donderdag, september 16, 2004

Wandelen in Keerbergen

Met de cursisten de Broekeleiwandeling gedaan in Keerbergen. Door het Natuurpuntreservaat zowat in het centrum van Keerbergen. Goed dat het er is maar spijtig genoeg een echt stikstofreservaat met Wilg, Els veel brandnetels en konsoorten. Verder langs de Dijledijk een mooie afwisseling van open en gesloten landschap, maar ook de Dijle blijft toch een beetje een open riool, al schijnt het properder te zijn dan vroeger. Hoe moet het toen dan geweest zijn? 

We vinden geen zeldzame planten, maar toch  wel planten die bij mensen-herboristen horen. Nog wat Sint janskruid in late bloei, sommige studenten die in juni de oogst gemist hebben, zien nu hun kans schoon om met deze bloemetjes nog wat sintjansolie te maken. We testen even de kwaliteit. De geplette bloemknoppen kleuren wel degelijk nog rood tussen duim en wijsvinger. Dus zit er waarschijnlijk nog genoeg hypericine, een van de werkzame stoffen, in de plant om een wondgenezend en zenuwversterkend effect te hebben. Naar het eind van de wandeling vinden we nog uitgebloeide teunisbloemen op een braakliggend terrein. De meest voorkomende soort is de Middelste, maar dezen hier lijken de veel zeldzamere Kleine teunisbloem te zijn. Dus toch nog wat zeldzaams op onze weg. Ook zeldzaam zijn enkele Hemelsleutels, geen echte sleutel naar het hemels paradijs, maar wel Sedum telephium, de wilde soort van onze roodbruine herfstbloeiende vetplanten uit de siertuin. 

Op deze rommelige plaatsen langs de bosrand en in de buurt van de eerste bebouwing is het niet altijd duidelijk of de plantengroei echt natuurlijk is of bestaat uit weggegooide, verwilderde sierplanten. Helemaal aan het eind van de wandeling tussen de huizen en de tuintjes is er steeds meer kruisbestuiving tussen natuur en tuin, tussen cultuur en natuur. Ten goede en ten kwade zeker! In de berm of nog net in de tuin zien we, voelen we, ruiken we een statige Doornappel met witte geurende bloemen en stekelige zaaddozen. Hij heeft zijn naam Doorn-appel duidelijk niet gestolen. Zou de gemeente of de tuineigenaar weten dat hier een van de machtigste mysterieplanten uit de geschiedenis en een van de giftigste planten van het moment gezellig naast de brave geraniums en de saaie petunia’s staat te pronken. Zullen we die’ kennis’ maar geheim houden, zo voelen we ons zelf een beetje de magiërs van het moment.

Over de doornappel
De eenjarige Doornappel, Datura stramonium L., is een grote en opvallende plant uit de Nachtschadefamilie of Solanaceae. In een jaar tijd kiemt de plant, groeit fors uit tot maximaal een meter hoog, bloeit met grote bloemen en zet vrucht. Daarna sterft de plant af en je vindt meestal een volgend jaar de plant niet meer terug op zijn plek. De hele plant is giftig wat veroorzaakt wordt door alkaloïden en dan met name het hyoscyamine. Als de plant op een stikstofrijke plaats staat neemt de concentratie aan alkaloïden evenredig toe.

Na de kieming van het zaad ontwikkelt deze zomerbloeier razendsnel een stengel met grote bladeren. De gevulde stengel vertakt regelmatig, is rond van vorm en kleurt rood. De bladeren staan verspreid aan de stengel en zijn vertakkingen. De vorm van de grote bladeren is driehoekig tot omgekeerd eirond. Een steel is duidelijk aanwezig. De bladeren hebben een grof bochtig getande rand en zijn, net als de stengels, kaal. De kleur van de bladeren is donkergroen aan de bovenkant en lichter groen aan de onderkant. De bovenzijde van de bladsteel is heel fijn behaard.

De trechtervormige tot trompetvormige bloemen zijn opvallend groot. Ze hebben een vergroeide kelk van 3-5 cm groot en de vijf kelkbladen zijn herkenbaar door de vijf ongelijke tanden. Ook de kroonbladen zijn vergroeid. De grootte van de kronen is tot 10 cm en de kleur van de kroonbladen varieert van wit tot paarsblauw. De vijf meeldraden staan op de kroonbladen ingeplant en wel afwisselend met de kroonbladen, dus op die plek waar twee kroonbladen met elkaar vergroeid zijn. De plant produceert nectar in de voet van de bloemkroon in zogenaamde honingputten tussen de meeldraden. Zowel de nectar als het stuifmeel of pollen trekt insecten aan die voor bevruchting kunnen zorgen. Maar ook zelfbevruchting is bekend, die dan vaak optreedt voor dat de bloem helemaal geopend is.

Na de bloei ontwikkelt het vruchtbeginsel tot de stekelige vrucht, de Doornappel, die in de verte op de bolsters van kastanjes lijken, waaraan de plant zijn Nederlandse naam te danken heeft. Onder de vrucht blijft een soort schotel staan, waaraan de littekens te zien zijn waar de kelk- en kroonbladen afgevallen zijn. Dat de plant ook het woord 'appel' in zijn naam heeft suggereert wellicht dat de vrucht eetbaar zou zijn, maar dat is geenszins het geval: ook de vrucht is giftig en opeten is niet aan te raden..

Geen opmerkingen: