Milfoil, Nosebleed, Thousandleaf, Bloodwort, Carpenter's Weed, Devil's Nettle, Devil's Plaything, Milfoil, Nose Bleed, Old Man's Pepper, Sanguinary, Soldier's Woundwort, Staunchweed, Thousand Weed
F: Millefeuille, Achillée millefeuille, Herbe aux charpentiers
D: Gemeine Schafgarbe, Schafgarbe, Wiesen-Schafgarbe

Volksnamen: Garve, Hazengras, Hazenkervel (ook hazen zouden het eten), Ogenbloem (compres tegen ontsteking, weer zoals kamille), Rijstepapbloem (uiterlijk van de bloeiwijze, toch niet om rijstpap te kruiden?), Schapengraf (verbastering van Duitse schafgarbe)

Informatie
Kleyn. Planten en hun naam.
KruidMail Millefolium. Herboristen Opleiding. Uitgave Herbarius. Maurice Godefridi
Grieve M. A Modern Herbal, vols. 1 and 2. Dover Publications.

zondag, januari 20, 2008

Weer in Weris

Achter de kerk van Weris, het menhirdorp, sta ik klaar voor mijn klassieke winterwandeling. Mijn kruiden/druidenwandeling zoals ik mijn studenten onbewust gemaild had. Resten rotsen van lang vervlogen tijden bekijken en resten van planten van vorig jaar. Witte menhirs, zwarte dolmens, duivelsbed en bruine plantenresten van Sintjanskruid, Brandnetel, Kaardenbol en Valse salie. Resten, relicten waar we ons verstand en vooral ons gevoel op kunnen loslaten. Planten en plaatsen die tot de verbeelding spreken, die fijne verwarring veroorzaken.
Sintjanskruidblaadjes met witte stippen, gaatjes waar ooit de duivel zijn tanden in heeft gezet, Valse salie, die de echte gezonde salie wil nabootsen om ons op een dwaalspoor te brengen, Nagelkruid die in zijn natte, koude wortel de droge hitte van de tropische kruidnagel verbergt en oude appelbomen die zich tooien met het jonge lentegroen van de magische maretak.
Eeuwig groen vinden we nu nog op de de natte conglomeraatrotsen in de menhirgroeve: mossen, eikvaren en steenbreekvaren geheimzinnig in de donkerte groeiend.
Wat voor betekenis is er nog steeds verborgen in deze en andere onooglijke plantjes, die we nu letterlijk met de voeten treden?

Eikvaren is zo’n plantje, dat ons al een deel van zijn medicinale geheimen verklapt heeft. De wortelstok heeft een goede galdrijvende werking en werkt daardoor lichtlaxerend. De Franse Dr. Leclerc geeft ons het volgende recept voor galpatienten met chronische constipatie: 100gr verse wortels 10 minuten koken en 12 uur laten trekken in 1 liter water, aromatiseren met wat venkel- en engelwortelzaadjes, en hiervan nuchter een kopje per dag drinken.
Vroeger werd de wortelstok vooral door de boeren tegen hoest en verkoudheid gebruikt. In dat opzicht heeft hij dezelfde werking als zoethout. In Frankrijk werd hij ook Réglisse sauvage (Wild zoethout) genoemd, vooral omdat de wortels ook een zoete smaak heeft.
Een andere merkwaardige Franse naam voor de plant is ‘herbe de gagne’ (mijn vrije vertaling: winstwortel). De wortel, vooral als hij van de Eik afkomstig is, als amulet gedragen, bracht geldelijk geluk (loterijwortel).
En dat is nog niet alles! Hedendaags onderzoek heeft Ecdysteroïden (polypodine) in de wortel gevonden. Bijzondere stoffen met hormonale en insectenwerende werkingen. Dus niet te verwonderen dat je de plant nu terug vind in wat dubieuze potentieverhogende middelen samen met Epimediumsoorten. Wie had dat ooit verwacht. Onze Eikvaren als aphrodisiacum.

De gewone eikvaren is een laagblijvende plant met ’s winters groen blijvende bladeren. De bladeren zijn dof donkergroen en enkel naar de top toe spits. Hij verkiest meestal beschaduwde, hellende stukjes om op te groeien: holle wegen, grachtranden, taluds, muren …

Dodoens over Eikvaren of Boomvaren 

EikvarenDit cruyt wordt gheheeten in Griecx Polypodion. In Latijn Filicula en Polypodium. In Hoochduytsch Engelsusz Baumfarn/ en Dropffwurtz. In Neerduytsch Boomvaren ende van sommighen Eyckenvaren. In Franchois Polypode.
Cracht ende werckinghe
A Die wortel van Boomvaren verweckt tot camerganck ende iaecht af die swaere melancholieuse vochticheden ende die taeye fluymen ende es seer goet tseghen dat colica/ dat es weedom in den buyck/ verhertheyt ende verstoptheyt van der milte/ ende tot die vierdedaechse cortsen sonderlinghe als zy met Epithymum inghenomen wordt.
B Ende dese wortel salmen sieden in suet vleeschsop oft capoenen sop oft in water met Maluwe oft Beete ende wat Anijs saets/ ende dat drincken/ oft die selve ghepoedert met huenich water dat es Meede innemen.
C Die wortel van Boomvaren verteert ende doet sceyden dat overvloedich quaet vleesch dat in die gaten van den nuese wast Polypus gheheeten alsmense ghepoedert dicwils in die neuse doet.
Nog een merkwaardige toepassing bij Dodoens ‘tegen neuspoliepen’. Hier lijkt er wel sprake te zijn van een woordspeling. Polypodium tegen polypus!

dinsdag, juni 19, 2007

Met de bende in de bergen. Col des Beraudes

Pont de Moutet – Laval 2030m 🡪 Lac des Beraudes 2504m 🡪 Col des Beraudes 2893m
Over de col op de GR 57 richting Col du Chardonnet (maar vroeger afgeslagen), eigenlijk rond de Tête de Cassille.

Als we de tocht van vorige zaterdag als koninginnenrit klasseren, dan verdient de tocht van vandaag de eretitel van keizersrit: een machtige (lastige) dag.
Eerst weer een lange rit met de auto maar vandaag zijn we toch al vroeger vertrokken dan gisteren. We starten de beklimming naar het lac tussen de koninginnenpages (toch de koninginnenrit?) met het gezang van tuinfluiter of zwartkop. Een degelijke beklimming, mooi in het groen en eindelijk bloeiende alpenroosjes.
Boven ben je direct aan het meer dat als het ware voor je voeten geworpen wordt. Een sneeuwwand die over het meer hangt, brokkelt er langzaam af. Echt heel mooi.


Vanaf het meer steken we verschillende sneeuwveldjes over naar de Col des Beraudes. Het begin van dit pad is bezaaid met gentiaantjes. De klim is deugddoend, amusant maar ook lastig omdat we soms tot aan de knieën in de sneeuw zakken. Toch is dit fantastisch om te doen, een zalig gevoel daar midden in de sneeuw.Als het pad even niet meer bedekt is met sneeuw, dan is de ondergrond ‘shiste’, zo van die hele kleine steentjes die moeilijk wandelen.

Op de Col des Beraudes aangekomen, zien we de groene heuvel waar we de eerste dag wandelden. We picknicken op de col met zicht op de Ecrin. Dat is pure luxe: zo’n prachtig panorama.

Direct na de col is het even zeer steil afdalen. Een felle wind doet ons heerlijk uitwaaien.
Als ik achterom kijk naar Miguel, zie ik de horens van steenbokken. Wat later wandelt er een steekbok in de heuvel, un moment suprême!
De hele verdere afdaling is het stappen op keien: grote, kleine, gemakkelijke, moeilijke, op een pad en een spoor, zonder pad of spoor, … tot we bij een oude groeve komen. Bij de groeve hebben we zicht op Pont de l’Alpe waar we de eerste dag waren.
Hier verlaten we het pad (GR 57) en trekken we de vallei in. Hier is het groen, drassig en zien we de sneeuw veranderen in een riviertje. Dat laatste met de onvermijdelijke kwastjes in de buurt. Plots voelen we grote druppels zonder dat er wolken zijn, …. , vreemd is dat.

Het pad is niet altijd duidelijk en wellicht zijn we de juiste richting wat kwijt geraakt. Zo komen we in een ‘muggen’bos. Wandelen in het bos is leuk want daar hadden we nog niet zo vaak de kans toe maar die mieren en muggen zijn er teveel aan.
Onderweg hadden we het er al enkele keren over dat we nog steeds onze schoenen niet hadden moeten uittrekken. Dat was duidelijk te vroeg gejuicht want in het muggenbos moeten we toch een wild watertje over. Het lijkt niet zo eenvoudig en we weten eigenlijk nu al dat we voor etenstijd niet in de gîte zullen geraken. Terwijl Maurice en een jonge kerel die ook het water over moet, het wilde water proberen te bedwingen met stapstenen, slaan wij met man en macht alle muggen van ons af. De pet van Chantal lijkt niet groot genoeg om de volledige populatie te herbergen.

Eenmaal het wild watertje ‘doorzwommen’ stappen we tegen de klok in op heel mooi bebloemde paden. Zaten we daarstraks tot onze knieën in de sneeuw, dan lopen we nu door ‘kniehoog’ gras. We voelen nog wat van die
regen zonder wolken.

Moe maar gelukkig en voldaan komen we aan bij de auto’s en rijden naar de gîte. De mevrouw van de gîte blijkt echter minder gelukkig ….

donderdag, juni 29, 2006

Met de bende in de bergen. Vanoise / Bonneval sur Arc.

Route: Pont St Charles 2057m - Gorge de Malpasset - Refuge de Prariond 2324m - Col de la Galise 2987m - Col de la Lose 2957m - Refuge - Pont St Charles

Een dag waarvoor woorden niet zullen volstaan. Elke zin, elk woord zal een beperking zijn van de belevenissen van vandaag. Toch een poging.

Met de auto over Col de L’Iseran (2764m), kleine stop om de zomerskiërs bezig te zien. Verder richting Val d’Isère tot aan de Pont St Charles (2057m). Parking en start, koud en zonnig,
richting Refuge de Prariond op 2324m. Heel leuke wandeling langs de Gorge de Malpasset, rustig stijgend voor ongeveer een uurtje, alpenkauwen in ons gezelschap.
Middagmaal aan de refuge en dan de bergen in naar de Col de la Galise (2987m) langs enorme steenmannekes en sneeuwveldjes. Onderweg passeren we wat marmotten die ravotten. Vanop het pad is de Glacier des Sources de l’Isere te zien. De col zelf was niet zo bijzonder (niets aangeduid) ware het niet dat we nu écht op de grens met Italië staan en we langs de andere kant het Lago Serru en de Plan Ballotta zien waar Miguel, Maurice en ik zeven jaar geleden ook rondliepen. De Gran Paradiso, de Punta Violetta en de weg naar de vallei van de Savoie hut zijn
duidelijk te zien.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m). Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

Op de kam naar de Col de la Lose (2957m) lijkt niet mogelijk dus dalen we een beetje af. Zo botsen we op een gems en dan lopen we het ene sneeuwveldje na het andere onder de voet (ondanks de ongerustheid van Olivier) om toch nog het pad naar de Col de la Lose te vinden. Op de col is er weer dat zicht op de Gran Paradiso. Nóg een beetje hoger dan de col, waar een muurtje op een rotsblok staat, dat blijkt dé Grand Cocor te zijn (3035m).Omdat ook nu de crête geen goed idee lijkt, gaan we terug langs de zelfde sneeuwveldjes. Nu we weten dat de sneeuwveldjes ‘veilig’ zijn ,kunnen we er met volle teugen van genieten.

vrijdag, april 07, 2006

Onderweg Charmes en veel verder


Charmes valt wel mee in het ochtendgloren. Glinsterend zonlicht op het havenwater. Kwakende meeuwen en vooral kwetterende spreeuwen massaal nestelend in oude, hoge niet gesnoeide platanen. Motorhomisten doen hun wandeling met hun hondenmormels. Alsof ze hier al jaren wonen. Of zouden ze hier al langer verblijven? Plots wordt er aan de deur geklopt. Bezoek! De parkinghouder om standgeld te innen. 5 euro! We wisten het wel, maar dachten er zo vroeg in het jaar onderuit te komen. Mooi niet dus. Goedkoper dan een hotel dat wel, maar we hebben helemaal niks gebruikt. Geen electriciteit, noch water. En ook helemaal niks achter gelaten. Voor het goeie doel dan maar.

Om 9 uur rijden we weg. Richting Bellegarde en Diois maar zoals dat schijnbaar gaat in een motorhome, komen we uiteindelijk zelfs in Bellegard-sur-Valserine uit, de plaats waar de Valserine in de Rhône stroomt. Onverwacht maar niet helemaal per vergissing. Eerst volgen we onze winterweg langs de Vogezen naar de Jura. En op een bloeiende parking tussen Arbois en Polygny, tussen de ereprijsjes en bosanemonen beslissen we om richting Geneve te rijden en daar de autoweg naar Annécy, Chambéry en Grenoble te nemen. De Oostkant van de Verçors, waar we normaal via Valence de andere kant van de kalkrotsen kunnen bewondere.. We rijden nu wel wat om, maar dan hoeven we weinig péage te betalen en genieten we van een andere en ook mooier stuk Frankrijk.

Net voor Annecy stoppen we nog even bij Curioz, een campingcar centrum. We hebben een nieuwe afsluitstop nodig, de onze sluit niet perfect meer, waardoor proper water weglekt. Ze hebben hier wel veel materiaal: achteruitrijcameras, zonnecellen, groot gerief maar een stopke van enkele euros helaas niet. Niet getreurd, zonder lukt ook.

Vif
Voorbij Grenoble kijken we al uit naar een kampeerplaats. We proberen nu zomaar de parkings in de dorpen. Eerst Mure, bij een ex-station waar in de zomer een toeristentreintje rondtoert. We volgen de wegwijzers voor de busparking. Achter en tussen een stapel oude en voorlopig verlaten treinstellen ligt een afgesloten en verlaten parking. Niet echt aantrekkelijk dus toeren we maar verder. 

Mooi landschap, we kruisen de rivier Le Drac en arriveren in Le Vif. Niet echt levend maar achter het stadhuis vinden we een rustige, wat verstopte parking met de klassieke platanen. We parkeren in het hoekje bij de muur en bij de bloeiende kerselaars. Verderop wordt het nu toch wat levendiger. Mensen, ouders verzamelen op een schoolplein. Ouderavond of zo iets. Ergens boven achter gesloten ramen oefent de plaatselijke fanfare. Wij vinden op een ander plein een smoezelige pizzeria, waar we toch maar een kleinigheid eten en een grote Pelforth drinken. Al moest de mevrouw wel even op zoek naar een tweede exemplaar. Maar uiteindelijk konden we toch allebei onze bierdorst lessen.

woensdag, april 05, 2006

Op weg met de motorhome: Charmes




Dus toch maar met de motorhome in plaats van met de auto naar Frankrijk. We vertrekken dan ook zo maar in de namiddag om 15. 15. We hoeven niet in een ruk naar ons Frans verblijf in Bellegarde. LPG fles gevuld 21 liter voor 10 euro 80. Er zou 25 liter in moeten kunnen, maar water en andere smurrie belet dat blijkbaar.
Klassieke wegenwerken in de Ardennen (weer bij L’Eglise) veroorzaken wel geen files maar wel traag rijdend verkeer over zowat 2 maal 20 km.
Bij Nancy, in plaats van de péage, nemen we toch weer de weg naar Epinal. Willen we de weg van ons winteravontuur nu eens in betere omstandigheden bekijken? We verkennen twee kampeerplekjes bij het kasteel van Henroui en bij een meer in de buurt. Vooral bij het kasteel was het wel mooi en rustig. Toch rijden we verder naar Charmes. Bij het kanaal vinden we volledige voorzieningen en enkele tientallen motorhomes. Dus zeker niet eenzaam hier, maar geef mij maar het kasteelplekje.

zaterdag, maart 04, 2006

Frankrijk: een atheïst - herborist in Citeaux en Cluny

Maart! We dwalen rijdend door het Franse binnenland met onze motorhome. Als herborist ben ik weer op zoek geweest naar de mythische maretak in de even mythische oude eik. Oude eiken hebben we genoeg gevonden. We weten ondertussen dat Frankrijk vol staat met oude eiken, maar maretakken op eiken zijn zeer dun gezaaid.
Ondertussen hebben we tenminste een reisdoel. En ontgoocheling is geen echte ontgoocheling. Is de zoektocht naar wat dan ook niet belangrijker, niet plezieriger dan het vinden zelf? We zijn in de buurt van Lyon vlakbij Saint-Nicolas-lès-Cîteaux, departement Côte-d'Or, waar de Cisterciënzerabdij zich bevindt.

Abdij van Citeaux

Als troost bezoeken we nog eens de gelijknamige abdij van Citeaux. Of tenminste het winkeltje van de abdij. Zoals al sinds de Middeleeuwen het geval is houden abdijen en kloosters zich niet alleen bezig met de geestelijke maar ook met de lichamelijke gezondheid van hun parochianen. Ook nu, vinden we hier niet alleen spirituele boeken maar ook kruidenboeken en verder verkopen de paters ook biologische producten en zelfs seksueel opwekkende etherische olie zoals Gember, Rozemarijn en Ylang-Ylang. Al lijkt de zweverig voor zich uit starende jonge pater achter de kassa daar niet van op de hoogte te zijn.

We vinden ook een toniserende drank uit ‘Les Ateliers de l’Abbaye van Montjoyer met de naam ‘Alexion’ volgens de tekst … vooral geschikt bij vermoeidheid, voor het herstel na ziekte en tijdens zware inspanningen. De geijkte tekst waar alle wondermiddeltjes zwanger van staan. In deze wonderdrank vinden we ginseng, maar ook duizendblad, ereprijs en verwonderlijk Tonkabonen en Honingklaver. Eigen aan dit soort superdrankjes is de grote hoeveelheid planten die er in verwerkt worden, er zitten ook vitamineplanten in zoals rozenbottel, citroen en cassis, maar ook bitterstoffen uit Gezegende distel en Engelwortel en verder opwekkende om niet te zeggen potente aromaplanten zoals kaneel, bonekruid, pepermunt en hier mirte. 

In de abdij wonen er nog een dertigtal monniken. Wel immens grote gebouwen voor zo weinig mensen! Deze abdij is het moederhuis van de Cisterciënzerorde. De naam cisterciënzer is dan ook afgeleid van de Latijnse naam van Cîteaux, Cistercium.
Wij overnachten niet in de abdij, maar rijden verder tot Seurre, waar we bij de jachthaven een mooie slaapplaats vinden. Ondergaande zon boven de Saône en een volledige maansverduistering maken er toch nog een spirituele avond van.

4 maart: abdij van Cluny
We hebben de smaak te pakken en beslissen om naar Cluny te rijden. Zo wordt het toch nog een spirituele reis in de breedste betekenis van het woord. Kerken met klokken, abdijen, mysterieuze eiken zonder of liever met maretakken, druïden en andere hogepriesters en dan nog een totale maansverduistering om middernacht. Hadden wij nu maar een Chêne a gui kunnen vinden en plukken! Maar de harde realiteit van de weg brengt me terug in de dagdagelijkse wereld. Om Cluny te bereiken moeten we wel nog een aantal Franse dorpen en steden passeren: Mervans, Louhans (mooie gekleurde daken, vreemde vakwerkboerderijen, heggenlandschap met oude eenzame eiken, Branges, Tournus, de Saône oversteken en door licht bergachtig landschap en wijnstreek tot in Cluny.

Van de oude glorie is hier nog heel wat blijven hangen, mooi verzorgd klein stadje met de overgebleven vierkante toren van de oude abdij. We hebben geluk, het abdijmuseum en de resten, meer dan ruïnes, zijn vandaag gratis te bezoeken. Een soort open monumentendag. We zien in kalksteen gebeitelde reliëfs van vreemde figuren: vissen, nimfen, wijnranken, eikenbladeren, distelknoppen. Wat is de betekenis van al die mythische en wereldse afbeeldingen? Waarom zijn er niet meer religieuze figuren afgebeeld? Of zouden die honderden beeldhouwers die over deze gigantische werf krioelden zomaar hun zin hebben mogen doen? Het meeste indruk maakt op mij de oude graanschuur met eikenhouten boogvormige zoldering en een oude zuil met het gebeeldhouwd basisvoedsel: druif, appel, olijf en… Al vond ik ook de donkere zaal met hoge kasten vol oude boeken en manuscripten van een bevreemdende schoonheid en de echte wachter dan, die meer dan een oogje in het zeil hield.
Na Cluny ons dagelijks ritueel van een slaapplek zoeken. Altijd ook wat stresserend, maar uiteindelijk komen we in een Baujolaisdorpje terecht met de voor ons aantrekkelijke naam Pommier en Beaujolais, waar we op het pas opgeruimde gemeenteplein zomaar overnachten.

5 maart: Pommier en Lyon
Nog altijd even in Pommier, een dorpje in de Beaujolaisstreek op 315 m hoogte. De gemeentewerkers ruimen de rommel op van een voorbije weekend feest. Wat voor feest weten we niet. Wij kwamen gisteren in de namiddag aan op de Place de la 16 Novembre 1918, toen de feestelijkheden al achter de rug waren en wij het hele plein voor ons alleen hadden. Wel vreemd was dat de activiteiten op zondag 14 uur stoppen en dat om 16 uur het plein dan ook echt leeg is. Feestresten zijn alleen de affiches, de confetti (carnaval?) en spandoeken met vreemde opschriften (Honneur aux conscrits, honneur aux anciens en honneur aux 20).

Maar wij, wij laten Pommier en zijn inwoners achter ons. Op zoek naar weer andere dorpen, mensen, planten en hun landschappen. Van het bucolische wijnlandschap met okerhuizen duiken we nu het hectische Lyonlandschap in. Dwars door Lyon richting Vienne, waar we de gratis N7 nemen tot Valence. Tussendoor hebben we nog wat strubbelingen met onze GPS, die ons steeds weer de péage wil opsturen. Tot we ontdekken dat de instructie ‘geen tolweg’ uitgeschakeld was. Na bijstelling komen we vlotjes in Valence en op de voor ons overbekende wegen naar Crest en Die.

donderdag, september 16, 2004

Wandelen in Keerbergen

Met de cursisten de Broekeleiwandeling gedaan in Keerbergen. Door het Natuurpuntreservaat zowat in het centrum van Keerbergen. Goed dat het er is maar spijtig genoeg een echt stikstofreservaat met Wilg, Els veel brandnetels en konsoorten. Verder langs de Dijledijk een mooie afwisseling van open en gesloten landschap, maar ook de Dijle blijft toch een beetje een open riool, al schijnt het properder te zijn dan vroeger. Hoe moet het toen dan geweest zijn? 

We vinden geen zeldzame planten, maar toch  wel planten die bij mensen-herboristen horen. Nog wat Sint janskruid in late bloei, sommige studenten die in juni de oogst gemist hebben, zien nu hun kans schoon om met deze bloemetjes nog wat sintjansolie te maken. We testen even de kwaliteit. De geplette bloemknoppen kleuren wel degelijk nog rood tussen duim en wijsvinger. Dus zit er waarschijnlijk nog genoeg hypericine, een van de werkzame stoffen, in de plant om een wondgenezend en zenuwversterkend effect te hebben. Naar het eind van de wandeling vinden we nog uitgebloeide teunisbloemen op een braakliggend terrein. De meest voorkomende soort is de Middelste, maar dezen hier lijken de veel zeldzamere Kleine teunisbloem te zijn. Dus toch nog wat zeldzaams op onze weg. Ook zeldzaam zijn enkele Hemelsleutels, geen echte sleutel naar het hemels paradijs, maar wel Sedum telephium, de wilde soort van onze roodbruine herfstbloeiende vetplanten uit de siertuin. 

Op deze rommelige plaatsen langs de bosrand en in de buurt van de eerste bebouwing is het niet altijd duidelijk of de plantengroei echt natuurlijk is of bestaat uit weggegooide, verwilderde sierplanten. Helemaal aan het eind van de wandeling tussen de huizen en de tuintjes is er steeds meer kruisbestuiving tussen natuur en tuin, tussen cultuur en natuur. Ten goede en ten kwade zeker! In de berm of nog net in de tuin zien we, voelen we, ruiken we een statige Doornappel met witte geurende bloemen en stekelige zaaddozen. Hij heeft zijn naam Doorn-appel duidelijk niet gestolen. Zou de gemeente of de tuineigenaar weten dat hier een van de machtigste mysterieplanten uit de geschiedenis en een van de giftigste planten van het moment gezellig naast de brave geraniums en de saaie petunia’s staat te pronken. Zullen we die’ kennis’ maar geheim houden, zo voelen we ons zelf een beetje de magiërs van het moment.

Over de doornappel
De eenjarige Doornappel, Datura stramonium L., is een grote en opvallende plant uit de Nachtschadefamilie of Solanaceae. In een jaar tijd kiemt de plant, groeit fors uit tot maximaal een meter hoog, bloeit met grote bloemen en zet vrucht. Daarna sterft de plant af en je vindt meestal een volgend jaar de plant niet meer terug op zijn plek. De hele plant is giftig wat veroorzaakt wordt door alkaloïden en dan met name het hyoscyamine. Als de plant op een stikstofrijke plaats staat neemt de concentratie aan alkaloïden evenredig toe.

Na de kieming van het zaad ontwikkelt deze zomerbloeier razendsnel een stengel met grote bladeren. De gevulde stengel vertakt regelmatig, is rond van vorm en kleurt rood. De bladeren staan verspreid aan de stengel en zijn vertakkingen. De vorm van de grote bladeren is driehoekig tot omgekeerd eirond. Een steel is duidelijk aanwezig. De bladeren hebben een grof bochtig getande rand en zijn, net als de stengels, kaal. De kleur van de bladeren is donkergroen aan de bovenkant en lichter groen aan de onderkant. De bovenzijde van de bladsteel is heel fijn behaard.

De trechtervormige tot trompetvormige bloemen zijn opvallend groot. Ze hebben een vergroeide kelk van 3-5 cm groot en de vijf kelkbladen zijn herkenbaar door de vijf ongelijke tanden. Ook de kroonbladen zijn vergroeid. De grootte van de kronen is tot 10 cm en de kleur van de kroonbladen varieert van wit tot paarsblauw. De vijf meeldraden staan op de kroonbladen ingeplant en wel afwisselend met de kroonbladen, dus op die plek waar twee kroonbladen met elkaar vergroeid zijn. De plant produceert nectar in de voet van de bloemkroon in zogenaamde honingputten tussen de meeldraden. Zowel de nectar als het stuifmeel of pollen trekt insecten aan die voor bevruchting kunnen zorgen. Maar ook zelfbevruchting is bekend, die dan vaak optreedt voor dat de bloem helemaal geopend is.

Na de bloei ontwikkelt het vruchtbeginsel tot de stekelige vrucht, de Doornappel, die in de verte op de bolsters van kastanjes lijken, waaraan de plant zijn Nederlandse naam te danken heeft. Onder de vrucht blijft een soort schotel staan, waaraan de littekens te zien zijn waar de kelk- en kroonbladen afgevallen zijn. Dat de plant ook het woord 'appel' in zijn naam heeft suggereert wellicht dat de vrucht eetbaar zou zijn, maar dat is geenszins het geval: ook de vrucht is giftig en opeten is niet aan te raden..

woensdag, september 08, 2004

Wilde lavendel oogsten in de montagne d'Angele

Om 6.30 ben ik wakker om lavendel te plukken in de Montagne d’Angele. Afspraak 7.30 in Villeperdrix.

Ik parkeer mijn auto naast Bernard zijn 4X4tje, aan de overkant van de vallei kijk ik op Bernard zijn lavendelvelden en op de plek waar zijn huis moet komen.
We wisselen van auto om de bergen in te trekken. Het dorp door richting Chaudebonne, eerst nog wat geasfalteerde weg die al snel overgaat in een kronkelend en steil grindpad, verderop bij de col is er gedeeltelijk weer een verharde weg naar de laatste boerderij en bergerie, richting top van Montagne d’Angéle. Voorbij de boerderij de boomgrens voorbij, vinden we eerst nog veel Brem en Buxus met een beetje Lavendel en andere planten ertussen. Het krakkemikkige 4x4tje van Bernard kreunt naar boven, naar 1100, 1200, 1300 meter, naar steeds meer lavendel. We stoppen op 1500 meter bij de bergerie van de boer, ook de hoogtegrens van de wilde lavendel. De plantengroei op het plateau bestaat voornamelijk uit wild grasland met kruiden en op de rand (crete) steeds meer alpenplanten Sedum en Sempervivumsoorten, Wilde tijm maar ook zuiderse Wollige Teucrium en Rozenkransjes. Hier zou ik, op mijn manier, wel een gebedje willen doen. Bernard prevelt ondertussen verder. Over de schapen die aan de zuidkant L’Adret grazen en die zelfs een ‘appelation’ hebben, over de koeien, die beter aan de noordkant (l’Ubac) kunnen leven, met ander, sappiger groen voedsel. Over de boer, die eigenaar is van het hele plateau 200 hectares en in de winter met zijn zoon hier op konijnen komt jagen. Niet op everzwijnen, die wroeten zich iets lager door de eikenbosjes en worden vooral door de luxejagers uit Grenoble afgeschoten.

Maar wij (Bernard en ik) komen hier vooral om lavendel te plukken. De fameuze ‘lavande sauvage’ van boven de 1000 meter met zijn uniek aroma.  Voor alle duidelijkheid, de klassieke lavendeloogst van beneden is natuurlijk al lang voorbij. Maar op 1500 meter is de bloei veel later, en daarbij komt dat voor het distilleren de bijna uitgebloeide bloemtoppen geoogst worden. Zeg maar de kelkblaadjes, waar de meeste etherische olie in zit.

Ondertussen heeft de zon de dauw van de lavendel gedampt en kunnen we er aan beginnen. Plukzak (een vierkant doek met vier linten) om, sikkel in de hand en dan in een straal van honderd meter rond de auto de helling afspeuren naar de mooiste lavendel. Busseltjes bloemtoppen met de linkerhand vastpakken, een korte draai geven en bijna tezelfdertijd met de sikkel de stelen doorsnijden. De bosjes met een achterwaartse beweging in de bilzak laten glijden en ondertussen weer verder speuren naar nog mooiere planten. Ritmische handelingen als een ritueel: kijken, snijden, de zon steeds sterker voelen, de lavendelgeur die in je lijf dringt, langzaam het gewicht van lavendel voelen. Het gewicht van lavendel! Dat kende ik nog niet!
Een volle zak wordt leeg geschud op een nog grotere schort, de bouras. Langzaam raakt de juteschort bedekt met blauwgrijze lavendelbloemen. Tegen de middag kunnen we met 2 bouras vol en een van geur verzadigde auto terug naar de bewoonde wereld.    

woensdag, september 01, 2004

Alleen in de Vanoise

Rhodiola in de Vanoise
Nog altijd in de bergen, nog altijd letterlijk en figuurlijk in de wolken. 
Om 9 uur smorgens sta ik al weer bij een refuge. Refuge des Evettes in de Franse Vanoise. Zo vroeg op de dag, zo laat in het seizoen en zo hoog dan ben ik natuurlijk alleen bij de berghut. Alleen wil wel zeggen, samen met de 2 gardiennes. Ik wil mezelf trakteren, niet op gardiennes maar op koffie met tarte au rhubarbe sauvage, maar de taart is nog niet klaar of nog niet door de ezel of de helikopter gebracht, dan maar koffie met chocoladepannenkoek. Een verlaat ontbijt, wel om 9 uur na bijna 2 uur wandelen.
In de afdaling langs een spectaculaire kloof ontdek ik een overvloed aan rozenwortels. Hoe ver zouden ze mee afdalen met mij in de vallei? De laatsten zie ik rond 2000 meter op zowat 1 km van de auto. Moet ik daar gelukkig mee zijn? Een plant met ‘standing’ moet niet op een parking tussen de wielen van de auto’s komen groeien, laat dat maar over aan ordinaire soorten zoals brandnetel en bijvoet. Met alle respect voor deze kosmopolieten.

Naar refuge des Evettes
Du parking de l’Écot, dirigez-vous vers le Pont Saint-Clair. Rejoignez alors le GR de Pays de Tour de Haute Maurienne. Un panneau indicateur mentionne déjà la direction du refuge des Evettes.​
(1) Le sentier s’élève alors régulièrement en faisant une large boucle. Vous pouvez également choisir un raccourci sans lacet, sur votre gauche, peu après avoir franchi le ruisseau du Picherse.
(2) Une centaine de mètres après que les deux sentiers se soient rejoints, un nouveau panneau indicateur vous propose deux nouveaux sentiers pour accéder au refuge. Celui qui part en bifurquant sur la droite est plus court mais moins propice à la rencontre de marmottes.
Le sentier contourne le Roc des Pareis par la droite et chemin faisant vous amène au Refuge des Evettes.


2 september

Weer richting naar huis, richting Bellegarde, maar eerst nog een dagje een vallei in het massief van de Ecrin verkennen. Ik rij naar Vallouise en verder tot aan het eind van de berijdbare vallei, Pré de Mme Carle op 1871 meter.

Mijmeren over geluk en gezondheid, naar aanleiding van mijn verblijf op een terrasje.

  • Is gelukkig zijn zich op termijn dood eten?
  • Is gezond genieten met de auto tot Chalet-refuge Pré de Mme Carle rijden, eten en weer met de auto terug rijden?
  • Een marmot op het pad op een meter van ons mensen verwijderd. Is hij oud, ziek of overvoed door de mensen? Niet voederen stond bij het begin van het bergpad aangegeven. Misschien moeten we dat advies ook aan onszelf geven: niet voederen!

vrijdag, mei 21, 2004

Kruidig wandelen in de flanken van de Vercors

De herboristenvakantie is in volle gang.Vandaag in al mijn onschuld nog maar eens gewandeld bij de abdij van Valcroissant. Dé plaats waar wij vele jaren onze kruidenvakanties organiseerden. Een mooie, reeds eerder gedane wandeling maar nu in een ander seizoen. Maakt dat het verschil tussen een goede wandeling en een spectaculaire wandeling?

Het begon al met de Gele gentiaan, alleen de stoere maar toch stijlvolle Hosta-achtige bladeren groeiden langs de kant van de weg, daarna kwamen de bloeiende Bijenbladeren, Mellitis melissophyllum en de vele Orchideeën, maar daar waren we al aan gewend Na een redelijke klim naar de col de l'abbey en de col de Fauchard tot 950 hoogtemeters, bleven we rustiger stijgen en dalen in de forse flanken van de Glandasse (het zuidelijkste gedeelte van de Vercors). Wat plantengroei betreft, begon het toen pas. Ik zag al een tijdje een vreemd, gesplitst blad, dat ik niet kon thuis brengen. Dus zei ik maar niets. Eerst dacht ik aan de Salomonszegel, daarna aan.., tot we plots een opgeschoten exemplaar vonden en de plantenpuzzel in mijn hersens op zijn plaats viel: een Lelie… een Martagonlelie, dus vele Lilium martagon en bijna tezelfdertijd aan de andere kant van het smalle pad weer enkele andere onduidelijke bladeren, tot ik 2 meter verder, mij omdraaiend, van emotie bijna naar beneden viel, een bloeiend Vrouwenschoentje. De hele groep in vervoering en ontroering voor ons eerste Vrouwenschoentje, de Cypripedium calceolus.

Meer planten moeten er nu niet meer komen. Kunnen we er nog wel meer aan? Kunnen we nu in rust en tevredenheid het mooie pad verder uitwandelen? Maar toch is het plantengeweld nog niet gedaan. Een kwartier later, in een gruishelling Atropa belladonna, een echte plant voor herboristen en echte heksen en nog later op een rotsuitsprong met uitzicht richting Abdij van Valcroissant, lijkt het wel alsof we op een Afrikaanse hoogvlakte terecht kwamen bij een grote groep forse, bloeiende, lelie-achtige planten, niks minder dan een vluchtwitte affodils.

Nu rest er alleen nog een lange afdaling naar de abdij. Van de hoge, warme, witte flanken van de Glandasse komen we terecht in het lager gelegen donkere, koele en geheimzinnige Buxusbos om uiteindelijk een beetje moe maar tevreden bij de geduldig wachtende auto's uit te komen.
Ja, er blijft bij mij nog altijd enige verwondering, niet alleen over de planten maar ook over het feit dat we na zo'n wandeling toch altijd weer op onze vertrekplaats terecht komen en dat de auto's er meestal ook nog staan.


zondag, mei 16, 2004

In de Drôme: Bellegarde en Diois

Bellegarde en Diois
Al weer terug in de Franse Drôme.  Dit word meer het dagboek van ‘Terug naar de Drôme'.

Een vruchtbare dag vandaag. Smorgens Lavandin ‘Grosso' gekocht gewoon op de markt in La Motte (80 eurocent, met 5 cent korting) voor mijn ‘productietuin' in Bellegarde. In de namiddag enkele afspraken gemaakt voor onze kruidenstage. We kunnen op vrijdag bij Claire het distilleren van Pinus sylvestrisnaalden gaan bekijken. Ze rooien daarvoor hele bomen in de helling achter hun huis. Schrik niet! Ze zorgen zo dat de onderbegroeiing van eik meer groeikansen krijgt, het dennenhout dient voor verwarming in de winter en de naalden worden tot etherische olie verwerkt.

gentiaan
Na het bezoek aan Claire rijden we naar Phytosan een Frans kruidenverwerkend bedrijfje in het stadje Die met een Vlaamse eigenaar. Er is hier veel veranderd, een heel nieuw gebouw, de zaken gaan blijkbaar goed maar we worden zoals gewoonlijk wel vriendelijk ontvangen. Ik maak wat afspraken voor de volgende kruidenstage in juli. Deze week komt er ook een groep Belgische winkeliers op bezoek onder begeleiding van Ted den herborist, een oud-student van mij.
Bij het terugrijden naar Bellegarde, net voorbij het dorpje Joncheres* , zien we in de rotshelling, zomaar langs de rand van de weg, bloeiende blauwe gentianen en nog wel die van Koch, of Gentiana clusii. Mooie planten om gewoon van te genieten, als herborist hou ik natuurlijk ook van de gele gentiaan omdat we van de wortels lekkere likeuren en aperitieve drankjes kunnen maken. Ook die vinden we hier in de buurt van Joncheres maar dan moeten we wel een stevige lichamelijke inspanning leveren helemaal naar de col de Volvent. Dat zal niet voor vandaag zijn.

*Jonchéres, vanaf Bellegarde eerste dorpje voorbij de col de Prémol richting Luc-en-Diois, hoogte 911. Etymologie, van lat. juncus, plaats met veel brem. In 1836 woonden er nog 339 zielen, nu nog een dertigtal lichamen. In 1929 ontdekte men in een oude muur een schat van 195 zilveren munten. ‘Un heureux coup de pioche' was dat. Wandelingen: Omhoog naar de col de Volvent, waar Gele gentianen en Echte lavendel broederlijk naast mekaar groeien. Omlaag de gorges in, om dan via de vallei van … op te klimmen naar de col de Prémol.